29
De 2e zondag na Trinitatis
Over het verloren schaap
Luc. 15,3-32: En Hij sprak deze gelijkenis tot hen en zeide:
Wie van u, die honderd schapen heeft en er één verliest, laat niet de negenennegentig
in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt? En
als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders, en
thuisgekomen, roept hij zijn vrienden en zijn buren bijeen en zegt tot hen:
Verblijdt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was. Ik zeg
u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich
bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig
hebben.
Of welke vrouw, die tien schellingen heeft, en er één verliest, steekt niet
een lamp aan en veegt het huis en zoekt zorgvuldig, totdat zij hem vindt? En
als zij hem gevonden heeft, roept zij haar vriendinnen en buren bijeen en zegt:
Verblijdt u met mij, want ik heb de schelling gevonden, die ik verloren had.
Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar, die zich
bekeert.
En Hij zeide: Iemand had twee
zonen. De jongste van hen zeide tot de vader: Vader,
geef mij het deel van ons vermogen, dat mij toekomt. En hij verdeelde het bezit
onder hen. En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging
op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwistte in een leven van
overdaad. Toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een zware hongersnood over
dat land en hij begon gebrek te lijden. En hij trok er op uit en drong zich op
aan een der burgers van dat land en die zond hem naar het veld om zijn varkens
te hoeden. En hij begeerde zijn buik te vullen met schillen, die de varkens
aten, doch niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en zeide: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in
overvloed en ik kom hier om van de honger. Ik zal opstaan en naar mijn vader
gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik
ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk met een uwer dagloners.
En hij stond op en keerde naar zijn vader terug. En toen hij nog veraf was, zag
zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. En hij liep hem tegemoet, viel
hem om de hals en kuste hem. En de zoon zeide tot
hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard
uw zoon te heten. Maar de vader zeide tot zijn
slaven: Brengt vlug het beste kleed hier en trekt hem aan en doet hem een ring
aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten. En haalt het gemeste kalf en slacht
het, en laten wij een feestmaal hebben, want mijn zoon hier was dood en is weer
levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen feest te
vieren. Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam,
hoorde hij muziek en dans. En hij riep een van de knechten tot zich en vroeg,
wat er te doen was. Deze zeide tot hem: Uw broeder is
gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond
en wel terug heeft. Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. Toen
kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan. Maar hij antwoordde en zeide tot zijn vader: Zie, zovele jaren ben ik al in uw
dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden, maar mij hebt gij nooit een geitebokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
Doch nu die zoon van u gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt met slechte
vrouwen, hebt gij voor hem het gemeste kalf laten slachten. Doch hij zeide tot hem: Kind, gij zijt
altijd bij mij en al het mijne is het uwe. Wij moesten feestvieren en vrolijk
zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en
is gevonden.
(30 maart 1872)
Dit hele hoofdstuk van Mijn evangelist Lucas gaat over het verlorene en
over de vreugde van het weervinden. Aan de aanwezige schriftgeleerden en
Farizeeën werd in drie gelijkenissen uitgelegd, waarom Ik niet de gezonden,
maar de zieken, niet de goeden en rechtvaardigen, maar de zondaars opzocht. Om
ook deze gelijkenissen in hun ware zin te begrijpen, moeten wij - zoals bij de
meeste teksten - de belangrijkste woorden er uit iets nader verklaren; want
ofschoon u een taal hebt en u gebruik maakt van woorden als uitdrukking van uw
gedachten, moet Ik u eerlijk zeggen dat u van alle gebruikte woorden de diepe
betekenis niet begrijpt. En dus moet Ik zowel als leraar en uitlegger van Mijn
evangelie, bij u ook nog als taalleraar optreden.
Uit deze drie gelijkenissen - van het verloren schaap, van de verloren
schelling en van de verloren zoon - moet het volgende worden verduidelijkt:
Ten eerste: Wat betekent "verloren"?
Ten tweede: Waarom verlangt men er zo naar om het verlorene terug te
vinden?
En ten derde: Waarom beleeft men zo'n buitengewone vreugde aan het
teruggevondene, een vreugde die vaak veel groter is dan die over dingen die men
nog in bezit heeft, welke waardevoller en belangrijker zijn?
Zie, deze drie vragen moeten allereerst behandeld worden, voordat we kunnen
overgaan tot de geestelijke verklaring en tot de geestelijke toepassing op u en
op het hele mensengeslacht, ja op de hele zichtbare schepping; want wanneer men
om iets vraagt, dan moet men eerst precies en duidelijk de bedoeling van de
vraag en haar waarde kennen, omdat daardoor het antwoord reeds half gegeven is.
Daarom zullen wij nu systematisch met de eerste vraag beginnen, welke
luidt: Wat betekent het woord "verloren"?
