Maria, de (pleeg)moeder van Jezus
De ouders van
Maria waren Anna en Joachim. Hun
huwelijk bleef meer dan 20 jaar zonder kinderen, ondanks hun vrome leven. Toch
werd Anna op hoge leeftijd nog moeder. Maria werd de vrucht van haar gebeden.
Joachim werd
geboren uit de stam van Juda. Als hij 20 jaar is huwde hij met Anna, de dochter
van Nathan uit het geslacht van David. Nu gebeurde het dat er een feest was van
de vernieuwing van de tempel en wilde de rijke Joachim een offer brengen, maar
werd geweigerd door de dienstdoende priester, omdat Joachim geen kinderen
heeft. Beschaamd trekt hij zich terug bij zijn herders in de bergen, vast 40
dagen en 40 nachten en begeeft zich daarna met hen naar een ver verwijderde
landstreek, 30 dagen van Jeruzalem.
Vijf maanden
ontvangt Anna geen enkel bericht van hem en diep bedroefd trekt zij zich terug
in een boomgaard en heft een klaagzang aan. Toen zij dan in haar gebed en
klaagzang de belofte doet het eventuele kind af te staan willen aan de tempel,
verschijnt haar een engel in een visioen. De engel bezocht ook haar verre man
die hem vraagt waarom hij niet naar zijn vrouw terugkeert en Joachim vertelt
wat hem is overkomen. Daarop belooft de engel hem dat hij en Anna een kind
zullen krijgen die in de tempel zal worden opgevoed. Op driejarige leeftijd wordt
Maria, hun kind, naar de tempel gebracht, waar ze tot haar twaalfde bleef.
Toen de
driejarige Maria op de derde trede van het altaar werd geplaatst deed de Heer
Zijn genade op haar neerdalen en zij danste op haar voetjes en keerde zich niet
om naar haar ouders.
Door een
goddelijk teken wordt de inmiddels jeugdige Maria aan de weduwnaar Jozef tot
vrouw gegeven. Een engel kondigt aan dat zij een zoon zal krijgen. Als na een
lange afwezigheid van Jozef blijkt dat zij zwanger is, wordt Jozef ervan
beschuldigd, dat hij een aan tempeldienst gewijde maagd verleid heeft. Jozef en
Maria houden echter beiden vol dat ze onschuldig zijn en moeten dan het
‘bittere water’ (het vloekwater dat de mens dood als deze niet de waarheid
spreekt! – zie ook Num.5:11-31], waarna hun onschuld blijkt.
Het feit dat
meisjes het voorhangsel voor de tempel mochten vervaardigen, wordt niet alleen
in de ‘Jeugd van Jezus’ vermeld, maar ook in het ‘Misjna-tractaat Sjekalim’.
Wie is deze
mysterieuze Maria. Wat weten we van haar feitelijke oer-afkomst? Het heeft de
Heer behaagd de mensheid een groot geheim te onthullen. Want deze Maria wordt
indirect al genoemd bij de aartsvader ADAM. Tegen Ghemela en PURA zei de Heer:
‘Aan jou, Ghemela, geef Ik een nieuwe generatie, en aan jou, Pura, geef Ik Mijn levend Woord! Zo zul je in de geest een
levend vlees bestaan, en in de tijd der eeuwen zul je niet meer in het vlees
verwekt worden, maar uit een verwekt vlees zal een ongeboren vlees voortkomen,
en uit jou een levend vlees, dat een toekomstige grond van alle leven zal zijn.
Wees daarom kalm en vrolijk, want Ik heb jullie definitief en oneindig
lief, want buiten Mij is er niemand in de hemel of op aarde heerlijker en
mooier dan jullie.’ (Hui3-11:11)
De hamvraag hier is: Hoe is PURA in het hooggebergte
gekomen, waar komt ze vandaan en wie is ze eigenlijk in dit verhaal? Dan
gaan we naar een belangrijke gebeurtenis die plaatsvond in het lage bergdal
onder de tirannieke heerser en koning Henoch (niet te verwarren met de grote
ingewijde Henoch). Want een zekere LAMEL (broer van Gabriël), die in de
geschiedenis van de oervaderen in onze ogen de "gevleugelde
boodschapper" van de Heer genoemd mag worden, rapporteerde aan de hoge
Henoch met de volgende woorden: "Zie,
ik ben bereid de wind te achtervolgen tot aan de uiteinden van de aarde, als
het de heilige wil van de Heer is!’’ (HGt.2-27:2,5) Wat ook duidelijk wordt
in het volgende.
