============================================================
Ostracine Noord-West-Egypte
Ostracine in Egypte,
voormalig toevluchtsoord van de heilige familie Jozef, Maria en het Kindje
Jezus
geschreven
door Christopher Schindler
[in
gesprek met hem]
[Red.:] Onze geestesvriend dr. Christopher Schindler,
heeft meerdere malen iets over zijn reizen gepubliceerd in de voetstappen van
Jezus, zowel in Galilea alsook in de voormalige stad Ostracine in het
noordelijk gebied van de Sinaï in Noord-Egypte aan de kust van de Middellandse
zee. Hij beschrijft o.a. de weer teruggevonden locaties, waar Jezus heeft
gewoond.
Er zijn nog
sporen [restanten] vindbaar in het natuurreservaat en ook op het huidige industriegebied
ZARANIK in het noordelijk gebied van de Sinaï. De schrijver is overtuigd van de
goddelijke waarheid in de geschriften van Jakob Lorber, dat op een
indrukwekkende wijze de oude klassieke plaatsen en landschappen weer aan het
Galilese meer laten opleven. Maar, zo zou hij zich kunnen afvragen, of deze
kennis slechts hem van pas komt? O nee! De gehele mensheid die daaraan is
geïnteresseerd, zou dit moeten weten. Dit was dan ook de dringende impuls, die
tot het besluit leidde, de plaatsen, waar het Evangelie op de innigste en
liefdevolste wijze is rondverteld, opnieuw weer te lezen in het gedicteerde
verzenboek van het Jakobus-Evangelie ‘de Jeugd van Jezus’, via Jakob Lorber.
‘Bovendien was
daar een nog niet te stillen hartverlangen op de plaatsen, waar ‘onze kleine
wiegenprater’ met Cyrenius Quirinius Sulpicius, - de vervanger van de Romeinse
keizer Augustus, die het Kind Jezus liefdevol eens zo noemde, en met Hem de
eerste drie jaren van zijn leven doorbracht en zich daarbij kostelijke
gebeurtenissen afspeelden.’
Het omvangrijke
kaartenmateriaal dat Schindler gebruikte, is van de universiteit Tübingen
afkomstig, uit de bibliotheekafdeling van het Egyptische instituut. Dit betreft
de topografie van het noordelijk deel van het schiereiland Sinaï. Ostracine lag 2000 jaar geleden met tamelijke
zekerheid – bij wat vandaag nu het EL FLUSIJeh heet, aan het oostelijk einde
van de Sirbonische zee [meer], dat overeenstemt met de Sabchat Bardawil-zee –
het genoemde Lagunenmeer. Het was strategisch een zeer belangrijke ligging. Men
heeft daar restanten gevonden van een klaarblijkelijk tamelijk beduidende stad,
vooral uit de late periode van de Romeinse en christelijke tijd.
Schindler heeft
gedurende zijn tweedaagse reis het beschreven gebied in ogenschouw genomen.
Eerst stond op de weg naar dat gebied hem een grote teleurstelling te wachten.
Er doemde voor hem een groot fabrieksgebouw op, dat verderop doorliep in een
militair bewakingsgebied, en dat daar haar einde leek te vinden. Je kunt je
voorstellen, hoe hem de moed in de schoenen zonk, toen hij bijna zijn einddoel
had bereikt en daarvoor vele duizenden kilometers lange reis heeft moeten
afleggen en zijn reis nu voor gesloten fabrieksdeuren op militair
bewakingsgebied leek te eindigen. Door omstandigheden – en wel van buitenaf –
was de zoutfabriek en het militair terrein niet alleen onbruikbaar, het was
bovendien ook nog eens een natuurreservaat. Men kon het voor 6 Amerikaanse
dollars betreden. Maar het volgende probleem diende zich aan, om de tegengestelde
opvattingen van het militair regiem als die van de natuurbescherming, of het
team van de archeologische locaties wel bezichtigd mochten worden.
Terwijl het hoofd
van de natuurbescherming wat afzijdig stond tijdens de woordenwisseling met een
militair opzichter en in een gekoelde auto met airco zitten ging, kwam het
bijna tot een handgemeen tussen de vertegenwoordigers van beide verschillende
regiemes. Na een lange en luide woordenwisseling, dat zich niet ver afspeelde
van de auto, deed de airco in de auto het niet meer van de gehuurde auto van de
vlieghaven Cairo, zodat een vertoeven in de steeds heter wordende auto
nauwelijks nog te verdragen was.
