2

 

Tweede Advent

De vraag van Johannes

 

Matth. 11,2-6.27-30: Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: "Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?" En Jezus antwoordde en zeide tot hen: "Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt!" -Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren. Kom tot Mij, allen, die vermoeiden belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt Mijn juk op en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.

 

(4 dec. 1871)

 

In de tijd toen Johannes in de gevangenis zat, zond hij enige van zijn leerlingen naar Mij toe om Mij te vragen of Ik degenen was, die als de beloofde Messias zou komen om de volkeren van hun materiële druk te bevrijden en ze tot geestelijke waardigheid te verheffen, waartoe de mensen uiteindelijk geschapen werden, - of dat hij op een ander moest wachten.

 

Deze vraag, of Ik eigenlijk wel diegene ben over wie de profeten profeteerden, duikt ook nu weer op in de harten van diegenen, die nog niet tot een helder inzicht zijn gekomen. Zij hebben weliswaar een flauw vermoeden van een toekomstige geestelijke toestand, die de uit de oude tijd stammende religieuze gebruiken voor een deel zal vernie­tigen en voor een deel naar de juiste proporties zal terugvoeren. Daarom sturen ook zij hun volgelingen en laten dezen vragen: "Zijt Gij diegene die komen zou, of moeten wij op iemand anders wachten?"

Deze leerlingen of aanhangers van de oorspronkelijke godsdienstleer zijn nog bevooroordeeld door de in hun jeugd ingeprente godsdienstige beginselen, die Mijn leer niet altijd in het juiste daglicht stelden en, vermengd met gebruiken, de gelovigen steeds tot twijfelen brachten.

 

Deze volgelingen of mannen, die zich aan de top van de godsdien­stige - en geloofsbewegingen hebben gesteld, zijn nog niet bevrijd van vooroordelen en innerlijk vragen zij Mij: "Handelen wij zo op de juiste manier ja of neen?" En Ik, die de eens door Mij gegeven leer nu opnieuw door middel van Mijn knechten geef en voortdurend uitleg, zeg tot hen: "Kijk naar Mijn daden; zie naar Mijn kinderen, hoe zij de liefde tot God en de naastenliefde in praktijk brengen; zie hoe de wilskracht in sommigen wonderen verricht, niet zoals voorheen door Mijn eigen hand, maar toch zó dat zij vaak uw geleerden en doktoren beschaamd zullen doen staan."

 

Ook toen sprak Ik: "U gedraagt u als kinderen! U hebt gefloten, maar uw speelmakkers dansten niet; u hebt getreurd en zij wilden niet huilen!" En nu zeg Ik wederom: "Gij onmondigen gelooft en hoopt dat de mensen uw leiders zullen volgen, maar u zult het tegendeel zien. Gij mensen met uw leiders zult klagen, maar bij niemand tranen kunnen ontlokken of medelijden opwekken!"

 

Ja, zoals voorheen, zo is het ook nu en zal het altijd blijven: het hemelrijk moet geweld aangedaan worden! De oude Adam moet met

kracht worden verdrongen en de nieuwe moet met vaste overtuiging aangetrokken worden, anders is ieder streven naar verbetering tever­geefs. Tussenwegen inslaan en gedeeltelijk Mijn leer, gedeeltelijk de gebruiken van verouderde instituten willen gebruiken, gaat niet. Ik ben een Geest, en wie Mij aanbidden wil, moet Mij in geest en in waarheid aanbidden. Met waarheid aanbidden betekent: met een onwankelbaar vertrouwen - met kracht. En wie met geweld de hemel grijpt, diens eigendom zal hij ook zijn.

 

Zowel de mensen van toen als die van vandaag hadden en hebben een verkeerde voorstelling van Johannes, Mijn voorloper, en van Mij Zelf. Ze meenden Johannes te vinden zoals zij zelf waren, naar hun wereldse begrippen. Mij stelden ze zich eveneens voor als iemand, die de wereldlijke verhoudingen zou verbeteren. Iedere voorganger en serieuze strijder voor Mijn leer zal het vergaan zoals Johannes: hij zal even weinig begrepen worden als Ik, hoewel Ik reeds meerdere jaren in Mijn leer onder u vertoef en Mij direkt en indirekt aan u bekend maak door Mijn schrijfknechten en dienaren.

