Jakob Lorber beschrijft het woord ´monade´ als een lichtatoom. In de gebruikelijke taal wordt het als ´ontelbare entiteit´ of ´ziel´ geinterpreteerd. Dat is een specificum waarin intelligenties wonen. (Aarde, hfdst.28:5) De oneindigheid  is gevuld met de ideeen van de Godheid, ook in het allerkleinste atoom. (Aarde, hfdst.46:4, 52:7)

 

Het woord ´monade´ is in verband te brengen met ´maand´, want ze hebben dezelfde medeklinkers. Maand is weer afgeleid van maan. Er is leven op de achterkant van de maan, dat meer een aarde is.  Het zijn kleine menselijke wezens (hoogte 60 cm) en het leven moet  daar verschrikkelijk saai en monotoon zijn. Op de voor ons zichtbare kant (de echte maan!) leven maangeestwezens.

 

Bij Swedenborg betekent het begrip ´mens´ ´hu-mana´. Het menselijk gemoed spiegelt de menselijke geest, want beiden zijn de feitelijke mens. Het engelse woord ´mind´ zien we terug in het franse woord ´mental´.  De mentaliteit of geaardheid karakteriseert de MENS. (MONAS)

 

In een zeer ver verleden ontstond binnen in de aarde een enorme druk onder de opstandige natuurgeesten of natuurwezens. Zij veroorzaakten een enorme eruptie en een groot deel van het binnenste van de aarde werd duizenden kilometers omhoog geslingerd. Met deze enorme klomp materie, dat zich later vormde als een maan, werden tegelijkertijd ontelbare roerige wezens meegeslingerd. De aarde had een kind gebaard. Het was ´Mona´ of wat wij nu ´Luna´ noemen. Haar gewicht was veel  zwaarder dan die van haar moeder. (GJE4-107:1)

 

Zij werd tot wel op een hoogte van bijna 400.000 kilometer omhooggeslingerd, een enorm onbegrijpelijke hoogte. Wat een stuwende kracht moet dat zijn geweest. Dit gebeurde met de toelating van de Godheid. Uit deze enorm grote steenharde massa werd een vloeibare klomp materie, dat uit de aarde brak en uit haar voegen ging, ook de gebannen oergeesten gedwongen mee, die bij de val van Luzifer mee opgesloten waren in het meest harde materiedeel van de aarde. Deze ernstige vulkaanuitbarsting in het onderste van de aarde vond ooit plaats, waar nu de Tahiti ligt aan de Grote Stille Oceaan, ook wel de Pacific genoemd. De vloeibare massa werd door de tijden heen vaster en ronder. Volgens Lorber is onze maan een grote leerschool voor hardnekkige geesten, die in hun vroegere aardse leven erg zinnelijk en materieel waren. Zij moeten nu leren om hun hoogmoed en ongevoeligheid om te zetten in deemoed en ontvankelijkheid. Hun verblijfsduur kan wel oplopen tot duizenden jaren. Vaak in zeer erbarmelijke omstandigheden. Zij moeten duizenden malen sterven en krijgen bij dat sterven steeds het gevoel voor altijd verloren te gaan. Gelukkig is voor hen, na een door God beschikte en bepaalde erg lange tijd, toch een terugkeer zeker mogelijk.

 

De geesten die daar wonen, waren mensen, die op de aarde geleefd hadden. Maar er leven daar ook mannelijke en vrouwelijke wezens die echter 1.000 jaar later na Adam door toedoen van een engel daar geschapen werden. (Maan, hfdst.2:1)

 

Wat de Bijbel ´eeuwig´ noemt, betekent niet, dat die eeuwige erbarmelijke toestand voortdurend doorblijftgaan, want ´eeuwig´ betekent  ´vele eeuwen´, ingesloten in duizenden jaren, dat voor het gevoel qua tijdsduur niet meer telbaar is, maar ooit toch weer eindig wordt.

De maankraters zijn met het blote oog zichtbaar vanaf de aarde. Deze kunnen wel een diepte hebben van enkele kilometers. Waarom heeft de maan zoveel kraters? Lorber schrijft dat deze de functie hebben om het magnetische fluidum voor de aarde in balans te houden.

 

                                               Flammarion (inslagkrater) - Wikipedia

 

De zwarte vlekken die vanaf de aarde gemakkelijk zichtbaar zijn, zijn kraters en diep op de bodem van deze kraters is nog lucht, dat echter niet ontsnappen kan. Wij zullen nooit de achterkant van de maan te zien krijgen. Op deze zijde is veel water, lucht, ijs, sneeuw en rivieren. Het kan daar extreem warm en koud zijn. Volgens Lorber is er aan de voorkant geen water noch vocht. Het is daar doodstil en er waaien daar geen winden. Ook is er geen zuurstof. Om daar als mens te leven is onmogelijk en gevaarlijk. Er hoeft maar een lek te zijn in het ruimtecostuum en een astronaut zou dan onmiddellijk imploderen. En dan een zuurstoffles op zo´n immense hoogte? Het is verbazingwekkend waarom nooit onderzoek is gedaan aan de achterkant van de maan met robots.

 

                                   https://hips.hearstapps.com/hmg-prod/images/01-water-moon.jpg?crop=0.6663619744058501xw:1xh;center,top&resize=1200:*

 

Volgens Lorber is het niet mogelijk dat een mens vanuit de aarde op de maan kan blijven. Wel kunnen  er robots naar toegestuurd worden om foto´s, monsters en meetkundige berekeningen daar te maken.

 

De maan is 98.000-100.000 uren van de aarde verwijderd. De ene keer schrijft Lorber 98.000 uren een andere keer 100.000 uren en later nog iets meer. Dat heeft met de variabele afstand te maken, want de ene keer staat de maan dichter bij de aarde dan een andere keer.

