Jakob Lorber
beschrijft het woord ´monade´ als een lichtatoom. In de gebruikelijke
taal wordt het als ´ontelbare entiteit´ of ´ziel´ geinterpreteerd. Dat is een
specificum waarin intelligenties wonen. (Aarde, hfdst.28:5) De
oneindigheid is gevuld met de ideeen van
de Godheid, ook in het allerkleinste atoom. (Aarde,
hfdst.46:4, 52:7)
Het woord ´monade´
is in verband te brengen met ´maand´, want ze hebben dezelfde medeklinkers.
Maand is weer afgeleid van maan. Er is leven op de achterkant van de maan, dat
meer een aarde is. Het zijn kleine
menselijke wezens (hoogte 60 cm) en het leven moet daar verschrikkelijk saai en monotoon
zijn. Op de voor ons zichtbare kant (de echte maan!) leven maangeestwezens.
Bij Swedenborg
betekent het begrip ´mens´ ´hu-mana´. Het menselijk gemoed spiegelt de
menselijke geest, want beiden zijn de feitelijke mens. Het engelse woord ´mind´
zien we terug in het franse woord ´mental´.
De mentaliteit of geaardheid karakteriseert de MENS. (MONAS)
In een zeer ver
verleden ontstond binnen in de aarde een enorme druk onder de opstandige
natuurgeesten of natuurwezens. Zij veroorzaakten een enorme eruptie en een
groot deel van het binnenste van de aarde werd duizenden kilometers omhoog
geslingerd. Met deze enorme klomp materie, dat zich later vormde als een maan,
werden tegelijkertijd ontelbare roerige wezens meegeslingerd. De aarde had een
kind gebaard. Het was ´Mona´ of wat wij nu ´Luna´ noemen. Haar gewicht was
veel zwaarder dan die van haar moeder.
(GJE4-107:1)
Zij werd tot wel
op een hoogte van bijna 400.000 kilometer omhooggeslingerd, een enorm
onbegrijpelijke hoogte. Wat een stuwende kracht moet dat zijn geweest. Dit
gebeurde met de toelating van de Godheid. Uit deze enorm grote steenharde massa
werd een vloeibare klomp materie, dat uit de aarde brak en uit haar voegen
ging, ook de gebannen oergeesten gedwongen mee, die bij de val van Luzifer mee
opgesloten waren in het meest harde materiedeel van de aarde. Deze ernstige
vulkaanuitbarsting in het onderste van de aarde vond ooit plaats, waar nu de
Tahiti ligt aan de Grote Stille Oceaan, ook wel de Pacific genoemd. De vloeibare massa werd door de tijden heen vaster en ronder.
Volgens Lorber is onze maan een grote leerschool voor hardnekkige geesten, die
in hun vroegere aardse leven erg zinnelijk en materieel waren. Zij moeten nu
leren om hun hoogmoed en ongevoeligheid om te zetten in deemoed en
ontvankelijkheid. Hun verblijfsduur kan wel oplopen tot duizenden jaren. Vaak
in zeer erbarmelijke omstandigheden. Zij moeten duizenden malen sterven en
krijgen bij dat sterven steeds het gevoel voor altijd verloren te gaan.
Gelukkig is voor hen, na een door God beschikte en bepaalde erg lange tijd,
toch een terugkeer zeker mogelijk.
De geesten die
daar wonen, waren mensen, die op de aarde geleefd hadden. Maar er leven daar
ook mannelijke en vrouwelijke wezens die echter 1.000 jaar later na Adam door
toedoen van een engel daar geschapen werden. (Maan,
hfdst.2:1)
Wat de Bijbel
´eeuwig´ noemt, betekent niet, dat die eeuwige erbarmelijke toestand
voortdurend doorblijftgaan, want ´eeuwig´ betekent ´vele eeuwen´, ingesloten in duizenden jaren,
dat voor het gevoel qua tijdsduur niet meer telbaar is, maar ooit toch weer
eindig wordt.
De maankraters
zijn met het blote oog zichtbaar vanaf de aarde. Deze kunnen wel een diepte hebben
van enkele kilometers. Waarom heeft de maan zoveel kraters? Lorber schrijft dat
deze de functie hebben om het magnetische fluidum voor de aarde in balans te
houden.
De zwarte
vlekken die vanaf de aarde gemakkelijk zichtbaar zijn, zijn kraters en diep op
de bodem van deze kraters is nog lucht, dat echter niet ontsnappen kan. Wij
zullen nooit de achterkant van de maan te zien krijgen. Op deze zijde is veel
water, lucht, ijs, sneeuw en rivieren. Het kan daar extreem warm en koud zijn.
Volgens Lorber is er aan de voorkant geen water noch vocht. Het is daar
doodstil en er waaien daar geen winden. Ook is er geen zuurstof. Om daar als
mens te leven is onmogelijk en gevaarlijk. Er hoeft maar een lek te zijn in het
ruimtecostuum en een astronaut zou dan onmiddellijk imploderen. En dan een
zuurstoffles op zo´n immense hoogte? Het is verbazingwekkend waarom nooit
onderzoek is gedaan aan de achterkant van de maan met robots.
Volgens Lorber
is het niet mogelijk dat een mens vanuit de aarde op de maan kan blijven. Wel
kunnen er robots naar toegestuurd worden
om foto´s, monsters en meetkundige berekeningen daar te maken.
De maan is 98.000-100.000 uren van de aarde
verwijderd. De ene keer schrijft Lorber 98.000 uren een andere keer 100.000
uren en later nog iets meer. Dat heeft met de variabele afstand te maken, want
de ene keer staat de maan dichter bij de aarde dan een andere keer.