Dit verschijnsel
resulteerde uiteindelijk na een lang woordelijk touwgetrek tot een minimaal
compromis, waardoor de opzichter van het natuurpark werd toegestaan, de archeologische plekken onder begeleiding
slechts vijf minuten te mogen bezichtigen. Eerst werd de plek van de uitgraving
van de tempel van Ostracine opgezocht. Deze werd rond 1920-1925 vrij gelegd.
Maar door zandverschuivingen en winterse hoosbuien is er in die tijd weer veel
toegedekt geworden. De volgende dag werd de rest van de burcht van Ostracine
onder begeleiding bezichtigd.
Uit het dorp van BIR EL MAZAR werden
meerdere diensthebbende militaire controleposten uitnodigt tot een kopje thee
en de chauffeuropzichter van de gehuurde auto kon nuttig zijn, de situatie
ontspande zich meer en meer, zodat ook de tegenover zittende militair op het
netelige thema van fotograferen kon worden aangesproken. Met beperkte
toestemming mocht met zekerheid gefotografeerd worden, weliswaar onder
begeleidende bescherming.
Bij een plotselinge ‘breakout’
werd het werk in ZARANIK gedurende meerdere dagen stilgezet. Daarna
werd het onderzoeksgebied weer hervat met overigens grote moeite, omdat het
bewakende personeel intussen hun militaire posten hadden ingenomen, en de wacht
hadden gewisseld.
Eerst werd met de inleidende vraag
nagegaan, wat er achter de vier uitgravingplaatsen van de Tübinger kaart zich
verbergen kon. De zuidelijkste plek van de uitgraving draagt de naam EL
KHWEINAT en stelt volgens de flyertekst een Byzentische nieuwe fundering van de
stad Ostracine voor.
Dr. Schindler vond ook resten van
een uitgegraven Byzantische kerk. In de binnenruimtes zijn nog grotere vaten
van samengestelde toonaarde bewaard gebleven, waarin het doopwater werd
bewaard. In de Jeugd
van Jezus-85-18 staat in relatie met Ostracine het volgende citaat beschreven:
‘In deze tijd zal zondermeer meerdere steden een identiek lot treffen, zodat
zij hier en daar zullen verschudden. [aardbeving]. –
Het zal weinig opvallen, dat deze
oude stad in tien jaar geheel tot een ruïne wordt!’ Ostracine was eens een
grote vesting aan bouwwerk [Byzantinisch] en iets oostelijker daarvan [het
huidige EL ARISH] het Rhinokorura.
In de jeugd van Jezus wordt slechts over een grote bocht
geschreven, waarvan in haar binnenste hoek de naar ons toe gelegen Ostracine
ligt als een rijke handelsstad [JJ42-8]. Wanneer wij 2000
jaar geleden daadwerkelijk door de lagunering waren gevaren, dan had Ostracine
niet aan de rechter kant mogen liggen. In zover bevestigt ook de Jeugd van
Jezus door Jakob Lorber, de ontbrekende lagunering. Het is aan te nemen, dat
het ontstaan van de smalle landtong met de gehele omvorming van het toenmalige
landschap in verbinding stond.
Eerst toen de klimatologische
verhoudingen zich destijds zodanig veranderden, dat de zandbergen op de grond
van de ontbrekende vegetatie verwaaid konden worden, moet deze smalle landtong
wel zijn ontstaan. De zandbergen rond het toenmalige Ostracine zijn
tegenwoordig wel tot circa 10 kilometer naar het zuiden verschoven en verwaaien
bij geringe winden als wandelende duinen, en daartussen is er nog de
autowegverbinding van EL QUANTARA-OOST en EL ARISH, zodat deze tussenruimten
van beide locaties machinaal moeten bijgehouden worden.
Bij de natuurbescherming waren geen
resten van een verdere noordelijk gelegen Romeinse ruïne bekend. Met behulp van
de plaatselijke beschrijvingen uit de Jeugd van Jezus, doet zich vermoeden, dat
het zou kunnen gaan om de vroegere Romeinse gebouwen, waarvan nog restanten
zijn gevonden van de toenmalige villa van Cyrenius.