 

Jezus besprak met Zijn leerlingen hoe de maan ontstond, haar wezen en haar inwoners: ´De te hardnekkige geesten kunnen daar ondervinden hoe goed het is om in een zeer droge en haast van alle voedsel verstoken materie opgesloten te zitten. Sinds de maan- aarde door mensen bewoond is, dient dit deel van de maan (de maanklomp) tevens ook om de mensenzielen die te veel van de wereld houden, daarheen te verwijzen. Van daaruit kunnen zij, voorzien van een fijnstoffelijke omhulling, hun mooie aarde ver weg op een afstand van meer dan honderdduizend uur gaans, enige duizen­den jaren lang meer dan voldoende bekijken en zichzelf beklagen omdat zij niet meer haar gierige bewoners zijn. Dat zij echter ondanks al hun verlangen niet weer naar beneden op de aarde kunnen komen, daar is wel heel goed voor gezorgd. Maar ettelijke aeonen aardse jaren (onafzienbare tijdsduur) zullen op den duur ook de meest hardnekkigen tot bezinning brengen!´ (GJE4-107:4)

 

                        Kun je een touw spannen tussen de <b>aarde</b> en de <b>maan</b>?  - KIJK Magazine

 

Als er vanuit de maan naar de aarde gekeken wordt is diens kleur blauw. Vanuit een hoogte van 385.000 kilometer zie je de aarde als een mooie blauwe globehuls. Op de zichtbare kant van de maan leven geestelijke wezens die niet weten dat ze op de maan zijn, maar in de maansfeer vertoeven. Ook hun levenssfeer is beperkt. De maanwezens op de achterkant van de maan zijn te vergelijken met de dwergen of kobolden zoals in het Noorden van Noorwegen. Zij hebben een dubbele maag, die ze als een soort airco gebruiken bij koud of heet weer.

 

De maan heeft geen toekomst en teert op het verleden. Geestelijk gezien is zij de samenvatting van alle begrenzingen en belemmeringen om de ziel van de nodige kracht te voorzien. Beiden, maan en aarde, zijn aan elkaar gekluisterd. De moeder bewaakt haar kind en het kind heeft de moeder nodig. Ook draagt de maan haar magnetisme af aan de aarde.

 

Zoals gezegd is de maan gedoemd om de aarde te blijven volgen. Zij is meer dood dan leven en haar straling is voor de mens niet bevorderlijk, maar zij is weldadig voor de natuur. Omdat de maan meer een lijk is, doet haar inwerking op de aarde vooral dienst bij kerkhoven. Het gras en de planten die daar omheen groeien, zijn opvallend sappig en welig.

 

                                        https://www.startpage.com/av/proxy-image?piurl=https%3A%2F%2Fwww.sterrenkunde.nl%2Findex%2Fencyclopedie%2Fplaatjes%2Faarde.jpg&sp=1688816119T9325849f22f0d756bc364b7bc59783e19563c190f9c405370ec5eafc8bf588bf

       De aarde: twee imaginaire dieren die als het ware tegenover elkaar staan

 

De vorming van de aarde wordt geschat op 4,5 miljard jaar. Daarvoor was zij nog een vloeibare massa. De maan heeft zeer hoge bergen, vooral de achterkant met veel spelonken en grotten. Zij zou voor 85% uit kraters bestaan. De maan bestaat ook uit ijzer en regoliet. De bodem van de maan is geel, grijzig.

 

De zwaartekracht is 1/6 van de aardse zwaartekracht. Men zou op de maan dan ook zes keer minder wegen. De gemiddelde snelheid van de maan is 1 km. per seconde, dat is per uur 3600 km.

 

De natuurelementen

Wat zijn elementen? Dat zijn natuurgeesten. Als de mens met hen goed samenwerkt, is er vrede in de lucht, aarde en water. Hildegard van Bingen schrijft dat de hemel (atmosferische lucht) en de aarde wenen over de mens! Waarom? Omdat de onlusten en oorlogen de werken van de natuurgeesten in roering brengen. De mensen maken een vibratie in de lucht en deze wordt door de natuurgeesten ontvangen.

 

Als de maan ´groeit´ in haar volheid, vermeerdert dat het bloed in de mens. De maan is een opruimer en neemt de vuiligheid en de onzuiverheden in de lucht weg. De maan heeft een wisselvallig karakter. In zekere zin beïnvloedt de maan mens en dier op psyche en gezondheid. Als iedereen geen pesticiden meer zou gebruiken, zou dit het herstel van de terugkomst van insecten (vliegen, bijen) bespoedigen en zou dat het milieu weer in balans brengen en daarmee ook het evenwicht in de temperaturen. Vliegjes in de lucht temperen het zonlicht (zie boekje: ´De vlieg´ - Jakob Lorber. )

 

De Heer heeft het zo beschikt dat de maan de aarde via de lucht beïnvloedt (planten en dieren!). De Bijbel noemt de maan op diverse plaatsen. Swedenborg benadrukt, dat het lichtschijnsel van de maan met het ´ware geloof´ en ´de liefde van de mens´ correspondeert. Ook betekent het ´bloed van de maan´ in de Bijbel ´het goede van de liefde´. Alle uitspraken over de maan van Swedenborg en de Bijbel handelen over de overeenstemmingen (symboliek) van haar.

 

 

Natuurgeesten & Maangeesten

 

                                 Contact maken met <b>Natuurgeesten</b>: DRYADEN - Paragnost Eddie ...

 

In het boek ´Maan en Aarde´ van Jakob Lorber lezen we: ´Streken waar ze het liefst wonen (de natuurgeesten), moeten afgelegen zijn en rustig; het is ook niemand aan te raden in zo'n streek luid te roepen, te fluiten en nog minder te vloeken of te schelden, omdat daardoor de nog in de materie gevangen geesten opgewonden en rebels zouden kunnen worden wat dan degenen, die al vrijer gewor­den zijn naar hun idee schade zou kunnen toebrengen. Om dat te voorkomen, proberen ze de wandelaars in die streken door allerlei verschijnselen schrik aan te jagen zodat deze zo vlug mo­gelijk de streek weer zullen verlaten.