Jezus
besprak met Zijn leerlingen hoe de maan ontstond, haar wezen en haar inwoners: ´De te hardnekkige geesten kunnen
daar ondervinden hoe goed het is om in
een zeer droge en haast van alle voedsel verstoken materie opgesloten te
zitten. Sinds de maan- aarde door mensen bewoond is, dient dit deel van de maan
(de maanklomp) tevens ook om de mensenzielen die te veel van de wereld houden,
daarheen te verwijzen. Van daaruit kunnen zij, voorzien van een fijnstoffelijke
omhulling, hun mooie aarde ver weg op een afstand van meer dan
honderdduizend uur gaans, enige duizenden jaren lang meer dan voldoende
bekijken en zichzelf beklagen omdat zij niet meer haar gierige bewoners zijn.
Dat zij echter ondanks al hun verlangen niet weer naar beneden op de aarde
kunnen komen, daar is wel heel goed voor gezorgd. Maar ettelijke aeonen aardse
jaren (onafzienbare tijdsduur) zullen op den duur ook de meest
hardnekkigen tot bezinning brengen!´
(GJE4-107:4)
Als er vanuit de
maan naar de aarde gekeken wordt is diens kleur blauw. Vanuit een hoogte van
385.000 kilometer zie je de aarde als een mooie blauwe globehuls. Op de zichtbare kant van de maan leven geestelijke wezens
die niet weten dat ze op de maan zijn, maar in de maansfeer vertoeven. Ook hun
levenssfeer is beperkt. De maanwezens op de achterkant van de maan zijn te
vergelijken met de dwergen of kobolden zoals in het Noorden van Noorwegen. Zij
hebben een dubbele maag, die ze als een soort airco gebruiken bij koud of heet
weer.
De maan heeft geen
toekomst en teert op het verleden. Geestelijk gezien is zij de samenvatting van
alle begrenzingen en belemmeringen om de ziel van de nodige kracht te voorzien.
Beiden, maan en aarde, zijn aan elkaar gekluisterd. De moeder bewaakt haar kind
en het kind heeft de moeder nodig. Ook draagt de maan haar magnetisme af aan de
aarde.
Zoals gezegd is de maan
gedoemd om de aarde te blijven volgen. Zij is meer dood dan leven en haar
straling is voor de mens niet bevorderlijk, maar zij is weldadig voor de
natuur. Omdat de maan meer een lijk is, doet haar inwerking op de aarde vooral
dienst bij kerkhoven. Het gras en de planten die daar omheen groeien, zijn
opvallend sappig en welig.
De aarde: twee imaginaire dieren die als
het ware tegenover elkaar staan
De vorming van de aarde
wordt geschat op 4,5 miljard jaar. Daarvoor was zij nog een vloeibare massa. De
maan heeft zeer hoge bergen, vooral de achterkant met veel spelonken en grotten.
Zij zou voor 85% uit kraters bestaan. De maan bestaat ook uit ijzer en
regoliet. De bodem van de maan is geel, grijzig.
De zwaartekracht is 1/6 van de aardse zwaartekracht. Men
zou op de maan dan ook zes keer minder wegen. De gemiddelde snelheid van de
maan is 1 km. per seconde, dat is per uur 3600 km.
De natuurelementen
Wat zijn elementen? Dat zijn natuurgeesten. Als de mens
met hen goed samenwerkt, is er vrede in de lucht, aarde en water. Hildegard van
Bingen schrijft dat de hemel (atmosferische lucht) en de aarde wenen over de
mens! Waarom? Omdat de onlusten en oorlogen de werken van de natuurgeesten in
roering brengen. De mensen maken een vibratie in de lucht en deze wordt door de
natuurgeesten ontvangen.
Als de maan ´groeit´ in
haar volheid, vermeerdert dat het bloed in de mens. De maan is een opruimer en
neemt de vuiligheid en de onzuiverheden in de lucht weg. De maan heeft een
wisselvallig karakter. In zekere zin beïnvloedt de maan mens en dier op psyche
en gezondheid. Als iedereen geen pesticiden meer zou gebruiken, zou dit het
herstel van de terugkomst van insecten (vliegen, bijen) bespoedigen en zou dat
het milieu weer in balans brengen en daarmee ook het evenwicht in de
temperaturen. Vliegjes in de lucht temperen het zonlicht (zie boekje: ´De
vlieg´ - Jakob Lorber. )
De Heer heeft het zo
beschikt dat de maan de aarde via de lucht beïnvloedt (planten en dieren!). De
Bijbel noemt de maan op diverse plaatsen. Swedenborg benadrukt, dat het lichtschijnsel
van de maan met het ´ware geloof´ en ´de liefde van de mens´
correspondeert. Ook betekent het ´bloed van de maan´ in de Bijbel ´het goede
van de liefde´. Alle uitspraken over de maan van Swedenborg en de Bijbel
handelen over de overeenstemmingen (symboliek) van haar.
Natuurgeesten &
Maangeesten
In het boek ´Maan en
Aarde´ van Jakob Lorber lezen we: ´Streken waar ze het liefst wonen (de
natuurgeesten), moeten afgelegen zijn en rustig; het is ook niemand aan te
raden in zo'n streek luid te roepen, te fluiten en nog minder te vloeken of te
schelden, omdat daardoor de nog in de materie gevangen geesten opgewonden en
rebels zouden kunnen worden wat dan degenen, die al vrijer geworden zijn naar
hun idee schade zou kunnen toebrengen. Om dat te voorkomen, proberen ze de
wandelaars in die streken door allerlei verschijnselen schrik aan te jagen
zodat deze zo vlug mogelijk de streek weer zullen verlaten.
Heel erg lastig zijn ze
in de bergen en vooral in de mijngangen en schachten; daar hebben ze al vaak
grote ongelukken veroorzaakt onder de in de bergen werkende arbeiders. Hier en
daar een plotseling instorten van schachten en gangen, slechte lucht daar
binnen, vaak plotselinge overstromingen, verdwijnen van de metaaladers en dergelijke
akelige dingen meer, dat is alles het werk van zulke geesten; ook worden
meestal op hoge bergen door deze natuurgeesten aardverschuivingen en grote
sneeuwlawines teweeggebracht.