Zie, dit woord geeft de gedachte aan, welke diegene ondervindt, die iets
wat hem toebehoort of hem waardevol is, hetzij een persoon of zaak, ontrukt
ziet aan zijn invloedssfeer en waar hij geen gebruik meer van kan maken of enig
genot van kan hebben. Verloren is ieder ding dat een andere bestemming heeft
gekregen of een andere richting gevolgd is dan hem is toegewezen.
Wanneer nu deze betekenis zo diep in het zieleleven
van de mens kan ingrijpen, dan ontstaat daaruit de tweede, hierboven
aangehaalde vraag, die luidt: Waarom verlangt men zo naar het verlorene?
Het antwoord daarop luidt: Omdat de zielerust van
de mensen door het verlies verstoord werd en de mens ernaar verlangt zijn
evenwicht weer terug te krijgen. Het verlorene heeft dus voor de bezitter
eigenlijk een geestelijke waarde, die vaak verreweg groter is dan de materiële
waarde ervan.
De mens verlangt er dus naar om het verlorene weer in zijn bezit en binnen
zijn invloedssfeer te krijgen. Hij zal zich bij het terugvinden verheugen,
omdat het ontbrekende weer in zijn vroegere positie en op zijn plaats terecht
komt en hij het weer voor die bestemming kan aanwenden, die hij als de beste
gedacht had.
Vanuit dit verlangen volgt de ijver voor het zoeken of het aanwenden van
alle mogelijke middelen, om het verlorene weer in bezit te krijgen, een
bezigheid, die vaak met moeite en inspanning gepaard gaat en waaruit dan
vanzelf de derde vraag naar voren komt, die luidt:
Waarom verheugt men zich meer over het teruggevondene, dan over dat wat men
reeds in bezit had? Dat laat zich gemakkelijk verklaren. Omdat namelijk het
weervinden, resp. het zoeken, moeite kost en deze inspanning door het vinden
beloond werd!
Daar nu echter een vreugde - welke dan ook - pas dan echte vreugde wordt
wanneer men ze kan delen met anderen, zo zijn deze aangevoerde gelijkenissen
ook daarom de aandacht waard, omdat zij ook dit zielsgenot niet vergeten, maar
het erbij vermelden. Eveneens is in deze drie gelijkenissen, die Ik koos uit
verschillende levensomstandigheden, ook de pijn uitgedrukt om wat verloren is,
overeenkomstig ieder beeld.
Voorop staat de vergelijking van een herder, die een verloren schaap zoekt.
Deze gelijkenis gaat in tegen de opmerking, dat Ik gezelschap opzocht van in de
ogen van de schriftgeleerden en Farizeeën met zonden belaste mensen.
Wat is een herder?
Zie, een herder is een mens, aan wie een zeker aantal dieren is
toevertrouwd, die hij naar de juiste weideplaats moet leiden en in geval van
nood voor alle gevaren moet beschermen. De herder is juist vanwege deze
opdracht aan zijn heer verantwoording verschuldigd, dat geen van de hem
toevertrouwde dieren schade lijdt en dat zij steeds voldoende voer hebben,
waartoe de herder de geschikte plaats moet uitzoeken.
Daar Ik met zondaars at en op deze wijze bewees, dat Ik juist de zieken
bevoorrechtte tegenover de gezonden, die geen geestelijke arts nodig hadden,
was juist deze gelijkenis over het verloren schaap het meest geschikt om Mijn
discipelen het principe van Mijn gedrag duidelijk te maken; want een verloren,
verdwaald schaap is – figuurlijk gesproken - net als een niet bekeerd, een niet
geestelijk geleid of ziek mens.
Zoals een verdwaald schaap blootgesteld is aan ongelukken en ten prooi kan
vallen aan roofdieren of in afgronden kan storten, welke gevaren het niet vaak
kan beoordelen, evenzo loopt een verdwaald, geestelijk ziek mens, die - misleid
door de wereld - van zijn geestelijke bestemming niets weet, het gevaar om zijn
eigenlijke bestemming als lid van een toekomstig, eeuwig rijk geheel mis te
lopen, om pas na lange tijdsruimten door groot lijden en bittere ervaringen
daar te komen, waar Ik hem langs de kortste weg wilde leiden.
Ik zei: De herder is verplicht om zijn schapen naar goede weiden te leiden
en dit was immers ook Mijn plicht, toen Ik eraan begon om de mensen van de
dwaalwegen, waarop zij zorgeloos wandelden, weer terug te leiden op het ware
levenspad, naar hun eigenlijke, geestelijke bestemming.
Het voorbeeld van de herder voerde Ik daarom aan, omdat het ten eerste voor
de mensen in die tijd het gemakkelijkst te begrijpen was en omdat het het meest overeenkwam met Mijn roeping als Mensenzoon,
doordat Ik, de op aarde nedergedaalde Wijsheid, er naar streefde om Mijn Vader
de verloren kinderen, net als de verdwaalde schapen van een herder, weer terug
te brengen.