 

Heel erg lastig zijn ze in de bergen en vooral in de mijngangen en schachten; daar hebben ze al vaak grote ongelukken veroorzaakt onder de in de bergen werkende arbeiders. Hier en daar een plotseling instorten van schachten en gangen, slechte lucht daar binnen, vaak plotselinge overstromingen, verdwijnen van de metaaladers en dergelijke akelige dingen meer, dat is alles het werk van zulke geesten; ook worden meestal op hoge bergen door deze natuurgeesten aardverschuivingen en grote sneeuwlawines teweeggebracht.

 

Als deze geesten de mensen soms op de een of andere manier goed gezind zijn, of tenminste niets kwaads tegen hen in de zin hebben, dan verschijnen ze gewoonlijk in de gestalte van een dwerg en wel heel donker grijs of blauw of groen van kleur. De kleine vorm geeft aan dat ze zich tot de mensen neerbuigen om hun goed te doen, omdat ze met de verbannen geest in hen in zekere zin medelijden hebben. Als een mens zich dan echter tegenover zulke geesten onbehoorlijk gedraagt, groeien ze niet zelden tot een reuzen­gestalte uit en dan is het niet goed in hun nabijheid te blijven - en zon­der aanroeping van Mijn naam al helemaal niet.

 

Er is elders al vermeld dat zulke geesten bestaan en men vraagt zich dan af, of zulke geesten ook de weg van het vlees zullen doorlopen of niet. Als ze zich op aarde nuttig maken en heel werkzaam zijn kan hen de weg van het vlees op aarde wel bespaard worden, maar dan komen ze of op de maan of op een andere planeet waar ze dan toch wel moeten incarneren en dat ook bereidwillig doen, omdat de incarnatie op de andere hemellichamen gewoonlijk vluchtiger en lichter is. …´ (Aarde-34)

 

De zon zou veel op aarde verschroeien als de maan haar geen weerstand bood omdat de maan de gloed van de zon door haar koude vochten matigt. Daarom zijn zon en maan door de Goddelijke rangschikking zodanig voor de mensen opgesteld, dat deze de mens gezondheid of gebreken brengt, afhankelijk van de luchtgeaardheid en de luchtstroming. Zo wordt kenbaar gemaakt dat de zon van de hersenen tot aan de hiel instraalt. De maanstralen gaan van de wenkbrauwen tot aan de enkels. Wanneer de maan aan het toenemen is, dan zwellen de hersenen zich op, eveneens het bloed in de mens.

 

Als de maan aan het afnemen is, vermindert het vocht in de hersenen en zo ook het bloed in de mens. Wanneer de maan in haar volheid is, zijn de menselijke hersenen volsappig en is de mens verstandig. (Interessant, bij demente personen zou onderzocht kunnen worden wat hun ´heldere dagen´ zijn!). Wanneer de mens echter leeg is, zijn de menselijke hersenen minder in staat op te nemen. De menselijke zintuiglijke waarneming is dan iets minder. (Hildegard von Bingen)

 

Volgens Psalm 104:19 plaatst God de maan in het heelal als tijdteken, in zoverre de maan alle tijden voeden moet, gelijk een moeder haar kind. Eerst natuurlijk met melk, daarna met vaste spijze. Bij het afnemen van de maan is zij als bijplaneet zwakker en daarom voedt de maan door alle tijden heen met melk. Bij het afnemen voedt de maan zich met vaste spijze.

 

Een gedwongen werkberoep op de maan

‘De zon hoort bij ons planetensysteem en de zon is het eerste, waar de geesten na het afleggen van hun lichamen al werkend de zonsfeer betreden. Maar het dichtst boven de aarde staat de maan. Op deze maan wordt een vreselijk strafberoep uitgeoefend voor hardnekkige materiële en zinnelijke geesten. Daar wordt evenwel een gedwongen strafwerkberoep uitgeoefend en meer dan een vrijwillig leerberoep.

 

De leergeesten van de maan zijn daar zo ongeveer wat op aarde bij ons de elementaire leraren zijn, die hebben naast het leerboek tegelijk ook de tuchtroede in handen. Waarom zoiets dan noodzakelijk is, lezen we bij Lorber. (Geestelijk Zon-2, hfdst.122:1-3)

 

‘Want hoe ziet de maan eruit en waarom ziet zij er zo uit? Welke relatie en gesteldheid heeft de maan met haar bewoners en hoe worden deze geesten onderricht? Heel vaak, vaak na duizenden jaren, komen zulke geesten terecht in de sferen van andere planeten. Vaak die het dichtst erbij staan…De geesten komen, wel te verstaan, alleen in de geestelijke sferen van deze planeten. Dan rijst de vraag op of dit wel de gewoonlijke weg is die alle geesten te hebben gaan om uiteindelijk in de hemel aan te komen?’ (GS 2-122: 3 e.v.)

 

Eb en vloed

Hebben eb en vloed met de maan te maken? Volgens Lorber wordt eb en vloed niet bewerkt door de maan.

Dat zou onmogelijk zijn. In het boek “Aarde en Maan” verklaart Lorber via de Heer, ‘dat de longen van de Aarde´, dit veroorzaken met het in-, en uitademen van de aarde. Lorber vergelijkt dit met een bad vol water. Als je erin gaat liggen en diep in en uitademt, dan zie je duidelijk toch het water stijgen of zakken zoals bij eb en vloed. Alle zes uren stijgt de aarde iets gelijkmatigs en dat wordt vooral aan de zeekust merkbaar als eb en vloed.´‘Dit wordt niet bewerkt door de maan en het heeft een diepe en geestelijke betekenis en het heeft alleen betrekking op de aarde. (Aarde en Maan, hfdst.52)

 

´En de zon was over hen beiden (de aarde en de maan) met de stralen van haar licht van de warmte van de liefde in God, en dat als een ´hen over haar kuikens´, en maakte de aarde rijp en scheidde de maan van de borst van haar moeder.´ (een prachtig citaat uit ´De Huishouding van God, deel 1, hfdst.7:2)