De Heer (hier ABEDAM) beval Kisehel en Sethlahem om het volk in het lage
bergdal te leiden en hen om een speciale reden naar een hoger gelegen dal te
brengen. En LAMEL had blijkbaar ook de taak om iets bijzonders te doen in het
laagland, want zo staat er in de tekst: "Toen
snelde Lamel, als een snel vliegende vogel, met een meisje mee, haar in zijn
sterke armen dragend!
‘Bij Abedam aangekomen, viel hij onmiddellijk op zijn knieën voor Hem neer,
legde het meisje op de grond en begon toen met alle liefde en nederigheid te
spreken, nadat hij eerder Abedam met het meest berouwvolle hart had bedankt
voor de gelukkige uitvoering van het zware werk. Zijn woorden waren:
‘Allerheiligste, allerliefste Vader! Met Uw almachtige, heilige hulp heb ik
gelukkig het werk volbracht dat U mij in mijn hart gaf.’ [Hui2-111:5,6]
‘Van allen die U mij in Uw hart had aangewezen, bleef niet één hoofd over,
opdat ik hen zou redden in Uw allerheiligste naam. Maar, o heilige, meest
liefdevolle Vader, zie, ik vond dit meisje niet in mijn hart, maar vond haar
alleen huilend eenzaam bij een brede beek! Maar toen ik haar in zo'n trieste
situatie vroeg: Arm kind, wat is er mis met je dat je zo bitter huilt en je
haar uittrekt van wanhoop? Toen zuchtte dit arme schepsel diep en na een korte
tijd, die het nodig had om tot rust te komen, begon het mij het volgende te
vertellen: "Grote man, ik, het armste kind op aarde, smeek u omwille van
de grote God, die de hoge gedode broers van de wreedste Lamech aan mijn ouders
hebben verkondigd, dat u mij hoort!’
‘Maar als je eenmaal volledig en kort gehoord hebt van mijn meest wanhopige
nood, heb dan medelijden met me terwijl ik nog jong ben, en dood me! Luister
nu; dit is het verhaal van mijn droevigste leven: mijn ouders waren, ondanks
het vreselijkste verbod van de grootste van alle tirannen, toch stiekem altijd
trouwe volgelingen van de grote Farak en geloofden in de grote, almachtige God
die door hem werd verkondigd. Maar een boze geest moet dit aan Lamech hebben
ontdekt! Hij stuurde onmiddellijk wrede handlangers om mijn lieve ouders te
halen; alleen ik, het enige kind, bleef in het huis achter.’
‘Het duurde niet lang of deze handlangers brachten mijn arme ouders terug
in het huis. Hier moesten ze zich onmiddellijk uitkleden. Toen ze daar beiden
volledig naakt stonden, bleek en trillend over hun hele lichaam, namen de
handlangers eerst de arme moeder en legden haar op de grond; toen namen ze haar
tere handen, strekten die uit op de vloer en sloegen sterke spitse spijkers
door haar handpalmen’.
‘Ze deden hetzelfde met hun voeten. De grote kreet van pijn gleed ongehoord
langs de oren van de bruten! Maar wat ze met de arme, arme moeder deden, deden
ze ook met de vader, net zoals ze met de moeder klaar waren. Na deze zeer
gruwelijke daad bevredigde elk van de handlangers, na eerst een ruwe steen
onder haar (moeders) rug te hebben geschoven zodat zij als een snaar over een
klankbord was gespannen, zijn waarlijk satanische zinnelijke lust!’
