Waarom vond de
Menswording van God plaats op onze planeet Aarde?
door Wilfried Schlätz Dld
kort
uittreksel – foto van redactie
De HEER toont ons in zijn Nieuwe
Openbaring via zijn schrijver Jakob Lorber, dat niet alleen alle planeten van
ons zonnestelsel, behalve Pluto, niet slechts de planetaire zonnen die op onze
Zon gelijken, maar ook de omliggende zonnen (een diameter van 1 lichtjaar en
centrale sterren van spiraalvormige nevels) en de grootste zonnen (met een
diameter van 1 miljoen: dus 106 lichtjaren, en een centrale ster met miljoenen
sterrenstelsels) door mensen bewoond van ons materiële soort.
De HEER heeft de grote materiële
scheppingsmens opgebouwd in de vorm van eindeloos veel geschapen aardebollen,
die niets anders is dan in de materie bevroren grootste ziel; dat is de
oergeschapen, maar gevallen geest Lucifer.
En de Heer zegt aan het einde van
het tweede deel van "Robert Blum" [Hemel en Hel] over de betekenis
van onze planeet in de grote materiële scheppingsmens:
"Deze mens is in zijn gehele
gehalte de oorspronkelijke geest, die de Bijbel Lucifer (Lichtdrager) noemt en
deze is nog steeds in het volle bezit van zijn grote zelfbewustzijn, maar niet
meer in het bezit van zijn elementaire oerkracht. Hij is gevangen en gericht in
al zijn delen. Slechts één weg staat hem steeds vrij, en dat is de weg naar
Mijn Vaderhart! Voor elk ander is hij echter veroordeeld en zo goed als dood en
kan hij verder geen voet of geen hand zelfs maar een centimeter bewegen.’
"Dat deze geest nu in zichzelf
gescheiden is, en zoals aangetoond, en in dusdanige stevige vaste Aardebollen,
dat zijn gericht is. En zijn leven, dat daardoor in bijna eindeloos veel
afgesloten delen is gescheiden, kan niet als een geheel worden beschouwd, maar
als een zeer verdeeld geheel. Want alleen in elke Aardebol is leven, maar
buitenom daarvan is echter niets anders dan alleen Mijn eeuwig onveranderlijke
vaste Goddelijke wil’.
‘Als hij zichzelf daar wil
vernederen en naar Mij terugkeert, dan moet zijn oorspronkelijke oerleven weer
opnieuw worden losgelaten. En deze grote materiële scheppingsmens zal dan door
een geheel vrij leven worden ingeblazen. Maar als deze oorspronkelijke geest
van mijn schepping in haar arrogante koppigheid wil blijven bestaan, dan kan
deze orde, zoals die nu is geordend, ook zo lang blijven totdat alle materie is
opgelost in een nieuw, eindeloos vermenigvuldigd ziels- en geestelijk leven.'
Robert Blum II, hfdst. 6 en 8 - 10). = Hemel en Hel, deel 2.
In het boekwerk "geestelijke Aarde", geeft de HEER nu het
antwoord op de vraag die aan het begin werd gesteld: "Al was de ziel van
Lucifer ook nog zo groot, toch kon in hem niet meer dan één geest wonen en deze
ene geest, die zijn eigen val heeft veroorzaakt, kan niet in al de talloos
gedeelde compendia van zijn eens concrete oerziel wonen. Zijn woning is slechts
tot deze door jullie bewoonde Aarde beperkt. Alle andere hemellichamen,
ofschoon ze delen zijn van deze voormalige ziel, worden niet door zijn geest
bewoond.
Daarom
ook kunnen de mensen van die hemellichamen, ofschoon hun natuur meestal beter
is dan die van de mensen op Aarde, toch nooit die volkomen aan God gelijke
hoogte bereiken als de kinderen van deze Aarde. Hoewel deze in de geest het
meest verst van God en de allerlaatste
zijn, zijn ze juist daarom in geval van verbetering het allerhoogst en kunnen
het meest aan God gelijk worden.
En om deze reden koos Ik, als de
HEER, juist deze Aarde als toneel van Mijn grootste mededogen en schiep op haar
grondbodem alle hemelen opnieuw. [Geestelijke
Aarde 531, 10/11]
Verhelderend en duidelijk heeft de
HEER in intiemere kringen van Zijn gerijpte leerlingen nog eens de onlangs
gestelde vragen met volgende woorden beantwoord:
"Bij al die eeuwige talloze
voorscheppingen, welke allen een oergroot menselijke oervorm van geschapen
werelden vormden en bepalend waren, ben Ik niet zomaar op een of andere planeet
door de kracht van Mijn wil op deze Aarde gekomen als Mens in het lichaam
omhuld, maar Ik kwam alleen met haar menselijke schepsels in contact, die voor
die schepping al geschapen waren als zuivere engelgeesten’. GJE4-255:2
Alleen deze
scheppingsperiode heeft Mij ten doel gesteld Mij op een willekeurig, klein,
aards hemellichaam, dat nu juist deze Aarde is, om voor alle voorafgaande
alsook voor alle in de nooit eindigende eeuwigheid en navolgende scheppingen,
door Mij Zelf onderwezen te worden in
Mijn eeuwig, oergoddelijk Wezen in een lichaam en in de smalste vorm.
Ik wilde Mij
voor alle toekomstige tijden en eeuwigheden niet alleen, zoals gewoonlijk, ware
en werkelijke, volledig op Mij lijkende, kinderen scheppen, maar hen door Mijn
Vaderlijke liefde echt uitverkiezen, opdat zij dan met Mij over de gehele
oneindigheid zouden heersen.
Om dat
echter te bereiken, hulde Ik, de oneindige, eeuwige God, het voornaamste
centrum van Mijn goddelijke wezen in het lichaam, om Mij aan jullie, Mijn
kinderen, als zichtbare en tastbare Vader te presenteren en jullie Zelf door
Mijn hoogst eigen mond en hart de ware, goddelijke liefde, wijsheid en kracht
te leren, waardoor jullie dan, gelijk aan Mij, niet alleen over alle wezens van
deze huidige scheppingsperiode moeten en zullen heersen, maar ook over die van
de voorafgaande en alle nog komende.
En daarom heeft deze scheppingsperiode, ten opzichte
van alle andere, het door jullie nog lang niet duidelijk genoeg besefte
voorrecht, dat zij in de gehele eeuwigheid en oneindigheid de enige is waarin
Ik Zelf de menselijke, vleselijke natuur helemaal heb aangenomen en Mij binnen
de gehele, grote scheppingsmens, binnen deze hulsglobe, in dit gebied waar
Sirius de centrale zon is, uit de tweehonderd miljoen hem omcirkelende zonnen
nu juist deze, en van de vele aardbollen, die haar omcirkelen nu juist deze,
waarop wij ons nu bevinden, heb uitgekozen, om daarop Zelf mens te worden en
jullie mensen uit te verkiezen als Mijn ware kinderen voor de gehele
oneindigheid en eeuwigheid, zowel voor als achterwaarts. GJE4-255, 2-5)
UpToDate 2024-2025