Als deze geesten de
mensen soms op de een of andere manier goed gezind zijn, of tenminste niets
kwaads tegen hen in de zin hebben, dan verschijnen ze gewoonlijk in de gestalte
van een dwerg en wel heel donker grijs of blauw of groen van kleur. De kleine
vorm geeft aan dat ze zich tot de mensen neerbuigen om hun goed te doen, omdat
ze met de verbannen geest in hen in zekere zin medelijden hebben. Als een mens
zich dan echter tegenover zulke geesten onbehoorlijk gedraagt, groeien ze niet
zelden tot een reuzengestalte uit en dan is het niet goed in hun nabijheid te
blijven - en zonder aanroeping van Mijn naam al helemaal niet.
Er is elders al vermeld
dat zulke geesten bestaan en men vraagt zich dan af, of zulke geesten ook de
weg van het vlees zullen doorlopen of niet. Als ze zich op aarde nuttig maken
en heel werkzaam zijn kan hen de weg van het vlees op aarde wel bespaard
worden, maar dan komen ze of op de maan of op een andere planeet waar ze dan
toch wel moeten incarneren en dat ook bereidwillig doen, omdat de incarnatie op
de andere hemellichamen gewoonlijk vluchtiger en lichter is. …´ (Aarde-34)
De zon zou veel op aarde
verschroeien als de maan haar geen weerstand bood omdat de maan de gloed van
de zon door haar koude vochten matigt. Daarom zijn zon en maan door de
Goddelijke rangschikking zodanig voor de mensen opgesteld, dat deze de mens
gezondheid of gebreken brengt, afhankelijk van de luchtgeaardheid en de
luchtstroming. Zo wordt kenbaar gemaakt dat de zon van de hersenen tot aan de
hiel instraalt. De maanstralen gaan van de wenkbrauwen tot aan de enkels.
Wanneer de maan aan het toenemen is, dan zwellen de hersenen zich op, eveneens
het bloed in de mens.
Als de maan aan het
afnemen is, vermindert het vocht in de hersenen en zo ook het bloed in de mens.
Wanneer de maan in haar volheid is, zijn de menselijke hersenen volsappig en is
de mens verstandig. (Interessant, bij demente personen zou onderzocht kunnen
worden wat hun ´heldere dagen´ zijn!). Wanneer de mens echter leeg is, zijn de
menselijke hersenen minder in staat op te nemen. De menselijke zintuiglijke
waarneming is dan iets minder. (Hildegard von Bingen)
Volgens Psalm 104:19
plaatst God de maan in het heelal als tijdteken, in zoverre de maan alle tijden
voeden moet, gelijk een moeder haar kind. Eerst natuurlijk met melk, daarna met
vaste spijze. Bij het afnemen van de maan is zij als bijplaneet zwakker en
daarom voedt de maan door alle tijden heen met melk. Bij het afnemen voedt de
maan zich met vaste spijze.
Een gedwongen werkberoep
op de maan
‘De zon hoort bij ons planetensysteem en de zon is het
eerste, waar de geesten na het afleggen van hun lichamen al werkend de zonsfeer
betreden. Maar het dichtst boven de aarde staat de maan. Op deze maan wordt een
vreselijk strafberoep uitgeoefend voor hardnekkige materiële en zinnelijke
geesten. Daar wordt evenwel een gedwongen strafwerkberoep uitgeoefend en meer
dan een vrijwillig leerberoep.
De leergeesten van de maan zijn daar zo ongeveer wat op
aarde bij ons de elementaire leraren zijn, die hebben naast het leerboek
tegelijk ook de tuchtroede in handen. Waarom zoiets dan noodzakelijk is, lezen
we bij Lorber. (Geestelijk
Zon-2, hfdst.122:1-3)
‘Want hoe ziet de maan eruit en waarom ziet zij er zo
uit? Welke relatie en gesteldheid heeft de maan met haar bewoners en hoe worden
deze geesten onderricht? Heel vaak, vaak na duizenden jaren, komen zulke
geesten terecht in de sferen van andere planeten. Vaak die het dichtst erbij
staan…De geesten komen, wel te verstaan, alleen in de geestelijke sferen van
deze planeten. Dan rijst de vraag op of dit wel de gewoonlijke weg is die alle
geesten te hebben gaan om uiteindelijk in de hemel aan te komen?’ (GS 2-122: 3 e.v.)
Eb en vloed
Hebben eb en vloed met de maan te maken? Volgens
Lorber wordt eb en vloed niet bewerkt door de maan.
Dat zou onmogelijk zijn. In het boek “Aarde en Maan”
verklaart Lorber via de Heer, ‘dat de longen van de Aarde´, dit veroorzaken met
het in-, en uitademen van de aarde. Lorber vergelijkt dit met een bad vol
water. Als je erin gaat liggen en diep in en uitademt, dan zie je duidelijk
toch het water stijgen of zakken zoals bij eb en vloed. Alle zes uren stijgt de
aarde iets gelijkmatigs en dat wordt vooral aan de zeekust merkbaar als eb en
vloed.´‘Dit wordt niet bewerkt door de maan en het heeft een diepe en
geestelijke betekenis en het heeft alleen betrekking op de aarde. (Aarde en Maan, hfdst.52)
´En de zon was over hen beiden
(de aarde en de maan) met de stralen van haar licht van de warmte van de liefde
in God, en dat als een ´hen over haar kuikens´, en maakte de aarde rijp en
scheidde de maan van de borst van haar moeder.´ (een prachtig citaat uit ´De Huishouding van God,
deel 1, hfdst.7:2)
´Het belangrijkste kind
dat op deze wijze is voortgebracht is de maan, die het oudste kind is van deze
tellurische (aardse) vrouw. Heeft ze nog meer dergelijke kinderen? - O ja, een
grote hoeveelheid kometen, die door hun geboorte deels in de etherruimte kwamen
en daar rondcirkelen. Voor een ander deel echter zijn zulke kinderen, die uit
de verwekking worden geboren, de bijna dagelijks, en meestal in de tijd dat dag
en nacht even lang zijn, haast talloos te voorschijn komende zogenaamde
vallende sterren. Dat ze niets anders zijn dan uit de aarde nieuw geboren
kleine, komeetachtige planeetjes, bewijst hun ellipsvormige baan en hun ronde
vorm, waarvan het menselijk oog de grootte kan waarnemen als ze in de nabijheid
van de aarde komen. Deze planeetjes worden echter door de aarde, evenals al
haar andere nakomelingen, weer opgegeten, gelijk als beschreven wordt in de fabel
van Saturnus, die al zijn kinderen verslond´.