‘Na zo'n gruweldaad sneden zij eerst hun beide buiken door, namen mij
vervolgens in hun midden en dwongen mij de ogen van mijn ouders uit te steken
terwijl ik de god Lamech prees. Hier zakte ik bewusteloos neer en werd hierheen
gebracht en, zoals u ziet, aan deze staak vastgebonden om van honger te
sterven. Wat er verder met mijn arme, hoogst ongelukkige ouders is gebeurd,
weet ik niet meer; maar zoveel is zeker, dat zij nog verder gemarteld zijn en
uiteindelijk met hun huis zijn verbrand! Nu weet je alles, en dus kun je nu met
me doen wat je wilt; maar alleen hier (in het diepe dal!)
laat je me niet leven! Zie, Gij heilige Vader,
dit verhaal was de oorzaak waarom ik hier een kind bracht meer dan zij geteld
waren in mijn hart! Want nooit heb ik
zoveel medelijden met iemand gehad als met dit arme kind!’
‘U zult mij daarom vergeven als ik daarmee buiten Uw gebod om heb
gehandeld; want wat ik daarmee van een zekere ondergang heb gered, heb ik ook
hier trouw aan U aangeboden. O Vader, aanvaard het genadig!" Maar de
Abedam boog zich onmiddellijk naar Lamel toe, tilde hem op van de aarde en zei
tegen hem: "Lamel, Ik zeg je dat je deze dingen hebt gedaan, zie, jij hebt
meer gedaan dan je ooit in je hele leven hebt gedaan! Maar laat eerst alle
mensen vertrekken naar hun aangewezen land, en dan pas zal Ik me tot dit arme
kind wenden! Laat het zich daarom eerst maar een beetje verzamelen; maar dan
zal Ik al het beste voor het en voor jou doen! Amen." [Hui2-111:7-28]
De Heer zei tot Adam: ‘O Adam, Adam! Kijk goed naar dit meisje dat aan Mijn
voeten ligt en dat in haar hart zuiverder is dan de zon van de middag! Maar dit meisje hier uit
de diepte is de vrouw die je op de zon zag staan en die de kop van de slang
verpletterde! Maar niet zijn lichaam, maar zijn ziel en zijn geest moet je
bekijken!’ [Hui2-112:23]
‘Dit meisje heeft in de diepte
meer geleden dan enig mens ooit heeft geleden; daarom zal ook zij op een dag
een beloning ontvangen, waarvan de grootsheid de hele oneindigheid in ontzag
zal doen terugdeinzen! Begrijp dit, Adam, jij die nu eenvoudiger bent; want dit
zal echt, echt, echt gebeuren! - Begrijp het! Amen.’ [Hui2-114:24,25]
'Maar jij, Lamel, neemt het meisje en draagt haar voor Mij als een groot
teken van overwinning! Amen.’ [Hui2-115:18]
'Maar Lamel nodigde haar onmiddellijk op zijn arm en stond voor Abedam
volgens de opdracht. Maar aangezien het meisje stiekem uit alle woorden van
Abedam, die hij begreep, evenals uit de toespraken van Adam en uit de luide lof
die alle aanwezigen hem hadden aangeboden, had opgemaakt dat er iets heel
bijzonders achter Abedam moest zitten, liet de aangeboren nieuwsgierigheid haar
geen rust. Om te weten te komen wat deze vreemde man te betekenen had, bracht
zij angstig haar mond naar Lamel's oor en zei tegen hem met zachte, bevende
stem:
‘Beste, grote en zeer sterke vriend! Wil je mij niet vertellen wie deze man
werkelijk is, die, zoals ik heb begrepen, "Abedam" heet? Want zie, ik
vraag je dit, omdat het mij zeer vreemd is, daar hij er slechts uitziet als een
van jullie, maar zijn woorden schijnen, inderdaad, ver te verschillen van alle
woorden, hoe verheven ook klinkend, die uit andermans mond komen; ja, zij
schijnen mij alsof zij de gehele hemel en de gehele aarde zouden doordringen!
