LUCAS, DE EVANGELIST
Een aanleiding om
het serieuze jaar van het eerste officiële optreden van Jezus onder de loep te
nemen dat o.a. refereert aan het 15e regeringsjaar van keizer
Tiberius, en in dat jaar begon Jezus op dertigjarige leeftijd met Zijn Zelf
opgedragen missie. Maar hoe betrouwbaar is het evangelie van Lucas? Het
behoorde toch bijna tot de apocriefe boeken?! Of??
Deze evangelist Lucas heeft Jezus
echter nooit gekend en toch was hij in staat een evangelie te schrijven, dat in
latere tijden bijna als apocrief werd beschouwd. Wat waren zijn motieven?
Laten we eerst beginnen, waarmee
Lucas in zijn evangelie begint: dat is het geslachtsregister van Jezus
[Luk.3:23-38]. Nagenoeg begint hij vanaf Adam en maakt dan een uitgaande
lijn naar Jezus toe. Blijkbaar heeft hij daarmee een link willen leggen en
vooral de nadruk gelegd, dat Jezus de tweede Adam is, die, in lotsverbondenheid,
de gehele mensheid komt herstellen, wat de eerste Adam heeft teweeggebracht.
Bovendien moest Lucas ook zeer goed thuis zijn in de heilige Geschriften, wat
later blijkt in de Jakob Lorber-Geschriften.
In
verband met de bovenstaande opmerking ‘lotsverbondenheid’: ‘En Ik zal
vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen
haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen
vermorzelen.’ [Gen.3:15] Hier wordt verwezen naar Lucifer [Satan] die de
gestalte aannam van een slang en met Eva sprak. Vervolgens beschrijft Paulus in
de brief aan de Romeinen de genade van Jezus, waaroom Hij Zich niet kruisigen!
[Rom.5:12-21]
In tegenstelling tot
Lucas beschrijft Mattheus het geslachtsregister van Jezus vanaf Abraham
tot Jezus. [Matth.1:2-17] Lucas noemt Jozef van Maria hier de zoon van Elia [Lucas
3:24]: En Hij, Jezus, begon omtrent
dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo men meende) de zoon van Jozef,
den zoon van Heli.’ Mattheüs echter spreekt van een zekere Jakob als
vader van Jozef. ‘En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is
JEZUS, gezegd Christus.’ [Matth.1:16]
Lucas brengt Jezus als ‘natuurlijke afstamming’ van Maria naar voren.
Het GJE1-171 en Matth.1:1-17 resp. het GJE2-88:3,4
beschrijven het geslachtsregister van Jezus. In dat eerste deel vertelt een
voorname Farizeeër, Rhiba aan zijn collega’s halve waarheden over Jozef van
Maria en Jezus. In het tweede deel beschrijft een zekere Chiwar het
geslachtsregister van Jezus aan de overste van de synagoge.
Interessant is de tekst van Rhiba: ‘Bovendien
stamt Hij volgens de kroniek, die doorloopt tot de grootvader van Jozef, in
rechte lijn van David af. (Matth. 1:1-17) Achim was de vader van Eliud, Eliud
de vader van Eleasar, die de vader van Matthan, die de vader van Jacob, en
Jacob was de vader van Jozef, en die de vader van onze Jezus. Als je volgens
deze kroniek verder teruggaat, dan kun je in rechte lijn bij David terechtkomen
en er staat geschreven dat de Messias van David zal afstammen en dat iedereen
Hem zal herkennen aan Zijn daden. Naar mijn mening stemt alles van deze Jezus
daarmee overeen: de afstamming staat authentiek vast, en zulke daden, die de
aarde op haar bodem nooit heeft meegemaakt, zijn ook overvloedig aanwezig.
Daarom weet ik echt niet wat ons zou verhinderen om Hem als Diegene aan te
nemen, die Hij zeer duidelijk is!?’ [GJE2-88:3,4]
de evangelist Lucas [als icoon]
Josef was biologisch de zoon van
Jakob op grond van het leviraatsrecht
Jozef van Maria werd
beschouwd als de zoon van Jacobs halfbroer [H]eli omdat hij kinderloos stierf.
Jacob en Eli hadden dezelfde moeder maar niet dezelfde vader, dus hun
genealogieën waren verschillend. Lucas vertegenwoordigt Davids werkelijke
afstammelingen in de tak van de familie waartoe Jozef behoorde. Jozef van Maria
moet dan de biologische zoon van Eli zijn, en deze Jozef wordt beschouwd als de
erfgenaam van de troon van de kinderloze Jacob.
In de lijst van
Mattheüs en Lucas zien we een verband met de cijferteksten en de getallen.
Mattheüs 1:17 vermeldt 3 x 14 generaties tussen Abraham en Jezus; In Lucas
staan 77 generaties van Adam tot Jezus vermeld [77 = 11 x 7].
Lucas ‘ genealogie geeft een overzicht van de wereldgeschiedenis in 11 x 7
generaties.
