19
De opstanding van de Heer
Markus 16, 1-8: En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, (de moeder) van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. En zeer vroeg op
de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging. En zij
zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen afwenden van de ingang van het graf?
En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij
was zeer groot. En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling
zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving
haar. Hij zeide tot haar: Weest
niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de
gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem
gelegd hadden. Maar gaat heen, zegt Zijn discipelen en Petrus,
dat Hij u voorgaat naar Galilea, daar zult gij Hem
zien, gelijk Hij u gezegd heeft. En zij gingen naar buiten en vluchtten van het
graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. En zij zeiden niemand
iets, want zij waren bevreesd.
(19 febr. 1872)
De voorgaande evangelietekst behandelde Mij n in tocht in Jeruzalem en in
de tempel; de bovengenoemde beschrijft Mijn graflegging en opstanding, evenals
Mijn verschijnen aan verschillende van Mijn leerlingen en aan Magdalena.
Tussen de intocht in Jeruzalem en Mijn graflegging ligt Mijn gerechtelijke
veroordeling, liggen Mijn grootste, als mens en God doorstane smarten, Mijn
grootste deemoediging als Schepper en Heer van de
wereld en het bewijs van Mijn grootste liefde, waartoe Ik alleen in staat kan
zijn, omdat Ik als ongeschapene, eeuwige God en Heer dit alles op Mij nam om
Mijn geschapen wezens en geesten als voorbeeld voor te gaan, opdat zij allen
zouden kunnen zien wat er nodig is om een kind van Diegene te zijn, die
werelden, zonnesystemen en grote geestenrijken in het leven kon roepen en deze
ook weer daaruit zou kunnen verdelgen, wanneer niet Zijn machtige wil juist
door de alomvattende liefde eerder tot behoud dan tot vernietiging van het
geschapene werd aangezet.
De laatste dagen van Mijn aardse levenswandel zouden aan alle geesten het
daadwerkelijke bewijs leveren, dat ieder, die een Godsvonk
in zich draagt, ook ver boven alle voorstellingen van de geschapen wezens uit tot
grotere opoffering en verloochening in staat is, weliswaar niet voor zichzelf,
maar voor het heil van anderen.
In niets is het tweede gebod van de liefde zo duidelijk uitgedrukt, zo
volledig door Mijzelf vervuld als in de laatste dagen van Mijn lijden. Ik
vernederde Mij door als mens al het menselijk lijden, dat de aardse schepselen
het zwaarst toeschijnt - folteringen, dood en openlijke ontering - geduldig te
verdragen, en wel als mens voor alle andere mensen, hen als Mijn broeders
beschouwend, die, ofschoon Mij vijandelijk gezind en Mijn grootste weldaden
met ondankbaarheid en wraak belonend, Mij bij Mijn laatste ademtocht aan het
kruis zagen sterven, terwijl Ik biddend vergeving voor hen afsmeekte.
Wat kan de naastenliefde meer doen, dan wat Ik tijdens die momenten heb
gedaan? - Doordat Ik dit deed, verhief Ik dit gebod van de naastenliefde, dat
ook als sociaal gebod voor de samenleving geldt, door de stelling: "Wat
gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet!", tot een
goddelijk gebod dat onafscheidelijk verbonden is met het eerste, namelijk: de
Schepper boven alles lief te hebben.
Mijn heengaan van de kleine aarde, die Ik uit miljoenen en miljoenen
aardbollen en zonnen tot schouwtoneel had verkozen van de grootste daad, die
alleen Mij mogelijk was, dit heengaan bezegelde met de laatste ademtocht de
goddelijkheid van beide door Mij gestelde geboden der liefde. Ik als mens
beoefende beiden in hun grootst mogelijke vervulling en liet op die manier de
mensheid een ideaal achter, hoe een aards mens moet zijn. Ik liet als geest
Mijn hogere wezens en engelen zien, tot wat zij in staat zijn te volbrengen en
Waarnaar zij moeten streven, wanneer ook voor hen het moment van hun beproeving
nadert.
Op aarde was Mijn opstanding uit de dood het sluitstuk tot de zekerheid van
Mijn Goddelijkheid; want zonder die zouden Mijn leer, Mijn daden en zeker ook
Mijn levenswandel gauw vergeten zijn. Mijn leerlingen zouden uiteen zijn
gegaan, zij zouden Mij misschien voor zichzelf nog wel trouw gebleven zijn, maar
zij zouden voor hun medemensen niet meer vruchtbaar hebben kunnen werken.
