22
De voorbereiding op het heengaan van de Heer
Joh. 16, 16-23: Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet meer, en nogmaals
een korte tijd en gij zult Mij zien. Sommige Zijner discipelen dan zeiden tot
elkander: Wat betekent dit, dat Hij tot ons zegt: Nog een korte tijd en gij
ziet Mij niet, en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien? En: Ik ga heen
tot de Vader? Zij zeiden dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Nog een korte tijd? Wij
weten niet, wat Hij bedoelt. Jezus bemerkte, dat zij Hem iets wilden vragen en zeide tot hen: Redeneert gij hierover met elkander, dat Ik zeide: Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet, en nogmaals
een korte tijd en gij zult Mij zien? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zult
schreien en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; gij zult u
bedroeven, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. Een vrouw, die baart,
heeft droefheid, omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind ter
wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan haar benauwdheid, uit vreugde,
dat een mens ter wereld is gekomen. Ook gij hebt dan nu wel droefheid, maar Ik
zal u wederzien en uw hart zal zich verblijden en niemand ontneemt u uw
blijdschap. En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik
zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in Mijn naam.
(10 maart 1872)
In dit hoofdstuk heb Ik, evenals in het vorige, Mijn leerlingen een
voorproef gegeven hoe hun situatie zal zijn, wanneer Ik hen moet verlaten en
zij niet meer onder Mijn zichtbare invloed en Mijn leiding zullen staan.
In hoofdstuk 15 van Johannes vergeleek Ik Mij met de wijnstok en Mijn
leerlingen met de ranken, die alleen vruchten kunnen dragen, zolang zij aan de
wijnstok vastzitten.
Ik liet hen met dit voorbeeld het lot zien van hen, die van Mij zullen
afvallen en zei hun dat alleen diegenen zondaars zijn, die weten wat zij moeten
doen en geloven en toch tegenovergesteld handelen, terwijl de onwetenden niet
strafbaar zijn. Ik maakte hen door een gelijkenis duidelijk, dat wie in Mij
gelooft geen knecht van Mijn geboden, maar een vrijwillige uitvoerder van deze
is, die Mij dus niet willoos onderdanig moet zijn, maar als een vriend de
raadgevingen van de vriend zal volgen. Ik zei hen dat, wanneer zij Mij en Mijn
leer willen volgen, zij met de wereld in conflict zullen geraken en dat,
terwijl Ik hen zal liefhebben, de wereld hen met haat zal overladen! Ik gaf hen
daarnaast echter de hoop, dat zij, wanneer Mijn Geest hen zal overschaduwen,
genoeg schadeloosstelling zullen hebben door geestelijke vreugden, wanneer de
wereld zich langzamerhand voor hen zal afsluiten.
Dit alles moest Ik Mijn leerlingen van tevoren zeggen; want zij hadden
immers nog helemaal geen begrip, wat en hoe hun zending eigenlijk zou zijn. Zij
leefden nog te zeer onder de invloed van Mijn persoonlijkheid en hadden,
ofschoon zij ieder ogenblik toegaven: "Wij weten dat u door God gezonden
bent!", toch geen juist idee van Mijn zending, noch van het belang van
Mijn komst, noch ook maar een flauw vermoeden van de wijze en de betekenis van
Mijn heengaan; zij waren mensen en dachten menselijk. Daarom was Ik ook
gedwongen om meermalen met hen over Mijn heengaan te spreken en juist dit hoofdstuk
van Mijn geliefde Johannes spreekt er dan ook over, dat Ik Mijn discipelen weer
op de gebeurtenissen moest voorbereiden, die spoedig zouden plaatsvinden.
Ik sprak met hen over Mijn heengaan, over Mijn scheiden en verklaarde hen
de noodzaak er van; maar het was zo als het in dit hoofdstuk staat: "Ik
heb u nog veel te zeggen, maar u kunt het nog niet verdragen of
begrijpen!" Daarom waren Mijn woorden raadselachtig voor Mijn discipelen,
waardoor zij de aangehaalde spreuk ook niet konden begrijpen, die luidde:
"Nog een korte tijd en gij ziet Mij niet meer, en nogmaals een korte tijd
en gij zult Mij zien; want Ik ga naar de Vader."