 

Overal zouden de mensen, als zij iets van Mijn leer weten of hem opnieuw ervaren hebben, deze graag zo aan hun leven aanpassen, dat er geen opoffering, geen zelfverloochening nodig is om Mijn volgelin­gen, Mijn kinderen te worden.

Wat Ik eens over de stad van Juda zei, geldt ook nu nog voor de grote steden van de aarde. Daar, waar men over het grootste inzicht zou moeten beschikken, heerst de grootste duisternis, en in die steden waar Ik Mij direkt aan de mensen bekend maak, daar neemt men het minste notitie van Mij, net zoals eens in Kana, waar Ik het eerste openbare wonder verrichtte.

 

U ziet, dat er duizend jaren voorbij zijn gegaan, maar de mensen nog steeds hetzelfde gebleven zijn. Eens sprak Ik: "Alleen de Vader kent Mij, de Zoon, en alleen de Zoon kent de Vader." En helaas moet Ik ook nu evenzo zeggen: "Alléén Gods liefde in de hoogste zin kent Mij, de in wijsheid werkzame liefde." De mensen zouden Mij wel willen vinden, maar weten niet hoe ze moeten zoeken. De leiders en volgelingen zijn nog steeds bevooroor­deeld, nog steeds bedekt hen, zoals eens Mozes, een driedubbele sluier de ogen. En hoewel Ik deze ook weg zou willen nemen, hoewel Ik ook roep: "Kom tot Mij, gij allen die belast zijt, en Ik zal u verkwikken!", dan begrijpen zij deze roep niet. Zij kennen de stem van de Herder nog niet; zij zijn verdwaalde schapen, die pas na lang ronddolen in de duisternis tot het licht van liefde, van waarheid en van een vrij bewust­zijn zullen komen.

 

Ook nu zal het zijn zoals Ik eens sprak: "Aan de hoogmoedigen zal Onthouden worden, wat aan de onmondigen, die met het hart zoeken, geopenbaard wordt!"

Alle hervormers, die zich nu aan het hoofd van de gelovigen geplaatst hebben, die een vermoeden hebben van een beter geestelijk lot, zullen veel van hun geliefde standpunten moeten loslaten, evenals hun volge­lingen. Zij zullen nog veel bitterheid moeten doormaken, voor ze Mijn woord van toen begrijpen, dat luidt: "Mijn juk is zacht en Mijn last is licht." Leer van Mij de deemoed, de zachtmoedigheid en de naasten­liefde, of in religieus opzicht de tolerantie, dan zult u rust vinden voor uw ziel en tevens bekwaam zijn om anderen deze rust te geven, die hen nu nog ontbreekt.

Evenals toen vóór Mijn jaren als leraar al deze gebeurtenissen zich hebben toegedragen en Johannes als voorloper in de woestijn predikte, zo is het ook nu, vóór Mijn werkelijke wederkomst zal plaatsvinden. Mijn directe bekendmaking aan enkelen is opnieuw Mijn voorloper.

 

De geestelijke wind waait. Hij komt van Mijn hemelen om uw geestelijke atmosfeer, die met vele slechte dampen bezwangerd is, te reinigen. Deze geestelijke wind is de opwekker, louteraar en drager van een nieuw tijdperk, opdat de mensheid dichter bij haar geestelijke bestemming zal worden gebracht, en eindelijk zal begrijpen, wat gods­dienst in geestelijke zin betekent; wat het zeggen wil om "Mij in geest en waarheid te aanbidden" .

 

Nog steeds klampen de mensen zich vast aan ceremoniën en gebrui­ken, - een teken, dat zij in wezen nog zeer materieel zijn, en alleen materiële zaken verlangen en begrijpen.

Wanneer de mensen maar eerst eens geestelijk gevormd zullen zijn, wanneer zij zullen erkennen, dat Ik als Geest geen materieel middel nodig heb om door hen begrepen te worden, als zij zullen inzien wat eigenlijk geest en geestelijke vorming betekent, dan zullen zij begrijpen hoe ver ze van de rechte weg zijn afgedwaald. Zij dwongen Mij tot de uitroep, dat alleen Ik als Zoon de Vader ken en Hij Mij. Daarbij onderwees Ik eens lichamelijk op aarde hoe ook aan u, mensen, die toch allemaal een vonk van Mijn goddelijke Ik in uw harten draagt, die u steeds aanspoort u met Mij te verbinden, deze erkenning kan worden gegeven.

