Van alle
discipelen, die later tot apostelen werden benoemd, lijkt Petrus de meest dynamische leidinggevende apostel te zijn, in
welk hierna ook blijken zal. De gangbare kerkelijke mening is, dat Petrus zijn
‘stoel’ in Rome heeft opgericht waaraan de katholieke kerk het een en ander aan
verbonden heeft. Men zegt ook dat Petrus in Rome op de kop gekruisigd moet zijn
geweest. Niemand kan dat tot vandaag de dag met eerlijke Bijbelverklaringen
staven. Het is de gangbare overgeleverde kennis, die de mensheid doet geloven,
dat dit zo moet zijn geweest. Dit gegeven is vandaag de dag zo ingeworteld, dat
niemand enige twijfel hierover zou kunnen hebben. Petrus heeft echter een
andere niet gemakkelijke weg bewandeld. Dit resulteerde dat hij zijn geest en
zijn ziel geestelijk kon rijpen voor grotere en onvoorstelbare wegen die in het
hiernamaals met gemak bewandeld kunnen worden. Zo zal het ook met de aardse
mensen kunnen gaan. Het is dus een vrije keuze om brede of smalle wegen te
bewandelen, al wat de ziel de mens ingeeft. Zo meldt de Bijbel dat een ieder
‘loon naar werken” zal ontvangen.
Petrus is naast Johannes en Jakobus,
zeker de belangrijkste discipel. Dit blijkt uit de Nieuwe Openbaringen –
opgeschreven in de loop van een lange periode door Jakob Lorber gedurende
vierentwintig jaar. In deze Openbaringen zien we meestal Petrus als
hoofdpersoon aan het woord. De Heer spreekt hem dikwijls aan. In de toekomst
(rond 2000) krijgt de mensheid geen melk meer, maar vaste spijze, zegt de Heer
tegen Zijn discipelen. (zie ook Hebreen 5:12).
Jezus
heeft Zijn discipelen voorspeld, dat een zegel van het Evangelie bijna 2000
jaar later verbroken zou worden. Nu, dit verbreken van de Bijbelse zegel is al
honderd vijf en zestig jaar geleden begonnen (toen kwam Gods dicteerbode naar
Lorber toe). Dit doet nu haar vruchten afwerpen.
De leer van Jezus is voor de
menselijke gedachte doorzichtig en zelfs zeer begrijpelijk beschreven. Deze
bijzondere Goddelijke Openbaring is ons niet alleen uitvoerig gegeven, maar
schenkt een ieder, die deze Openbaringen door Jakob Lorber leest, een nieuw
onuitputtelijk geestelijke diepte. De lezer vindt in de heilige Openbaring de
levende geest maar niet letterlijke woorden die echter doden.
Toen Petrus de Heer voorhield, dat Zijn rede
hem raadselachtig voorkwam kreeg hij als antwoord: ‘Dat Hij hen nog steeds
met ‘melk’ moest spijzen, omdat zij nog geen vaste en krachtige spijzen tot
zich kunnen nemen en verteren’ - (GJE10-153).
Jakob Lorber heeft nooit geschreven
vanuit zijn eigen gedachtebelevenis! De profetie die uitkwam is niet
voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de Heilige Geest gedreven. Petrus
1:21. Zo hebben alle profeten van Godswege gesproken.
Om Petrus beter te kunnen begrijpen
doorvorst men eerst zijn geschiedenis. Op deze manier kunnen we het leven van
Petrus in een beter daglicht plaatsen, zelfs meer dan we vermoeden. Het spreekt
vanzelf dat de lezer de Bijbelse tekstpassages en ontvangen woorden van de Heer
in de heilige Openbaringen zorgvuldig overdacht dient te worden.
Dit boek kan
als een nuttig naslagwerk gehanteerd worden en hierbij dienen als een
waardevolle richtingaanwijzer.
De
deelcitaten zijn genomen uit de heilige Openbaringen en deze zijn voornamelijk
betrokken op Petrus met de Heer. Bij vrijwel alle deelpassages of
Bijbeltekstgedeeltes is bronvermelding aangegeven. Deze zijn nodig om de
betrokken onderwerpen beter in het vizier te krijgen. Vrijwel alle informatie
over Petrus leven is in dit boek gearchiveerd terug te vinden. De schrijver
spreekt de hoop uit dat dit boekhoudkundig werk elke lezer veel licht mag
werpen op de veel gezochte vragen en antwoorden.
De bewerker
De meest gestelde
vraag vandaag de dag is of Petrus wel
inderdaad de eerste aanleiding was voor de pauselijke stoel. In de Bijbel
vinden we hierover geen aanwijzingen. Wel andere aanwijzingen, dat hij nooit in
Rome is geweest. Toch geldt hij voor de katholieke kerk nog steeds als de
eerste paus. Petrus zou de Rooms katholieke kerk gesticht hebben. Dit heeft het
Vaticaan de mensheid eeuwen lang voorgehouden en dit zou op waarheid moeten
berusten. Ook zou Petrus (op zijn kop) gekruisigd zijn in Rome.
Maar de Heer
heeft Petrus opgedragen zijn broeders te sterken (Lukas 22:32). ‘Zorg
voor Mijn schapen!’’ (Johannes 21:15-17). Het Vaticaan moet dit opgevat
hebben als een vervolg voor hun aanstaande kerkleiders.
