3

 

Derde Advent

 

Het getuigenis van Johannes

 

Joh. 1, 1-27: In den beginne was het Woord en het Woord was bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes, deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aange­nomen. Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in Zijn naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de enig geborene des Vaders, vol van genade en waarheid. Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie Ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. Immers uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. Niemand heeft ooit God gezien; de enigge­boren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot Hem zonden om Hem te vragen: Wie zijt gij? En hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij?

 

Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft. En er waren sommigen afge­zonden uit de Farizeeën. En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan, indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie gij niet weet, Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken.

 

(9 dec. 1871)

 

Dit evangelie gaat over Johannes de Doper, die als voorloper en prediker de weg voor Mij zou banen en het joodse volk opmerkzaam zou maken op Mijn komst en Mijn leer; vandaar zijn antwoorden aan de afgezanten van de tempel, vandaar zijn getuigenis dat hij niet de Christus, noch Elia, noch een profeet was, en dat hij niet eens waardig was om Mijn schoenriemen los te maken.

Johannes was, wat dit punt van zijn missie betrof, zich ten eerste daarvan volledig bewust en ten tweede was hij onder de Joden het enige voorbeeld van deemoed, van onderwerping aan Mijn wil.

 

De evangelist Johannes begint zijn evangelie met de volgende woor­den: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God."

 

Zie, deze eerste tekst uit het evangelie van Mijn geliefde apostel Johannes geeft u het bewijs, welk standpunt Johannes zowel onder zijn broeders, als ten opzichte van Mij had ingenomen. Wat Johannes de Doper door zijn materiële doop tot uitdrukking wilde brengen, dat zegt Mijn apostel op geestelijke wijze, doordat hij openbaar belijdt dat het Woord, of het Idee Gods, allereerst de geestelijke doop over hem heeft uitgegoten en dat hij als eerste onder zijn medeapostelen de diepte van Mijn Geest had begrepen en verstaan. Hij was de eerste die begreep dat door het Woord (de uitdrukking van een idee, van een gedachte of een wil) al het zichtbare geschapen werd en dat het Woord, leven versprei­dend, licht schiep en dat juist dit licht destijds door weinigen werd begrepen en verstaan.

 

Hij, Mijn geliefde apostel, was het die als eerste met zijn hart begreep wat voor het verstand alleen niet te begrijpen is, en slechts diegene leven en licht geeft die de liefde heeft, zoals zij in het heelal door Mij verspreid, behouden en gewenst wordt.

 

Hij beminde Mij in de Geest terwijl de andere apostelen Mij in de Waarheid begrepen. Vandaar zijn eerste woorden in het evangelie die van Mijn macht, Mijn liefde en Mijn schepping getuigen en hoe Ik als Christus lichamelijk optrad, maar in Mijn eigendom niet èr - maar miskend werd.

 

Tot deze woorden als getuigenis van zijn diepgaande kennis van Mijn leer en Mijn zending, droegen de belijdenissen van zijn naamge­noot Johannes de Doper, die vóór Mij uitgezonden was om de weg te effenen en de Joden voor te bereiden om Mijn leer te ontvangen, wezenlijk bij.

 

Een stap als de Mijne moest worden voorbereid. Zoals blinden bij het terugkrijgen van het gezichtsvermogen het daglicht eerst als sche­mering getoond wordt, daar zij het felle zonlicht niet meteen kunnen verdragen, zo was ook Johannes de Doper de opwekker en bewerker van de harten, om ze zo voor iets edelers ontvankelijk te maken. Daarom riep Johannes uit: "Eén zal komen die reeds voor mij geweest is!" Hij bedoelde daarmee het Woord dat het hele universum schiep. Dit Woord, ofwel de machtige Wilskracht, is het die zich bewogen voelde om het menselijke kleed aan te trekken en om in werkelijkheid zelf lichamelijk, zoals bij de schepping eens het materiële, nu het geestelijke licht en leven aan diegenen te brengen, die in de duisternis wandelden.

 

Want de uitroep van Johannes: "In den beginne was het Woord en het Woord was God!" wil net zoveel zeggen als: In den beginne was God de machtige Schepper die licht en leven verspreidde en dit door de wijde ruimte zond om leven te verwekken. Nu is het in Christus dezelfde God die Zijn Woord wederom als licht door de wijde ruimte van het geestelijke universum zendt om er licht, liefde en leven te verspreiden.