 

Al de nu volgende verklaringen van de in het christelijk kerkelijk jaar vastgestelde zondagsevangeliën zullen u duidelijk maken, hoe de gees­telijke ontwikkeling der mensheid trapsgewijs geleidelijk plaatsvindt. De uitleggingen zullen u aantonen hoe u zelf, reeds lange tijd in deze geestelijke stroom mee voortgedreven, de weg van verlichting tegemoet gaat om dat te worden, waartoe Ik u geschapen, opgevoed en bestemd heb.

 

Word wakker, Mijn kinderen! Sluit uw oren niet toe voor de prediker in de woestijn, voor de dictaten die Ik u in zulk een grote hoeveelheid zend! Word wakker, en luister naar de hemelse harmo­nieën, die van boven gezonden worden, om u te bewijzen, dat u - die van geestelijke oorsprong zijt -, een andere bestemming, en een andere opgave hebt dan alleen maar in het wereldse te leven!

 

De geestelijke wind waait en trekt door alle harten; en al verstaan duizenden zijn klank niet, weest u dan toch niet doof, u die zijn beweging en zijn doel kunt verklaren! Word wakker, werp het wereldse ver van u af! U bent geesten, bewoners van een andere, grotere, oneindige, eeuwige wereld. Vergeet niet dat dit aardse leven, dat zo vluchtig aan u voorbij snelt, een leven is, waarin u wordt beproefd en getoetst! Het grotere, ja grootste deel wacht u daar, waar eeuwig geen zon meer ondergaat, waar de nacht verbannen is en alleen licht, wat synoniem is aan liefde, als verwekker het hemelse gebied doordringt.

 

Neem de goede raad aan om de woorden van het evangelie, die Ik eens meer dan duizend jaar geleden heb uitgesproken, in hun hoogst geestelijke zin uit te leggen en te begrijpen! Zij bevatten Mijn gehele Vaderliefde tot Mijn kinderen.

Ook in die tijd wilde Ik het joodse volk bewijzen, welke liefde een Schepper als Vader kan hebben, en ook moet hebben; maar zij begrepen Mij niet. En nu - Ik moet het helaas bekennen - nu begrijpen de mensen Mij alles bij elkaar genomen nog minder.

Eens riep Ik hen toe: "Mijn juk is zacht", - en nu zeg Ik het weer: "Hoe kan dan een juk der liefde anders dan zacht zijn, hoe de last lichter, dan wanneer de liefde het haar helpt dragen?"

 

Begrijp het goed! Laat de wereld voor wat zij is; zij kan u slechts voor enkele momenten gelukzaligheid geven, maar u op de lange duur niet bevredigen; want met het bezit van een aards goed houdt de hoop op om het te krijgen.

Zo gaat het echter niet met het geestelijke! Mijn rijk is oneindig. Het geestelijk bezit kent geen grenzen en geen belemmeringen; daardoor is eeuwige vooruitgang mogelijk. Bij iedere trede een grotere kracht en een grotere bekwaamheid te bereiken.

 

Terwijl in het wereldlijke telkens eerst verhoudingen en omstandig­heden moeten samenvallen om het gewenste te bereiken, zo biedt de geestelijke vooruitgang altijd gelegenheid voorwaarts te gaan. Terwijl in het wereldse het meeste van anderen afhangt, zo is in het geestelijke uw eigen innerlijk de grote bron, waarin alle schatten van een oneindig geestelijke wereld verborgen liggen. Het is uw innerlijk, waaraan Ik Mij als Vader, als Zoon en als hoogste Geest bekend kan maken, en van deze bekendmaking hangt uw vrede en rust af. Hierdoor zult u alle spanningen in het leven niet als straffen, maar als wijze en noodzakelijke beproevingen leren zien en de zin pas geheel begrijpen: "Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt!" De liefde, de eeuwige, oneindige liefde van de hemelse Vader heeft u deze last weliswaar opgelegd, - maar Hij helpt u ook haar te dragen.

Het lijden en de tegenspoed in het menselijk leven zijn dan geen plagen meer, maar zegeningen van een Vader, die Zijn kinderen niet tot wereldlijke heren, maar tot geestelijke voorvechters van Zijn liefde­leer wil maken; zowel hier als eens in het oneindige rijk.

Neem dit alles goed ter harte! Het eindresultaat zal u zeker duidelijk maken wat aan het eind van het evangelie (Matth. 11:30/de uitg.) staat: "Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht." Amen.