´Waar vandaan en waaruit
worden deze kinderen dan uit de aarde geboren? De aarde heeft zeer veel van
zulke geboorte kanalen. Het hoofd geboortekanaal bevindt zich in het midden van
de Stille Oceaan, niet ver van de evenaar in de streek van de eilandengroep der
zogenaamde Tahiti en Otahaiti; van deze plaats uit werd eens de maan van de
aarde gescheiden en daarna een nogal grote hoeveelheid van nog bestaande
kometen.´
Dat is dus een hoofd
geboortekanaal van de aarde. Andere geboortekanalen zijn vele zeeën, moerassen
en holen in de bergen, waaruit niet zelden zulke kleine planeetjes door zo'n
polaire kracht nog heel hoog weggeslingerd worden. Daar ze echter te weinig
volume hebben wordt, door de overwegende polaire kracht van de aarde, hun
kleine hoeveelheid tegenovergestelde polariteit verteerd en worden ze weer door
de aarde aangetrokken, waarop ze dan weldra als een slakachtige massa
neervallen of vaak ook wel als stenen; ze komen echter als stenen alleen dan
weer omlaag, als ze van te voren in de etherruimte geëxplodeerd zijn en dan als
deel van het geheel naar beneden storten. Dit is één manier van verwekken,
waarbij de aarde alleen maar als vrouw optreedt.´ (Aarde, hfdst.13:9-13)
De Maan als nevenaarde
In het evangelie van Jakobus vraagt Jonathan Jezus iets
over de Maan. De Heer zegt hem, dat de Maan een ´nevenaarde´ is, die eveneens ook bergen,
dalen, vruchten, dieren en mensenwezens heeft. Een deel van de maan, dat wij
met het blote oog niet kunnen zien, lijkt op de aarde. Haar licht komt door de
Zon en haar lichtwisseling komt door haar positie en dit verandert elke minuut
door de draaiing van de aarde. De vlekken, die wij op de Maan zien, zijn
diepere en donkere oorden van beproevingen’. (Overblijfselen van uitgedoofde vulkanen) (Jeugd van
Jezus, hfst.174)
´Nu hoef je alleen maar de
talrijke sterren te tellen - als dat mogelijk zou zijn - dan zul je
tegelijkertijd ook het onmetelijke aantal eenvoudige specifica in jullie
atmosferische lucht kennen. Alles wat lichamelijk in en op de aarde voorhanden
is, is een wederzijdse werking van de sterren en wel daarom, omdat Ik, de
Schepper, het grote wereldmechanisme zo heb ingericht.´
´Astronomen op de aarde
hebben al twee belangrijke waarnemingen gedaan. Volgens de ene zijn sterren
die vroeger bestonden verdwenen; dan moet ook het door hen bewerkte specificum
op aarde verdwenen zijn en daarmee de wezens, die door dit specificum in het
fysieke bestaan konden treden.´
´Een andere ontdekking van
de astronomen is die, volgens welke het licht van zeer verre sterrengebieden of
nu of pas over vele jaren op de aarde zal aankomen. Ten gevolge daarvan moeten
dus nieuwe specifica en daardoor ook nieuwe vormen op de aarde ontstaan, die
voor de al eerder op aarde aanwezige wezens of gunstig of nadelig inwerken, al
naar gelang de ster waar het specificum van uitgaat een goede of een slechte
is. Want er zijn goede en kwaadaardige sterren, zoals er dientengevolge
ook goede en kwaadaardige planten en dieren zijn.´ (Aarde en Maan, hfdst.21:8 e.v.)
Als de Maan onder de
voeten van de vrouw ligt volgens Openbaringen 12:1, is er sprake van geloof
en van een nieuwe kerk zowel in de Hemel als op Aarde. Iedere keer als er in
de Bijbel sprake is van de Maan, wordt daarmee geloof aangeduid. Zoals in
Mattheus 24:28-30, ´als de Maan haar licht niet meer zal geven´ dan is er
geen begrip en zal er geen geloof onder de mensen zijn.´ Het geloof
correspondeert met het licht van de Maan in analoge betekenis.
Als de Maan haar licht
niet meer zal geven betekent dit een slechte toestand van de kerk die aan haar
einde loopt en over zichzelf een gerechtsoordeel afroept. Dan is er meestal
geen naastenliefde jegens elkaar. De kerk kan in zo’n situatie zichzelf niet
meer handhaven en dat heet daarom de ´dag der kwelling of bezoeking´.
Door de maan hebben wij onze ´maanden´. Ze staat voor de
tijd en tijden volgens Psalm 104:1,2,19 en 20. De maan staat voor ´inzicht´ en
de ´zon´ voor wijsheid. Sommige mensen vragen zich af toen Jozua de Maan en de
Zon liet stilstaan in het dal van Ajolon (Jozua 10:12,13) of dit ook werkelijk zo
was gebeurd. Swedenborg zegt van niet, want als de Zon en de Maan echt
zouden stil gestaan hebben, dan zou de wereld vergaan zijn. Volgens
Swedenborg is dit geen geschiedenis, maar een profetische uitspraak.