 

´Het belangrijkste kind dat op deze wijze is voortgebracht is de maan, die het oudste kind is van deze tellurische (aardse) vrouw. Heeft ze nog meer dergelijke kinderen? - O ja, een grote hoe­veelheid kometen, die door hun geboorte deels in de etherruimte kwa­men en daar rondcirkelen. Voor een ander deel echter zijn zulke kinde­ren, die uit de verwekking worden geboren, de bijna dagelijks, en meestal in de tijd dat dag en nacht even lang zijn, haast talloos te voorschijn komende zogenaamde vallende sterren. Dat ze niets anders zijn dan uit de aarde nieuw geboren kleine, komeetachti­ge planeetjes, bewijst hun ellipsvormige baan en hun ronde vorm, waarvan het menselijk oog de grootte kan waarnemen als ze in de nabijheid van de aarde komen. Deze planeetjes worden echter door de aarde, evenals al haar andere nakomelingen, weer opgegeten, gelijk als beschreven wordt in de fabel van Saturnus, die al zijn kinde­ren verslond´.

 

´Waar vandaan en waaruit worden deze kinderen dan uit de aarde geboren? De aarde heeft zeer veel van zulke geboorte kanalen. Het hoofd geboortekanaal bevindt zich in het midden van de Stille Oceaan, niet ver van de evenaar in de streek van de eilandengroep der zogenaamde Tahiti en Otahaiti; van deze plaats uit werd eens de maan van de aarde gescheiden en daarna een nogal grote hoeveelheid van nog bestaande kometen.´

 

Dat is dus een hoofd geboortekanaal van de aarde. Andere geboortekanalen zijn vele zeeën, moerassen en holen in de bergen, waaruit niet zelden zulke kleine planeetjes door zo'n polaire kracht nog heel hoog weggeslingerd worden. Daar ze echter te weinig volu­me hebben wordt, door de overwegende polaire kracht van de aarde, hun kleine hoeveelheid tegenovergestelde polariteit verteerd en worden ze weer door de aarde aangetrokken, waarop ze dan weldra als een slakachtige massa neervallen of vaak ook wel als stenen; ze komen echter als stenen alleen dan weer omlaag, als ze van te voren in de etherruimte geëxplodeerd zijn en dan als deel van het geheel naar be­neden storten. Dit is één manier van verwekken, waarbij de aarde alleen maar als vrouw optreedt.´ (Aarde, hfdst.13:9-13)

 

 

De Maan als nevenaarde

In het evangelie van Jakobus vraagt Jonathan Jezus iets over de Maan. De Heer zegt hem, dat de Maan een ´nevenaarde´ is, die eveneens ook bergen, dalen, vruchten, dieren en mensenwezens heeft. Een deel van de maan, dat wij met het blote oog niet kunnen zien, lijkt op de aarde. Haar licht komt door de Zon en haar lichtwisseling komt door haar positie en dit verandert elke minuut door de draaiing van de aarde. De vlekken, die wij op de Maan zien, zijn diepere en donkere oorden van beproevingen’. (Overblijfselen van uitgedoofde vulkanen) (Jeugd van Jezus, hfst.174)

´Nu hoef je alleen maar de talrijke sterren te tellen - als dat mogelijk zou zijn - dan zul je tegelijkertijd ook het onmetelijke aantal eenvoudige specifica in jullie atmosferische lucht kennen. Alles wat lichamelijk in en op de aarde voorhanden is, is een wederzijdse werking van de sterren en wel daarom, omdat Ik, de Schepper, het grote wereldmechanisme zo heb ingericht.´

´Astronomen op de aarde hebben al twee belangrijke waarnemin­gen gedaan. Volgens de ene zijn sterren die vroeger bestonden verdwenen; dan moet ook het door hen bewerkte specificum op aarde verdwenen zijn en daarmee de wezens, die door dit specificum in het fysieke bestaan konden treden.´

 

´Een andere ontdekking van de astronomen is die, volgens welke het licht van zeer verre sterrengebieden of nu of pas over vele jaren op de aarde zal aankomen. Ten gevolge daarvan moeten dus nieuwe specifica en daardoor ook nieuwe vormen op de aarde ontstaan, die voor de al eerder op aarde aanwezige wezens of gunstig of nadelig inwerken, al naar gelang de ster waar het specificum van uitgaat een goede of een slechte is. Want er zijn goede en kwaad­aardige sterren, zoals er dientengevolge ook goede en kwaadaardige planten en dieren zijn.´ (Aarde en Maan, hfdst.21:8 e.v.)

Als de Maan onder de voeten van de vrouw ligt volgens Openbaringen 12:1, is er sprake van geloof en van een nieuwe kerk zowel in de Hemel als op Aarde. Iedere keer als er in de Bijbel sprake is van de Maan, wordt daarmee geloof aangeduid. Zoals in Mattheus 24:28-30, ´als de Maan haar licht niet meer zal geven´ dan is er geen begrip en zal er geen geloof onder de mensen zijn.´ Het geloof correspondeert met het licht van de Maan in analoge betekenis.

 

Als de Maan haar licht niet meer zal geven betekent dit een slechte toestand van de kerk die aan haar einde loopt en over zichzelf een gerechtsoordeel afroept. Dan is er meestal geen naastenliefde jegens elkaar. De kerk kan in zo’n situatie zichzelf niet meer handhaven en dat heet daarom de ´dag der kwelling of bezoeking´.

 

Door de maan hebben wij onze ´maanden´. Ze staat voor de tijd en tijden volgens Psalm 104:1,2,19 en 20. De maan staat voor ´inzicht´ en de ´zon´ voor wijsheid. Sommige mensen vragen zich af toen Jozua de Maan en de Zon liet stilstaan in het dal van Ajolon (Jozua 10:12,13) of dit ook werkelijk zo was gebeurd. Swedenborg zegt van niet, want als de Zon en de Maan echt zouden stil gestaan hebben, dan zou de wereld vergaan zijn. Volgens Swedenborg is dit geen geschiedenis, maar een profetische uitspraak.

