11
Zondag Sexagesima
De gelijkenis van de zaaier
Luc.
8,4-15: Toen er nu veel volk samenstroomde en uit elke stad mensen tot Hem
kwamen, sprak Hij door een gelijkenis: Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien.
En bij het zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen
des hemels aten het op. Een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het
opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. En een ander deel viel
midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het. Een
ander deel viel in goede aarde, en toen dat opgekomen was, bracht het honderdvoudige
vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hare.
Zijn discipelen vroegen Hem, wat de bedoeling van deze gelijkenis was. En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk
Gods te kennen, maar aan de anderen ( worden zij gepredikt) in gelijkenissen,
opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen. Dit is de gelijkenis: Het
zaad is het woord Gods. Die langs de weg, zijn zij, die het gehoord hebben;
daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet
zouden geloven en behouden worden. Die op de rotsbodem, zijn zij, die het
woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen
wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij
afvallig. Wat in de dorens viel, dat zijn zij, die het gehoord hebben; en
gaande weg worden zij door zorgen en rijkdom en lusten des levens verstikt en
zij brengen het niet tot vrucht. Dat in goede aarde, dat zijn zij, die met een
goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen
in volharding.
(20 jan.
1872)
Deze
gelijkenis van de zaaier en het zaad, die Ik eens vertelde aan Mijn discipelen
en aan het Mij omringende volk, is in de vorm zoals hij gegeven is gemakkelijk
te begrijpen, temeer omdat zelfs in het evangelie de voor die tijd passende
verklaring staat, zoals Ik die aan Mijn apostelen, doch niet aan het Mij
toehorende volk heb gegeven.
Volgens
deze verklaring is het zaad Mijn Woord. Waar dit op de wegvalt en vertrapt
wordt typeert het de onverschilligheid van diegenen die het horen, maar zich er
niet om bekommeren, het minachten en, alleen hun wereldse belangen huldigend,
er verder geen aandacht aan schenken. De rotsachtige grond waarop het zaad valt
typeert die harten die - zoals de geleerden en theologen - het zaad slechts in
zoverre opnemen als het in hun wetenschappelijk systeem past. Zo gauw echter
andere opvattingen bij hen gaan gelden, dan vindt dit zaad op de rotsachtige
grond geen, of zeer weinig voeding en moet verdorren.
Wanneer
het zaad tussen de doornen valt en daarmee opgroeit, wil dat zeggen, dat men
Mijn Woord slechts in zoverre gelooft en er naar leeft, als het zich laat
verenigen met de wereldse opvattingen. Is het daarmee in strijd of verlangt
Mijn Woord opoffering en verloochening, dan wordt het aan de kant gezet en
werpt derhalve ook geen vrucht af. Het blijft dan hoogstens bij mooie woorden,
maar tot daden komt het niet.
Tot zover
de verklaring, zoals Ik die reeds aan Mijn apostelen heb gegeven. Het komt er
nu op aan, hoe deze gelijkenis betrekking heeft op de tegenwoordige tijd en of
er niet nog een andere, belangrijker kant aan zit.
Voordat
we met deze uitleg verder willen gaan, moeten wij eerst de volgende vragen
beantwoorden: Wat is eigenlijk het zaad? Welk doel heeft het uitstrooien
daarvan en wat is de bedoeling van de zaaier zelf? - Pas na het beantwoorden
van deze vragen kan een juiste verklaring en bedoeling in geestelijke
overeenstemming volgen; want over het algemeen spreekt u heel wat woorden uit,
maar bent u zich toch niet bewust van haar diepe en geestelijke betekenis.
Slechts wie de diepste zin van de woorden en haar geestelijke overeenkomst
kent, beheerst zijn taal. Hij heeft de gave om door de mond tonen voort te
brengen, in geestelijke zin opgevat, en ieder woord dat uit zijn mond vloeit is
een straal van het geestelijke, dat in hem de ziel verlicht, vergeestelijkt en
haar trapsgewijs verder leidt tot aan de vereniging met Mij.
Daarom is
er tussen praten en spreken een groot verschil. Men kan veel praten en toch
niets zeggen, terwijl de gewichtige betekenis van een geestelijk gesprek rijk
aan inhoud blijkt te zijn. Daarom moeten we dus allereerst met het woord
"zaad" beginnen en zijn betekenis nader bekijken. Zie, in het zaad
ligt de oneindigheid. Uit de zaadkorrel ontstaan voortdurend produkten van dezelfde soort als waar het zaad toe behoort.