 

En zoals de morgenster de voorloper is van de zon, zo was Johannes de voorloper en wegbereider van Christus. Johannes de Doper herken­de zijn Heer toen hij Hem voor de eerste maal zag; want het innerlijke zien was hem gegeven en hij zag de gestalte van een duif (het geestelijke zinnebeeld van de onschuld) de verbinding van Christus met de geestelijke wereld. Johannes gaf Mij de uiterlijke doop, terwijl Ik aan hem de innerlijke voltrok.

 

Ook zijn leerlingen zagen spoedig in, wie de eigenlijke Heer en wie de dienaar was; daarom verlieten ze Johannes en volgden Mij. En Natanaël, aan wie Ik dingen openbaarde, waarvan hij dacht ze alleen te weten, werd door dit getuigenis voor Mij gewonnen. In die tijd sprak Ik de profetische woorden: "Waarlijk, waarlijk, van nu af aan zult gij de hemel geopend zien en de engelen des hemels zien nederdalen op het hoofd van de Mensenzoon!"

 

Alles wat in die tijd, vanaf het begin van Mijn jaren als leraar, Mijn geestelijke geboorte, op aarde gebeurd is, zal zich heden herhalen en herhaalt zich dagelijks.

 

Ook nu zijn er Johannesen werkzaam als dopers en Johannesen als Mijn geliefden en apostelen: alleen de manier waarop verschilt van toen. In die tijd kende het joodse volk alleen waarde toe aan Mozes en de profeten. Het ging er om deze waarden niet omver te werpen, maar om de woorden te behoeden voor vervalsing, om het erts van de slakken te zuiveren en te bewijzen, dat Ik als Christus niets nieuws brengen zou, maar alleen geestelijk wilde verklaren en tot leven brengen wat woor­delijk werd verstaan en opgevat.

 

In de huidige tijd echter, aan de vooravond van Mijn tweede en laatste komst op deze aardbol, is de trap van beschaving en het verstan­delijk niveau van de mensheid een geheel andere dan in die tijd. Nu heb Ik met peinzende filosofen en kamergeleerden te maken of met fanatieke aanhangers van het Woord in materiële zin, met mensen aan wie het aangename leven op aarde te zeer aan het hart ligt, dan dat ze zich zouden toewijden aan een religie, die in plaats van amusement en genot, opoffering en verloochening van hen eist.

 

Ook nu kom Ik weer onder de mensen, evenals eertijds. "En het Licht kwam in de duisternis en de duisternis nam het niet aan." Reeds sinds lange tijd gaan er stemmen op die oproepen tot bekering, tot inkeer naar het innerlijke, en op verschillende manieren wordt de ingeslapen mensengeest opgewekt. Net als toen prediken de Johannes­sen ook vandaag meestal slechts tot dove oren.

 

Zelfs diegenen, die zich als Mijn plaatsvervangers op deze aarde geïnstalleerd hebben, zijn doof en vaak nog dover dan diegenen aan wie zij hun leer willen inprenten. Ook nu, evenals toen, verlaten de volgelingen deze leiders en zoeken het Licht, zoeken het Woord - als uiting van hun God -, zoeken, hetgeen hun eigen leiders hen niet kunnen geven. Zo ontstaat de algemene drang naar licht, naar geestelijk leven, naar liefde, naar verwarmende en geestelijke leer. Zo komt de geestelijke tendens in beweging ondanks alle weerstand van diegenen, die daar tot nu toe alleen een rentegevend kapitaal voor zichzelf uit trachtten te winnen. Zo komt de drang naar vrijheid van denken en naar geestelijke vrijheid in beweging. En hoewel nu de verlichten van uw wereld met hun verstandslicht de geestelijke fakkel die boven uw hoofden brandt niet zien, zal toch spoedig het schemerlicht van het wetenschappelijke leven door haar verdrongen worden en de onmon­digen zullen in alle klaarheid zien, wat voor de zich mondig dunkenden tot nu toe verborgen bleef.

 

Het Woord dat in den beginne hemel en aarde schiep, zoals Mozes het uitdrukte, het Woord als daadwerkelijk leven en licht is het weder­om dat van boven af neerstromend, warmte en liefde in uw harten giet. In den beginne was het Woord en het Woord was Ik, en aan het einde zal het Woord nog eeuwig voortklinken en Ik zal eeuwig voort­duren, licht en leven met liefde verspreidend en die kinderen verblijden en leiden die niet van afkomst, noch uit vlees, maar uit de geest Mij toegewijd zijn.