Maar wat mij nog het meest vervreemdt, is dat alle angst en verdriet mij
onmiddellijk zo volledig en volkomen verlieten toen ik hem zag, dat het mij nu
volstrekt onmogelijk zou zijn om te rouwen en te wenen om mijn ouders, die
aldus op de meest ellendige wijze waren terechtgesteld! Daarom, beste, grote en
zeer sterke vriend, vraag ik je mij iets meer te vertellen over deze uiterst
vreemde man, in wiens uiterlijk al een veel grotere kracht schuilt dan in de
armen van alle mensen, hoe sterk ze ook zijn!’
‘Lamel wist echter niet wat hij moest doen, en daarom maakte hij een
uitdrukking alsof hij zichzelf uit de diepte wilde halen. Maar omdat hij iets
te lang was doorgegaan met zijn blinde begrip, overschreed een dergelijke
ontwijking al gauw het geduld van het meisje en vroeg zij hem al snel weer,
enigszins vervreemd: 'Luister, lieve, grote en zeer sterke vriend, die mij nu
op je sterke arm draagt volgens de wil van degene voor wie ik je heb gevraagd,
waarom doe je alsof je mij antwoord wilt geven, maar zwijg je toch, alsof je
tong in je mond versteend is?’
‘Of heb ik een fout gemaakt door je iets te vragen dat niet gepast is voor
een schepsel van de diepte? Ik vraag je, vertel me nu het ene of het
andere!" Hier zei Abedam tot Lamel: "Lamel, heb jij dan een gebod van
Mij dat jij stom moet zijn? Ik weet niet, dat Ik of iemand in Mijn naam het je
heb gegeven; daarom mag jij spreken wat juist is! Maar Ik zie nu al dat je daar
zelf de moed niet voor hebt; geef daarom het kleine kind aan Mij, zodat het
onderweg in Mijn armen kan ontdekken waar het naar dorst, - maar ga nu achter
Mij staan! Amen.’
‘Hier nam de hoge Abedam onmiddellijk het meisje op zijn arm, dat
buitengewoon gelukkig werd en zich onmiddellijk tot zichzelf wendde met dezelfde
vraag en er op amusante wijze aan toevoegde: "O, jij lieve man, die mij
heilig lijkt, je zult toch niet zo broos zijn als de man achter ons, die mij,
een arm meisje, bijna onwaardig leek voor een antwoord, zodat hij zweeg over
wat ik hem vroeg? Hier drukte de Abedam het meisje aan Zijn bovenaardse borst
en zei tegen haar: "Mijn lieve Pura, je zult alles weten waarnaar je ooit
dorst!" Hier was het meisje verbaasd dat de man, die nog steeds een
vreemde voor haar was, haar bij haar eigen naam had genoemd.’
‘Maar Abedam bleef tot haar spreken
over Zichzelf: "Je bent verbaasd dat je naam bij Mij bekend is; maar als
je Mij steeds beter leert kennen, zal dat je niet meer verbazen, maar dan zul
je je over heel andere dingen verbazen! Maar als jij een bereid oor hebt, hoor
dan: Zie, jij hebt zelf gezegd dat Mijn woorden veel verhevener zijn dan die
van enige andere mond, en de hemel en de hele aarde schijnen te doordringen, en
dat in Mijn blik meer kracht voor jou is dan in alle armen van mensen, hoe
sterk zij ook mogen zijn! Ook heeft alle angst en verdriet jullie verlaten toen
jullie Mij zagen.’
‘Nu zie je, Mijn lieve Pura, als je al deze dingen al in Mij hebt gevonden,
wat is er dan nog voor jou om meer over Mij te weten te komen? Ik zou je direct
kunnen vertellen en je met woord en daad kunnen laten zien wie Ik werkelijk
ben, maar je zou het niet kunnen verdragen; het zou je doden en je volledig
ruïneren! Daarom, in plaats van je het volledige antwoord te geven, geef Ik je
nu de raad en zeg je: Heb Mij in je hart lief boven alles, dan zul je het
spoedig volledig ervaren in wie Ik werkelijk ben! Maar vraag niet of je dat
mag, want ik zeg het je! Heb Mij daarom ongegeneerd lief boven alles! Amen.’