Hij verwijst naar de profeet Jaschar, die in een van onze
Bijbelboeken niet is opgenomen, maar als zodanig wel echt heeft bestaan. De
Bijbel maakt in 2 Sam.1:17-18 daarover gewag.
De mensen houden meer van de duisternis dan van het licht
volgens Joh.3:19-21 en Gen.8:22. Onder nacht wordt hier het ´Boze´ verstaan en
onder dag het ´goede´. Het ´Boze´ is het werk van de nacht en het ´goede´ het
werk van de dag. Onder duisternis wordt in de Bijbel het onware
verstaan. Volgens Swedenborg worden de zon en de maan in het echt niet
verduisterd, maar het geestelijke, dat met het geloof correspondeert.
Als er in Lorber iets over de maan wordt vermeld zoals
wassende of afnemende maan betekent dit daar de eigenliefde. De maan staat
geestelijk bezien als symbool voor de wereldliefde en de eigenliefde.
Mensenzielen die eens op de maan waren terechtkomen zijn veelal liefdeloos en
moeten daar een zeer lange tijd doorbrengen om gelouterd te worden. Daarom is
de maan een streng verbeteringsinstituut.
We
lazen bij H.v.Bingen dat de maan onze wenkbrauwen en enkels bestraalt.
Dientengevolge wordt op Gods beschikking
de wenkbrauwen beschermd voor het zien en de enkels voor het dragen.
In een omloopbaan rond de
aarde neemt een astronaut een kijkje buiten de commandomodule
.
Zouden
dit wielsporen zijn geweest op de maan? Wat betekenen die ´gemaakte´ gaten?
Er rijzen vele
vragen of er wel echte maanlandingen zijn geweest. De foto´s van de Nasa zijn weliswaar
haarscherp gemaakt, maar geen enkele ster zijn op de foto´s zichtbaar. En dan
die wapperende vlag, terwijl er geen wind is op de maan. Als je naar de foto´s
kijkt lijkt het of het einde van de dag gekomen is en de schemering gaat
inzetten. Maar op de maan is het toch 14 dagen licht en 14 dagen donker. De
schaduw blijkt vanuit één en hetzelfde blikveld te zijn genomen.
De Heer zegt: ´Om echter de maan en zijn
bewoonbaarheid helemaal te begrijpen, moet men weten dat de maan eigenlijk alleen
maar op de naar de aarde toegekeerde kant 'maan' is; aan de andere zijde is hij
geen 'maan', maar een heel stevig stuk aarde…´ De zichtbare kant van de maan wordt dan ook niet door
organische wezens bewoond, maar haar bewoners zijn van geestelijke aard. Deze
geestelijke bewoners waren tijdens hun aardse leven louter wereldgezinde
mensen en worden nu ter verbetering daarheen verbannen, zodat ze zich op deze
manier nog genoeg aan de wereld kunnen vergapen. En als ze na lange tijd
merken, dat het aangapen van de wereld geen vruchten oplevert en als ze
luisteren naar de daarheen gezonden leraren, dan worden degenen die zich wel
willen beteren dadelijk op een hogere, gelukkiger trap van vrijheid gebracht;
de minder volgzamen echter krijgen op de maanaarde weer een lichaam en moeten
daar een heel armzalig en kommerlijk bestaan leiden. In de eerste plaats hebben
ze daar met grote koude en duisternis te kampen, ten tweede met een
ondraaglijke hitte; want de nacht duurt daar bijna veertien volle dagen en de dag
duurt even lang. Tegen het eind van elke nacht wordt het daar zo koud als op
aarde aan de Noordpool en in de middag en tegen het eind van de dag wordt het
zo warm, dat geen levend wezen het aan de oppervlakte kan uithouden. [Mo.01_001,09]
´De
bewoners, evenals alle organische wezens, wonen daar in de aarde. In deze
onderaardse woning moeten ze zowel de helft van de dag doorbrengen als de helft
van de nacht; daarom zijn daar ook geen huizen en steden zoals op de aarde,
maar de woningen liggen diep in grond, hier en daar ook in de bergspleten en
holen.´ [Mo.01_001,10]
´En
zo is de hele maan niets anders dan een geestelijke correctiestaat onder Mijn
persoonlijke leiding.´ [Mo.01_005,07]
Een bijzondere uitspraak
doet de Heer over het vlees (de zinnelijkheid van het lichaam) ´dat zich
tijdlang aanpast in het betere, omdat de straf wel het
vlees een tijdje betert en tot orde brengt, maar echt niet de ziel en nog minder de vrije
geest. Vandaar dat op de maan deze handeling niet als
straf plaatsvindt, maar als uiting van een inniger, betere liefde.´ [Mo.01_005,10]
Op
de vraag of een reis vanaf de aarde naar de maan mogelijk is, antwoord de Heer:
´Op een zonneplaneet
is iedere mensensoort door de natuurlijke planetaire omstandigheden op haar
eigen plek aangewezen, en kan die evenmin verlaten als jullie de aarde, ook
zouden jullie nog zoveel zin hebben een reis naar de maan maken. Nu
zullen jullie natuurlijk weer vragen: Hoe moeten we dat begrijpen?
Een reis naar de maan is natuurlijk onmogelijk, omdat hij van de aarde
gescheiden en te ver van de aarde verwijderd is.´ (Natuurlijke Zon, hfdst. 9:9,10)
Volgens
Lorber komen alle gestorven mensen het eerst aan in de geestelijke sferen van
de dichtstbijzijnde planeten. De meest hardnekkigste naar de dichtstbijzijnde,
de maan. Daar wordend de zielen met harde hand aangepakt. (Geestelijke Zon-2, hfdst.122:2)
Bisschop Martinus aan gene zijde werd het vergund om
een kijkje te nemen op de maan van onze aarde. De Heer sprak tot hem en zei: 'O jawel, want dat is de
maan van de aarde. En deze mensen zijn ook van de aarde afkomstig, evenals de
hele maan zelf die weliswaar vroeger het slechtste deel van de aarde was, maar
nu veel beter is dan de hele aarde! Daarom is hij nu ook een school voor zeer
wereldse zielen geworden. Want zie, beter een magere, kleine wereld met een
rijke geest, dan een vette, grote wereld met een hoogst magere geest!´ (BM, hfdst.49:6)
Robert Blum vraagt aan gene zijde aan de Heer, of die
donkere wereld (de maan) ook bij het zonnesysteem hoort! De Heer antwoordde
hem: ´O
nee, dat is de maan van de aarde. Zie het sombere land en daar in de verte een
klein groepje dwergachtige mensen! Dit zijn de eigenlijke bewoners van de kant
van de maan die altijd van de aarde is afgekeerd. Hun grootste vreugde zijn hun
vrouwtjes, die ze meestal uit pure liefde en tederheid op hun schouders dragen.