De katholieke
kerk stelt nog steeds, dat de Bijbelse discipel en apostel Petrus de eerste
aanzet moet zijn geweest in het kader van een bis,- en pausdom. Was Petrus echt
de grondstichter van het huidige pausdom? Toch kan hij echter nooit in Rome
geweest zijn en kan hij daar ook nooit gekruisigd zijn geweest. De Duitstalige
boeken ‘Himmelsgaben 3-19,20 en 3-64’ respectievelijk de Nederlandse editie
‘Hemel en Hel 1-149’ doen hierover uitvoerige berichtgevingen. Volgens het
boekdeel ‘De Geestelijke Zon 1-68’ zijn deze wereldse opvattingen ingeburgerde
waarheden.
Hoe komt men in
de katholieke kerk aan zulk een mythe, die elk katholiek kerklid nog als
onbetwistbaar acht? De katholieke kerk is volgens hun eigen instituut
onfeilbaar.
Maar Petrus is
noch bisschop noch paus geweest. Eeuwen lang is de bewering, dat hij
in Rome heeft gewoond. Dit is in geschriften bewaard gebleven. De rooms
katholieke kerkvaders hebben er voor gezorgd, dat deze mythe op een waarheid
moet berusten en daarom ook onaanvechtbaar is.
Het eerste
bericht over deze onbetwistbaarheid stamt uit de eerste eeuw na Christus. Aan
deze traditie mocht nooit getornd worden. Achteraf was dat bericht vervalst en
niet gebaseerd op een betrouwbaar fundament. Het correspondeerde ook niet met
de volledige waarheid. Maar Petrus heeft in Babylon gewoond en gepredikt. Dit
paste echter niet in het systeem van de Romeinse bisschoppen. Rome heeft
indertijd zeker wel geweten over het leven van Petrus. Zij hebben deze notities
angstvallig verborgen gehouden voor de gewone man.
Men heeft in
plaats van Bagdad (het vroegere nieuwe Babylon), daarvoor de stad Rome
ingevuld, zijnde de stad van Petrus kruisiging. Veel later is de originele
tekst over Petrus vernietigd. Anders zou het aanzien van de Romeinse
bisschoppen te lijden krijgen.
Wat de nieuwe en
aanvullende Geschriften betreft staan Protestantse en katholieke kerken over
het algemeen afwijzend tegenover deze nieuwe Openbaringen. Ze wijzen een nieuwe
of aanvullende heilsboodschap van de hand. De meeste kerken leren, dat na het
Nieuwe Testament de Bijbel een volledig afgesloten boek is. Er is geen ruimte
meer voor een nieuwe heilsopenbaring. Ofschoon 1 Korinthe 14 naar de
mogelijkheden verwijst, dat een ieder de gave der profetie kan hebben. De
kerken stellen dus, dat de voor het heil voor de mensheid alle christelijke
openbaringen in de tijd van de apostelen definitief zijn afgesloten.
Om met degelijke
en betrouwbare bewijzen op tafel te komen – ook voor de hedendaagse kerken
(ongeacht welk soort religie), geldt hier de vraag waar Petrus dan tussen het
34e en 59e jaar na Chr. kan zijn geweest.
Jacobus, de broer van de evangelist
Johannes, is in het jaar 44 door Herodus vermoord geworden. Na zijn dood in
Jeruzalem is Petrus door Herodus in de kerker geworpen.
Deze
geschiedenis is overigens gemakkelijk terug te herleiden uit het Bijbelse deel
Handelingen. Petrus kan dus nooit 25 jaar ononderbroken in Rome zijn geweest
(volgens de kerkelijke overlevering) en geen enkele historisch kritiek kan dit
staven.
Paulus schrijft
in de brief aan de Galaten en in de apostelgeschiedenis, dat hij drie jaar na
zijn bekering (dit was in het jaar 34 na de steniging van Stephanus) naar Jeruzalem kwam in het jaar 37.
In het jaar 51
(dus na 14 jaar) ging Paulus onaangekondigd naar een religieuze verzameling in
Jeruzalem. Dit was wegens de bekering van heidenen en hun besnijdenis volgens
Joodse wijze. Paulus trof daar de drie belangrijkste zuilen van de gemeente
Jeruzalem aan. Dit waren Jacobus, broer van Judea en zoon van Jacobus Alphaus,
bekend als Kleophas. Verder zag hij de evangelisten Johannes, Petrus en de lijfelijke moeder van Jezus,
Maria.
De Bijbel maakt
in het Nieuwe Testament gewag over de periode van het zendelingsschap van
Petrus met zelfs plaatsnamen erbij. Petrus wordt een zuil van de
christelijke gemeente van Jeruzalem genoemd, niet van Rome. De historische
waarheid van deze getuigenis uit het Nieuwe Testament is een geheel andere, dan
die de overlevering noemt.
Petrus kan dus
nooit een bisschop van Rome zijn geweest. Zijn eerste brief is gericht aan de
christelijke gemeentes in Ponthus, Galatië, Kapocië, Azië en Bithynië. Zijn
brieven werden zelfs in de jaren 51-61 gelezen en (h)erkend als zijn
eigenhandig schrift. Zelfs Babylon (het huidige Bagdad) was op de hoogte van
zijn brieven. Genoemde landen liggen allen in Azië. De landen beginnen bij de
Zwarte Zee tot aan de grens van Sicilië.
We betrekken
Syrië er nog bij, waar Babylon eens lag en waar Petrus vroegtijdig zijn
geloofsgemeentes had en ook regelmatig bezocht, zoals de apostelgeschiedenis
ons vertelt. Petrus werd aangetroffen in Lyddam Galilea, Samaria, Joppe,
Cesarea, Galatië, Kappadocië, Bithynië en Azië. Hij is nooit in Italië geweest
volgens Bijbelse bronnen, wel in Azië. Hij was een grote Diocese.
