25

 

Zondag Exaudi

 

De belofte van de Trooster

 

Joh. 15,26 en Joh. 16, 7: Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen. Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.

 

(20 maart 1872)

 

Deze tekst komt in twee hoofdstukken van het Johannesevangelie voor en wel in het eerste als een belofte dat Ik Mijn achtergebleven leerlingen de Trooster, de Geest der Waarheid zou zenden, die hen zou laten zien, dat alles wat Ik hen leerde waar en juist was, - en in het tweede als een verwijzing dat Mijn heengaan noodzakelijk was om dat te bevestigen, wat Ik hen over Mij en Mijn missie gezegd had. Want in dit tweede hoofdstuk wordt gezegd: "Indien Ik niet heenga, komt de Trooster niet tot u!" Daardoor bewees Ik hen, dat Mijn heengaan tot de "Vader" - zoals Ik Mij uitdrukte - absoluut noodzakelijk was. Dit einde van Mijn opdracht was tevens het begin van hun zending volgens Mijn plannen, die Ik tot redding van de mensen had ontworpen.

Wanneer een meester zijn leerlingen verlaat voordat ze geheel rijp zijn om ook zonder hem de leergang voort te kunnen zetten, dan benoemt hij gewoonlijk een plaatsvervanger, die datgene realiseert wat noodzakelijk is voor de voltooiing van het geheel. Zo deed ook Ik. Mijn taak op aarde of Mijn verblijf onder Mijn leerlingen was slechts nuttig, zolang zij nog niet helemaal in Mijn leer waren ingewijd. Ik moest Mijn aanwezigheid op aarde eerst met de grootste daad van deemoediging en liefde afsluiten, hetgeen het praktische gedeelte van Mijn leer was. Ik moest Mijn leerlingen door de daad laten zien, welke offers Mijn leer en het behoud daarvan verlangt. Ik wilde hen als het ware voorgaand, als eeuwig voorbeeld laten zien wat Mijn ware leerlin­gen ook moeten kunnen verdragen, namelijk zelfs hun leven voor hun geloof te laten, welk lot velen van hen later overkwam. Ik moest hen door Mijn opstanding ook bewijzen, hoe weinig de dood zijn macht op Mij kon uitoefenen. Opdat zij zich echter in de tussenperiode, tot aan Mijn hemelvaart of terugkeer in Mijn rijk, konden herstellen van de harde slag welke de afwezigheid van Mijn zichtbare persoonlijkheid veroorzaakte, was het Mijn eigen hoogste plicht als hun Meester en Leraar, hun een vervanging voor Mijn verlies in het vooruitzicht te stellen. Dus beloofde Ik hen de Trooster, die zij zich, toen Ik hun dat zei, zoals ook later toen Ik het herhaalde, eerder als een persoonlijkheid dan als een kracht voorstelden.

Toen Ik deze en nog vele andere woorden tot hen sprak, waren zij nog te zeer wereldlijke mensen; zij konden de geestelijke betekenis van Mijn woorden, zelfs van Mijn laatste, voornaamste en diepste afscheids­woorden niet in geestelijke zin begrijpen. Derhalve zei Ik hun immers ook: "Ik heb u nog veel te zeggen, maar u kunt het nog niet dragen!", wat met andere woorden wil zeggen: "Ik kan geestelijke begrippen niet voor u in wereldlijke veranderen. U bent weliswaar gelovige, maar nog onmondige kinderen en er moet eerst de laatste wijding over u komen, die u van kinderen tot mannen rijpt, opdat u geschikt zult zijn om dat, wat u van Mij gehoord hebt, te verstaan en het aan anderen zo weer te geven, zoals u het van Mij hebt ontvangen."

Deze overschaduwing van Mijn Geest maakte hen tot wedergeborenen; want Mijn Geest voltrok deze daad door het geestelijke van het wereldlijke af te scheiden. Het verstandsleven eindigde en het leven van de geest of het hart begon. Zo werden Mijn discipelen dan met geestelijke wilskracht uitgerust om te spreken en te werken zoals Mijn leer vereiste, om zo het door Mij begonnen verlossingswerk van zijn eeuwige duur te verzekeren.

Wat in die tijd met Mijn discipelen gebeurde, dat gebeurde in iedere eeuw met enkele, door Mij daartoe gekozen mannen opnieuw. Nooit heeft het aan dergelijke, Mij geheel toegewijde mensen, ontbroken, die hun leven lieten voor hun overtuiging. Altijd waren er dergelijke vermaners en vernieuwers van Mijn voor de mensheid zo duur betaalde leer. Het was hun bestemming om te midden van het grote misbruik, dat men met Mijn leer bedreef, de leer van het echte en ware geloof niet in de vergetelheid te laten geraken.