 

Hij verwijst naar de profeet Jaschar, die in een van onze Bijbelboeken niet is opgenomen, maar als zodanig wel echt heeft bestaan. De Bijbel maakt in 2 Sam.1:17-18 daarover gewag.

 

De mensen houden meer van de duisternis dan van het licht volgens Joh.3:19-21 en Gen.8:22. Onder nacht wordt hier het ´Boze´ verstaan en onder dag het ´goede´. Het ´Boze´ is het werk van de nacht en het ´goede´ het werk van de dag. Onder duisternis wordt in de Bijbel het onware verstaan. Volgens Swedenborg worden de zon en de maan in het echt niet verduisterd, maar het geestelijke, dat met het geloof correspondeert.

 

Als er in Lorber iets over de maan wordt vermeld zoals wassende of afnemende maan betekent dit daar de eigenliefde. De maan staat geestelijk bezien als symbool voor de wereldliefde en de eigenliefde. Mensenzielen die eens op de maan waren terechtkomen zijn veelal liefdeloos en moeten daar een zeer lange tijd doorbrengen om gelouterd te worden. Daarom is de maan een streng verbeteringsinstituut.

We lazen bij H.v.Bingen dat de maan onze wenkbrauwen en enkels bestraalt. Dientengevolge wordt op Gods beschikking de wenkbrauwen beschermd voor het zien en de enkels voor het dragen.

                                          In een omloopbaan rond de aarde neemt astronaut Dave Scott een kijkje buiten de commandomodule van Apollo 9

 

In een omloopbaan rond de aarde neemt een astronaut een kijkje buiten de commandomodule

 

                                                         . Een Apollo 15astronaut loopt naast de wielsporen van de maanwagen LRV1 Apollo 15 was de eerste Apollomissie waarbij een moon buggy werd meegenomen

Zouden dit wielsporen zijn geweest op de maan? Wat betekenen die ´gemaakte´ gaten?

 

Er rijzen vele vragen of er wel echte maanlandingen zijn geweest. De foto´s van de Nasa zijn weliswaar haarscherp gemaakt, maar geen enkele ster zijn op de foto´s zichtbaar. En dan die wapperende vlag, terwijl er geen wind is op de maan. Als je naar de foto´s kijkt lijkt het of het einde van de dag gekomen is en de schemering gaat inzetten. Maar op de maan is het toch 14 dagen licht en 14 dagen donker. De schaduw blijkt vanuit één en hetzelfde blikveld te zijn genomen.

 

                                                 Apollo 11astronaut Edwin Buzz Aldrin poseert met de Amerikaanse vlag die in de Mare Tranquillitatis op de maan is geplant Wie goed kijkt kan Aldrins gezicht door het vizier van zijn helm ontwaren

De Heer zegt: ´Om echter de maan en zijn bewoonbaarheid helemaal te begrijpen, moet men weten dat de maan eigenlijk alleen maar op de naar de aarde toegekeerde kant 'maan' is; aan de andere zijde is hij geen 'maan', maar een heel stevig stuk aarde…´ De zichtbare kant van de maan wordt dan ook niet door organische wezens bewoond, maar haar bewoners zijn van geestelijke aard. Deze geestelijke bewo­ners waren tijdens hun aardse leven louter wereldgezinde mensen en worden nu ter verbetering daarheen verbannen, zodat ze zich op deze manier nog genoeg aan de wereld kunnen vergapen. En als ze na lange tijd merken, dat het aangapen van de wereld geen vruchten oplevert en als ze luisteren naar de daarheen gezonden leraren, dan worden de­genen die zich wel willen beteren dadelijk op een hogere, gelukkiger trap van vrijheid gebracht; de minder volgzamen echter krijgen op de maanaarde weer een lichaam en moeten daar een heel armzalig en kommerlijk bestaan leiden. In de eerste plaats hebben ze daar met grote koude en duisternis te kampen, ten tweede met een ondraaglijke hitte; want de nacht duurt daar bijna veertien volle dagen en de dag duurt even lang. Tegen het eind van elke nacht wordt het daar zo koud als op aarde aan de Noordpool en in de middag en tegen het eind van de dag wordt het zo warm, dat geen levend wezen het aan de oppervlakte kan uithouden. [Mo.01_001,09]

´De bewoners, evenals alle organische wezens, wonen daar in de aarde. In deze onderaardse woning moeten ze zowel de helft van de dag doorbrengen als de helft van de nacht; daarom zijn daar ook geen huizen en steden zoals op de aarde, maar de woningen liggen diep in grond, hier en daar ook in de bergspleten en holen.´ [Mo.01_001,10]

´En zo is de hele maan niets anders dan een geestelijke correctiestaat onder Mijn persoonlijke leiding.´ [Mo.01_005,07]

 

Een bijzondere uitspraak doet de Heer over het vlees (de zinnelijkheid van het lichaam) ´dat zich tijdlang aanpast in het betere, omdat de straf wel het vlees een tijdje betert en tot orde brengt, maar echt niet de ziel en nog minder de vrije geest. Vandaar dat op de maan deze handeling niet als straf plaatsvindt, maar als uiting van een inniger, be­tere liefde.´ [Mo.01_005,10]

 

Op de vraag of een reis vanaf de aarde naar de maan mogelijk is, antwoord de Heer: ´Op een zonneplaneet is iedere mensensoort door de natuurlijke planetaire omstandigheden op haar eigen plek aangewezen, en kan die evenmin verlaten als jullie de aarde, ook zouden jullie nog zoveel zin hebben een reis naar de maan maken. Nu zullen jullie natuurlijk weer vragen: Hoe moeten we dat begrijpen?