Hoe zou het mogelijk geweest zijn, dat Mijn discipelen er geloof aan zouden
hebben gehecht, dat Ik gevangen en zelfs gedood zou kunnen worden, terwijl zij
toch zo vaak zagen dat Ik uitweek voor allerlei gevaren en deze verijdelde. Hoe
kon het in hun gedachten opkomen, dat
een van God gezondene gedood zou kunnen worden!? Alles wat Ik over Mijn
verhoging, Mijn heengaan en over Mijn wederkomst vertelde was voor hen onbegrijpelijk,
totdat de harde werkelijkheid hen maar al te zeer overtuigde hoe waar Mijn
woorden waren geweest. Pas na deze gebeurtenissen begrepen zij, wat hun
opdracht, wat Ik en wat de wereld was.
Hetgeen Ik destijds veelvuldig verkondigde aan Mijn leerlingen over het
Rijk Gods, het belang van Mijn leer en haar naleving, waarbij Ik hen door
voorbeelden verklaarde hoe het diegene zou vergaan, die zich van Mij en Mijn
leer verwijdert, dit alles verkondig Ik reeds eeuwen in alle talen en door
duizend verschillende gebeurtenissen in de wereld. Allen roep Ik toe:
"Verlaat Mij niet; want zonder Mij is er geen troost en geen heil in de
wereld!" En zoals Ik Mijn leerlingen Mijn heengaan voorspelde, maar hen
echter de hoop niet ontnam dat ze Mij na een korte tijd weer zouden zien,
evenzo roep Ik het u en iedere gelovige toe: "Verlaat de ingeslagen weg
niet! De weg van Mij afis duisternis en zalig zult u zijn, wanneer u, na kort
ronddwalen, na een korte pauze Mij weer te zien krijgt!" Wee echter
diegene, die hun gezicht geheel van Mij afwenden! Zij gaan de weg van
duisternis, van de grove materie, waar lange louteringsprocessen nodig zullen
zijn om het verlorene terug te vinden en dat wat met voeten werd getreden weer
te beteren.
Ik deelde Mijn discipelen mee, dat het in het plan van Mijn leven op aarde besloten
lag, wanneer Ik hen zou verlaten. Ik zei hun vooraf, dat Ik hen om te beginnen
slechts voor een korte tijd zou verlaten, opdat zij eraan zouden wennen om Mijn
persoonlijkheid voor lange tijd te ontberen; maar Ik beloofde hen als
vervanging voor het bittere verlies van Mijn zichtbare aanwezigheid de Trooster
of de Geest Gods
Wanneer Ik de mensen in menig uur eveneens toeroep: "Verlaat Mij
niet!", dan is dit ook zo bedoeld, als eens bij Mijn discipelen de uitspraak: "Houd moed, wanneer u Mij
binnen korte tijd niet meer ziet!" Het wil zoveel zeggen als: "Mijn
kind, wanhoop niet tijdens Mijn afwezigheid, als er momenten komen waarin de
wereld en haar gebeurtenissen op u afstormen en u Mijn hand niet meer voelt en
Mijn stem _ niet meer hoort! Wanneer de wereld u door uw berusting beloont met
hoon, haat en vervolging, houd vol! Binnen korte tijd zult u Mij weer zien,
weer voelen, weer horen, - weer zien in de taal van de natuur, weer voelen in
de wending van de gebeurtenissen en weer horen in de zachte stem van de
herkregen vrede in uw hart!"
Zoals Ik Mijn discipelen voorspelde, dat zij bittere uren van verdriet
zouden moeten doormaken, zo gaat het ook met iedere gelovige die meer aan Mij
dan aan de wereld hangt; immers Mijn terugkeer in het zwaar beproefde hart van
de mens, zijn na langdurige strijd verkregen vaste overtuiging dat de zon, ook
al verduisteren de wolken haar, toch uiteindelijk zal overwinnen en glorierijk
overal haar weldaden verspreidend, weer tevoorschijn zal komen, - dit alles
zal de bittere, doorstane pijnen doen vergeten en het geloof in Mij en het
vertrouwen op Mij versterken.
De taak van Mijn discipelen na Mijn heengaan was van te groot belang, dan
dat zij niet geoefend moesten worden in het verdragen van het bitterste. Zij
moesten om te beginnen gewend raken aan Mijn afwezigheid, om daarna zelfstandig
handelend te kunnen optreden.
