10
De gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard
Matth. 20, 1-16: Want het Koninkrijk der hemelen is
gelijk aan een heer des huizes, die des morgens vroeg arbeiders voor zijn
wijngaard ging huren. Toen hij met de arbeiders eens geworden was voor een
schelling 's daags, zond hij hen in zijn wijngaard. En omstreeks het derde uur
ging hij naar buiten en zag nog anderen werkloos op de markt staan, en hij zeide tot hen: Gaat ook in de wijngaard en wat billijk is
zal ik u geven. En zij gingen. Omstreeks het zesde en het negende uur ging hij
weer naar buiten en handelde evenzo. Toen hij omstreeks het elfde uur naar
buiten ging, vond hij nog anderen staan en zeide tot
hen: Waarom staat gij hier de gehele dag werkloos? Zij zeiden tot hem: Omdat
niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat
ook gij in de wijngaard. Toen de avond viel, zeide de
heer van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon
uit, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten.
Toen zij, die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij
ieder een schelling. En toen de eersten kwamen, meenden dezen, dat zij meer
zouden ontvangen. En zij ontvingen ieder eveneens een schelling. Toen zij die
ontvingen, morden zij tegen de heer des huizes, en zij zeiden: Deze laatsten hebben een uur gewerkt en gij hebt hen met ons
gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben doorstaan. Maar hij
antwoordde een van hen en zeide: Vriend, ik doe u
geen onrecht. Zijt gij het niet met mij eens geworden
voor een schelling? Neem het uwe en ga heen; ik wil deze laatsten
hetzelfde geven als u. Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik
wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? Alzo zullen de laatsten
de eersten en de eersten de laatsten zijn. Want velen
zijn geroepen, doch weinigen uitverkoren.
(..jan. 1872)
Deze gelijkenis had, zoals veel
anderen, tot doel de Joden van toen in de vorm van vergelijkingen en beelden
uit het dagelijkse leven de geestelijke waarheden beter te doen begrijpen.
Bovendien was de beeldspraak en het vertellen in gelijkenissen destijds - zoals
tegenwoordig nog in het Oosten - gebruikelijker dan nu, waar men bij alle
mededelingen aan directe beschrijving de voorkeur geeft.
In deze
gelijkenissen ligt altijd een diepere geestelijke zin die toen voldeed, maar
ook voor de komende tijden steeds dezelfde waarde zal houden. Deze geestelijke
zin zullen we nu wat meer belichten en de nadruk leggen op zijn betekenis omdat
deze het wezenlijke, de kern is, terwijl de gelijkenis slechts een schaal of
een omhulsel is.
Zie, in
deze gelijkenis zei Ik: "Het hemelrijk is gelijk een wijngaard." Om
de geestelijke betekenis van deze woorden te vatten, moeten we eerst weten wat
een wijngaard eigenlijk is. Zie, een wijngaard is een stuk land, waar uit de
bodem door het aanplanten van wijnstokken het etherische van de aarde in iets
geestelijks, in de druif tot wijn, wordt omgezet. Door ontbinding van de
elementen worden grovere stoffen in fijnere, geestelijker stoffen veranderd. Wat
is echter naast de aarde in het bijzonder nog nodig om de druif te doen rijpen?
Het is
het licht van de zon; want zonder de opwekker van
boven ontwikkelt zich uit de aarde geen enkel geestelijk produkt.
De zon moet met haar lichtstralen eerst de in de aarde slapende elementen
opwekken, deze met haar warmte helpen vergeestelijken en zo door de kringloop
van de wijnstok, door wortels, takken, bladeren en bloesems het hoogste
voortbrengen, dat eindelijk na zijn ontbindingsproces duidelijk toont welk een
overvloed aan geestrijke stof in de druif verborgen lag, welke geestrijke stof
zich echter eerst dan begint te tonen wanneer de druif ophoudt druif te zijn.
Hier
heeft u dus de wijngaard, bij wie drie dingen - namelijk aarde, water en licht
- moeten samenwerken om op een hogere trap iets geestrijks voort te brengen.