 

Een reis naar de maan is natuurlijk onmogelijk, omdat hij van de aarde gescheiden en te ver van de aarde verwijderd is.´ (Natuurlijke Zon, hfdst. 9:9,10)

 

Volgens Lorber komen alle gestorven mensen het eerst aan in de geestelijke sferen van de dichtstbijzijnde planeten. De meest hardnekkigste naar de dichtstbijzijnde, de maan. Daar wordend de zielen met harde hand aangepakt. (Geestelijke Zon-2, hfdst.122:2)

 

Bisschop Martinus aan gene zijde werd het vergund om een kijkje te nemen op de maan van onze aarde. De Heer sprak tot hem en zei: 'O jawel, want dat is de maan van de aarde. En deze mensen zijn ook van de aarde afkomstig, evenals de hele maan zelf die weliswaar vroeger het slechtste deel van de aarde was, maar nu veel beter is dan de hele aarde! Daarom is hij nu ook een school voor zeer wereldse zielen geworden. Want zie, beter een magere, kleine wereld met een rijke geest, dan een vette, grote wereld met een hoogst magere geest!´ (BM, hfdst.49:6)

 

Robert Blum vraagt aan gene zijde aan de Heer, of die donkere wereld (de maan) ook bij het zonnesysteem hoort! De Heer antwoordde hem: ´O nee, dat is de maan van de aarde. Zie het sombere land en daar in de verte een klein groepje dwergachtige mensen! Dit zijn de eigenlijke bewoners van de kant van de maan die altijd van de aarde is afgekeerd. Hun grootste vreugde zijn hun vrouwtjes, die ze meestal uit pure liefde en tederheid op hun schouders dragen. Boven hen zie je levendige geesten rondzweven. Dit zijn de zielen van overleden maanmensen! Hun vreugde is om goed te doen aan hun nog sterfelijke broeders en hen te beschermen tegen allerlei gevaren. Ze zijn vooral bezorgd dat de zeer materiële geesten die de kale kant van de maan bewonen, die altijd naar de aarde gericht is, niet in staat zouden zijn om de bewoners van de vegetatieve kant van de maan te bereiken, waar ze grote gevaren zouden brengen voor hun thuis, dat zich in een ondergrondse grot bevindt.´ [RB.02_295,21]

 

De oudste dochter van Kisjonah, (vlakbij aan het Galilese meer in de bergen), vroeg aan Jezus wat die maan toch eigenlijk was en zij mocht drie geesten van de maan zien en vragen aan hen stellen. En deze antwoordden: 'Bekoorlijke! Over de aarde waarop jij woont, zouden wij aan jou precies dezelfde vraag kunnen stellen. Je weet niet waarom het nu donker is op aarde en toch stel je daar geen vragen over; waarom wil je dat dan wel over de maan weten, die toch zoveel verder van je af staat dan de aarde, die je draagt?

 

´Kijk, net als jouw aarde, is ook onze maan een wereld! Jouw aarde is rond; en onze maan is dat ook. Jouw aarde wordt steeds maar voor de helft door de grote zon beschenen, en onze maan ook. Bij jou duurt de nacht gemiddeld ongeveer dertien van jullie korte uren, en je aardse dag is ook ongeveer even lang; op de maan echter duren zowel de nacht als de dag ongeveer veertien aardse dag­ en nachtlengtes, en daardoor ziet je oog vanaf je aarde de voortdurende wisseling van het licht op de maan, en dat is een groot verschil tussen de maan en jouw zoveel grotere aarde. Er is echter nog een veel groter verschil tussen jouw aarde en de maan, en dat is, dat de maan slechts aan één kant, die je echter niet zien kunt, bewoond wordt door wezens van mijn soort, terwijl de aarde aan alle kanten bewoond wordt of voor het grootste deel bewoonbaar is.´

´O, op de maan leeft men niet zo gelukkig als op jouwaarde! O, daar heerst veel kou en veelonverdraaglijke hitte, veel honger en vaak brandende dorst! Heb daarom geen verlangen naar die kleine, maar buitengewoon harde wereld, waar op de velden geen tarwe en geen koren en helemaal geen wijn groeit! Maar op de kant die je vanaf je aarde altijd alleen maar kunt zien, woont geen lichamelijk wezen, geen dier en ook geen mens, maar daar wonen alleen maar ongelukkige geesten die zichzelf moeilijk of ook wel helemaal niet kunnen helpen. - En nu weten jullie alles, wat je weten moet. Wens echter niet om nog meer over de maan te weten te komen; want die kennis zou je tenslotte erg ongelukkig maken! Houd je alleen maar aan de liefde en geef alle wijsheid op; want je kunt beter aan de tafel der liefde eten -dan op de maan de spaarzame dauw van de steen der wijzen likken!'  (GJE1-153:6-12)

 

Inderdaad is het zo dat zeer slechte materiële mensen, als zij eenmaal sterven, dan terechtkomen in een aardse sfeer en allerlei kwellingen en pijnen moeten doorstaan om zich van de materie los te maken. Uiteindelijk worden ze verplaatst naar de maan. Hebben zij eenmaal iedere graad van zelfverloochening doorgemaakt, eerst dan worden zij naar een volmaaktere planeet verheven. (GEJ.02_140,05)

 

Jara overziet de maan als een heel treurige, armzalige, kleine wereld, bestemd voor nog kleinere en armzaliger mensen en andere schepsels. [GEJ.03_127,14]

 

Cyrenius geeft uitleg over de aarde en de maan en zegt, dat de maan een hemellichaam is, dat ongeveer vijftig maal kleiner is dan onze aarde. [GEJ.03_139,01]

 

Jezus, de Heer geeft in het 6e deel van het Grote Johannes Evangelie, hfdst.120,121 een uitvoerige uitleg over de wereld van de maan, en de kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen. Tegen een priesteres zei Hij: ´'Dat de maan als meest nabije hemellichaam van de aarde invloed op deze aarde uitoefent is zeker; maar in het algemeen beïnvloedt zij geen mensen, dieren, planten en mineralen, maar in het bijzonder alleen maar dat, wat op deze aarde van haar afkomstig is. Let goed op, vooral jullie kalendermakers!´ (GJE6-120:1)

 

´De bewoners van de maan hebben als zeer eenvoudige en in zichzelf gekeerde mensen bij uitstek de gave van de helderziendheid, en dat met name tijdens hun nacht van veertien volle aardse dagen, die zij in hun onderaardse woonholen meestal slapend doorbrengen. Tijdens deze slaap blijft hun ziel echter volkomen wakker en deze ziet dan alles om zich heen tot in de verre omtrek, en dus ook deze aarde, waar zij eigenlijk min of meer bij horen, die zij echter, vanwege de natuurlijke positie van de maan tijdens hun waaktoestand, op hun lange dag nooit kunnen zien; (want de maanmensen bewonen alleen het gedeelte van de maan dat van de aarde is afgekeerd) omdat de maan, zoals Ik Jullie al uitgelegd heb, om heel natuurlijke redenen (op de naar de aarde toegekeerde kant) geen lucht en geen water heeft.