Lucas dacht
klaarblijkelijk na over de afstamming van Jezus en zijn vroegere levensjaren.
Hij geeft een gedetailleerde beschrijving van Jezus' wandelpaden in Palestina en toch heeft hij
Hem nooit gekend. Hoe wist hij dat? Waar haalde Lucas zijn informatie dan
vandaan?
Voordat we daar verder
op ingaan, grijpen we terug naar de Bijbel. Het oude opschrift in de Bijbel
is; ‘naar Lucas’. Zijn evangelie werd
pas 35 jaar na Jezus toegevoegd. Zijn Griekse naam komt drie keer voor in de
Bijbel: ‘U groet Lucas, de medicijnmeester, de geliefde, en
Demas.’ [Kol.4:14] Paulus schrijft:
‘U groeten Epafras, mijn medegevangene in
Christus Jezus, Markus, Aristarchus, Demas, Lucas, mijn
medearbeiders’. [Filemon1:23,24]
Lucas en Handelingen
komen van dezelfde schrijver als tweedelig werk. Beide boeken werden aan
Theofilus gericht. Deze laatste herschreef de boeken van Lucas met nieuwe
toevoegingen erbij. Maar Theofilus had eigenlijk de regie.
De meest gangbare opvatting is dat
Theofilus een hooggeplaatste Romein is geweest. Lucas spreekt hem namelijk in
de proloog van zijn evangelie aan als hooggeachte.
Lucas begint:
1 Nadermaal velen ter hand genomen hebben, om in orde
te stellen een verhaal van de dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben;
2 Gelijk ons overgeleverd hebben, die van den beginne
zelven aanschouwers en dienaars des Woords geweest zijn;
3 Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles
van voren aan naarstiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven,
voortreffelijke Theofilus!
4 Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen,
waarvan gij onderwezen zijt. [Lucas
1:1-4]
Of anders omschreven:
Aangezien velen
getracht hebben een verhaal op te stellen over de zaken, die onder ons hun
beslag hebben gekregen, 2 gelijk ons
hebben overgeleverd degenen, die van het begin aan ooggetuigen en dienaren van
het woord geweest zijn, 3 ben ook ik tot
het besluit gekomen, na alles van meet aan nauwkeurig te hebben nagegaan, dit
in geregelde orde voor u te boek te stellen, hoogedele Theofilus,
4 opdat gij de betrouwbaarheid zoudt
erkennen der zaken, waarvan gij onderricht zijt.
1 Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, van al hetgeen Jezus
begonnen heeft beide te doen en te leren; [Hand:1:1]
Naast Markus was Lucas ook een eis-
en metgezel van Paulus. Hij was zelfs bij de eerste gevangenschap van Paulus in
Rome. Deze laatste verwees naar hem als de ‘geliefde geneesheer’. [Kol.4:14]
Ook schrijft Paulus tijdens zijn
Romeinse gevangenschap een citaat over Lucas in 2 Tim.4:11: ‘Lucas is
alleen met mij. Neem Markus mede,
en breng hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst.’
De overlevering
zegt, dat Lucas afkomstig was uit het Syrische Antiochie en dat hij ongehuwd
was en op 84e jarige leeftijd stierf. Het lijkt echter meer voor de
hand te liggen, dat hij later volgens Jakob Lorber [JL] later in Jeruzalem ging
wonen maar ook Grieks, Hebreeuws, Latijn en meerdere talen kende en ze
voortreffelijk sprak!
Lucas was geen
ooggetuige van de gebeurtenissen in zijn evangelie, maar hij baseerde zijn
boeken op ooggetuigen en schriftelijke bronnen, zoals we lezen in het derde
deel van ‘Geschenken uit de hemel’, door
Jakob Lorber. Lucas onderzocht en ordende zijn materiaal nauwkeurig en droeg
dit op aan de ‘vriend van God’, dat is
Theofilus en dat betekent ook zijn naam. Lucas is een Latijnse naam voor
‘jongen’. Zijn naam betekent `het brengt licht`, in de zin
van ‘Loekas’
als ‘licht’, ‘het verlichten’ en dit ‘Lux’, de ‘ex oriënte lux’ kent men nog in
de esoterische wereld.
Zijn naam wordt het vaakst gegeven
aan Noorse jongens. Lucas vertaalde
Aramese termen met Griekse of Hebreeuwse woorden en verklaarde de joodse
gebruiken en geografische aanduidingen om zijn evangelie begrijpelijker te
maken.