Rome heeft vanaf
de eerste eeuw de mensheid voorgelogen, dat Petrus in Rome als bisschop
vertoefde. Wel is daar de apostel Paulus geweest en hij beleerde hen. Dat de
paus sommige mensen heilig verklaard staat in scherp contrast met de Bijbel. Johannes
15:4: ‘Niemand is heilig dan God alleen!’ Bovendien heeft de roomse kerk
haar kerkleden eeuwen lang onthouden om de Bijbel te lezen, zodat niemand
daaruit zou kunnen opmaken, hoe het een en ander zich nu precies verhoudt. De
geschiedenis van Petrus begon ongeveer in het jaar 34 tot het jaar 59. In dat
laatste jaar is Petrus in Bagdad gekruisigd.
Petrus was een
eenvoudige visser op het meer van Gennesareth, een plaatsje aan een groot
binnenlands meer. De Hebreeën noemen alle grote verzamelingen van zulke wateren
geen meren, maar zeeën. Zijn oorspronkelijke naam was Simon Jona, ook wel Simon
Barjona. Men voegt het Arameesch woord ‘bar’ hier toe om daarmee ‘zoon’ aan te
geven, vandaar ‘zoon van Jona’. Jona was zijn vader en Simon is een vergriekste
naam. Petrus groeide op aan de noordoostkant van het inlandse meer van Galilea
(dat geen verbinding heeft met de Middellandse zee) in het plaatsje Bethsaida.
In het Aramees betekent dit ‘vissersplaats’ en in het Hebreeuws ‘huis der
geheimen’, gesteld, dat er in dit woord de Hebr. letters s-d staan (‘sod’ =
geheim). Bethsaida lag in een achteraf provincie van het machtige Romeinse
Rijk. Zie verder Markus 1:16 en Johannes 1:44.
De bevolking van
zijn geboorteplaats bestond uit Joden en niet-joden. Petrus was een
ongeschoolde man (Handelingen 4:13), maar hij werd gedreven door de
geest van God, Die hem al het nodige ingaf. In zijn tijd waren de Joodse
gezinnen erg arm, maar zij hielden van fundamentele geloofsopvattingen en
rituele wetten van reinheid. Petrus is later ook in de omgeving van Bethsaida
gebleven en stichtte in Kapernaum, dat aan de westkust van het Galilese meer
ligt, zijn familie (Markus 1:29).
De straten van
Kapernaum waren in die tijd erg smal, de huizen klein en muren van zwarte
basaltstenen. Daken van balken en takken bedekt met klei. Het huis van Petrus
was volgens de beschrijving van de Openbaringen erg ruim. De meeste huizen
lagen toen aan een binnenplaats waar men kookte en andere dingen deed.
Toen Petrus Jezus
leerde kennen, was hij al een man op leeftijd (achter in de vijftig). Dit
blijkt ook uit de jaartallen, elders beschreven. Met etenswaren was Petrus erg
sober en hij at nooit onrein of onzuiver voedsel. (Handelingen 10:14).
In de huidige
tijd maken de Kinneret-sardientjes nog voor de helft deel aan de visvangst op
het meer van Galilea. In de tijd van Petrus was vissen een erg zwaar beroep en
wellicht moeten de vissers sterke spieren hebben gehad, zo ook Petrus.
Het is bekend dat Petrus getrouwd is
geweest. Want in Marcus 1:30 is immers sprake van een schoondochter. (In
de Bijbel staat schoonmoeder). In Johannes 1:43 geeft Petrus aan, dat
hij vrouw en kinderen heeft. Als visser kon Petrus nauwelijks zijn vrouw en
kinderen van onderhoud voorzien. Daarom ging hij later zijn geluk beproeven aan
de tamelijk visrijke oevers van de Jordaan, waar hij in de buurt op aanraden
van zijn broer naar Jezus ging. Verder had hij een zoon, die Marcus heet.
Toen de Heer op
een zekere dag vroeg in de ochtend met een groot gezelschap, dat Hem volgde
naar het huis van Simon Petrus liep, lag daar een zieke schoondochter van
Petrus. Zoals gezegd lag zijn huis dicht in de buurt van Bethabara, waar
vroeger Johannes de Doper verbleef.
De NO schrijft,
dat de zieke een aardig zeer werklustig en flink meisje van ongeveer twintig
jaar is. Zij lag met hoge koorts in bed in het eenvoudige, maar ruime huis van
haar schoonvader. (Zij zou dus de vrouw geweest kunnen zijn van Markus, de zoon
van Petrus!). Maar zij was zeer angstig en had veel pijn. Petrus kwam naar
Jezus toe en vroeg Hem haar te helpen.
De Heer ging toen
direct naar haar bed, nam haar bij de hand en zei tegen haar: ‘Dochtertje, sta
op en maak liever het avondmaal voor ons klaar, in plaats van hier ziek te bed
liggen!’ Toen verliet ogenblikkelijk haar koorts en het jonge meisje stond
meteen op en diende hen met veel ijver en toewijding. Zie verder Mattheus
8:14,15, Markus 1:29 resp. Lukas
4:38, dat betrekking heeft op schoonmoeder of schoondochter.
