[via Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]:
JVJ 34-16
(Jakob Lorber): Toen nu alles klaar was voor het vertrek (vanuit de grot waar
Jezus geboren was!), zei de hoofdman (Cornelius – broer van vice-keizer Cyrenius)
tegen Jozef: 'Meest achtenswaardige van alle mannen, die ik ken, zal ik je met
het Kindje en Diens Moeder ooit nog eens terugzien?' Jozef gaf hem ten antwoord:
'Over nauwelijks drie jaren zal ik, zowel als het Kind en Zijn Moeder je
opnieuw begroeten, reken daar gerust op. En nu vertrekken we. Amen.‘
De eerste
dag bereikte hij (Jozef) de omgeving van het stadje Bostra, waar hij
overnachtte, en de Heer dankte en loofde. Het was daar, dat er rovers opdoken
om hen te bestelen. Maar toen die het Kindje zagen, vielen ze uit eerbied plat
ter aarde en aanbaden Het! Met de schrik in hun benen schoten ze daarna weer
terug het gebergte in. De volgende dag trok Jozef andermaal over een fors
gebergte om des avonds in de buurt van Paneia te arriveren, een plaatsje dat in
de noordelijke grensstreek tussen Palestina en Syrië ligt.
Van
daaruit bereikte hij de derde dag de provincie Fenicië en kwam in het gebied
van Tyrus, waar hij zich de volgende dag met zijn vrijgeleide naar Cyrenius begaf.
Die hield toen namelijk voor staatszaken juist te Tyrus verblijf. Maar Cyrenius
antwoordde hem: Beste man, je hebt een enorme omweg gemaakt, want Egypte ligt
veel dichter bij Palestina dan Fenicië! Je zou dus nu weer dwars door Palestina
moeten, namelijk van hier naar Samaria, dan naar Joppe en Askalon. En vandaar
naar Gaza, dan naar Gerar en vervolgens naar Pelusa.'
De reis
per schip naar Ostracine duurde nog geen tien dagen (vanaf Tyrus in Syrië).
Cyrenius zei nu: 'Kijk, hier zijn we bij de ingang van de grote baai; in de binnenste
inham ervan, daar rechts van ons ligt Ostracine, een rijke handelsstad.
In minder dan drie uur kunnen we daar zijn, maar als we er 's nachts
aanleggen, dan zullen we toch moeilijk onderdak vinden. Het lijkt mij dus beter
dat we nu hier op het schip overnachten en er morgen heengaan. Jozef stelt voor
per voet te gaan met zijn pakezels. Cyrenius ging met Jozefs advies akkoord,
droeg het schip tijdelijk over aan de scheepslui, om er goed op te passen. Hij
nam nog vier bedienden mee, die mede de lastdieren van Jozef bestegen, en
trokken zo met Jozef naar de stad. Binnen twee uur waren ze er al.
Toen ze
de stad binnentrokken, werden zij aangesproken door de poortwachter, die naar
hun papieren vroeg. Cyrenius maakte zich nu aan de poortwachter bekend. Deze
liet hem direct ceremonieel begroeten door de soldaten die daar waren en trof
voorts de nodige maatregelen voor onderdak. Zo werd ons reisgezelschap, zonder
ook maar de geringste problemen, direct en zo gunstig mogelijk voor hen, in de
stad ondergebracht. (bron: jeugd van Jezus, hfdst.41).
Er werd een huis gekocht voor de gehele familie
Jozef en Maria en het Kind Jezus door Cyrenius voor 100 pond goud. De villa lag een kleine kilometer buiten de stad
Ostracine. Het lag binnenin een grote baai en rechts daarvan gelegen lag de
stad Ostracine. Destijds (in de tijd van
Jezus, 2000 geleden) was het nog een rijke handelsstad. Er woonden toen
wel 80.000 mensen en het was een uur te
voet vanaf het huis van Jozef en Maria, omdat het een heuvelig gebied
was. Hun huis lag op een heuvel van 35 meter hoog. Egypte is
architectonisch al lang niet meer wat het voor 3000 jaren was in de tijd van de
oude Faro’s. Buiten de stad lag een berg van 800 meter hoog, gebroeid met
cederen. Later is deze stad ontaardt tot een ruïne. Het gebergte was met
een weg te bereiken en op de top was een heerlijk uitzicht in alle richtingen.