Nu zal de
vergelijking van Mijn rijk of het hemelrijk met een wijngaard reeds
gemakkelijker te begrijpen zijn, wanneer u de hierboven aangevoerde uitleg op
Mijn rijk toepast.
In Mijn
rijk is eveneens het hoogste slechts geest; maar deze geest, belichaamd in
geestelijke wezens, kan pas vanuit de onder de geest staande lagere produkten der schepping gewonnen worden. Net zoals het
ontwikkelingsproces van de wijn, vanaf het opnemen van vocht door de wortels
van de wijnstok tot aan de fase van de gistende wijn in het vat, een
voortdurende verandering, uitzuivering en verfijning van stof is, zo worden ook
alle geschapen dingen in Mijn gehele schepping - steeds verder opstijgend -
gelouterd en verfijnd tot aan hun einde als materie, waardoor bij het
uiteenvallen van de bestanddelen het geestelijke met lichtere, etherische
omkleding naar buiten kan treden.
Zoals de
wortel van de wijnstok aan de aarde de stoffen onttrekt die van haar gading
zijn en die tot verdere opbouw van de hele plant bijdragen, evenzo ligt de
wortel van het voorheen geestelijke in het materiële begraven. Daar ligt haar
eerste begin, van daaruit maakt zich vrij wat tot een hogere trap geschikt is
en stijgt vanuit de duisternis van de aardkorst op in de fijnere lucht. Hier
dragen vervolgens licht, lucht en water het hunne er toe bij om het vergeestelijkingsproces te voleinden, door de vaste elementen
van de bestanddelen der aarde in vloeibare om te zetten, die gemakkelijker het
geestelijke en edele kunnen bevatten, daar zij - de laagste regionen ontgroeid
- van licht en warmte doordrongen zich gemakkelijk kunnen overgeven aan de
inwerkingen vanuit hogere regionen.
Op
overeenkomstige wijze verloopt ook het opvoedingsproces tot inwoner van Mijn
geestelijke hemelen.
Door de
straal van licht en waarheid van boven moet hetgeen in het graf slaapt uit de
grove materie getrokken worden, dan gelouterd en vervolgens in hem de drang
worden opgewekt om steeds hoger en hoger te stijgen. U ziet het op uw aarde,
hoe alles zich vanuit de grofste materie naar een lichter bestaan omhoog werkt,
door alle klassen van het aardrijk heen naar het planten- en dierenrijk en
vandaar, zich steeds verder ontwikkelend, opstijgt tot aan de mens, die dan de
eerste geestelijke trede naar Mijn rijk vormt. Hij gelijkt reeds op de druif,
waarin alle elementen voor een kostelijke wijn gereed liggen.
Ook in de mens is alles zo gevormd en ontwikkeld, dat de
invloed van boven de sterke re en die van onder de zwakkere is. Dat was althans
zo Mijn bedoeling. De ontaarding van de mens en zijn afwijken van de weg die Ik
voor hem gebaand heb, zal later bij het desbetreffende punt van deze gelijkenis
ter sprake komen.
Door de
oplossing van het menselijk omhulsel gaat de mens over naar het geestenrijk,
waar hetzelfde proces zich geestelijk herhaalt. Zoals de onderste, in de vaste
materie gebonden geest eerst tot aan de hoogste trede die op aarde mogelijk is,
tot aan het menszijn omhoog steeg, zo moet hij in het
geestenrijk weer als een eenvoudige mensenziel beginnen om tot hoogste
engelgeest, ja tot Mijzelf op te stijgen.
In dit
opzicht komt het hemelrijk dus met een wijngaard overeen, omdat zowel in de één
als de ander het louteringsproces van grof naar fijn, van vast naar beweeglijk
en van materie naar geest wordt voltrokken. In dit hemelrijk als wijngaard -
zoals de gelijkenis zegt - zoekt dus een heer des huizes arbeiders, die de
wijngaard moeten bewerken.
