Ostracine, verblijfplaats van Kindje
Jezus
Post ontvingen wij van Jan Vreman
uit Nederland. Ik was al op zoek naar hem sinds november 2013, maar kon hem
niet vinden. Ik las het een en ander over hem in de destijds bestaande actuele
Duitse Yahoo-group, waarvan ikzelf ook eens lid van was. Tot mijn grote
verrassing meldde Jan een dezer weken bij ons.
Een klein voorproefje, van wat hij
beschreef over Ostracine. Hij bezocht dit stadje maar werd door militairen
tegengehouden. Zijn vrouw en hij zijn jaren geleden via Israël, Rafa (Gaza) de
grens over gegaan, naar El-Arish om daar nabij ‘Ostracine' te bezoeken. Dat
werd hen niet toegestaan: Natuur-, militair-gebied etc. Hoe dan ook, onze [dr.]
Christoph Schindler bezocht later met veel tegenwerking dat gebied op goed
geluk, en beschreef de ondergelopen Ostracinestad en omgeving van 90-120 cm
waterhoogte,en ontdekte de ruiïnen van Cyrenius, etc, wat elders in de
voorgaande jaren in een van onze bulletins beschreven werd. Jan Vreman
beschrijft in het kort de christelijke nederzetting in het Noorden van de
Sinaï, in de Ostracine!’ [door Eliezer Oren]:
In de periode december 1976 tot
april 1977 en in december 1977 onderzocht een delegatie van de Ben Gurion
Universiteit de overblijfselen van de nederzetting in El Faluciat in het
noorden van de Sinaï. Deze overblijfselen bevinden zich aan de oostkant van het
Bardaville meer, dat in de klassiekers het Sirbonische meer wordt genoemd, zo’n
30 kilometer ten westen van El Arish en ongeveer 3 kilometer van de kust van de
Middellandse zee.
In vroegere tijden was hier de stad
Ostracine, volgens de bronnen één van de belangrijkste stations langs de
kustweg. De kustweg liep van Gaza en volgde de zandbank tot het Bardaville meer
dat eindigde bij Waca Pelucion. De kustweg was vooral een hoofdverkeersader
tussen Egypte en Israël na de verovering op Egypte door de Perzen en met name
in de Romeinse periode. Langs deze weg lagen de haven- en handelssteden:
Rinoucurora [El Arish]. Ostracine [El Faluciat], Casion [El Gels], Gerhah [Tel
Mahmadija] en Pelucion [Tl Pharma].
Deze steden kenden een enorme groei
door de bloeiende handel, het heffen van belastingen en door de verschillende
industrieën, zoals botenbouw, textielproductie, glasindustrie en het verbouwen
van dadels. ----à
De steden worden ook vermeld in
historische geschriften en op landkaarten uit de Romeins-Byzantijnse tijd,
zoals de map van Antonius [itinerarium], de Foytingerkaart, Notitia Pignitatum
en de Madaba kaart.
Na het begin van de Arabische
overheersing nam de belangrijkheid van de kustweg af en werd de oude Egyptische
militaire weg gebruikt, ten zuiden van het Bardaville meer, dat op de splitsing
tussen de kustweg en de Zuijdweg ligt.
Ostracine, dichtbij Ecregma [een
natuurlijke opening tussen de Middellandse zee en het Bardaville meer]. Josef
ben Matetahoe [Josefus Flavius] vertelt over Titus in 69 A.D. voor het
neerslaan van de opstand in Jeruzalem, dat na zijn vertrek uit Pelucion: ‘Hij
reed een dag door de woestijn en sloeg zijn kamp op in de nabijheid van de
tempel van de god Zebes Casius.
De tweede nacht overnachtte hij in
Ostracine alwaar de inwoners het water
van verre moesten halen. De volgende dag overnachtte Titus in Rinoucurora en de
vierde dag arriveerde hij in Rafia. Het ontbreken van waterbronnen bij een
bloeiende stad lijkt de geschiedenisschrijvers te verrassen.
Cyrenius
nu: 'Kijk, hier zijn we bij de ingang van de grote baai; in de binnenste inham
ervan, daar rechts van ons ligt Ostracine, een rijke handelsstad.
[JJ.01_042,08]
Er bestaat een legende over het
ontstaan van de stad Ostracine in hoofdstuk 84 van de Jeugd van Jezus…
En als
men daartoe bereid zou blijken, wat zou dan de reactie kunnen zijn van
buurvolkeren, die deze stad plegen te bezoeken, alhoewel die nu weliswaar al geruime
tijd meer een ruïne is dan een stad?' [JJ.01_084,18]
Er is in
de volgende tekst sprake van zichtbare bergen!... In noordoostelijke richting,
naar de kant van Ostracine was de lucht weliswaar nog volkomen helder, maar des
te huiveringwekkender zag het er aan de andere kant van de berg, zoals gezegd
in zuidwestelijke richting uit! [JJ.01_131,03]
Jan Vreman verbleef in de jaren
1976-1981 in Israël in de internationale christelijke nederzetting Nes Ammim
vlakbij Akko. Jan kwam in de jaren ’90 met Jakob Lorber. In 2009 kon een
toeristgids, Mohammed Jan klakkeloos de tien steden noemen in de nabij gelegen
grens over Jordanie, waarover de Heer sprak in Jakob Lorber: Philadelphia [nu ‘Amman’], Jerash [nu
‘Gerasa’], Capitolias, Pella, de Basaltstad, Gadara [heden ‘Um Quys’] Abila en
in de Golan: Hipos, Dion, Genatra [?].
en weer over de grens in Israel: Scythpolus [heden de opgraving Beth Shean]
Pella en Afek [in
de Dekapolis [Deka = tien] waren stadjes voor de eerste chr. gemeente uit
Jeruzalem. – ‘de kerk van Jakobus, een toevluchtsoord, hetgeen o.m. vermeld
wordt in GJE10 [Jakob Lorber]. Ook worden onder meer de stadjes Cesare-Philippi
[nu Banias] genoemd, de Golon en ‘Bethsaïdas wordt in de Decapolis vermeld.
Petra wordt genoemd in GJE11.
UpToDate 2024-2025