Wat Mijn discipelen als scholing was voorgedaan, is ook nu de weg
van een ieder, die de voetstappen van Mij en Mijn discipelen wil volgen.
Tegen de discipelen zei Ik: "De wereld zal u haten en vervolgen omdat u
niet van haar bent!" En hetzelfde moet Ik Mijn huidige kinderen toeroepen;
want hoe meer zij Mij liefhebben, hoe meer zij Mij volgen, des te meer komen
zij in conflict met de wereld, met het merendeel van de mensen, totdat Ik ook
dezen door gebeurtenissen zal bewerken, zodat zij voor iets beters ontvankelijk
worden.
Deze gevolgen zijn ten eerste vanzelfsprekend en ten tweede noodzakelijk;
want om een kind van de Schepper van heel de zichtbare en onzichtbare natuur te
willen worden, is niet zo eenvoudig. Wanneer een kind in geestelijk opzicht
vooruitgaat, dan moet het met de wereld en de alledaagse mensen steeds meer in
tweedracht komen. De haat van de wereld groeit met de liefde tot Mij. Houd
daarom moed, wanneer u Mij voor een korte tijd niet ziet, na een korte tijd
zult u Mij weerzien! Ik moet u soms alleen aan uw eigen krachten overlaten; u
moet ondervinden, of u ook werkelijk in staat bent om datgene openlijk en
zonder schaamte te bekennen, wat u bij menige voorlezing uit Mijn Woord zo zeer
begeestert. Aan u moet de vraag zich voordoen, in hoeverre u de wereld vreest.
Geloof toch niet dat u zo'n geweldige heldenmoed bezit, zoals het u vaak
toeschijnt! Kijk naar Mijn apostel Petrus! In de hof
van Gethsemané verdedigde hij Mij met het zwaard en
korte tijd daarna verloochende hij Mij. Wanneer dus een Petrus
falen kan, dan kunt u zich indenken, hoe het op een beslissend moment met uw
moed zal staan. Daarom moeten er dikwijls dergelijke omstandigheden voorkomen,
die u sterken en vaster doen geloven in Mij. Als degene die Mij persoonlijk
kende, Mij verloochende, wat moet men dan van u verwachten, die Mij nog nooit
heeft gezien, maar Mij alleen kent van de zachte stem in uw hart!?
Daarom moet Ik u vaak verlaten, moet Ik u alleen laten, moet Ik u met de
omstandigheden en de wereld laten worstelen, opdat u zult kunnen meten wat u
hebt verworven en wat u nog ontbreekt.
Gedenk steeds de woorden: "De wil is sterk, maar het vlees is
zwak!" Zij zijn belangrijk en beschrijven de hele menselijke natuur. Op momenten
van geestdrift meent u een olifant op de schouders te kunnen laden en op het
ogenblik van de werkelijke uitvoering is u vaak een vlieg nog te lastig.
Onderzoek daarom ijverig in uw hart hoeveel liefde, hoeveel vertrouwen u
bezit opdat, wanneer u af en toe Mijn schijnbare afwezigheid voelt, u moed
houdt en getroost de wederkomst van uw Leider en Vader tegemoet ziet!
Heeft u uw eigen zwakheden erkend en weet u hoeveel liefde er nodig is om
praktisch uit te voeren wat u in het gevoelsleven vaak zo gemakkelijk
voorkomt, pas dan kent u de weg die naar Mij voert helemaal; dan weet u ook,
zoals eens Mijn discipelen door Mijn afwezigheid geschoold -, hoeveel er voor
nodig is om de taak als mens en als Mijn kind in de strengste zin van het woord
te vervullen.
Dit zeg Ik u allen als waarschuwing, opdat u uzelf niet in dromerige
vermetelheid in staat acht om lasten te dragen, waartegen u niet bent
opgewassen, en tot troost, opdat u in bittere omstandigheden en gebeurtenissen
bij de schijnbare afwezigheid van uw hemelse Vader u zich zult herinneren, wat
Hij eens tegen Zijn discipelen zei: "Nog een korte tijd en gij ziet Mij
niet meer, en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien!" Amen.