[Hui2-116:2-26]
‘Het zou nu te ver gaan om het
gedetailleerde verhaal over Pura uit de laaglanden hier in zijn geheel te
publiceren. In de Huishouding van God
van God (3 delen) lezen we uitvoerig over Pura (de later geïncarneerde
Maria). Dit is onder meer te lezen in het 2e en 3e deel. Ter verduidelijking
voor de "niet-Jakob Lorber lezers" maar ook voor de
"kenners" hebben we een korte samenvatting van enkele hoofdstukken toegevoegd.’
Als kind herkende Pura in Abedam een echte, liefhebbende Ware Meester, maar
ze besefte aanvankelijk niet dat het de Heer zelf was. Zij liet zich echter
niet van Hem scheiden en hield Hem altijd dicht bij zich, legde haar hoofdje op
Zijn borst en streelde Hem. Abedam zei tot haar: "Je hebt nu de helft van
Mij gevonden, de andere helft moet nog komen! ...'Nu heb je al de helft van Mij
gevonden; maar de andere helft vermoedt je hart toch al in je, en dus zal het
niet lang meer duren voordat je Mij volledig zult leren kennen!' [Hui2-117:20]
In hfdst. 120 erkent Pura dat de "tien dragers" van de Heer op de
hoge berg in de Kaukasus bang waren gemaakt door Abedam, omdat de Heer daar een
krasse en ernstige preek had gehouden, die met name de "tien dragers"
deed huiveren voor deze Abedam. Maar waarom waren ze bang voor Abedam? Waarom
dit grote ontzag? Wat zat er achter?
'Maar het gedrag van deze tien dragers bracht ook Pura in verlegenheid, die
anders standvastig was en bijna wegkwijnde van liefde voor Mij, zodat zij zich
verlegen tot Mij wendde en zei, Mij als het ware vragend: "O Jij, zoals
Jij bent, zoals Seth Je reeds in de hoogste eerbied in de hoogte had begroet,
en zoals Jij Je nu luid en overvloedig duidelijk voor de tien dragers hebt
geopenbaard, zodat ik nu ook niet langer aarzel Je te erkennen als datgene wat
Jij Je nu voor mij, de arme, als voor deze tien dragers hebt geopenbaard, - zo
vraag ik Je omwille van Jouw oneindige heiligheid dat Jij mij van Jou laat
gaan; want ik ben te onheilig om te rusten op Jouw zeer heilige handen!'
‘Want nu geloof ik vast dat Jij de Ene bent wiens naam geen menselijke tong
waardig is uit te spreken, hoewel mijn vroegere opvattingen over Jou geheel
anders waren volgens de leer van Farak, waardoor ik mij U voorstelde als een
onzichtbaar, eindeloos vuur. Wees mij daarom genadig en barmhartig en sta niet
toe dat ik Jouw handen nog langer ontheilig! Maar Jouw heilige wil geschiede nu
en voor altijd. [Hui2-120:08-12]
En Abedam zei: "Zie, zo is het ook
hier: tot nu toe hebben jullie Mij alleen van verre gezien, en dat in het vuur
van het meest vergankelijke oordeel, maar als de meest liefdevolle Vader hebben
jullie Mij nog nooit vermoed, en nog veel minder aan Mij gedacht; daarom zijn
jullie ook nu samen met de tien dragers vol angst en smart!’
‘Maar als Ik zo zou zijn, zoals jullie Mij tot nu toe hebben gekend uit de
reeds sterk gehekelde leer van Farak in deze tijd in de diepte, zou Ik jullie
dan ook uit alle Vaderlijke liefde op Mijn handen dragen! Maar weet nu in je
hart dat Ik niet alleen Jehovah ben, de Almachtige God en Schepper van alle
dingen, maar ook, ten opzichte van jou, de enige ware, heilige, meest
liefdevolle Vader, die niemand eeuwig wil oordelen
tot het verderf, maar als de enige ware Vader alleen iedereen opwekken tot het eeuwige
leven!’