Zoals de vreugde van een herder groot is wanneer hij na lang zoeken en
ronddwalen zijn verloren schaap, het hem toevertrouwde goed, terugvindt, zo is
ook Mijn vreugde groot over een teruggevonden ziel. Om dit vergelijk echter nog
duidelijker te maken koos Ik de tweede gelijkenis, die spreekt van een vrouw,
die een schelling verloor en alles doorzocht om hem weer te vinden.
Ik wist goed, welke waarde de Farizeeën en schriftgeleerden hechtten aan
geld en dus was dit ijverige zoeken van de vrouw - juist aan hun denkwijze
ontleend - voor hen gemakkelijk te begrijpen. Men kan immers ook bezorgd zijn
over een kleine munt en net zo lang zoeken, tot zij gevonden is!
Ik had nog andere redenen, toen Ik hen eerst de gelijkenis van het verloren
schaap als wezen met een ziel, daarna het verlies van materieel goed van
vermeende waarde en tenslotte het verlies van de geestelijke waarde in de
verloren zoon voorlegde. Ik wilde hen daarmee zeggen, dat verliezen die
betrekking hebben op de ziel licht te vervangen zijn, materiële verliezen
moeilijker en geestelijke het moeilijkst.
Want bij de eerste kan door omstandigheden en gebeurtenissen de verdwaalde
van zijn verkeerde standpunten afgebracht worden, waarop hij de juiste weg weer
begint op te gaan. Materiële verliezen echter oefenen gewoonlijk zo'n zware
druk uit op de ziel, dat zij wankelt in vertrouwen op Mij, ja geheel
vertwijfelt en vanwege het gewende leven al het mogelijke doet om de
wereldlijke genoegens weer terug te krijgen. De door Mij genoemde vrouw zou
zich met de overige negen schellingen tevreden hebben kunnen stellen; alleen,
het verloren penninkje lag haar zo na aan het hart, dat zij liever alles
doorzocht om het te vinden. Dat Ik ook bij deze gelijkenis niet de materiële
toedracht, maar alleen het geestelijke voor ogen had, is logisch. Daarom zei Ik
ook, toen de vrouw bij het terugvinden van de verloren schelling de vondst meedeelde
aan alle buurvrouwen en vriendinnen, dat in de hemel een zelfde vreugde zal
zijn over een zondaar die boete doet, dus over een van de ondergang geredde
ziel.
Wat de derde gelijkenis van de verloren zoon betreft, had Ik Mijn
toehoorders inmiddels zo ver binnen het bereik van het geestelijk begrip
betrokken, dat Ik hen als grootste en laatste voorbeeld een vertelling kon
geven, waarin het niet om materieel verlies ging, maar om het verlies van de
geestelijke waarde van een mens, die, niet aan zijn eigen waarde denkend, zich
alleen aan de wereld en haar genoegens overgeeft en alle andere banden die hem
verbonden met zijn huis en familie verbreekt en de wereld binnenstormt en alle
hartstochten de vrije teugel laat, totdat hij afgemat en geestelijk vernietigd
pas in het grootste ongeluk de diepte van de afgrond beseft, waarin hij zich
vrijwillig stortte.
In het eerste voorbeeld was het een herder, die een ver onder hem staand
wezen, een schaap van de ondergang redde, daar hij het weer bij de zijnen
bracht. In het tweede geval was het een vrouw, die, haar materieel bezit
terugvindend, zich gelukkig achtte. In beide gevallen is alleen het wereldlijke
als voorbeeld gebruikt. In de derde gelijkenis echter komt bij al deze
mogelijke verliezen nog de vaderliefde, die een nog groter en waardevoller
verlies lijdt. Deze gelijkenis was met betrekking tot Mij, als Vader van alle
schepselen, 't meest van toepassing, omdat in haar enerzijds de rouw over een
verloren ziel en anderzijds de nooit aflatende barmhartige liefde van een
liefhebbende vader met al haar gevolgen figuurlijk beschreven is.
Het voorbeeld van de verloren zoon, aan het menselijke leven ontnomen, was
het allerbelangrijkste, omdat Ik daarin Mijn toehoorders naast de
familiebanden liet zien hoe een vader moest zijn en hoe er helaas bij hen maar
heel weinigen zo waren. Ik wilde hen door de vreugde van de vader over de
teruggekeerde zoon laten zien, hoe groot de vreugde van de Schepper van alle
wezens wel zal zijn wanneer Hij de mensen, die Hij vrij in de wereld heeft
geplaatst, weer vrijwillig naar Zich terug ziet keren. Dat de vreugde in Mijn
geestelijke wereld over iemand die zo terugkeert nog groter is dan de vreugde
bij de terugkeer in een gezin van een sinds lang vermist familielid, kon Ik hun
in deze gelijkenis begrijpelijk en duidelijk maken door figuurlijk van een
feest te spreken, dat de vader aanrichtte ter ere van de terugkeer van zijn
reeds lang dood gewaande zoon.