Wat de
eigenaar van de wijngaard in wereldlijke zin zoekt, dat zoek Ik in geestelijke
zin. Ik zoek eveneens zielen, die zichzelf en Mijn schepping begrijpen en zich
er voor inzetten om Mijn liefdegeboden te vervullen en die door hun onderricht
en hun voorbeeld er toe bijdragen de in de materie gebonden geesten te
bevrijden, om zo dat wat eens van Mij was uitgegaan weer gelouterd, verfijnd en
vergeestelijkt naar Mij terug te voeren.
Zoals de
heer des huizes' s morgens vroeg uitgaat en de eersten werkeloos ziet staan en
hen in dienst neemt, zo ga ook Ik uit en probeer al in de vroege levensjaren op
de ziel van de mensen in te werken, om ze geschikt te maken voor Mijn rijk.
Zoals deze heer van de wijngaard op verschillende uren uitgaat om nieuwe
arbeiders te vinden, zo zoek ook Ik bij verschillende leeftijden, bij jongeren,
volwassenen en zelfs bij ouderen diegenen terug te winnen, die - tot dan toe
voor Mij verloren - niet wisten wat hun taak op deze aarde was en wat hun doel
in de andere wereld zal zijn.
Zoals
Mijn kinderen van verschillende leeftijd zijn, zo zijn ook de volkeren - op
grotere schaal -, deels op kinder -, deels op
jeugdige, mannelijke of op hoge leeftijd. Ook de volkeren volgen dezelfde gang
van ontwikkeling zoals de afzonderlijke mens in zijn levensfasen.
De eerste
beginselen van een leer voor Mijn rijk waren de tijden van geloof, die
overeenstemmen met de kinderleeftijd. Toen kwamen de tijden van twijfel en
vragen, - de jeugd. Later volgden de tijden van het heldere bewustzijn, die van
volwassenheid, en tenslotte die periode, die aan de komende verandering
voorafgaat, de ouderdom.
Mijn
eerste komst viel in de periode van de jeugd van het mensdom, toen de gewekte
gemoederen begonnen om datgene wat hen als religie was gegeven te bekritiseren
en te verklaren, waaruit verschillende geloofsbelijdenissen ontstonden. Opdat
de mensheid in deze tijd van vele vragen niet helemaal van haar geestelijke
existentie zou worden beroofd, trad Ik juist in die tijd op en redde zo het
goede dat in de kinderjaren was 'aangenomen. Ik verwijderde wat door
spitsvondig geredeneer was toegevoegd en gaf de mens zo zijn geestelijke waarde
terug, die anders in de egoïstische, wereldlijke bedrijvigheid verloren zou
zijn gegaan.
In deze
"jeugd", waarin de grootste geestdrift en de grootste vernedering
elkaar de hand gaven, zocht Ik Mijn arbeiders voor Mijn hemelse wijngaard. Om
hun missie te volbrengen bestegen velen als martelaar de brandstapel - waarop
niet zij, maar anderen thuishoorden -.
Tijdens
dit heen en weer bewegen tussen grote ideeën, tussen geestelijke leer en
materialisme, rijpte de "volwassenheid" der mensheid. Mijn in de
"jeugd" geplante zaad droeg zijn vruchten, alhoewel op veel plaatsen
ontaard. En weer ging Ik er op uit en verzamelde strijders voor Mijn rijk - en
vond ze, al waren ze schaars. Enkelen waagden het weer om het koren van het kaf
te reinigen, opdat tijdens de gerijpte "volwassenheid", ondanks het
heldere inzicht, niet al het geestelijke zaad weer door wereldlijke belangen
onderdrukt zou worden. De godsdienstoorlogen en vervolgingen begonnen, men
wilde met vuur en zwaard, met haat en wraak bestrijden, wat slechts alleen door
liefde en geduld gewonnen had kunnen worden.