‘Zie, als Ik zou willen oordelen, zou Ik de grond niet zichtbaar hoeven aan
te raken met Mijn voeten, maar de geringste gedachte aan Mij zou voldoende zijn
om alle werken in alle oneindigheid in een oogwenk te vernietigen! Maar omdat
ik zichtbaar tot jullie ben gekomen, ben Ik alleen gekomen om te zoeken wat
verloren was en om te doen herleven wat dood was! Daarom houden jullie nu
alleen maar meer van Mij in plaats van minder, want jullie hebben Mij nu
herkend en weten nu dat Ik alleen de meest liefdevolle Vader ben!’
[Hui2-120:16-21]
Met het oog op de verschrikkelijke dingen die in de lagere vallei waren gebeurd
en ook nog steeds gebeurden en die Pura persoonlijk en psychisch had
meegemaakt, vroeg zij nu aan haar grote Meester, in wie zij Jehovah Zelf had
ontdekt, waarom de mensen van de lagere vallei dan niets van Hem wisten.
Daarop antwoordde de Heer haar: ‘Zie, jij, Mijn
uitverkoren Pura, zo begint Mijn orde en die heeft nooit een einde; maak je
daarom niet langer druk om de laagte (het dal onder de Kaukasusgebergte!), maar
geloof Mij dat Ik dit alles van eeuwigheid af voorzien heb en dat alles wat is
en gebeurt volgens Mijn eeuwige raad is! De laagte zal veranderen naargelang
de hoogte, maar uiteindelijk zal er één herder en één kudde zijn!
[Hui2-121:24,25]
Pura's liefde voor de Heer was zo groot: ‘In die liefde werd haar hele wezen spoedig zo zoet stralend als het
licht van de zon wanneer het door een allerheerlijkst rozenblaadje schijnt’.
Toen de oervaders en alle anderen dit bemerkten, begonnen zij zich op de borst
te slaan en Henoch zei met een zucht: "O heilige Vader! Wij zijn kinderen
uit de hoogte, maar deze is een baby uit de modder van de lage diepte; maar wat
een verschil is er tussen haar en ons!’ [Hui2-122:14,15]
En de Heer sprak verder tot hen en zei: [ Maar jij, Mijn kleine kind, zult
nooit van Mijn borst wijken; jij alleen zult Mij zien en hebben al de dagen van
je leven op aarde, zoals nu! Je zult geen man's vrouw
worden tot de tijd der eeuwen, wanneer je vervuld zult zijn met al de volheid
van de kracht van de liefde van Mijn oneindige Geest. Amen.’ [Hui2-122:24] (zo’n
3200 jaar later!)
En verder sprak Hij: ‘Maar dit zul je
weten, zoals allen, dat onder de belofte niet moet worden verstaan dat deze
zelfde maagd ooit weer uit de hemel naar de aarde zou komen om Mij daar in
vlees en bloed te ontvangen, maar daartoe zal zeker een andere maagd worden
gevonden; (ruim 3.200 jaar later!) maar deze
zal dan dezelfde geest van liefde en geloof hebben als deze maagd nu heeft! En zo hoeft deze
maagd niet meer de wereld in, maar zal een andere maagd dus met precies
dezelfde geest verlevendigd worden. (Dat
wil zeggen dat Pura niet met datzelfde lichaam weer terug zal komen, maar wel
in de geest van Pura onder de naam MARIA!], jullie en allen zullen dit
begrijpen! Want zie, bij Mij zijn vele dingen mogelijk die zelfs bij jullie
mensen onmogelijk te bedenken zijn! Geloof daarom vast in Mijn woorden, want
zoals Ik jullie zeg, zo zal het onvermijdelijk gebeuren! Amen.’
[Hui2-123:19-23]
Mahalaleel (die 895 jaar leefde
en een zoon en een dochter had) stelt dan de belangrijke vraag hoe zo'n
natuurlijke verwekking tot stand zou komen?