Zo waren deze gelijkenissen drie taferelen uit het menselijke leven, die
niet alleen in die tijden te vinden waren, maar zich telkens weer herhalen en
ook bij u te vinden zijn.
Om de verloren schapen en zonen weer te redden, de eersten zelf naar huis
te leiden en de laatsten er toe te bewegen vrijwillig
om te keren, schuw Ik geen moeite. Waarschuwingen, benarde toestanden van
allerlei aard, ziekten en sterfgevallen moeten hen voortdurend voor ogen
houden, dat er nog een andere wereld is dan de gewoon zichtbare. Niets laat Ik
achterwege en zelfs de hele schepping is er een voorbeeld van, op welke wijze
de verloren zoon geleidelijk weer naar Mij, Zijn Schepper en Vader, moet
terugkeren. Reeds sedert aeonen van tijdsruimten
speelt dit proces zich af op andere werelden. Op deze, uw aarde nadert het
spoedig zijn eind. Daardoor zal een grote stap beëindigd zijn, opdat het
gebonden geestelijke zich gemakkelijker en sneller kan ontwikkelen om tot de
bestemming te komen, waartoe Ik deze aardbol en zijn bewoners heb uitverkoren.
Alles in het hele universum moet zich vergeestelijken, moet omhoog stijgen;
maar u, mensen, voor wie Ik zelf naar de aarde kwam, hebt een grotere taak voor
u liggen dan miljoenen andere geesten op andere werelden; want niet zonder
reden en doel koos Ik uw aarde uit en op haar Mijn eigen verdeemoediging als
voorbeeld voor Mijn hele geestesrijk.
Daarom bent u allen hier ook meer met beproevingen omgeven, omdat de prijs
van uw toekomstig bestaan een grotere is dan die van veel op andere werelden
levende wezens, die langzaam hun louterings - en
veranderingsproces doormaken, terwijl u, met het grote licht van Mijn woord en
Mijn voorbeeld uitgerust, door een sterke wil in korte tijd daar kunt komen,
waar andere wezens pas na ondenkbare tijdsruimten geraken. Hier op deze kleine
aarde moet het proces van vergeestelijking sneller plaatsvinden. Alle middelen
zijn nu voorhanden en alle beschikkingen getroffen, dat de mensen, naarmate zij
zichzelf, hun ziel en door haar hun lichaam vergeestelijken, ook terugwerkend
de in de duistere materie gebonden geesten tot een sneller voortschrijden
aandrijven; want voor grof gebouwde zielen is een grove, starre materie nodig
en voor fijnere, geestelijk ontwikkelde wezens een lichtere ondergrond. Zoals
de mensheid zich dus vergeestelijkt, zo volgt haar stap voor stap ook de wereld
na, die haar als woonplaats is aangewezen.
Daarom haast u, om al het mogelijke bij te dragen tot dit proces van
vergeestelijking! Begin bij uzelf; want hoe meer u zelf het wereldlijke kunt
ontberen, des te meer vergeestelijkt zich uw innerlijk! Uiteindelijk licht dit
door de uiterlijke vorm heen en vertoont daardoor een afspiegeling van de
innerlijke waarde.
Dit voortschrijden, hoe meer dit zich in het begin bij enkelen en later bij
velen openbaart, zal de grote oplossing van Mijn geestelijke vraag naderbij
brengen, waar Ik dan, als de ene Herder, u allen als Mijn schapen op de vette
weiden van het hemelse licht al het geestelijke zal laten ontvangen, wat een
liefhebbende Vader voor u sinds aeonen van tijden
heeft voorbereid.
Zorg er daarom voor dit doel zoveel mogelijk na te komen!
Gedenk de vreugde van de geesten en wezens die aan uw lot deelhebben. En
ofschoon leed en strijd van allerlei aard dit voortgaan moet begeleiden, is het einddoel toch al deze moeiten waard.
De eigen vreugde, alle moeite te hebben doorstaan, de vreugde van hen die met u
jubelen in het hiernamaals, de beloning met Mijn eeuwige Vaderliefde en de
eeuwig durende stijging van zaligheid naar zaligheid, van genot naar genot
zullen u de lichte ongemakken van een kort leven van beproeving doen vergeten.
Volg daarom de Herder en verdwaal niet weer op andere wegen, nadat Hij
zoveel moeite heeft gedaan om u de goede weg naar het eeuwige leven en naar
Zijn kindschap te wijzen! Amen.