Zo was de schepping van de materiële wereld daarop gebaseerd, dat Ik slechts
eenmaal de dingen afzonderlijk schiep. Ik legde in elk reeds de kiem tot
verdere voortplanting, zodat de eerste werking, het uit zichzelf ontwikkelen,
in eeuwigheid niet meer zal ophouden zolang de elementen bestaan, die in de
aardbodem en in de lucht voor de ontwikkeling van het zaad voorhanden zijn.
Zoals het
zaad van een boom alle kiemen voor zijn toekomstige bestemming in zich draagt,
zo is het ook bij Mijn Woord, dat als produkt van
Mijn Geest voortdurend iets nieuws verwekt, nimmer vergaat en eeuwig
voortduurt. - Daarom sprak Johannes: "In den beginne was het Woord en het
Woord was God!"
Ook Ik
ben de zaadkorrel waaruit telkens en eeuwig weer iets goddelijks voort zal
komen. Waar dit Woord ergens als zaad valt, wekt het de grond waarop het viel
op tot activiteit - vaakblijvend, vaak slechts voorbijgaand.
Omdat Ik
echter ook de Zaaier ben, die Zijn zaad over de gehele schepping uitstrooit,
komt het ook voor - zoals in de gelijkenis is gezegd - dat niet alle zaden
gelijk gedijen. De een brengt meer, de ander minder en de derde totaal geen
vrucht voort. Ten eerste omdat zelfs de werelden van Mijn schepping met hun
bewoners niet allemaal op een en hetzelfde peil staan en ten tweede, omdat
overal de mensen hun vrije wil hebben om te doen en te laten wat hun goeddunkt.
Vandaar de verschillende geestelijke resultaten op alle hemellichamen en bij
alle mensen, en vandaar de langere of kortere weg, die alle geschapen wezens
moeten gaan om tot hun doel, tot vergeestelijking van hun ziel te komen.
Als
Zaaier strooi Ik Mijn zaad overal uit. Wordt dat met onverschilligheid
opgenomen, dan ligt de schuld bij die zielen zelf, wanneer zij dan door bittere
gebeurtenissen een harde leerschool moeten doormaken. Waar Mijn zaad in stenen
harten valt, waar het niet duurzaam kan zijn, omdat iedere lichte wereldlijke
wind het verwaait en geen spoor van hem achterlaat, daar zal ook deze hardheid
van hart met de tijd murw gemaakt worden. Waar Mijn zaad op een bodem met doornen
valt en met onkruid opgroeit, daar zal zijn lot gelijk zijn aan dat van het
onkruid, dat met de tijd uitgeroeid moet worden. Dan zal die mensen helemaal
niets meer resten dan het volkomen braak liggen van de akker in hun harten,
waarop niets blijvends kan voortkomen, noch kwaad, noch deugd. Alleen daar,
waar Mijn Woord in goede aarde valt, waar de harten reeds eerder door Mij
werden voorbereid, daar zal het zaad van Mijn Woord opkomen, bloeien en
vruchten dragen, waaraan anderen dan een voorbeeld kunnen nemen.
Mijn
woord dus, als zaad, werd en wordt nog dagelijks uitgezaaid om de mensen tot
ware mensen, Mij waardig, te maken, opdat zij als evenbeeld van Mijn goddelijke
Ik geleidelijk aan dat worden, waartoe Ik hen bestemd heb.
Te allen
tijde, vanaf Mijn levenswandel op aarde, werd door Mij en Mijn uitverkorenen
Mijn goddelijke Woord van liefde uitgezaaid. En omdat eertijds Mijn toehoorders
uit verschillend geaarde mensen bestonden, wilde Ik door de gelijkenis de één
zijn lichtvaardigheid, de ander zijn onverschilligheid en de derde zijn
verslaving aan de wereld laten zien en hen daarmee bewijzen wat het
eindresultaat is, wanneer men Mijn Woord slechts hoort en niet in daden omzet.
Wat Ik Mijn toehoorders en apostelen daar toeriep: "Wie oren heeft die hore!", dat zeg Ik nu weer, daar Ik als Zaaier spoedig
zal komen om de oogst van Mijn zaad binnen te halen.
Mijn
Woord als geestelijk zaad tot eeuwige gelukzaligheid is nu meer dan ooit op
alle wegen vertrapt en door de vogels opgegeten, waarvan laatstgenoemden zich
het Woord alleen voor hún interesse wilden toeëigenen. Het is allang op te steenachtige bodems van
egoïstische harten gevallen, waar het, zonder voeding, verdorren moet. En waar
nog hier en daar een halmpje bloeit, staat het tussen de geneugten van de
wereld in, waar het slechts zolang geduld en verzorgd wordt als met de
opvattingen van de wereld overeenstemt. Vraagt het echter offers, dan wordt het
door groot en klein over boord geworpen.