En HIJ zei tot hem: ‘Mahalaleel, Ik ken de eerlijke geest van je hart;
daarom zal Ik ook je vraag vergeven en je onmiddellijk een goed antwoord geven
op de stille vraag van je geest. En hoor dus dit, jij en jullie allen: wat
betreft de natuurlijke voortplanting, die de mens meestal gemeen heeft met de
dieren, die kan in het algemeen niet worden veranderd, maar wel in zeer
bijzondere, geestelijk uitstekende gevallen. Want door de vleselijke
voortplanting, zoals die bestaat, wordt noch de geest, noch
de ziel verwekt, maar alleen een vleselijk lichaam, dat eerst volledig gevormd moet worden
in de baarmoeder, voordat het in staat is de ziel te ontvangen en deze
laatste vervolgens de geest; en zo heeft alles zijn goede reden en bestaat
het in zijn goede orde. Het vlees verwekt het vlees, de ziel verwekt de ziel,
en de geest verwekt de geest! Maar hoe en waarom dan zulke dingen te begrijpen,
en luister daarom...' (De Heer verklaart
hem dan vele dingen over dat onderwerp!) [Hui2-133:07-10].
Daar Pura nu een wees is, stelt
Abedam voor om haar onder te brengen bij JARED, die haar verder zal opvoeden.
Jared werd de latere engel Gabriël en verzorgde later de vleesgeworden Pura in
een ander lichaam als Maria in de tempel van 4139 tot 4151 na Adam. En Jared
was de vader van Henoch, en Jared leefde 962 jaar en had 2 zonen en 1 dochter.
‘Dan levert de Heer Pura uit aan de aartsvader JARED: 'Zie, dit meisje hier
is, zoals jullie al gehoord hebben, aards vaderloos en moederloos, heeft nu
geen naaste verwanten op de gehele aarde, behalve na Mij en Adam broers,
zusters, vaders en moeders; maar nu heb Ik haar volledig aangenomen voor een
dochter, en zal haar dus ook in Mijn huis opnemen!' [Hui2-140:09]
Volgens de aantekening hierover
in het Grote Evangelie door Johannes de apostel, gedicteerd aan Jacob Lorber: "Na hem (Michael = Sehel
Elia en Johannes de Doper), riep ik de
aartsengel Gabriël. Hij kwam op dezelfde manier als Michael-Johannes, maar
omringde zich onmiddellijk, gaf Mij de eer en kwam toen naar Maria en besprak
zijn zending met haar, en zij was vervuld van de meest nederige verrukking en
gelukzaligheid. Daarna kwam ook Gabriël, die in de gedaante en de persoon van
de voorvader Jared was verschenen, onder Mijn discipelen en besprak de Adamische
oertijden en de openbaringen van die tijd aan de kinderen van de hoogten en ook
aan de kinderen van de wereld; en ook hij bleef zichtbaar onder ons tot de
avond.' [GEJ.9-119:11]
En de Heer wendde zich tot Jared
en zei tot hem: "Zoals jij een wijze vader bent van Henoch, van Mathusalah en van
Lamech, zo zij het met dit kind dat jij rechtstreeks uit Mijn hand hebt
ontvangen! Wat je in Mijn naam doet met deze dochter van Mij zal volmaakt zijn,
maar zij zal bij geen enkele man in de buurt komen totdat Ik het je zeg. Amen.’
[Hui2-142:09]
‘Een van de voorvaderen [Henoch)
herinnert zich nog de kortgeleden de verschrikkelijke toestand van Purah toen
zij nog in de laaglanden leefde in ellendige, onmenselijke omstandigheden: ‘Je weet hoe vreselijk
Lamech (uit het dal) met haar ouders
en familieleden omging! En toch bad niemand van hogerhand meer voor (deze) Lamech, dan dit kind, en zij deed
dat op zo'n ontroerende manier, met zoveel liefde en vertrouwen in de Heilige
Vader, dat Ik niet anders kon, dan geloven dat de Heilige Vader altijd alleen
voor haar zichtbaar was. Maar daarom heb Ik nu ook dit kind tot Mij genomen, en
zoals jullie haar hier zien, zo heb Ik haar nu ook bij Mij genomen, opdat zij
ook uit jullie mond leert wat de toestand van de diepte is, waarvoor zij zo
veel heeft gebeden en zo veel zuchten tot de heilige Vader heeft gezonden.’