Mijn leerlingen geloofden onder invloed van Mijn aanwezigheid wel in Mijn
Goddelijkheid. Mijn persoonlijke verschijning, Mijn woorden en Mijn daden waren
te gewichtig dan dat zij niet op Mijn omgeving zouden hebben ingewerkt; maar,
eenmaal zonder Mijn persoonlijke aanwezigheid en vrij van deze morele druk, zou
de wereld langzamerhand haar rechten weer op hen laten gelden en de door Mij
tijdens Mijn leven gemaakte indruk steeds meer verzwakt en uiteindelijk
weggewist hebben. Wanneer van Mijn levenswandel niets anders overgebleven zou
zijn dan de herinnering aan iets dat voorbij was - hoewel wonderbaarlijk en
onbegrijpelijk -, dan moest, wilden al Mijn werken niet tevergeefs geweest
zijn, een handeling die tegen alle tot nu toe bestaande wetten inging, de
opstanding van de doden Mijn Goddelijkheid bewijzen en daardoor het geloof van
Mijn leerlingen en aanhangers versterken, om ze daardoor pas rijp te maken
voor hun verdere missie.
Op die manier was Mijn opstanding de sluitsteen van dit nimmer te
vernietigen geloofs- en godsdienstgebouw, dat tot nu
toe alle stormen weerstond en dat spoedig in zijn volle zuiverheid en glans zal
schitteren op aarde, om zo de bemiddelaar te zijn tussen twee belangrijke
factoren van de schepping, namelijk tussen materie en geest of tussen het rijk
van het materiële en het geestenrijk.
Ja, zo zal het geleid worden en zo moet het komen, opdat overal op uw aarde
erkend zal worden, dat de materie slechts het omhulsel van het geestelijke is
en dat de materie, of het wereldlijke, slechts omwille van het geestelijke
geschapen werd.
Al het materiële moet vergeestelijkt worden, opdat de mensen Mijn
geestelijk rijk naderbij kunnen komen en de andere geschapen wezens op de
aardbol, de vervolmaking van de mensen nastrevend, eveneens hoger en hoger
stijgend, totdat de aardbol zelf, van zijn dichtheid verlost, voor zijn
ontbinding geen geweld, maar slechts een geleidelijke zachte overgang zal nodig
hebben.
Om u dit proces van vergeestelijking geheel doorzichtig te maken en te doen
begrijpen wat Mijn opstanding, zowel als Mijn lijdensgeschiedenis van de
laatste dagen van Mijn aardse leven tot aan Mijn dood betekenen, moet Ik u er
aan herinneren - wat Ik reeds meerdere malen heb herhaald - dat al Mijn daden
en woorden, ja zelfs de wereldgebeurtenissen gedurende Mijn jaren als leraar,
zich langzamerhand tot aan Mijn toekomstige, spoedig naderende wederkomst
zullen herhalen en wel in geestelijke overeenstemming en niet daadwerkelijk aan
Mijn persoon zoals destijds.
Wat Ik destijds als Mensenzoon moest doorstaan, dat gold ook voor het
voortschrijden van Mijn leer, die Mij nu op uw aarde geestelijk voorstelt. Ook
zij werd verontreinigd, bespot, en er werd schandelijk misbruik van haar
gemaakt; uiteindelijk heeft men haar in uw kerken, die grote graf gewelven
zijn, ten grave gedragen en een zware steen, de steen
van de nutteloze cultus, op haar gewenteld. Daar zou zij eeuwig moeten rusten
en alleen nuttig zijn voor diegenen, die er werelds maar geen geestelijk
voordeel uit wilden halen.
Zo was de loop van de wereldgeschiedenis een juiste weerspiegeling van Mijn
jaren als leraar. Alleen, zoals er in uw leven in geestelijk opzicht drie
belangrijke periodes zijn, namelijk de kindsheid - die overeenkomt met het
onvoorwaardelijk geloven -, de jeugdige leeftijd - die overeenkomt met het
beoordelen van het geloofde -, en de volwassenheid - die overeenkomt met het
onderscheiden van schijn en werkelijkheid -, zo volgde ook Mijn leer al deze
fasen, deels tijdens Mijn eigen onderrichtingen, deels later na Mijn heengaan
tot nu toe en voortaan.