Er zijn
maar weinigen, die ondanks alle geschillen, strijden en lijden Mijn Woord in hun hart bewaren, het
zorgvuldig onderhouden en het ook in daden omzetten. Zoals Ik eens zei dat
velen geroepen zijn om zich door het zaad van Mijn goddelijk Woord na dit korte
bestaan op aarde in het hiernamaals een blijvende zaligheid te verwerven, zo
zijn er onder deze vele geroepenen maar weinig uitverkorenen om de zegepalm te
verkrijgen, die Ik zelf eens door het kruis en aan het kruis heb verworven.
Ik diende
de mensheid als voorbeeld. Zoals Mijn leven zich niet onderscheidde door een
voorname geboorte en andere gunstige omstandigheden en Ik tenslotte voor de
menigte als misdadiger aan de schandpaal Mijn aardse leven moest beëindigen,
evenzo vergaat het allen die Mij zullen volgen. Ook zij zullen vervolgd,
veracht en mishandeld worden. Zoals echter Mijn opstanding en later de
terugkeer in Mijn rijk alle plannen van de mensen te niet deden en Ik
vergeestelijkt in Mijn hemelen aankwam, zo zullen ook diegenen die hun hart als
vruchtbare bodem voor Mijn woorden aanboden, eens oogsten wat Ik hier in hun
borst gezaaid heb. Zij zullen beloond worden door het bewustzijn gestreden,
geleden, maar ook overwonnen te hebben. Zij zullen het loon ontvangen omdat zij
nooit - zoals onbezorgde wandelaars - Mijn op hun weg gestrooide liefdeszaad vertrapten,
noch hun hart tot steen lieten worden, noch omwille van wereldlijke geneugten,
die de doornen voor het geestelijke zijn, de ontkiemende vrucht verwaarloosd
hebben. Zij zullen als een vruchtbare bodem goede vruchten voortbrengen, zoals
ook Ik eens zei: "Aan hun vruchten zult gij ze herkennen!"
Zo is het
gezaaide rijp geworden, zodat eindelijk het kaf van het koren gescheiden wordt,
de doornen en distels een reiniging als door vuur ondergaan en het rijpe koren
in Mijn schuren gebracht wordt. Het begin van de schifting ziet u reeds overal.
Ik kom om verantwoording te vragen over Mijn uitgestrooid zaad. - Loon naar
werken!
Mijn
Woord is goddelijk zaad, is zaad van de eeuwigheid voor de eeuwigheid. Ook al
wordt het zaad geminacht, ook al wordt het met voeten getreden, ook al groeit
het tussen doornen op, - steeds blijft de goddelijke kiem, en één zaadkorrel is
voldoende, om het goede in overvloed op te wekken en over de wereld uit te
storten. Vandaar dat het niets uitmaakt, ook al werden duizenden zaadkorrels
tevergeefs uitgestrooid. Die korrels, die in goede aarde, in gelovige harten
vielen, zullen licht verspreiden over diegenen die in de duisternis zijn
gebleven.
En zo zal
nooit vernietigd worden wat Ik als Schepper schiep, wat Ik als Jezus door de
kruisdood bezegelde en wat Ik thans binnen korte tijd als Oogster van de
geestelijke velden zal binnenhalen. Ook al zal de oogst gering zijn, dan ligt
juist in het kleine het bewijs dat het grote nooit verwelkt en vergaat, als
het, in het kleinste ingekapseld, in staat is om de grootste uitwerking voort
te brengen.
Daarom
laat ook u uw harten niet verstenen, niet met onkruid en distels begroeien!
Houd ze steeds gereed, om Mijn Woord, dat op zulke verschillende manieren uw
ziel verkwikt, ook daadwerkelijk te laten ontkiemen, opdat u niet het lot deelt
met diegenen die Mijn Woord alleen oppervlakkig opnemen en dan, als het op
daden aankomt, bewijzen, dat het zaad slechts aan de oppervlakte is blijven
kleven en er nooit dieper is binnen gedrongen!
Bedenk
goed: een zaaier zaait, om eens ook te oogsten! De tijd van de oogst komt
naderbij! Zorg dat ook u gereed bent om in Mijn schuren te worden opgenomen,
zodat u niet met de doornen en distels de langere weg naar verbetering moet
gaan!
Daarom:
Wie oren heeft, die hore, zolang er nog tijd is!
Amen.