20

 

Zondag Quasimodo

 

De verschijning van de Heer aan de discipelen

 

Joh. 20, 19-31: Toen het dan avond was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de J oden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u! En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun Zijn handen en zijde, De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here zagen. Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend. En Thomas, een der twaalven, genaamd Didymus, was niet met hen, toen Jezus daar kwam. De andere discipelen zeiden dan tot hem: Wij hebben de Here gezien! Maar hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in Zijn zijde, zal ik geenszins geloven. En na acht dagen waren Zijn discipelen weer in het huis en Thomas met hen. Jezus kwam, terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden: Vrede zij u! Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier en zie Mijn handen en breng uw hand en steek die in Mijn zijde, en wees niet ongelovig, maar gelovig. Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en Mijn God! Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij, die Mij niet gezien hebben en toch geloven. Jezus heeft nog vele andere tekenen voor de ogen Zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam.

(5 maart 1872)

 

Dit hoofdstuk bevestigt Mijn opstanding en toont u haar belang en noodzaak als voorwaarde, wil Mijn met zulke enorme offers gekochte leer duurzaamheid en succes hebben; want u ziet dat Mijn discipelen  zich angstig, zonder moed en geloof, in woningen opsluiten.

Immers, toen Ik aan Mijn discipelen verscheen - evenals aan Maria Magdalena bij het graf -, was één van Mijn discipelen zó ongelovig, dat hij zich eerst wilde overtuigen van Mijn opstanding door direkte aanraking van Mijn wonden.

Dit alles, wat destijds gebeurde, en ook de andere tekenen, die Ik bij gesloten deuren voor Mijn discipelen deed - tekenen, die u later ook zult vernemen - dit alles zal zich ook bij Mijn aanstaande wederkomst langzamerhand voor de ogen van de mensen afspelen.

Hoe meer de gelovigen van Mijn zuivere leer, zoals Ik u die nu geef, zich zullen vermeerderen, des te meer zullen zij ook alle stadia van geestdrift, twijfel, ongeloof en alle schokken van het geestelijk leven moeten doormaken, want de omstandigheden zullen vaak tegen Mij getuigen. De mensen zullen Mijn aanhangers in hun geloof misleiden, zij zullen hen vervolgen, haten en zich op hen wreken waar dat mogelijk zal zijn.

Er zullen in die tijd ook zulke ongelovigen zijn als Thomas, die misleid en ontmoedigd alle vroegere zielevrede en geloof over boord geworpen hebben en die pas door Mijn persoonlijk verschijnen te genezen zullen zijn.

Wat in de tijd van Mijn aardse leven de behuizing met de gesloten deuren waren, dat zullen in de toekomst de harten van die mensen zijn, die in zichzelf gekeerd noch het wereldse, noch het geestelijke toegang willen verschaffen. Daar zal Ik ook gedwongen zijn om door zachte influistering in het hart van Mijn volgelingen de roep te laten horen: "Wees niet bevreesd!" en "Vrede zij met u!", omdat ook zij, zonder enig houvast of steun, op het punt staan alles te verliezen en onder te gaan in eeuwige twijfel.

Er zullen dan veel ongelovigen zijn zoals Thomas, die - zelfs aan Mijn stem geen gehoor meer gevend - slechts door daadwerkelijke bewijzen naar hun vroeger bewandelde weg teruggeleid kunnen worden.

Zo moeten ook Mijn gelovigen en toekomstige kinderen de laatste vuurproef van het ware vertrouwen doorstaan; want wanneer zij, zoals eens Mijn discipelen, uitgezonden zullen worden om anderen vertrou­wen en geloof in te boezemen, dan moeten zij deze in de hoogste graad reeds tevoren bezitten. Zoals Ikzelf immers eens zei: "Aan Mijn woor­den en daden zult gij Mij herkennen!" Evenzo moeten ook Mijn kinderen en toekomstige volgelingen aan hun woorden en daden te herkennen zijn en de anderen daardoor het daadwerkelijke bewijs leveren, dat vertrouwen en standvastig geloof de eerste voorwaarden zijn om Mij waardig te worden.

Destijds zei Ik tegen Thomas, nadat hij zijn vingers in Mijn wonden gelegd had: "Gij gelooft nu; maar Ik zeg u: Zalig zijn zij, die niet zien en toch geloven!"

Ook u, Mijn kinderen, aan wie Ik reeds zoveel geestelijk brood gegeven heb, ook u bent geen haar beter dan Mijn discipelen eens waren. Ook u bent versaagd en kleinmoedig, begint te twijfelen, piekert over Mijn woorden en wendt u naar de wereld met haar verleidelijke bekoorlijkheden, wanneer niet alles meteen zo verloopt zoals u het wenste. Ook u sluit uzelf op, zoals een slak in haar huis en wilt van de innerlijke - en uiterlijke wereld niets weten, wanneer ogenschijnlijke tegenstrijdigheden opdoemen, waar u bepaalde handelingen en gebeur­tenissen niet kunt verenigen met Mijn allesomvattende liefde. Ik moet u dan toeroepen: "Vrouw, raak Mij niet aan!", want wat zij zag was Mijn vergeestelijkt lichaam, dat niet voor menselijk lichamelijk contact geschikt was. Toen Ik bij Mijn discipelen in hun gesloten woning kwam, liet Ik toe alsof zij Mij lichamelijk voelden, maar in eigenlijke zin was Ik het niet meer. Want toen Mijn zending met de kruisdood beëindigd was, hield het menselijke op Mijn omkleding te zijn; het was reeds vergeestelijkt, om zich na enkele dagen weer met de bron van Zijn Godwezen te verbinden.