[Hui2-277:11,13]
Tenslotte eindigt dit bijzonder
prachtige verhaal met betrekking tot PURA en MARIA in de hele schepping als
volgt: 'Aan
jou, Ghemela, geef Ik een nieuwe generatie, en aan jou,
Pura, geef Ik Mijn levend Woord! Zo zul je in de geest (als) een levend vlees bestaan,
en in de tijd der eeuwen zul je niet meer in het vlees verwekt worden, maar uit
een verwekt vlees zal een ongeboren vlees voortkomen, en uit jou een levend
vlees, dat een toekomstige grond van alle leven zal zijn. (Dit impliceert dat uit de conceptie van Maria’s moeder
[dat een geetelijke conceptie was, het kind Maria op de
wereld kwam, dus niet uit de conceptie van haar pleegvader en pleegmoeder!) Wees daarom kalm en
vrolijk, want Ik heb jullie definitief en oneindig lief, want buiten Mij is er
niemand in de hemel of op aarde heerlijker en mooier dan jullie.’
‘Maar zie, daar bij de drempel van het tabernakel wacht iemand op je! Hij
is jouw aardse verwekker. (dit
werd geestelijk bewerkstelligd!) Volg hem! Zijn naam is Gabriel. Hij zal je in Mijn hemelse
verblijf brengen, waar jij voortdurend om Mij heen zult zijn tot aan de tijd
der eeuwen. Dat zul je dan ervaren in het huis van Mijn grote Vader! Amen.’
Hier kan worden gezegd dat
Gabriël niet de vader van Pura was, maar hij moet haar op wonderbaarlijke wijze
namens de Heer hebben "verwekt" bij haar ouders in de laagvlakte, die
later op gruwelijke wijze zijn gestorven, en zo kwam het dat Pura een wees
werd.
‘Pura sloeg haar armen om de Heer heen en wilde Hem niet verlaten. Maar Hij
zei tegen haar: ‘Mijn dochtertje, waar Gabriël je naartoe zal brengen, zul je
niet op Mij wachten, want voordat je daar bent, zal Ik er zijn en je
tegemoetkomen en je dan Zelf in Mijn huis binnenleiden. Ga dus alleen vol
vertrouwen, want Ik zal Mijn woord zeker houden! Amen.’
‘Hier drukte Pura nogmaals zichtbaar het hoofd van de Heer tegen haar borst
en werd daarna niet meer gezien; want de engel van de Heer bracht haar met
vergeestelijkt vlees in het huis van de Heer. Maar het huis van de Heer is de
liefde van de Vader. Ook Mira, en Purista, en Naëme, weenden nog staande; maar
de Heer verzadigde hen spoedig met zijn liefde, en zegende hen.'
(Hui3-11:11-16]
Laat hier tenslotte nog gezegd
worden dat de naam Pura "zuiver" of "PUUR" betekent en
Maria "schoon", "welgevormd", "schoonheid" of
"reinheid". (Lat-Frans
MéRE = MOEDER)
In de Openbaring van
Jezus door Jacob Lorber zei gezegd, dat de Heer Jezus zijn discipelen vermaant
om de voortbrengster van Zijn lichaam geen
goddelijke eerbied te betonen; zij is weliswaar de beste van alle vrouwen en
niemand zal na haar ooit zo zijn zoals zij, toch nog zal Maria met al haar
voorkeuren slechts een mens blijven.
En verder voorspelt
Hij dat mensen in latere tijden meer tempels zullen bouwen ter ere van haar en
dit is wat Jezus ervan vindt, een erg verkeerde insteek. Om alleen via Maria de
eeuwige gelukzaligheid te verkrijgen! Ja, Maria is wel het meest waardig om
vereerd te worden, maar aanbiddelijk is alleen de
Vader in Jezus! [Bron: o.a. Bisschop Martinus
BM.01_060,12]
UpToDate 2024-2025