De Latijnse tekst
in Mattheus:
‘et cum venisset
Iesus in domum Petri, vidit socrum eius iacentem, et febricitantem: et
tetigit manum eius, et dimisit eam febris, et surrexit, et ministrabat
eis’. Markus
schrijft ‘febricitans’. Lukas ‘tenebatur magnus’. Johannes doet
er geen melding over.
De verhelderende
en openbarende tekst bij Lorber in de NO zegt hierover meer dan genoeg. Het is
ook goed om te weten, dat aan Bijbelteksten niet getornd mag worden. Verder
ontbreken in de Bijbel nog een stuk of zes boekdelen, die met opzet in het
verleden door de kerken zijn weggelaten.
Nogmaals blijkt
uit bovenstaande citaten zondermeer, dat Petrus gehuwd was. Omwille van Jezus
heeft hij zijn vrouw tijdelijk verlaten. 1 Korinthe 9:5 geeft nog
uitsluitsel over Cefas en zijn vrouw. Petrus die toen de Heer volgde,
bekommerde zich minder om zijn vrouw en kinderen. Want hij wist immers, dat de
Heer voor hen zorgen zou. Toch bezocht
Petrus hen regelmatig, maar in het bijzijn van de Heer. De nieuwe Openbaringen
maakt hierover melding in het negende hoofdstuk onder ‘eerste kennismaking met
Jezus’. Petrus, die sterk in zijn geestelijke schoenen staat verschilt hier met
zijn broer Andreas, die volgens Jezus niet zo geestelijk sterk ervoor staat.
Toen één der Farizeeën aan Jezus de
vraag stelde of het geoorloofd is om vrouw en kinderen te verlaten, zei Petrus
- na het antwoord van Jezus aan de Farizeeën - : ‘Zie, wij hebben alles
verlaten en wij zijn U gevolgd.’(Mattheus 19:27, Markus 10:28 en Lukas
18:28). Na de Hemelvaart heeft Petrus weer contact gezocht met zijn vrouw.
Toen is zij met hem meegegaan op zijn missiereizen.
Petrus was een
onafhankelijk en enthousiaste persoonlijkheid. Hij was vlot, direct, recht voor
zijn raap, een natuurlijke leider (aanvoerder) en ervaren schipper. Aan de
oever van de zee was voor hem geen plek onbekend. Hij had het lef, ook door
zijn onwankelbaar vertrouwen in de Meester, om over het water en de hoge golven
te lopen hoewel hij daarbij zich overschatte.
Een tweede persoon, die ook over het
water liep was de persoonlijke vriend van de schrijver en profeet Leopold
Engel. Deze omschreef het verhaal over een vriend, die naar het binnenste van
Afrika (waar ook Thomas was geweest) ging, waar geen gewoon wereldmens één voet
kan zetten. (Zie: ‘Het dal der gelukkigen’.)
Toen Jezus een
Bergrede gehouden had, vroeg Hij of Petrus nu Zijn leer al vergeten was. Petrus
was altijd vlot in vragen en antwoorden. Jezus zegt: ‘Het is beter met
zachtheid en geduld iets in toom te houden, dan met geweld!’ Hiermee kenschetst
Hij feitelijk het karakter van Petrus. Petrus was een bewogen, emotionele man.
Iemand, die niet zomaar wat zei of vroeg.
Johannes 21:2 Er waren tesamen Simon Petrus, en Thomas,
gezegd Didymus, en Nathanalem die van Kana in Galilea was, en de zonen van
Zebedeus, en twee anderen van Zijn discipelen.
Johannes 21:3 Simon Petrus zei tot hen: ‘Ik ga vissen!’ Zij
zeiden tot hem: ‘Wij gaan ook met u mee. Zij gingen uit, en traden terstond in
het schip: en in dien nacht vingen zij niets.
Als we aan Petrus
denken, denken we ook aan zijn beroep als visser. Daarbij hoort een
vissersboot. Nagenoeg is in 1986 op de zeebodem in de buurt van het oude
Kapernaum een boot gevonden, die in de tijd van Jezus op het meer van Galilea
heeft gevaren. Omdat het jaar ervoor een erg hete zomer was, was het waterpeil
drastisch gezakt en kwamen er grote modderbanken droog te liggen. De boot was
niet aangetast door micro-organismen. De archeologie vond ook munten. Aan de
hand van koolstofdatering trok men de conclusie, dat deze vondst twee duizend
jaar oud moest zijn. De romp was nagenoeg intact gebleven.
De boot is 8,2
meter lang en 2,3 meter breed. De vier roeiriemen duiden erop dat de boot op
zijn minst een vijfkoppige bemanning gehad moet hebben. Maar het vaartuig kon
meerdere personen vervoeren. Deze boot moet dus gevaren hebben in de tijd van
Jezus. Een identieke boot, zoals Petrus had, maar dan veel kleiner (Johannes
21:2-8).
De boot was van
twaalf soorten hout gemaakt. Hout was in die tijd misschien schaars. Of de
eigenaar moet niet rijk zijn geweest, wat nog waarschijnlijker is. Ook was de
boot vele malen gerepareerd, voordat het zeewaardig was.
Johannes 21:7 De discipel dan, welke Jezus
liefhad, zei tot Petrus: ‘Het is de Heer!’ Simon Petrus dan, horende, dat het
de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelf
in de zee.
Opmerking: In
Betsaida begon men in 1987 met archeologische opgravingen. Daarbij zijn vele
voorwerpen uit de eerste eeuw aan het licht gekomen. Men vond daar een
honderdtal voorwerpen aan haken, bronzen en ijzeren naalden om netten te
repareren, ankers en stenen en loden gewichten voor de netten. In Markus 1:16 werpen Simon en Andreas hun
met gewichten verzwaarde werpnetten uit….”