 

Het Woord werd eens vlees en diegenen die toen leefden zagen Zijn heerlijkheid, maar ze erkenden het niet; en het Woord zal wederom vlees worden, echter vergeestelijkt vlees, en zal door de levenden in Zijn heerlijkheid erkend en begrepen worden en van Zijn volheid zullen zij allen genade op genade ontvangen.

 

Zoals Johannes eens met water doopte, zo wordt nu met de geest gedoopt. Stromen hemelwater worden over de harten van de mensen uitgegoten en menigeen wordt aangeraakt en opgewekt; velen echter blijven onberoerd of verbergen zich voor deze regen. Gelukkig is hij, die voor het water van boven nog een ontvankelijk hart heeft, dat omhoog gericht, de hemelse invloeden en zegeningen de toegang niet ontzegt! Over al dezen zal, zoals eens op Christus een straal goddelijk licht gelijk een duif neerdaalde, het goddelijk genadelicht zich uitgieten en rust en vrede in hun harten en omgeving verspreiden.

 

Velen zullen ijverige dienaren van Mij worden, zoals eens Johannes de Doper, en velen zullen als Mijn geliefden, zoals Johannes de apostel, Mijn leer verspreiden en onderwijzen!

 

Er komt reeds beweging. Gelijk een lichte golfslag aan de oever van de zee de voorbode is van grotere golven, zo is de huidige religieuze beweging het eerste begin van een nog grotere, voortkomend uit het bewegen van geestelijk leven, dat als het ware tussen materie en geest ingeklemd, zich een uitweg wil zoeken, daar het geestelijke de eigen­schap heeft dat het zich ook laat samendrukken en bij een te grote druk de boeien doet springen.

 

Ook aan u, Mijn kinderen, die geroepen zijn om door daden en woorden te getuigen dat u wegwijzers bent en de geestelijke levensweg effent, zal vaak gevraagd worden: "Wie zijt gij? Wat wilt gij eigenlijk?" De wereld zal ook van u niet meteen alles geloven, evenmin als eens van Johannes, maar wees getroost! Strooi het zaad uit, geef graag aan diegenen die om voedsel vragen en wees niet bezorgd, wanneer vaak het uitgestrooide zaad niet die vrucht brengt die u wenst. Ook in een bos groeien niet alle bomen kaarsrecht omhoog. Er zijn vergroeide, kromme en slechte bomen; het bos is toch met zijn bomen een echt bos, dat bescherming biedt aan duizenden levende wezens, waar voedsel groeit, en waarin zelfs de slecht uitgevallen gewassen en bomen nog nuttig zijn. Zo is het ook in het geestelijke bos van de mensenzielen.

 

Johannes predikte voor velen tevergeefs, zoals later ook Ikzelf, en toch gingen Mijn woorden niet verloren, maar zullen eeuwig bestaan, deels omdat Ik ze uitgesproken heb en deels omdat Mijn woorden onomstotelijke waarheden zijn.

 

Streef er allereerst naar om uzelf te reinigen en om u van de wereld los te maken zoals Johannes gedaan heeft! Ook hij gaf zich niet over aan de genoegens van het vlees, dat is als het vergankelijke kleed van een eeuwig onvergankelijke geest; nee, door een sobere levenswijze ­ naar de zin van die tijd - bereidde hij zijn lichaam voor om de geest en zijn ziel te dienen.

 

En zo moet ook gij al het overbodige dat het lichaam week maakt vermijden. Uw aandacht moet er op gericht zijn om geest en ziel te sterken. Neen, niet om de materiële doop, maar om die met geestelijk water zult gij streven waardig te zijn, opdat u steeds grotere dingen zult zien en beleven en in geestelijk schouwen het verband leert begrijpen tussen de wereld van de geest en de materiële wereld.

 

Uw streven moet er op gericht zijn in de geest wedergeboren te worden. Dan hoeft u niet, zoals eens de twee leerlingen van Johannes de Doper te vragen: "Rabbi, waar houdt Ge verblijf?", dan is Mijn woning in uw hart. Daar geeft u de Heer onderdak, die reeds vanaf het begin het Woord, het Licht, de Liefde en het Leven was en dit alles zal geven aan hen, die zich met geestelijk water tot Zijn kinderen laten dopen. Amen.