Ook in uw eeuw ontbreekt het niet aan dergelijke begeesterde mensen en thans, nu de mensheid nog meer in het wereldlijke ver­dwaalt, nu het einde van deze proefperiode voor de mensheid nadert, vermeerderen zich ook de aanhangers van Mijn ware leer, die zo voor de fundering van Mijn rijk de eerste bouwstenen zullen leveren, opdat Ik reeds bij Mijn aankomst gelovige harten zal aantreffen. Want voor de tweede maal wil Ik niet tot dove oren spreken, maar de schemering van het morgenrood moet aanwezig zijn en de geestelijke ogen van Mijn vereerders moeten reeds voorbereid zijn, om het volle licht van Mijn liefde en Mijn verschijnen zonder schade te kunnen verdragen.

Zoals Ik destijds Mijn discipelen de Trooster beloofde, die Ik hen zou zenden, zo laat Ik nu in ieder vroom Mij toegewijd hart de ware troost binnenstromen, die alleen Mijn leer, alleen de ware religie en de ware geloofsbelijdenis die uit Mijn woorden oplicht, kan geven.

Nu is de ware Trooster in de mensen gelegd. Hij ontwikkelt zich door het juiste handelen naar Mijn beide liefdegeboden, wanneer zij juist opgevat, ook in die zin uitgevoerd worden.

Om Mijn werk te bespoedigen ben Ik ertoe overgegaan door directe mededelingen alles duidelijk uiteen te zetten wat voor de mensen, zoals Mijn discipelen eens zeiden, te hard en onbegrijpelijk was. Daar Mijn mededelingen nu zo rijkelijk vloeien, ben Ik eigenlijk reeds geestelijk naar uw aarde afgedaald en leer en leid Ik Mijn kinderen daadwerkelijk zoals eertijds. Alleen Mijn zichtbare verschijning ontbreekt, die echter de twijfelaars maar tot geloof zou dwingen, hetgeen tegen de vrijheid van de mens zou zijn.

Nu kies Ik weer Mijn leerlingen uit, die het gouden zwaard van Mijn liefdeleer moeten uitzaaien; alleen is het nu niet meer nodig ze zo te leiden als eertijds. In die tijd moest Ik andere middelen gebruiken, Ik moest zelf komen om hun het werkelijk bestaan van God door Mijn woorden en daden te bewijzen. Nu zijn deze paardemiddelen niet meer nodig; want de wetenschap heeft met haar ontdekkingen op het gebied van Mijn schepping van de wereld, voor de met geest en hart ob­serverende mensen genoeg wegen geopend om Mij overal te vinden en  Mijn werkelijk bestaan te erkennen.

Parallel aan de geloofsleer loopt tegenwoordig de leer door overtui­ging. Alleen iemand die opzettelijk blind wil zijn zal het bestaan van God loochenen, die toch in alle uithoeken van de schepping, onder en boven, ja zelfs in de mens zijn eigen hart bestaat, ondanks alle tegenbe­wijzen. Alleen een dergelijk mens zal loochenen, dat er een God, een Wetgever en - zoals het nagelaten werk, uw bijbel het u leert - ook een liefhebbende Vader bestaat, die ondanks dwalingen en ondenkbare losbandigheid van de mensen telkens vergeving in plaats van vergel­ding, telkens geduld in plaats van een streng gerecht uitoefent en die telkens het leven en niet de dood, namelijk de geestelijke, wil versprei­den.

Daarom ook is nu de Trooster u in het hart gelegd en u bent heer over uw vrede en uw rust. Ik hoef u deze niet meer te zenden, daar u haar reeds van Mij hebt ontvangen. Het is aan u, om het ontvangene gehoorzaam in woord en daad uit te oefenen, omdat u daardoor laat zien, dat u Mijn kinderen, Mijn leerlingen van de tegenwoordige tijd bent.

Bekommer u niet om de buitensporigheden op religieus gebied, die nu overal de kop opsteken! Zij zijn wel opwekkers, maar het zal hun aanhangers vroeg of laat ontbreken aan de hoofdfactor, de Trooster, die Ik toendertijd alleen aan diegenen beloofde, die Mijn ware discipe­len waren en die u ook in alles moet navolgen.