Boven hen zie je levendige geesten rondzweven. Dit zijn de zielen van overleden
maanmensen! Hun vreugde is om goed te doen aan hun nog sterfelijke broeders en
hen te beschermen tegen allerlei gevaren. Ze zijn vooral bezorgd dat de zeer
materiële geesten die de kale kant van de maan bewonen, die altijd naar de
aarde gericht is, niet in staat zouden zijn om de bewoners van de vegetatieve
kant van de maan te bereiken, waar ze grote gevaren zouden brengen voor hun
thuis, dat zich in een ondergrondse grot bevindt.´ [RB.02_295,21]
De oudste dochter van Kisjonah, (vlakbij aan het
Galilese meer in de bergen), vroeg aan Jezus wat die maan toch eigenlijk was en
zij mocht drie geesten van de maan zien en vragen aan hen stellen. En deze antwoordden: 'Bekoorlijke!
Over de aarde waarop jij woont, zouden wij aan jou precies dezelfde vraag
kunnen stellen. Je weet niet waarom het nu donker is op aarde en toch stel je
daar geen vragen over; waarom wil je dat dan wel over de maan weten, die toch
zoveel verder van je af staat dan de aarde, die je draagt?
´Kijk, net als jouw aarde, is ook onze maan een
wereld! Jouw aarde is rond; en onze maan is dat ook. Jouw aarde wordt steeds maar voor de helft door de grote zon beschenen, en onze
maan ook. Bij jou duurt de nacht gemiddeld ongeveer dertien van jullie korte
uren, en je aardse dag is ook ongeveer even lang; op de maan echter duren zowel
de nacht als de dag ongeveer veertien aardse dag en nachtlengtes, en daardoor
ziet je oog vanaf je aarde de voortdurende wisseling van het licht op de maan,
en dat is een groot verschil tussen de maan en jouw zoveel grotere aarde. Er is echter nog een veel groter
verschil tussen jouw aarde en de maan, en dat is, dat de maan slechts aan één
kant, die je echter niet zien kunt, bewoond wordt door wezens van mijn soort,
terwijl de aarde aan alle kanten bewoond wordt of voor het grootste deel
bewoonbaar is.´
´O,
op de maan leeft men niet zo gelukkig als op jouwaarde! O, daar heerst veel kou
en veelonverdraaglijke hitte, veel honger en vaak brandende dorst! Heb daarom
geen verlangen naar die kleine, maar buitengewoon harde wereld, waar op de
velden geen tarwe en geen koren en helemaal geen wijn groeit! Maar
op de kant die je vanaf je aarde altijd alleen maar kunt zien, woont geen
lichamelijk wezen, geen dier en ook geen mens, maar daar wonen alleen maar
ongelukkige geesten die zichzelf moeilijk of ook wel helemaal niet kunnen
helpen. - En nu weten jullie alles, wat je weten moet. Wens echter niet om nog meer over de maan te
weten te komen; want die kennis zou je tenslotte erg ongelukkig maken! Houd
je alleen maar aan de liefde en geef alle wijsheid op; want je kunt beter aan
de tafel der liefde eten -dan op de maan de spaarzame dauw van de steen der
wijzen likken!' (GJE1-153:6-12)
Inderdaad is het zo dat zeer slechte materiële mensen,
als zij eenmaal sterven, dan terechtkomen in een aardse sfeer en allerlei
kwellingen en pijnen moeten doorstaan om zich van de materie los te maken.
Uiteindelijk worden ze verplaatst naar de maan. Hebben zij eenmaal iedere graad
van zelfverloochening doorgemaakt, eerst dan worden zij naar een volmaaktere
planeet verheven. (GEJ.02_140,05)
Jara overziet de maan als een heel
treurige, armzalige, kleine wereld, bestemd voor nog kleinere en armzaliger
mensen en andere schepsels. [GEJ.03_127,14]
Cyrenius geeft uitleg over de aarde en de maan en
zegt, dat de maan een hemellichaam is, dat ongeveer vijftig maal kleiner is dan onze aarde. [GEJ.03_139,01]
Jezus, de Heer geeft in het 6e
deel van het Grote Johannes Evangelie, hfdst.120,121 een uitvoerige uitleg over
de wereld van de maan, en de kenmerken van de op aarde
geïncarneerde maanzielen. Tegen een priesteres
zei Hij: ´'Dat
de maan als meest nabije hemellichaam van de aarde invloed op deze aarde
uitoefent is zeker; maar in het algemeen beïnvloedt zij geen mensen, dieren,
planten en mineralen, maar in het bijzonder alleen maar dat, wat op deze aarde
van haar afkomstig is. Let goed op, vooral jullie kalendermakers!´ (GJE6-120:1)
´De bewoners van de maan hebben als zeer eenvoudige en in
zichzelf gekeerde mensen bij uitstek de gave van de helderziendheid, en dat met
name tijdens hun nacht van veertien volle aardse dagen, die zij in hun
onderaardse woonholen meestal slapend doorbrengen. Tijdens deze slaap blijft
hun ziel echter volkomen wakker en deze ziet dan alles om zich heen tot in de
verre omtrek, en dus ook deze aarde, waar zij eigenlijk min of meer bij horen,
die zij echter, vanwege de natuurlijke positie van de maan tijdens hun
waaktoestand, op hun lange dag nooit kunnen zien; (want de maanmensen bewonen
alleen het gedeelte van de maan dat van de aarde is afgekeerd) omdat de maan, zoals
Ik Jullie al uitgelegd heb, om heel natuurlijke redenen (op de naar de aarde
toegekeerde kant) geen lucht en geen water heeft.