Vandaar staat er, gezien de
bewoning van de vissershut van Jonathan: ‘nu echter kijk richting middag en morgen, en je zult
gemakkelijk de stad en nog gemakkelijker je villa herkennen! [JJ-182-20].
Bijgevolg lag de vissershut – gezien vanuit Jonathan – de stad Ostracine
zuidelijk – en de villa dichterbij veel meer oostelijker. Over de afstand
tussen het huis van Jonatha en de villa van Cyrenius wordt in hoofdstuk 165:19
het volgende bericht:
‘Ik neem Jou helemaal op mijn arm, ik waad met Jou door de zeearm en breng Je
dan met gemak met nog twee goede porties verse vis van de beste soort in een
klein kwartiertje naar huis!’.
Bijgevolg lag de vissershut van
Jonatha ca. 1000 meter [afstand via de lucht in naderende westelijke richting
verwijderd van de villa van Cyrenius. Wat betreft de afstand van de villa van
het burchtcomplex in Ostracine, wordt bericht: ‘de villa ligt een uur buiten de stad [in
relatie tot de basisplek van de burcht]; laat mij daarom opbreken en naar huis gaan [JJ155-19].
foto van Christoph Schindler
De afstand van de burcht tot – waar
nu een pompstation staat – of de nog net herkenbare verhoging aan de horizon,
is vermoedelijk de villa van Cyrenius geweest, een afstand van 4 kilometer te
voet. Verdere afstandbeschrijvingen verhalen hfdst. 161-20,21: ‘Jozef echter
zond direct de oudste zoon in de stad, en ontmoette een zieke man. In anderhalf
uur kwam hij terug met een blinde en Maria wiste hem de ogen met het badwater
van Jezus, maar de blinde kreeg echter hiervan niet zijn licht terug in zijn
ogen…’. Bijgevolg was de afstand van het huis van Jozef tot in de stad
Ostracine een knappe 45 minuten. Van het centrum van de overgebleven restanten
van de huizen tot aan de burcht, kan het maar een kwartier zijn geweest, zodat
de gehele weg een uur heeft geduurd en dit wordt ook bevestigd.
foto van Christoph Schindler
In hfdst.
43:10: de overste antwoordde Cyrenius:
‘'Doorluchtige Heer, die zaak is eventueel vlot te regelen; ik heb mij zelf
namelijk op ongeveer een halve mijl afstand van de stad een aardige villa laten
bouwen. Ik heb daar groenten en fruittuinen en drie mooie korenvelden aangelegd.’
Een halve
Romeinse mijl komt overeen met 750 meter. Omdat de grenzen van de stad
Ostracine niet meer te herleiden zijn, kan de afstand tot de huidige locatie
slechts geschat worden.
Het was
voor Schindlers onderzoek een gelukkige samenhang van omstandigheden, dat
toestond, dat aan het einde van het onderzoek in Egypte het zich zo liet
voegen, dat hij in alle rust diverse archeologische objecten fotograferen kon.
De begeleider van de natuurbescherming vond daar vele inheemse duiven, aan
elkaar vastgebonden als lokvogel voor visadelaars en andere roofvogels, wat in
dit natuurbeschermingsgebied natuurlijk niet veroorloofd was.
Met
behulp van veldtekens kon Schindler in de verre omgeving de vermoede villa van
Cyrenius vinden, waar minstens 10-15 gebonden duiven verstrooid op een grotere
plek lagen. De begeleider van de natuurbescherming zei Schindler hem niet meer verder te kunnen
begeleiden en Schindler kon zich vanaf dat moment vrij bewegen, omdat de
begeleider anders te doen zou krijgen met het overtreden van de
natuurbeschermingswetten. Op deze wijze ontstonden er unieke foto’s, die de
restanten van de villaburcht van Cyrenius nog in herinnering laten blijven.
Bron: ‘Het Woord’- [1999] - tijdschrift voor een
verdiept christendom [‘Das Wort’- Zeitschrift für ein vertieftes Christentum. –
dit tijdschrift bestaat niet meer – de uitgever is ca. 10 jaar geleden
overleden]
Redactionele opmerking: Christoph en ik hebben
vaak met elkaar over deze zaak gesproken. Jammer genoeg ben ik op dit moment
niet in het bezit van alle originele foto’s over de ruinenburcht van Cyrenius
in Ostracine! Tegenwoordig staat alles onder water tot een diepte van een ruime
meter.
UpToDate 2024-2025