Johannes 1:41 Andreas, de
broeder van Simon Petrus, was één van de twee, die het van Johannes had
gehoord, en Hem gevolgd waren.
Johannes de Evangelist introduceert
in het Nieuwe Testament Petrus voor het eerst en niet andere Evangelisten. De
broer van Petrus en nog iemand (dit was Thomas!) waren de eerste twee,
die getuige waren geweest van de doop van Jezus in de Jordaan. Deze hebben
Johannes de doper horen zeggen, dat Hij de Messias was.
Johannes 1:42 Deze vond eerst zijn broeder Simon,
en zei tot hem: ‘Wij hebben gevonden den Messias, overgezet zijnde, de
Christus’.
Johannes 1:43 En hij leidde hem tot Jezus. En
Jezus hem aanziende, zei: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Jonas!’ - ‘Gij zult genaamd worden Cefas!’, hetwelk
overgezet wordt: Petrus.
Markus 3:16 En Simon gaf Hij de (toe)naam: ‘Petrus’.
Niet ver
van de invloeiing van de Jordaan aan het meer woonde Petrus. Als deze
dan bezig is met zijn visnetten, vertelt zijn broer Andreas, die naar hem
toesnelde, - want hij zocht hem en kwam zojuist van Jezus vandaan, dat hij de
beloofde Messias heeft ontmoet.
Daar wilde Petrus meer van weten. ‘Ik zal alles ogenblikkelijk in de steek
laten en Hem tot aan het einde van wereld volgen, wanneer Hij het verlangt’,
zegt Petrus. Maar Andreas remde zijn broer en zegt uit respect voor de
Heer liever de volgende dag naar Hem toe te gaan.
‘Dan is Hij er misschien niet meer’,
zei Petrus. En hij zet nu door en halsoverkop, als het al donker is, brengt
Andreas hem dan toch bij de Heer.
Petrus was trouwens geen getuige van
Jezus doop aan de Jordaan door Johannes. Andreas was daarbij wel aanwezig.
Nu was Petrus iemand, die al heel lang fantaseerde over de Messias. Die was
Iemand, die de armen zou helpen en de hardvochtige rijken der aardbodem zou
verdelgen.
Ook
Andreas wil Jezus voor elke prijs volgen. Samen snellen ze dan nog laat in de donkere avond bij heldere
sterrenhemel naar de zelfgemaakte hut van Jezus toe. Het was trouwens ook nog
niet zo ver van hen vandaan.
Zo ging
het tweetal dus naar de hut, waar Jezus vertoefde. Toen Petrus vlak bij deze hut
kwam, durfde hij nauwelijks verder te gaan. Want een verheven zoete angst was
in hem. Toen kwam Jezus hem tegemoet en keek hem aan met de woorden: ‘Jij bent
Simon, de zoon van Jona(s). Maar jij zult genoemd worden Cefas.’
Jezus
kwam dus al vanuit Zijn hut hen tegemoet en herkend Simon als Cephas (dat is
zijn geestelijke naam), waarop eeuwig zal gebouwd worden en dat tevens
‘rotsvast’ betekent. Zo bleven zij de hele nacht bij Jezus.
De
volgende ochtend zei Hij tegen hen. ‘Mijn tijd in de woestijn zit er op. Ik zal
naar Galilea gaan, waar ik vandaan gekomen ben!’ Op de vraag of zij ook met Hem
mee willen trekken, antwoordt Petrus dat daar geen twijfel aan mogelijk is. Ja,
ze zullen hun vrouw en kinderen omwille van Hem verlaten.
Petrus zegt: ‘Ik vertrouw op hulp
van Boven en Die zal wel voor mijn gezin zorgen. Bovendien kom ik toch
nauwelijks rond met mijn financiën en ik kan mijn gezin niet goed onderhouden.
Maar mijn sterke vader Jona, onze vrouwen en dochters redden zich wel!’ Dan
zegt Jezus: ‘Niemand, die iets voor Mij verlaat, zal het verlatene verliezen,
maar het veelvoudig terugwinnen!’ Overigens heeft Petrus nooit getwijfeld aan
de echtheid van Jezus. (GJE1-8)
Opmerking: De
discipelen vroegen pas later aan Jezus: ‘Heer, toen U Zich voor mijn ogen in de
rivier de Jordaan door Johannes met water liet dopen, zagen wij terstond een
vlam in de vorm van een duif boven Uw hoofd zweven’. Simon Juda (Petrus) vraagt
dan wat die vlam betekent. Jezus zegt tegen hem, dat de vlam ontstond uit Zijn
oneindige uitstralende levenssfeer, die de werking is van Zijn Heilige Geest.
(opmerking.: want Petrus was immers niet aanwezig bij dit zeer heilig
gebeuren).
Het
verhaal van Johannes de Doper staat beschreven in Mattheus 3:1-17.
Ook in Markus 1:1-13, Lukas 3:1-22 en Johannes 1:19-34.
Mattheus
en Markus vermelden, dat Jezus nadien de woestijn in ging. Maar de nieuwe
Openbaringen vermeld, dat Hij er juist vandaan kwam (want Jezus had daar
veertig dagen gevast en gemediteerd). Na de doop (en ook de verzoeking in de woestijn
keerde Hij terug naar Galilea (Mattheus 4:12-17) en ging Hij wonen in Kapernaum
aan het meer in de landpalen van Zabulon en Nefthalon (Zebulon en Nafthali),
waarvan de profeten getuigden in Jesaja 8:23.