Er mogen nog zoveel godsdienstige gebouwen opgericht worden, ­wie niet terugkeert naar Mijn eenvoudige huis, waarin slechts de liefde, geleid door de wijsheid, als enige troont, die vindt in moeilijke ogen­blikken nergens de Trooster, want hem ontbreekt naast het ware geloof ook de ware overtuiging; hem ontbreekt de Geest der Waarheid, die Ik eens aan Mijn discipelen beloofde en ook gezonden heb en die een ieder ten deel valt, die Mij in geest en waarheid begrijpt en in geest en waarheid Mijn leer metterdaad toepast.

Er is slechts één waarheid, zoals Ik u onlangs bewees. Wie deze niet huldigt, die heeft op zand gebouwd. Komen dan de grote aardse en geestelijke stormen, die voor de reiniging van het geest zielewezen op deze aarde moeten plaatsvinden, dan zal een dergelijk huis, gebouwd op vluchtig wijsheids - of verstandszand, met zijn fundering spoorloos verdwijnen alsof het nooit bestaan had. Slechts dat gebouw zal stevig staan, alle stormen trotseren en zich als enige waarheid, als enig stevig fundament bewijzen, dat op Mijn Woord, op het Woord van uw God en Schepper van het hele universum, gebouwd is; want wat God sprak en door een dergelijk offer ook daadwerkelijk aan Zijn hele geesteswe­reld bewees, zoals Ik op uw aarde gedaan heb, dat kan geen leugen of bedrog zijn. De bedrogenen zijn diegenen, die hun oren sluiten voor alle vermaningen en oproepen uit de zichtbare en onzichtbare natuur en die de Trooster in hun verstandelijk denken zoeken, terwijl Hij alleen in uw hart te vinden is.

Gedenk daarom de woorden, die juist in deze hoofdstukken 15, 16 en 17 staan en die Ik eens tegen Mijn discipelen heb gesproken.

Zij zijn de belangrijkste, de gewichtigste en de diepzinnigste; want zij waren de afscheidswoorden van uw Vader, die, voordat Hij de laatste liefdedaad moest voltrekken, nog één, en wel de sluitsteen van Zijn geestelijk gebouw dat Hij op aarde achterliet, gelegd had, waarvan de betekenis ver over de huidige tijd heen reikt.

Wat Ik Mijn discipelen beloofde als de "Trooster", die Ik hen zou zenden, dat lag reeds in deze, door Mijn geliefde Johannes opgeschreven woorden. Mijn discipelen begrepen ze niet; maar u, die nu reeds tamelijk geschoold en voorbereid bent om Mijn leer te doorzien en zo te begrijpen als Ik graag heb dat ze begrepen en uitgevoerd wordt, u kunt in deze nagelaten woorden de Trooster vinden, die u kan verlich­ten, verheffen en sterk maken tegen al het komende, zoals ook eens Mijn Geest de discipelen versterkte, om hun toekomstige lotgevallen met de voor hun taak noodzakelijke zielekracht te dragen.

Bij u ontstaan weliswaar niet zulke bittere momenten, zoals eens voor Mijn discipelen tijdens hun leerambt; maar u hebt des te meer te strijden met de wereld, met haar genoegens en met uw medemensen, waarvan het merendeel niet de weg die u gaat, maar juist de verkeerde weg heeft ingeslagen.

Het zal u vergaan, zoals Ik het Mijn discipelen profeteerde: "De wereld zal u haten, omdat u niet van haar bent!", omdat u een ander fundament en andere principes er op na houdt dan het merendeel van de mensen; maar hier is de Trooster u het meest nabij, die u voor dit korte proefleven een langer, groter, ja een eeuwig genot in uitzicht stelt als loon voor uw trouw volharden bij het eenmaal vastgestelde woord van uw Vader, uw Jezus, die Zijn aardse leven gaf, om de aardse schepselen van het geestelijke verderf te redden.

Daarom laat ook dat voor u de beste troost zijn, die Ik iedereen na een volbrachte goede daad in het hart leg, laat dat de beste beloning en de beste geruststelling zijn: Mijn leer en Mijn woorden gevolgd te hebben, die toch aan het einde, ondanks alle wereldse glans en alle wereldmacht, de laatste steunpilaren zullen zijn, die voor de strijdenden als reddingsbakens in de grote oceaan van de wereldgebeurtenissen zullen blijven.

Verlaat daarom de Trooster in uw hart niet, en Diegene, die deze Trooster in uw hart legde, zal u niet verlaten! Dat verzekert u Diegene, die reeds zoveel hemels brood, zoveel geestelijke zegen en zoveel ware troost over uw hoofden heeft uitgestort. Amen.