Ook Ik dwong in het begin de Mij omgevende wereld deels door Mijn wonderen
tot geloof en voedde de mensen daarna op als kinderen. En wanneer zij Mij dan
begonnen te begrijpen, vonden zij bij hun beoordeling de juiste waarheid van
wat zij vroeger slechts geloofden, dat wil zeggen zij bereikten de jeugdige
leeftijd. En toen hun geloof en weten op deze manier standvastig was geworden,
werden zij rijp, namen het met volle overtuiging voor Mijn leer en voor Mij op
en bevestigden met woord en daad wat hun als het heiligste en hoogste
toescheen.
De geschiedenis van Mijn religie en haar latere verspreiding leert u
dezelfde overgangen, alleen met dit verschil: Toen Ik zelf onderwees, was er
geen reden voorhanden om punten terzijde te leggen of om te protesteren; maar
toen mensen, door menselijke hartstochten gedreven en geleid door wereldse
meningen en belangen Mij wilden navolgen, veranderden zij het goddelijke in het
wereldse, gaven de mensen de schors in plaats van de kern van het geestelijk
leven, hetgeen tot gevolg had, dat - nadat het mensengeslacht rijp was geworden
en zelf kon oordelen - in de meeste gevallen het kind met het badwater werd
weggegooid.
Zo kwamen de extremen van alles gelovigen en niets gelovigen te voorschijn.
In deze tijd, nu dit geestelijk wakker worden sterker wordt, nu het dode
lichaam in het graf, met een steen bedekt en verzegeld, zich op de opstanding
voorbereidt, nu willen ze nog beginnen om, zoals eens Magdalena, met aardse
specerijen en welriekende kruiden het lijk voor ontbinding te bewaren. Zoals
Magdalena destijds echter teleurgesteld was omdat zij het graf leeg vond, zo
zullen ook nu de bewakers bij het geestelijke graf van Mijn leer teleurgesteld
zijn. Zij zullen het grafleeg vinden en alleen de doeken vinden waarin zij het
dode lichaam van Mijn leer hadden gewikkeld; maar Diegene, die zij daar achter
slot en grendel opgeborgen waanden, zal zijn opgestaan, zal Zijn volgelingen
en leerlingen zelf opzoeken en hen door Zijn aanwezigheid weer nieuwe moed en
ijver ingeven.
Hoe meer deze tijd nadert, des te groter is de ijver om het lijk zo goed
mogelijk te bewaren en te bewaken. Zoals eens de Romeinse soldaten als niet
gelovigen Mijn graf bewaakten, zo zou men ook nu willen, dat een gewapende
vreemde macht de schenders en rechters van Mijn leer zouden ondersteunen. Maar
het is tevergeefs. Reeds breekt de eerste straal door en valt op het stenen
deksel van Mijn graf. En zoals iedere steen bij de eerste stralen van de
ochtendzon begint te vibreren en dit trillen en vibreren doorgaat totdat de
steen erdoor verwarmd wordt en deze warmte tot aan zijn onderlaag meedeelt, zo
vibreert ook dit stenen deksel reeds. Zijn trillen en bewegen zal heviger
worden, naarmate de tegenpartij hem zou willen veroordelen tot eeuwige rust. De
straal van de geestelijke liefdeszon zal de steen wegrollen, de geestelijke
ingeslapen machten verdrijven en hen en hun medehelpers slechts de lijkdoeken nalatend, het "lijk" opnieuw tot leven
brengen en het tot zijn vervolmaking verder voeren op de weg van het licht.
In het graf heerst duisternis. De Lichtgod van de goddelijke waarheid wil
evenwel alleen licht; licht echter verspreidt warmte en warmte leven. Zo zal
ook het lijk van Mijn leer uit dit graf, waarin wereldse zelfzucht en
heerszucht hem gelegd hebben, opstaan en daar licht, warmte en leven
aanwakkeren waar zij reeds in het hart gloeien, en deze drie elementen
zegenrijk daar verspreiden, waar zij misschien geheel ontbroken hebben.
