‘Alleen de liefde en naastenliefde regeert’.

              toegezonden door Klaus Opitz – Dld

 

                                   http://1.bp.blogspot.com/-kodwcUzK684/U4MN2zrchZI/AAAAAAAAAMA/krGojwIx_cE/s1600/compassion1.jpg

                                                    foto van de redactie

 

De Heer: ‘Wat Ik aeonen van tijdruimtes geleden besloot en meer dan duizend jaar geleden ben begonnen, dat nadert nu zijn voleinding. Mijn geloofs­leer, Mijn Woord, dat met geen betere verwisseld kan worden - al peinzen en denken de mensen nog zo veel - Mijn liefdeleer moet tot algemene geldigheid geraken.

De liefde alleen moet regeren en alle hartstochten van het menselijke hart, die alleen maar door Mij hierin gelegd werden om door strijd tegen hen de liefde te verdienen en te verwerven, al deze hartstochten van het menselijke hart moeten be­heerst aan de voet van het altaar der liefde liggen.

 

Haat, wraak, trots en hoe ze allemaal ook mogen heten, deze machtige driften van het kwaad in de mens moeten allen tot zwijgen gebracht worden.

 

Het kruis, waaraan Ik eens vastgenageld om vergeving bad voor de verdwaalde mensheid, moet als symbool van verzoening door iedereen geliefd, geëerd en in geval van beproeving zelfs gedragen worden als herinnering aan de weg die Ik heb gewezen en die alleen de mensen naar geestelijke hoogte kan voeren. [Jakob-Lorber-Boek Predikingen hoofdstuk 5:14]

 

Swedenborg schreef in ‘Hemel en Hel’ het volgende over ‘naastenliefde’:

360. Ik heb met geesten gesproken die, toen zij op Aarde waren, van de wereld afstand hadden gedaan, en zich aan een bijna eenzaam leven over­gaven, opdat zij daardoor met hun gedachten van de aardse dingen waren afgetrokken, en gelegenheid zouden hebben voor vrome overdenkingen, in het geloof dat zij zo op de hemelse weg zouden komen. Zulke mensen zijn in het andere leven in een droevige stemming; zij verachten anderen als die niet zijn zoals zij. Zij zijn verontwaardigd omdat zij niet een hoger geluk bereiken dan de anderen, wat zij menen verdiend te hebben. Zij geven niets om anderen en keren zich af van de bezigheden van de naastenliefde waar­door vereniging met de hemel bestaat. Zij verlangen de hemel met meer drang dan anderen, maar wanneer zij onder de engelen verheven worden, verwekken zij onrust die het geluk van de engelen verstoort. Daarom wor­den zij afgezonderd en begeven zich dan naar eenzame plaatsen, waar zij een leven leiden geheel zoals zij in de wereld hadden.

 

          NAASTENLIEFDE

                                 https://scontent-fra3-1.xx.fbcdn.net/hphotos-xfa1/v/t1.0-9/1935696_153755554425_3137804_n.jpg?oh=f6d5d943554aeda565cae13ac63774c2&oe=571DA6A0

 

De mens kan niet voor de hemel gevormd worden dan door middel van de wereld, want daar liggen de laatste uitwerkingen waarin de genegenheden van een ieder moeten ein­digen. En indien de genegenheid zich niet naar buiten vertoont of zich niet in daden uit, zoals het gebeurt in een omgeving met vele personen, verstikt zij, en tenslotte zo volledig dat de mens niet langer naar zijn naaste ziet, maar alleen naar zichzelf. Hieruit blijkt duidelijk dat een leven van liefda­digheid - dat wil zeggen doen wat rechtvaardig en billijk is in elk werk en in elke bezigheid - tot de hemel voert, maar dat een vroom leven zonder naastenliefde niet naar de hemel leidt; bijgevolg, dat de beoefening van naastenliefde en de vermeerdering daardoor van dat leven, alleen kan ver­kregen worden naarmate de mens in de bezigheid van het leven is betrok­ken, maar niet kan geheven worden als hij zich daaraan ontrukt. Ik zal dit nu uit ervaring ophelderen. Velen die in de wereld betrokken waren in han­del en bedrijf, en die rijk werden door hun bezigheid, zijn in de hemel; maar minder is aldaar het aantal van hen die in eervolle betrekkingen waren en rijk werden door hun ambt. De reden daarvan is dat de laatsten door voordelen en eerbewijzen, die hen ten deel vielen wegens hun uitoefening van recht en gerechtigheid en door de inkomsten en de eer aan hun post verbonden, er toe geraakten zichzelf en de wereld lief te hebben en zo hun gedachten en genegenheid van de hemel af op zichzelf te keren; want naar­mate de mens zichzelf en de wereld liefheeft en zichzelf en de wereld in elk ding ziet, in dezelfde mate zal hij zich van het Goddelijke vervreemden, en zich van de hemel verwijderen.

 

UpToDate 2024-2025