Johannes 1:45 Philippus nu was uit Bethsaïda, de stad van
Andréas en Petrus.
De derde discipel, die Jezus nu volgde langs de
oevers van de slingerende Jordaan, was Filippus op voorstel van Petrus.
Filippus was al heel vroeg in de ochtend op zoek naar een visontbijt. Dit deed
hij met een kapot net in de golven van de rivier. Over zijn karakter weten wij,
dat hij een straatarme man was, maar wel rechtvaardig en godvruchtig. Zo had
hij niets te verliezen en volgde Jezus op Diens uitnodiging. Hij was ongehuwd
en gaf aan arme vissers regelmatig les in godsdienst. Hij kende het gezin van
Jozef en Maria en ook Jezus. Net als Petrus en diens broer Andreas was hij
eveneens geboortig uit Bethsaida. Filippus was op de hoogte van de voorspelling
van Simeon en Anna, dat de beloofde Messias komen zou en hij zag Jezus ook als
de beloofde Heiland. Hij dacht dat Jezus de armoede uit de wereld zou helpen.
Zijn hart wist al toen de Meester hem vriendelijk riep, dat Hij de beloofde
Middelaar was. (GJE1-9)
Johannes 1:46 Philippus vindt Nathánaël en zegt
tot hem: ‘Wij hebben Hem gevonden, van Wien Mozes in de wet geschreven heeft en
waarvan de profeten geschreven hebben; het is Jezus, de zoon van Jozef uit
Nazareth.'
-‘Terwijl
hij Jezus volgt kijkt Philippus opmerkzaam langs de weg in het rond en ziet
Nathánaël, terwijl deze onder een vijgenboom zittend zijn visgerei herstelt.
Hij zegt vol vuur tegen hem: 'Broeder, ik heb de hele lange weg al naar je uitgekeken
en ben nu van ganser harte blij, dat ik je gevonden heb, want kijk, we hebben
Hem gevonden, van Wie Mozes in de wet heeft geschreven en waarvan de profeten
hebben geschreven; het is toch Jezus, Jozefs zoon uit Nazareth!'
Nathanael zei tegen Jezus, toen hij
zich bij Hem aansloot: ‘Gij zijt zonder enige twijfel de lange tijd met
ongeduld, verbeide koning van Israël, die Zijn volk uit de klauwen van de
vijand zal bevrijden-‘ (GJE1-9)
Opmerking: In de
volgorde van alle volgelingen van Jezus, hier nu de eerste vier discipelen:
Andreas,
Petrus, Filippus en Nathanael. Petrus speelt in de Bijbelse
beschrijvingen en de Nieuwe Openbaringen meestal de hoofdrol.
Mattheus 4:18 En Jezus wandelende aan de zee van
Galilea, zag twee broeders (namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn
broeder, het net in de zee werpen (want zij waren vissers).
Markus 1:16 En wandelende bij de Galilese zee,
zag Hij Simon en Andreas zijn broeder werpende het net in de zee (want zij
waren vissers)
Petrus en
Andreas ontmoeten Jezus aan het meer van Galilea, terwijl zij aan het vissen
waren. Volgens Johannes 1 heeft Petrus al eerder contact met Jezus gehad. Hier
wordt Simon ook Petrus genoemd, omdat hij deze naam al eerder had gekregen bij
de hut van Jezus.
Nu rijst
de vraag of Petrus en Andreas hun Meester constant hebben gevolgd en Hem niet
uit het oog zijn verloren. Dit moet wel zo zijn geweest, gezien de uitspraken
van Petrus over zijn gezin, die hij toch nauwelijks van onderhoud kon voorzien.
Wellicht zal Petrus op een van zulke dagen zijn vrouw en kinderen op de hoogte
hebben gebracht, waarbij hij nog aan het vissen is geweest voor zijn familie.
Op zo’n dag wandelde dan ook Jezus aan de oever van dit meer en Hij riep Zijn
volgelingen. Want tegen Petrus zei de Heer: ‘Ik zal vanaf nu mensenvissers van
jullie maken!’ Daarmee was dan ook een begin gemaakt aan de toekomstige wending
van Petrus. Vanaf dat moment begon zijn leven een ander karakter te krijgen.
Petrus
wordt herkend door een vrouwelijke bediende
Johannes 2:11 Dit is het eerste teken, dat Jezus deed en dat
zo gebeurd is in Kana in Galiléa waarbij Hij Zijn heerlijkheid geopenbaard
heeft. En Zijn leerlingen geloofden nu vast in Hem.
Dit was
eigenlijk het eerste publieke optreden van Jezus met een wonderteken. Afgezien
nog van het feit dat Hij in Zijn jeugdperiode ook nog vele wonderen heeft
gedaan. Deze tekenen werden echter om wijze redenen niet in de H. Schrijft
vermeld. Het was hiervoor nog niet de tijd. De mensheid moest eerst een bepaalde
rijpheid hebben verkregen. Men kon zulke wonderen al helemaal niet bevatten.
Het zou zeker afgedaan worden als demonische wondertekens. Pas in de tijd van
Swedenborg en Lorber werden de mensen rijper voor deze thema’s en beschouwden
de wonderen van Jezus niet slechts als wonderen, maar zagen daarachter nog veel
meer een geestelijke betekenis. Zie bijvoorbeeld het prachtige boek ‘De Jeugd
van Jezus’.