Dat is het geestelijk beeld van Mijn opstanding als Mijn liefdeleer, die Ik
meer dan duizend jaar geleden werkelijk heb volbracht en die nu spoedig over
het rond der gehele aarde zal plaatsvinden. Zoals Ik daar opstond en Mijn
leerlingen en aanhangers zich over Mijn verrijzenis verheugden, zo zal ook deze
opstanding door de hele mensheid en door ieder afzonderlijk in eigen hart
gevierd worden. Zo zal Ik verrijzen in de harten van Mijn gelovigen, wanneer
ook zij alle lijkdoeken, waarin zij Mij gewikkeld
hadden, ver van zich afgeworpen hebben en al het wereldse en ceremoniële van de
godsdienstcultus ver achter zich zullen laten, om alleen aan het geestelijke
van Mijn leer geloof te schenken en dit geloofde ook daadwerkelijk zullen
uitvoeren.
Deze opstanding in de harten zal de wedergeboorte, zal de laatste stap tot
de breuk met de wereld en de eerste stap of het begin van een geestelijk leven
worden, waar geen materiële band meer bij machte zal zijn om de mens te
verleiden of hem op zijn weg naar vergeestelijking op te houden.
Daarom, ontwaak, Mijn kinderen! Open uw geestelijke ogen, oren en harten!
De Jezus, in de vorm van Zijn zachtmoedige leer van geduld en liefde, die daar
aan het kruis niet alleen Zijn naasten nog liefhad, maar zelfs voor Zijn
vijanden bad, deze Jezus moet in u verrijzen! En zoals de aarde Zijn kerk, Zijn
bedehuis moet worden, waar vrede, rust en zaligheid weer in terug zullen keren,
zo moet ook uw hart, paradijselijk gesierd, alleen bloemen van liefde, van
liefde tot God en naastenliefde dragen.
Bereid u in uw hart voor op dit feest van de opstanding! Het is het feest
van de vergeestelijking en de verheerlijking van uw eigen ik. Zoals Ik destijds
verheerlijkt met een vergeestelijkt lichaam uit het donkere graf opsteeg, zo
moet u eveneens verheerlijkt, vergeestelijkt, verbeterd, veredeld en Mij
waardig uit uw graf van wereldse hartstochten en begeerten opstijgen. Wanneer
de wereld, de opvoeding en de sociale verhoudingen u tot nu toe misschien in lijkdoeken hadden gehuld, met specerijen en welriekende
balsem hadden versierd om uw aardse mens voor ontbinding te behoeden, werp dan
al deze nutteloze middelen weg; want zij zijn werktuigen van de materie en niet
van de geest. Bedenk, dat u niet van deze wereld bent! U was voorheen geest en
u zult wederom geest worden. Daar is uw vaderland, daar wenkt u Diegene, die,
om u dit te laten voelen en begrijpen, voor u de lijfelijke dood is gestorven,
maar ook geestelijk weer is opgestaan, opdat ook u - Hem navolgend, rein
wandelend zoals Hij en aan het eind met triomf het wereldse van u werpend -
geestelijk kunt opstaan en Hem zo in het kleinst kunt vergelden wat Hij in het
grootst aan u heeft gedaan, daar Hij u door deze geestelijke wedergeboorte tot
Zijn kinderen verhoogt. Bedenk wat het betekent om een kind van de Schepper van
de wereld genoemd te worden en een broeder van die geesten te worden, die al
sinds lang en eerder dan u allemaal, deze school hebben doorgemaakt en
zegenrijk doorstaan en die nu in eeuwige vreugde en zaligheid dit altijddurende
opstaan en wedergeboren worden van hun broeders met vreugde zien en met
broederliefde delen!
Beschouw de opstanding daarom geestelijk, zoals zij is, en zoals zij, als
eeuwig gedenkteken en voorbeeld voor u en Mijn gehele geesten en zielenrijk voltrokken, door u opgevat moet worden.
Ik trok destijds Mijn menselijk kleed uit, nadat Ik de menselijke natuur
had overwonnen en de goddelijke weer had aangetrokken. Doet ook u hetzelfde,
dan zal de dag van uw geestelijke opstanding of wedergeboorte voor u de
belangrijkste van uw aardse loopbaan, de sluitsteen van uw aardse en de
grondsteen van uw geestelijke opdracht zijn! Amen.