Ook deze
"volwassenheid" met zijn ernstige karakter ging voorbij. Diegenen die
de wereld naar hun idee dom wilden houden en haar met blindheid wilden slaan,
vielen in de kuil die ze voor anderen hadden gegraven. Zij gaan een hervorming
tegemoet, die heel anders zal Uitvallen dan zij zich hadden voorgesteld.
En zo
hadden Mijn arbeiders, ofschoon ze niet alles hebben volbracht, er toch in
belangrijke mate toe bijgedragen om de plant van de geest, die de zuiverste
wijn van de hemel bevat, voor vernietiging, voor bederf te behoeden.
Nu kom Ik
terug in de periode van de "ouderdom" van de mensheid, waarin zij
rijp is om spoedig een geestelijke verandering tegemoet te gaan. Opnieuw zoek
Ik Mijn arbeiders en vind er reeds meerdere. Ofschoon er bij de "hoge
ouderdom" van de mensheid - net zoals bij elk mens afzonderlijk - veel tot
een gewoonte is geworden wat niet gemakkelijk is uit te roeien, zo zal toch de
werking van de omstandigheden er het meeste toe bijdragen om met kracht te
verwijderen, wat niet met zachtmoedigheid en liefde voor het goede wil wijken.
Zo huurde
Ik Mijn arbeiders en zond hen uit, en wanneer deze eens in Mijn rijk zullen
zijn aangekomen, dan mogen zij zich bij de anderen voegen die hen reeds zijn
voorgegaan, om met hen het feest van de overwinning te vieren en de kroon van
de verdienste te delen.
Alle
mensen heb Ik tot deze louteringsweg beroepen; maar slechts weinigen gelukte
het om uitverkorene genoemd te worden, omdat zij over ellende, verdriet, zorg
en strijd triomferend, steeds Mijn geloofsvaandel hoog hielden. Velen hebben
ook geleden en veel moeten doorstaan in hun vrome, maar verkeerde denken, dat
soms ontaardde tot fanatisme. Deze zullen in het hiernamaals de morrenden zijn wanneer zij diegenen het eerst beloond zien,
op wie zij tijdens hun leven misschien met minachting neer zagen. Zij waren
weliswaar ook uitgekozen, doch het ontbrak hun aan kracht om uitverkorenen te
worden; zo zullen zij moeten toezien hoe de laatsten
de eersten en de eersten de laatsten worden.
Maar de
eeuwige liefde, die alles vereffent, weet ook daar middelen te vinden om de wonden
van de eigenwaan, die aan de basis van de valse opvattingen liggen, te genezen.
U, Mijn
kinderen, bent met de hele mensheid vanaf heden de periode van de "hoge
ouderdom" binnen getreden. De tijd van de ontknoping - in geestelijk
opzicht - nadert, Mijn laatste komst nadert. Vandaar de onrust in de
gemoederen, omdat zij een vaag vermoeden hebben van de spoedige verandering in
de wereldlijke en geestelijke dingen! Vandaar de haast om nog voor die tijd het
slechte uit te bannen, om niet verrast te worden door gebeurtenissen, waarbij
datgene wat men tot nu toe geloofd heeft ontoereikend is! Vandaar de ijver van
de arbeiders van de avond om in deze enkele uren van geestelijk leven alsnog
dat te doen, wat zij daarvoor niet konden verrichten.
Zo zal de
heer van de wijngaard weldra met de uitbetaling van het loon gaan beginnen. Zo
zal ook Ik spoedig de kronen en overwinningspalmen verdelen onder hen, die -
vroeg of laat - de ware vertegenwoordigers en verspreiders van Mijn leer
waren.
Zorg dat
ook u niet tot diegenen behoort die geroepen zijn om Mijn woord slechts te
horen, maar dat u gerekend wordt tot de uitverkorenen, die, zoals de vlijtige
arbeiders in de wijngaard, er het meeste toe hebben bijgedragen om nog in de
levensavond van een vergrijsde mensheid zoveel mogelijk geestelijks op de
verstarde, liefdeloze wereld te veroveren, dat dan in het hemelrijk, na het
gistingsproces, geestelijke vruchten zal dragen! Amen.