De villa
van Jozef lag een uur gaans van de stad. De stad bestaat
al lang niet meer sinds de 6e eeuw van onze jaartelling. Het hoogtepunt van
haar wereldlijke cultuur lag in de 5e eeuw. Daarna is de stad blijkbaar
herhaaldelijk verwoest en tenslotte geheel verlaten. Grote branden hebben er
plaatsgehad, zowel ten gevolge van oorlogsgeweld als door aardbevingen. De
laatste waren er bovendien de oorzaak van, dat zich tektonische
aardverschuivingen voordeden, waardoor het grondwaterpeil zodanig steeg, dat er
in de 6e eeuw nagenoeg de hele stad onder water kwam te staan. De eigenlijke
situatie van Ostracine is enkele kilometers uit de kust ter hoogte van het
Bardawil-meer.
Het gebied is van Egypte en opgravingen zijn er in de
toekomst mogelijk. In de jaren 1976 en 1977 hebben er vervolgens opgravingen
plaatsgehad door het ministerie met
behulp van het leger, waardoor Ostracine opnieuw aan het daglicht werd gebracht
als zijnde een belangrijk strategisch gelegen burcht, die- nadat de Romeinen de plaats hadden veroverd,-
werd uitgebouwd en versterkt. Er was een natuurlijke haven en er lag een
Romeinse bezetting. Behalve de eerder genoemde Romeinse burcht, bleken er ook
een tweetal Byzantijnse kerken te hebben gestaan, alsook enkele industrieën
gevestigd te zijn geweest. Het gebied is aan Egypte teruggeven; het is nu niet
zeker dat Egypte de opgravingen op korte termijn zal voortzetten.
Het was dus de burcht, waar Cyrenius
resideerde. Ostracine (JVJ 78-08) een niet onbelangrijke stad van tachtigduizend
inwoners. JVJ 84-14. Alhoewel die nu weliswaar al geruime tijd meer
een ruïne is dan een stad?' Het zal niet
eens opvallen als deze oude stad binnen een jaar of tien tot ruïne zou verworden!'
(zei Jozef tegen Cyrenius). Een klein vrij liggend heuveltje, een pas of
honderd van de villa verwijderd, dat tot het grondgebied van Jozef behoorde en
zo'n 35 meter hoog was. (JVH 87) JVJ 123-4: Een eindje buiten de stad lag een
berg van zo'n achthonderd meter hoog, helemaal begroeid met ceders. Vanwege de
volledige begroeiing van deze tamelijk wijd uitlopende berg, hadden grote
aantallen wilde dieren er in de dichte bossen hun nesten en holen. Daarom was
het beklimmen van deze berg eigenlijk niet veilig, maar gevaarlijk! JVJ 133-19.
Cyrenius gaf nu de nodige instructies, zodat iedereen al gauw klaarstond voor
de terugreis, die overigens zonder enige hindernis verliep; zodat men twee
uren later weer bij de villa terug was. (opmerking: dan is de reis
vermoedelijk vier uren geweest, de berg omhoog!)
Een eindje buiten de stad lag een berg van zo'n achthonderd meter hoog,
helemaal begroeid met ceders in het bergwoud. Deze berg werd door de heidenen
als een heilige berg vereerd, reden waarom er op zijn hellingen geen boom
gekapt werd. Er was maar één weg, die naar de top leidde, en die
door de priesters was aangelegd. Vanwege
de volledige begroeiing van deze tamelijk wijd uitlopende berg, hadden grote aantallen
wilde dieren er in de dichte bossen hun nesten en holen. Daarom was het
beklimmen van deze berg eigenlijk niet veilig, maar gevaarlijk! De uitgestrektheid van de brede
bergtop, daar leefde Jezus circa 3 jaar – in Austrazhine (Ostracine).
Toen de
heilige familie allang weer terug was in Nazareth (een half jaar), werd er over
hen gepraat: “Jullie hebben allemaal kunnen zien hoe bijzonder rijk van geest
dit Kindje is, maar hoe Het in nauwelijks drie en een half jaar tot die
geestelijke rijpheid gekomen is, daarover kunnen jullie beter bij Zijn ouders
navragen, die zullen jullie daarover ongetwijfeld het beste kunnen inlichten!” (bron:
de jeugd van Jezus, hfdst.240)
UpToDate 2024-2025