Op de
bruiloft in Kana vraagt Jezus aan Andreas, hoe het nu voorstaat met die
leerling, die samen met hem Jezus volgden. Dan zegt Andreas: ‘Daar komt hij al,
want hij had nog wat te regelen!’ Jezus zegt hierop, als deze leerling dan
binnenkomt: ‘Waar een Cepas is, daar moet ook een Thomas zijn!’ Hier
wordt nu duidelijk, dat deze twee (Andreas en Thomas) het waren, die Jezus het
eerst gevolgd hebben, toen Jezus door Johannes werd gedoopt in de Jordaan.
(GJE1-11)
Laatste hoofdstuk van dat boek
Petrus wordt in de Bijbel uitgebeeld door het geloof,
terwijl Jacob de naastenliefde, en Johannes de werken der naastenliefde
symboliseert. We zagen steeds in de Bijbelse geschiedenis beschreven, dat
steeds deze drie personen – meer dan de overigen – de Heer zeer nauw gevolgd
hebben. De Heer liet bijvoorbeeld in Markus 5:37 niet toe, behalve bij de
genoemde drie, dat Hij anderen nooit bij speciale gevallen uitnodigde. En waar
Petrus is, daar wordt ook vaak Johannes en Jacobus genoemd. Deze drie waren in
de laatste levensloopjaren van Jezus de belangrijkste personen.
Ook wordt Petrus het eerst genoemd door zijn broer
Andreas; hierna Jacobus en Johannes (Mattheus 4:18-20 – Johannes 1:41-43.
In Markus 3:13,16,17 beklom Jezus de berg en riep tot
Zich die Hij wilde. Eerst Simon, en Hij legde op hem de naam Petrus, dan
Jacobus, de zoon van Zebedeus en zijn broer Johannes.
We lezen in Mattheus 17:1-13 over de verheerlijking van
de Heer. Daar zag Petrus, samen met Jakobus en Johannes de Heer verheerlijkt en
zagen Hem met geestelijke ogen. Dit was een voorproef van hun eigen bestemming.
Petrus had een soortgelijke opdracht als Mozes, die het
Joodse volk op Zijn komst voorbereidde. Ook mochten zij gedrieën met Jezus in
het huis van de overste der synagoge om getuige te zijn van de opwekking van
het twaalfjarige meisje.
Volgens Swedenborg was Petrus de eerste apostel, omdat
‘het ware vanuit het goede’ het eerste van de kerk is. Daar Petrus ook onder
verstaan. Petrus werd door de Heer, zoals diverse malen geschreven, Cephas of Kefas genoemd, hetgeen is Petra
(rots). Een rots in het geloof aan de Heer. Maar opdat het een persoonsnaam zou
zijn, wordt hij Petrus genoemd. Vissen zult gij vangen, zei de Heer. Dat
betekent lesgeven aan de mensen. Natuurlijk had de Heer al lang voorzien welke
geest in Petrus leefde.
Alle vier Evangeliën onderstrepen de belangrijkheid van
Petrus, dat hij een ‘rots’ in de branding zou worden (in het Aramees is ‘kefa’
rots).
Met Simon van Jona wordt het geloof vanuit de
naastenliefde aangeduid. Met Simon ‘het luisteren naar’ (in het Hebreeuws
betekent Simon: ‘werking van het gehoor’) – en de gehoorzaamheid. Met Jona de
duif, waarmee ook de naastenliefde wordt aangeduid. Petrus werd drie keer door
de Heer ondervraagd. Zie hier ook de link met zijn driemaal verloochening om de
Heer, toen daarna de haan kraaide.
Petrus ondervraging door de Heer betekent de volle tijd, van het begin van
de kerk tot haar einde. De derde vraag betekende het einde van de kerk. Na deze
ondervraging werd Petrus bedroefd. Petrus was ook jaloers op Johannes, die
Jezus vanuit zijn hart volgde, toen de Heer zei: ‘volg Mij!’ Simon van Jona, zo
werd Petrus drie keer aangesproken -
‘hebt gij Mij lief?’ (Johannes 21:15,16,17).
In de Bijbel wordt Petrus wel vijf keer met Simon
aangesproken. Soms staat er Simon Bar (= zoon)
Jona - andere keren weer Simon Juda of dan soms Cefas. Één enkele keer
wordt Petrus in de Nieuwe Openbaringen genoemd als Petri of Petro.
In de apostelbrieven van Paulus (Korinthe en Galaten)
wordt hij zelfs zes keer aangehaald als CEFAS. Het was eerst Cefas (Petrus) die
Hem zag na de opstanding, daarna met de voltallige discipelen (1 Korinthe
15:5).
Johannes 1:43 En hij leidde hem tot Jezus. En
Jezus hem aanziende, zei: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd
worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus.
1 Korinthe 1:12 En dit zeg ik, dat een ieglijk van
u zegt: ‘Uk ben van Paulus en ik van Apollos; ik ben van Cefas, en ik van
Christus.
1 Korinte 3:22 Hetzij Paulus, hetzij Apollos,
hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood-, hetzij
tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe.
1 Korinthe 9:5 Hebben wij niet de macht, om een
vrouw, een zuster zijnde, met ons te leiden, gelijk ook de andere apostelen, en
de broeders des Heeren, En Cefas?
1 Korinthe 15:5 En dat Hij is van Cefas gezien,
daarna van de twaalven.