En als er al hier en daar in de vele dieper
gelegen delen een soort lucht aanwezig is, dan is die toch niet toereikend voor
de ademhaling van wezens met een lichaam, en is er ook niet geschikt voor,
omdat het element zout ( de zuurstof) geheel ontbreekt.´ (GJE6-120:6)
Het innerlijk oog werd geopend van de vrienden van
Jezus en ze zagen de maan, de omgeving en haar bewoners ´en
allen slaakten tegelijkertijd een kreet van ontzetting,
en Lazarus vroeg Mij zijn geestesoog weer te sluiten, want hij vond de maan te
woest, te verlaten en te leeg. Maar IK zei: 'Kijk eens wat beter, dan zullen
jullie wel wezens ontdekken die op mensen van deze aarde lijken!' Toen
spanden allen zich in om nog beter te kijken en toen ontdekten zij menselijke
wezens, en wel op de kant die steeds naar de aarde toegekeerd is, een soort
luchtige, bijna geheel doorzichtige en daarbij toch erg kommervol uitziende
kleine menselijke wezens, die hun volkomen vreemd voorkwamen; maar op de andere
kant van de maan beviel het hun iets beter. Omdat zij deze echter nu tijdens de
veertien dagen durende nacht van de maan zagen, vonden zij ook vanwege heel
natuurlijke, op de maan heersende toestanden de mensen en de weinige dieren
daar in diepe slaap.´ (GJE6-157:8-10)
Iemand vroeg Jezus: ‘Heer,
als er in Uw grote schepping ergens een wereld is waar de zielen als verdoemden
gekweld worden, dan is de maan daar volkomen geschikt voor, vooral op deze naar
ons toegekeerde kant! En die vreemde, erg lelijke, donkergrijs doorzichtige en
mistig luchtige menselijke wezens zijn zeker niets anders dan zulke in het
geheel niet te benijden, ongelukkige zielen. Als een mens op onze aarde door
streken en landen reist, komt hij van de ene mooie streek vaak in een nog veel
mooiere; maar op de wereld daar boven is het precies omgekeerd. Reeds de eerste
en zeker nog de beste plaats die men ziet, ziet er al zo ontzettend wild en
woest uit, dat men er van schrikt als van een monster. De andere plaatsen en
streken zijn echter nog veel afschrikwekkender en ontzettender, en in die
streken wonen menselijke wezens die er zo treurig en verkommerd uitzien, dat
men de bewoners van onze slechtste en stinkendste poelen bij hen vergeleken
ware koningen zou kunnen noemen. Heer, Heer, wat zijn dat toch voor wezens?'
´IK zei: 'Ja, ja, dat zijn nu niet bepaald erg gelukkige
wezens, en zij hebben veel van de hel in zich, maar zij kunnen en zullen
mettertijd toch naar een beter leven overgaan, -maar dat zal niet zo snel
gebeuren. Degenen die zich al op de oppervlakte van die maanaarde bewegen en
een bepaalde doorzichtigheid gekregen hebben, zijn er in ieder geval al beter
aan toe; maar degenen die nog in de diepe holen, gaten en kraters wonen, maken
het nog slecht, en het zal nog geruime tijd duren voor zij naar een betere
levenstoestand zullen overgaan.´
´Kijk, het zijn zielen van mensen van deze aarde, die tijdens
hun lichamelijke leven bovenmatig toegegeven hebben. aan een ontzettende liefde
voor de wereld en voor zichzelf. Deze zielen, die in feite merendeels
stoffelijk zijn ingesteld, krijgen op de maan uit zichzelf een soort halfstoffelijk
lichaam, waardoor zij ook nog de kwade stoffelijke indrukken, zoals kou, hitte,
alsook het licht van de zon en de weerschijn van deze aarde en de andere
planeten waarnemen; maar zij kunnen hun hebzucht niet meer niet iets aards
stillen. Zij zien de aarde erg goed, en weten ook hoe goed zij eens op haar
bodem geleefd hebben, waar zij veel goederen en aanzien bezaten en veel mensen
hen dienden.
Nu zijn zij alleen aan zichzelf overgelaten en
naakt, en hebben behalve de heel dunne lucht totaal geen voedsel, zelfs geen
water en al helemaal geen wijn. De bodem van hun aarde is een soort puimsteen,
en er groeit zelfs geen mos.´
´En daarom is de maan voor zulke zielen een heel geschikte
plaats om behoorlijk van al het materiële ontdaan te worden en tot het inzicht
te komen dat alle aardse goederen erg bedrieglijk en waardeloos zijn; en
tenslotte maakt zich het verlangen van hen meester om helemaal te vergaan en
niet meer te bestaan.´
´Velen proberen zichzelf te doden, anderen zich door een
soort slaap te onttrekken aan elke verdere wereldbeschouwing; maar noch het een
noch het ander lukt. Dan beginnen zij te zoeken of er niet de een of andere
uitweg uit de holen en dalen van hun lijden voert naar een streek waar zij
misschien wijzere mensen zouden kunnen ontmoeten om met hen over de oorzaak van
hun erg treurige bestaan te spreken. En kijk, dan vinden zij met veel moeite en
inspanning een uitweg. Dan komen zij op grote vlakten, beklimmen de zeer hoge
bergen en ontmoeten daar ook wijze geesten, die hen wijze lessen geven en ook
vertellen dat er een almachtige, wijze, goede God bestaat, in wie zij moeten
geloven en die zij moeten liefhebben, en dat het hen ook gauw beter zou vergaan
als zij dat zouden doen.´ (GJE6-157:13-16)
´Zo worden dan zulke erg aan de stof gehechte mensen na
verloop van zeer lange tijd ook zuiver, en kunnen genieten van een grote
zaligheid; maar zij kunnen nooit komen waar een van de minste van Mijn kinderen
zal komen.´ (GJE6-157:18)
Lazarus zei: 'ja, Heer, dat
weten wij nu heel precies, dat wil zeggen, wat betreft de kant die naar ons
toegekeerd is! Maar de achterkant schijnt meer overeen te komen met onze aarde.