Voor Mijn discipelen verrichtte Ik, zoals dit evangelie zegt, nog andere tekenen, dat wil zeggen Ik opende hun geestelijke oog en oor opdat zij, nog meer van Mijn Godheid overtuigd, de moed zouden krijgen om alle toekomstige gevaren te trotseren, die de omstandighe­den en hun leerambt met zich mee zouden brengen.

Zo lang Ik lichamelijk levend onder hen verbleef bezaten zij nog niet de vaste overtuiging dat Ik een goddelijk wezen zou zijn en dat Ik krachten en eigenschappen zou bezitten, die de gewone mens niet heeft. Zij zagen wel Mijn wonderen, maar leefden en geloofden ook alleen onder de drukkende invloed daarvan. Nauwelijks was Ik van hen weggenomen, nauwelijks nam deze direkte invloed af of hield helemaal op, of het vaste geloof en onwankelbaar vertrouwen waren reeds verdwenen! Was Ik niet opgestaan, had Ik Mijn vroegere beloftes niet vervuld, dan zou het nog geen maand geduurd hebben of Mijn leerlin­gen zouden tot hun oude werkzaamheden teruggekeerd zijn en wat zij met Mij beleefd hadden nog slechts voor een droom hebben aangezien, waarvan hun slechts een herinnering zou zijn overgebleven en van de werkelijkheid daarvan zouden zij niemand hebben kunnen overtuigen. En zoals Ik toen Mijn werk door Mijn opstanding en door Mijn veertig dagen durende omgang met Mijn leerlingen moest bekrachtigen en door Mijn hemelvaart moest bezegelen, evenzo moet Ik nu ook u, Mijn kinderen, leiden, versterken en vast maken in geloof en vertrou­wen.

Toen Ik destijds Mijn discipelen de Heilige Geest inblies, toen Ik hen de macht gaf om de zonden te binden en te ontbinden - een macht, die bij de latere priesterkaste zo verkeerd begrepen en misbruikt werd -, gebeurde dat, omdat zij tot de vaste overtuiging gekomen waren, dat er slechts één God is, die boven alle materie verheven, een geest is en alleen als zodanig begrepen kan worden en dat juist deze God, Jezus, hun leider was. Op die manier kon ook Mijn macht op hen overgedra­gen worden en zo moest deze haar werking doen, toen Mijn discipelen haar voor hogere doeleinden aanwendden en alleen Mijn geestelijk doel, de mensen tot Mijn kinderen te maken, als eindresultaat nastreef­den.

 

Zoals Mijn discipelen wonderen verrichtten en zieken konden ge­nezen, enkel door de machtspreuk van het woord, evenzo zullen ook u en al Mijn toekomstige aanhangers versterkt worden in het vaste vertrouwen op Mijn macht en medewerking om daden te verrichten, die de gewone mens onmogelijk, maar voor de geestelijk wedergebore­nen gemakkelijk zullen zijn. De tijden en de omstandigheden zullen u daartoe opvoeden. Velen heb Ik daartoe geroepen, maar of u het "uitverkoren-tot-dit-doel" zult bereiken, dat ligt alleen aan u.

Sluit uw hart niet voor Mijn Vaderstem! Geef niet op, ook al verdwijnen de laatste stralen van hoop! Ik ben en blijf steeds bij diegenen, die tegen iedere prijs bij Mij willen blijven. Wacht niet op Mijn persoonlijk verschijnen zoals Thomas, maar bereidt u voor om vast te geloven en vast te vertrouwen, opdat Mijn verschijnen slechts een bevestiging en bekrachtiging is van hetgeen vroeger geloofd en gehoopt werd! U zult dan geschikt zijn om Mij, u zelf en uw naasten in die zin te helpen, zoals Ik zelf eens Mijn leerlingen hielp tijdens Mijn leven met hen.

Laat uw hart niet door twijfels bestormen, uw vertrouwen niet door gepieker verzwakken! Mijn kinderen moeten hun hart niet gesloten houden; zij moeten, verheven boven al het wereldse de blik naar boven richtend, voortdurend Mijn offer, Mijn liefde en Mijn vaderlijke voorzienigheid voor hen en alle levende schepselen indachtig zijn, opdat hun hart als een blijvende tempel van Mijn liefde en onwankel­baar geloof aan Mijn onfeilbaarheid, hen tot een ware steun in alle strubbelingen van het leven en een toevluchtsoord tegen alle aanvech­tingen van twijfel en ongeloof mag zijn. Dan zult u steeds de roep in u horen klinken: "Vrede zij met u!" Want waar met het oog op Mij en Mijn liefde de vrede reeds in een hart troont, hoef Ik haar niet eerst te brengen, maar kan Ik haar alleen bevestigen!

Dus roep Ik u toe: Vrede zij met u en wijke nooit uit uw harten, opdat Ik daar steeds een toegang, en wel een vrije toegang moge vinden en Ik niet met het geweld van Mijn wil door gesloten deuren moet binnendringen, maar ongehinderd uw gemoed bereid mag vinden, Mij als Diegene te erkennen, die ook voor Zijn leerlingen destijds niets anders was dan hun Aanvoerder. Leider en Vader! Amen.