Galaten 2:9 En als Jakobus, en Cefas, en
Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was,
bekenden, gaven zij mij ennBarnabas, de rechterhand der gemeenschap, opdat wij
tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden gaan.
De brieven van Paulus uit Rome kunnen dateren uit de
jaren 61-63. In de daarop volgende jaren werd hem verboden om met zijn omgeving
te vertoeven, zodat hij nog twee jaren geketend in de kerker leefde, tot aan
zijn einde.
Het Calendarium Romanum vertelt echter – en dat is overigens waarlijk
gelogen – dat Petrus van 42-69 in Rome was. Gelukkig bewijzen de
apostelbrieven echter het tegendeel. Paulus noemt in geen enkele zendbrief noch
van een bisschop noch van een Petrus in Rome.
Petrus kan historisch gezien – dus ook nooit bisschop van Rome zijn
geweest, omdat hij in het jaar 44 als gevangene en in het jaar 51 als een zuil
van de gemeente Jeruzalem werd genoemd. Hij was een apostel van Azië, maar
heeft nooit de bodem van Europa betreden.
Petrus was al gestorven als Paulus naar Rome kwam. In het jaar 44 werd
Petrus door Herodes Antipas in de kerker geworpen, maar verlost door de Heer.
Johannes, die Jezus volgde, betekenen de goede werken; en
dat deze niet zullen vergaan tot het einde van het leven. Met Petrus in deze
tekst betekent het hier ‘een van de naastenliefde gescheiden geloof’. Immers,
hij verloochende de Heer driemaal. Zijn naam duidt op geloof zonder
naastenliefde. Maar de Heer riep eerst Petrus door middel van zijn broer
Andreas. Deze laatste stond in het geloof aan de Heer niet zo sterk in zijn
schoenen als Petrus. Ook Jacobus en Johannes kregen van de Heer andere namen
(3:17), namelijk de Boanerijls, dat wil zeggen: ‘zonen des donders’.
In Johannes staat beschreven: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik
u’: ‘’Toen gij jonger waart, gordet gij uzelf….enz. Rijst nog de vraag, of
Petrus na zijn bezoek aan de Heer in de hut, vlak bij de Jordaan, constant bij
zijn Meester vertoefde, of is er misschien nog een korte periode geweest, dat
Petrus daarna is teruggegaan naar zijn huis.
Marcus 1:16-20 en
Mattheus 4 schrijven: ‘Want Simon en Andreas zijn broer wierpen het net in de
Galileesche zee (want zij waren vissers) en op een gewone werkdag hoorden zij
een stem die riep: ‘Kom en volg Mij. En zij volgden Hem. Want Jezus liep daar
aan de oever.
Natuurlijk
moeten Peter en Andreas al gekend hebben (met hun bezoek in Zijn hut) en wordt
Petrus in het gangbare gebruik nog Simon genaamd.
Naschrift
Over de schrijver
Markus
Een andere Markus die bekeerd was
had kende Paulus erg goed. Deze Markus zou ook voor een groot deel zijn
informatie uit Paulus geschriften en zijn leer gehaald hebben. Maar het ligt
voor de hand, dat Petrus zoon Markus, alle informatie van zijn vader had. Hij
moet dus veel van Jezus leer afgeweten hebben. Hij heeft immers Jezus ook van
zeer dichtbij meegemaakt. Petrus heeft hem het aanvullende overgedragen zowel
in zijn geboorteomgeving als op reis naar en in Bagdad.
Johannes is de enige
geschiedschrijver die over Markus verhaald naast de Evangelist Markus zelf. Er
waren dus twee evangelisten die de naam Markus droegen. De ene Markus had dus
veel omgang met Paulus, een tot Christendom bekeerde Jood. Het kan mogelijk
zijn geweest dat deze Markus fungeerde als tolk voor Petrus en Paulus, want
Markus beheerste nauwelijks de Griekse taal. Hij trok samen op met zijn neef
Barnabas en vergezelde Paulus.
Petrus zoon Markus wordt echter een
bedreven man genoemd om zijn schrijven wegens zijn vader. De Bijbel en de
Nieuwe Openbaringen doen hierover geen duidelijke uitspraken (zie GJE10-25).
Wel weten we, dat Mattheus en Markus nauwgezette schrijvers waren, vooral
Markus. Lukas en Johannes hebben de Evangeliën veel later geschreven.
(verdere bronnen)
Petrus in GJE1: 8,9,11,13,25,36,38,53,54,74,75,76,
77, 89, 100-104, 109,111,112,114,122,132,134, 141,142,177,178,207,209,226
Petrus in GJE2:
36,37,40,43,62,73,96,100,101,128,143,147,148,168,169,170,176,180,187
Petrus in GJE3:
184
Petrus in GJE4: 88
Petrus in GJE5:
170,171,173,181,187,222, 234-239, 241-248, 250-253, 255,256,259,272.
Petrus in GJE6:
6,35,41,46,47,58,59,60,62,65,74,101,114,115,126,128,135,146,152,159,161,167,187,228,229,235
Petrus in
GJE7:109,129,130,159,160,161,162,182,227
Petrus in
GJE8:40,98,100,168,189,197,207
Petrus in GJE9:
1,54,63,114,140,145
Petrus in
GJE10:5,41,154,161,162,212,223
Petrus in
GJE11:3,7,15,19,31,32,44,46,50,51,52,54,55,56,57,58,63,66,67,68,71,72,73
Petrus in
Predikingen:1,16,19,22,30,36
UpToDate 2024-2025