Wij zagen daar gewassen en wateren, en wij zagen daar ook wolken aan de hemel.
Wat is daar dan?’ Jezus: ´Precies zulke natuurlijke mensen als bijvoorbeeld
in het hoge noorden van deze aarde, maar natuurlijk vanwege de heel andere dag
en nachtomstandigheden van die maan enigszins anders georganiseerd.´ (GJE6-157:20,21)
De Heer liet bij een
groep Romeinen de maan en haar inwoners zien en opende bij hen het innerlijk
oog: ´Vervolgens
liet Ik hen een blik op de maan werpen, en zij beschreven in het kort deze
treurig uitziende kale wereld, waarin zij behalve enige groepen treurig
uitziende, grijze kobolden niets zagen. Er was daar geen boom en geen gras en
ook geen dier te bekennen. ´Maar wat is er aan de
hand met die armzalige maan? Dat het een materiële wereld is, dat is duidelijk,
maar zo kaal, woest en verlaten als de hoogste top van de berg Ararat! Wie zijn
toch die armzalig kleine, grijze kobolden? Ze hebben wel zo ongeveer de
menselijke vorm, maar ze lijken toch meer tot een diersoort van dat
hemellichaam te behoren, hoewel ze in zekere zin toch eerder geesten dan
stoffelijke wezens lijken te zijn. Want ik zag dat zo'n wezen zich in eens erg
groot maakte en dan weer popperig klein. Als zo'n wezen zuiver stoffelijk zou
zijn, geloof ik dat hij zijn lichaam niet zo gemakkelijk zou kunnen vergroten
en verkleinen, dus, Heer en Meester, wat is er met de maan aan de hand?' …(GJE7-58:20,24)
De engel Rafael toonde een
Romeinse commandant de voor en achterkant van de maan en deze verbaasde zich
zeer en zei: 'Dat is vergeleken met onze aarde wel een
treurige wereld!
De mensen, die zoals jij uitlegde alleen aan deze
zijde leven, kunnen geen grote wijsheid bereiken, omdat ze op zo'n kleine,
uiterst schrale wereld slechts in zeer beperkte mate de dingen kunnen
aanschouwen die God geschapen heeft, en omdat ze door hun orde van dag en
nacht, die geheel en al ongelijk en verschillend is ten opzichte van die van de
aarde, ook bijna geen tijd kunnen krijgen om zelfs het weinige op die kleine
wereld met aandacht te bekijken en te bestuderen, vergelijkingen te maken en
daaruit de nodige lering te trekken. Ze zullen wel het meest op onze apen
lijken?’ (GJE10-14:11)
Rafael vervolgde: ´De maanmensen staan
daarentegen sterk in het innerlijke, beschouwende leven, waarin ze ook jullie
bewoners van deze aarde heel goed kennen; maar ze hebben slechts zelden enig
welbehagen in jullie, omdat jullie je door je uiterlijk gerichte mentaliteit te
ver van de innerlijke waarheid des levens hebben verwijderd. Zij zeggen van
jullie dat jullie dode zielen zijn. Als het er nu zo met de maanbewoners
voorstaat, staan ze zeker op een hoger levensniveau dan jouw aardse apen.’ (GJE10-14:14)
Petrus waarschuwt en
maant Martinus ernstig voor zijn zinnelijkheid en zegt hem: ´Ik vraag je echter omwille van de Heer, sluit toch eindelijk een
verbond met jezelf en begeer voortaan niet meer, wat je geest niet waardig is!
Dan zal het inzicht van je geest steeds helderder worden en je zult altijd
woorden spreken vanuit de zuiverste wijsheid. Indien je dat echter niet ernstig
doet, zul je nooit van je domheid afkomen. En de Heer zal je, in plaats van
je hoger te brengen, op de maan van deze aarde plaatsen, 1000 jaren lang -
volgens de natuurlijke tijd van de
aarde!´ (BM=Bisschop
Martinus, hfdst.159:8)
Het moet verschrikkelijk
zijn om duizenden jaren op die kale saaie lelijke maan te komen. Wat hebben de
astronauten daar te zoeken, mochten ze daar toch geweest zijn? Het volgende
leert ons de Heer: ´Men
moet echter niet denken dat de reis door deze reservoirs (kraters) zo gemakkelijk en vlug
gaat als men dat misschien van geesten verwacht. Het gaat heel moeizaam; want
zo dikwijls als een geest hogerop komt, moet hij in het vorige bekken net zo
sterven als iedereen op aarde sterven moet. Dit sterven is ook altijd min of
meer pijnlijk en wordt steeds begeleid door het gevoel van een mogelijke
eeuwige vernietiging. Denk je in, dat zo'n geest vaak meerdere duizenden van
zulke bekkens moet passeren en dat hij in zo'n bekken vaak een maand, soms ook
een half jaar, ja vaak een heel jaar of langer moet blijven, dan kun je je ook
van de tijdsduur van zo'n groeiproces een begrip vormen. Op dit hemellichaam zijn nog geesten uit Abrahams
tijd die hun reis nog niet voor drie vierde deel hebben afgelegd. Wat moet je
dan van diegenen denken, die op dit moment, waarop je zit te schrijven, daar
aankomen? (De
Maan, hfdst.4:12,13)