 

En als er al hier en daar in de vele dieper gelegen delen een soort lucht aanwezig is, dan is die toch niet toereikend voor de ademhaling van wezens met een lichaam, en is er ook niet geschikt voor, omdat het element zout ( de zuurstof) geheel ontbreekt.´ (GJE6-120:6)

 

Het innerlijk oog werd geopend van de vrienden van Jezus en ze zagen de maan, de omgeving en haar bewoners ´en allen slaakten tegelijkertijd een kreet van ontzetting, en Lazarus vroeg Mij zijn geestesoog weer te sluiten, want hij vond de maan te woest, te verlaten en te leeg. Maar IK zei: 'Kijk eens wat beter, dan zullen jullie wel wezens ontdekken die op mensen van deze aarde lijken!' Toen spanden allen zich in om nog beter te kijken en toen ontdekten zij menselijke wezens, en wel op de kant die steeds naar de aarde toegekeerd is, een soort luchtige, bijna geheel doorzichtige en daarbij toch erg kommervol uitziende kleine menselijke wezens, die hun volkomen vreemd voorkwamen; maar op de andere kant van de maan beviel het hun iets beter. Omdat zij deze echter nu tijdens de veertien dagen durende nacht van de maan zagen, vonden zij ook vanwege heel natuurlijke, op de maan heersende toestanden de mensen en de weinige dieren daar in diepe slaap.´ (GJE6-157:8-10)

 

Iemand vroeg Jezus: ‘Heer, als er in Uw grote schepping ergens een wereld is waar de zielen als verdoemden gekweld worden, dan is de maan daar volkomen geschikt voor, vooral op deze naar ons toegekeerde kant! En die vreemde, erg lelijke, donkergrijs doorzichtige en mistig luchtige menselijke wezens zijn zeker niets anders dan zulke in het geheel niet te benijden, ongelukkige zielen. Als een mens op onze aarde door streken en landen reist, komt hij van de ene mooie streek vaak in een nog veel mooiere; maar op de wereld daar boven is het precies omgekeerd. Reeds de eerste en zeker nog de beste plaats die men ziet, ziet er al zo ontzettend wild en woest uit, dat men er van schrikt als van een monster. De andere plaatsen en streken zijn echter nog veel afschrikwekkender en ontzettender, en in die streken wonen menselijke wezens die er zo treurig en verkommerd uitzien, dat men de bewoners van onze slechtste en stinkendste poelen bij hen vergeleken ware koningen zou kunnen noemen. Heer, Heer, wat zijn dat toch voor wezens?'

 

´IK zei: 'Ja, ja, dat zijn nu niet bepaald erg gelukkige wezens, en zij hebben veel van de hel in zich, maar zij kunnen en zullen mettertijd toch naar een beter leven overgaan, -maar dat zal niet zo snel gebeuren. Degenen die zich al op de oppervlakte van die maanaarde bewegen en een bepaalde doorzichtigheid gekregen hebben, zijn er in ieder geval al beter aan toe; maar degenen die nog in de diepe holen, gaten en kraters wonen, maken het nog slecht, en het zal nog geruime tijd duren voor zij naar een betere levenstoestand zullen overgaan.´

 

´Kijk, het zijn zielen van mensen van deze aarde, die tijdens hun lichamelijke leven bovenmatig toegegeven hebben. aan een ontzettende liefde voor de wereld en voor zichzelf. Deze zielen, die in feite merendeels stoffelijk zijn ingesteld, krijgen op de maan uit zichzelf een soort halfstof­felijk lichaam, waardoor zij ook nog de kwade stoffelijke indrukken, zoals kou, hitte, alsook het licht van de zon en de weerschijn van deze aarde en de andere planeten waarnemen; maar zij kunnen hun hebzucht niet meer niet iets aards stillen. Zij zien de aarde erg goed, en weten ook hoe goed zij eens op haar bodem geleefd hebben, waar zij veel goederen en aanzien bezaten en veel mensen hen dienden.

Nu zijn zij alleen aan zichzelf overgelaten en naakt, en hebben behalve de heel dunne lucht totaal geen voedsel, zelfs geen water en al helemaal geen wijn. De bodem van hun aarde is een soort puimsteen, en er groeit zelfs geen mos.´

´En daarom is de maan voor zulke zielen een heel geschikte plaats om behoorlijk van al het materiële ontdaan te worden en tot het inzicht te komen dat alle aardse goederen erg bedrieglijk en waardeloos zijn; en tenslotte maakt zich het verlangen van hen meester om helemaal te vergaan en niet meer te bestaan.´

 

´Velen proberen zichzelf te doden, anderen zich door een soort slaap te onttrekken aan elke verdere wereldbeschouwing; maar noch het een noch het ander lukt. Dan beginnen zij te zoeken of er niet de een of andere uitweg uit de holen en dalen van hun lijden voert naar een streek waar zij misschien wijzere mensen zouden kunnen ontmoeten om met hen over de oorzaak van hun erg treurige bestaan te spreken. En kijk, dan vinden zij met veel moeite en inspanning een uitweg. Dan komen zij op grote vlakten, beklimmen de zeer hoge bergen en ontmoeten daar ook wijze geesten, die hen wijze lessen geven en ook vertellen dat er een almachtige, wijze, goede God bestaat, in wie zij moeten geloven en die zij moeten liefhebben, en dat het hen ook gauw beter zou vergaan als zij dat zouden doen.´ (GJE6-157:13-16)

 

´Zo worden dan zulke erg aan de stof gehechte mensen na verloop van zeer lange tijd ook zuiver, en kunnen genieten van een grote zaligheid; maar zij kunnen nooit komen waar een van de minste van Mijn kinderen zal komen.´ (GJE6-157:18)

 

Lazarus zei: 'ja, Heer, dat weten wij nu heel precies, dat wil zeggen, wat betreft de kant die naar ons toegekeerd is! Maar de achterkant schijnt meer overeen te komen met onze aarde. Wij zagen daar gewassen en wateren, en wij zagen daar ook wolken aan de hemel. Wat is daar dan?’ Jezus: ´Precies zulke natuurlijke mensen als bijvoorbeeld in het hoge noorden van deze aarde, maar natuurlijk vanwege de heel andere dag­ en nachtom­standigheden van die maan enigszins anders georganiseerd.´ (GJE6-157:20,21)

 

De Heer liet bij een groep Romeinen de maan en haar inwoners zien en opende bij hen het innerlijk oog: ´Vervolgens liet Ik hen een blik op de maan werpen, en zij beschreven in het kort deze treurig uitziende kale wereld, waarin zij behalve enige groepen treurig uitziende, grijze kobolden niets zagen. Er was daar geen boom en geen gras en ook geen dier te bekennen. ´Maar wat is er aan de hand met die armzalige maan? Dat het een materiële wereld is, dat is duidelijk, maar zo kaal, woest en verlaten als de hoogste top van de berg Ararat! Wie zijn toch die armzalig kleine, grijze kobolden? Ze hebben wel zo ongeveer de menselijke vorm, maar ze lijken toch meer tot een diersoort van dat hemellichaam te behoren, hoewel ze in zekere zin toch eerder geesten dan stoffelijke wezens lijken te zijn. Want ik zag dat zo'n wezen zich in eens erg groot maakte en dan weer popperig klein. Als zo'n wezen zuiver stoffelijk zou zijn, geloof ik dat hij zijn lichaam niet zo gemakkelijk zou kunnen vergroten en verkleinen, dus, Heer en Meester, wat is er met de maan aan de hand?'(GJE7-58:20,24)

 

De engel Rafael toonde een Romeinse commandant de voor en achterkant van de maan en deze verbaasde zich zeer en zei: 'Dat is vergeleken met onze aarde wel een treurige wereld!

De mensen, die zoals jij uitlegde alleen aan deze zijde leven, kunnen geen grote wijsheid bereiken, omdat ze op zo'n kleine, uiterst schra­le wereld slechts in zeer beperkte mate de dingen kunnen aanschouwen die God geschapen heeft, en omdat ze door hun orde van dag en nacht, die geheel en al ongelijk en verschillend is ten opzichte van die van de aarde, ook bijna geen tijd kunnen krijgen om zelfs het weinige op die kleine wereld met aandacht te bekijken en te bestuderen, vergelijkingen te maken en daaruit de nodige lering te trekken. Ze zullen wel het meest op onze apen lijken?’ (GJE10-14:11)

 

Rafael vervolgde: ´De maanmensen staan daarentegen sterk in het innerlijke, beschouwen­de leven, waarin ze ook jullie bewoners van deze aarde heel goed kennen; maar ze hebben slechts zelden enig welbehagen in jullie, omdat jullie je door je uiterlijk gerichte mentaliteit te ver van de innerlijke waarheid des levens hebben verwijderd. Zij zeggen van jullie dat jullie dode zielen zijn. Als het er nu zo met de maanbewoners voorstaat, staan ze zeker op een hoger levensni­veau dan jouw aardse apen.’ (GJE10-14:14)

 

            Petrus waarschuwt en maant Martinus ernstig voor zijn zinnelijkheid en zegt hem: ´Ik vraag je echter omwille van de Heer, sluit toch eindelijk een verbond met jezelf en begeer voortaan niet meer, wat je geest niet waardig is! Dan zal het inzicht van je geest steeds helderder worden en je zult altijd woorden spreken vanuit de zuiverste wijsheid. Indien je dat echter niet ernstig doet, zul je nooit van je domheid afkomen. En de Heer zal je, in plaats van je hoger te brengen, op de maan van deze aarde plaatsen, 1000 jaren lang - volgens de natuurlijke tijd van de aarde!´ (BM=Bisschop Martinus, hfdst.159:8)

 

Het moet verschrikkelijk zijn om duizenden jaren op die kale saaie lelijke maan te komen. Wat hebben de astronauten daar te zoeken, mochten ze daar toch geweest zijn? Het volgende leert ons de Heer: ´Men moet echter niet denken dat de reis door deze reservoirs (kraters) zo gemakkelijk en vlug gaat als men dat misschien van geesten verwacht. Het gaat heel moeizaam; want zo dikwijls als een geest hogerop komt, moet hij in het vorige bekken net zo sterven als iedereen op aarde sterven moet. Dit sterven is ook altijd min of meer pijnlijk en wordt steeds begeleid door het gevoel van een mogelijke eeuwige vernietiging. Denk je in, dat zo'n geest vaak meerdere duizenden van zulke bekkens moet passeren en dat hij in zo'n bekken vaak een maand, soms ook een half jaar, ja vaak een heel jaar of langer moet blijven, dan kun je je ook van de tijdsduur van zo'n groeiproces een begrip vormen. Op dit hemellichaam zijn nog geesten uit Abrahams tijd die hun reis nog niet voor drie vierde deel hebben afgelegd. Wat moet je dan van diegenen denken, die op dit moment, waarop je zit te schrijven, daar aankomen? (De Maan, hfdst.4:12,13)