Lucas
gaf het meest gedetailleerd historisch verslag over Jezus’ geboorte,
Zijn afstamming en Zijn kinderjaren, maar heeft Hem nooit gekend. Hij deelde zijn evangelie systematisch in vier delen: 1. De introductie
2. De verwerping 3. De kruisiging 4. De opstanding.
Het begin van zijn
evangelie lijkt veelzeggend. Uit de inleiding concluderen we het volgende: 1.Er
zijn meerdere pogingen geweest om te beschrijven wat er in het vroege
christendom is voorgevallen. 2. Deze pogingen baseerden zich op wat de
ooggetuigen verteld hadden. 3. Lucas vertelt ons alles nog eens goed onderzocht
te hebben. 4. Hij heeft het daarna opgeschreven ‘in geregelde orde’, dus
volgens een systematiek. 5. Dat deed hij voor een zekere ‘hoogedele Theofilus,
opdat u de zekerheid kent van de dingen waarin u bent onderwezen.’ 6.Theofilus
had de behoefte aan deze zekerheid, zodat er sprake moet zijn geweest van een
situatie van twijfel. Het Evangelie van Lucas en het boek Handelingen zijn,
blijkens de inleidingen, twee gedeelten van één geschrift. We zullen dus
behalve het evangelie ook het boek Handelingen erbij betrekken.
Het evangelie van Lucas
en de Handelingen van de Apostelen zijn twee gedeelten van één werk. Het
ontstaan hiervan is gedateerd tussen 60 en 85 A.D., zoals blijkt in de
Lobbergeschriften.
Dat Lucas in 60 A.D. bij
Paulus in Rome aanwezig was, lezen we in de brief aan Filemon, en nog in dat
zelfde jaar geschreven in Rome: "U groeten Epafras, mijn medegevangene in
Christus Jezus, Markus, Aristarchus, Demas, Lucas, mijn medearbeiders." Het was dus praktisch gezien heel
goed mogelijk voor Lucas om informatie van Paulus te krijgen, om hem te
interviewen en de teksten te verwerken tot een lopend geheel.
Jezus zegt in het Grote Johannes Evangelie: ‘En zo was het dan ook tot
deze tijd. Haast in al die stadjes en dorpjes waarin Mijn werken en leren
royaal waren opgetekend, zijn vernietigd; slechts de kleine Evangeliën van
Johannes en Matthéus zijn nog in meer of mindere mate goed bewaard gebleven,
ook de zedenleer vanwege een goede wil der mensen – tot nu toe als echte
documenten over Mijn Werken en Leren, zijn bewaard gebleven, zo ook de
geschriften van Lucas en Markus, in zover hij dat van Paulus gehoorde in
alle beknoptheid voor zich heeft opgetekend, en in gelijke trant ook meerdere
brieven van de apostel, waarvan ook veel verloren zijn gegaan, en de openbaring
van Johannes, maar echter ook met enige spraakonjuistheden; dit was de
hoofdzaak voor diegenen, die door Mij geleid zijn, echter geen afbreuk doet.
[GJE1-216:10-15]
De schrijver van
het boek Lucas zegt: ‘Deze zijn aan ons overgeleverd door hen die van het begin
af ooggetuigen en dienaren van de boodschap zijn geworden. (Lucas 1:2)
Lucas schreef het evangelie op tussen 65 en 80 n. Chr. en gaf
het uit ca 35 jaar na Jezus’ kruisdood. Hij zou nadien in Kapernaum gestenigd
zijn. Lorber maakt daarover geen melding. Hij bevestigt zelf, van wat hij
schreef dat niet gezien heeft en ook niet alle informatie van Paulus ontvangen
heeft. Toch moet hij hem wel ontmoet hebben. [Kol.4:16, 2.Tim.4:11].
Lucas en l’ Rabbas [Mattheüs] hielden hun aantekeningen bij en schreven over de genezing van een Griekse en joodse vrouw
met een 12 jarige ziekte! [Matth.9:20,21,22]. Omdat deze voorvallen veel op
elkaar lijken, worden ze zelfs door de geleerdste godgeleerden voor één en
hetzelfde voorval gehouden, hetgeen beslist niet overeenstemt met de volle
waarheid en koren op de molen van de twijfelaars is. [GJE1-128]
Lucas heeft zijn evangelie in het
Grieks geschreven en dat lijkt meer op een verzameling over Jezus. De Bijbel
verhaalt, dat hij een arts was, terwijl Jakob Lorber daarover niet spreekt,
maar benadrukt, dat hij een kunstschilder was. [zie Gal. 6:11, Kol.4:11, 14, 2
Tim.4:11 en 2 Kor. 8:18]
Alle vier evangeliën
schrijven elk hun eigen verhaal. In het boek ‘de geestelijke Zon’ van JL,
hfdst.10, zegt de Heer: ‘Nu vraag Ik echter, omdat in zeker opzicht een
ieder anders geschreven heeft: ‘wie heeft destijds op de juiste wijze dat geschreven? Het antwoord kan daarop
onmogelijk een andere zijn als deze: iedereen schrijft een en dezelfde waarheid….’
Volgens de Grote
Openbaringen, aan Jakob Lorber gegeven, zijn de geschriften van Lucas een
Markus bewaard gebleven, in zover hij dat van Paulus heeft gehoord en dat in
alle beknoptheid voor zich heeft opgetekend, en in gelijke trant ook meerdere
brieven van Paulus, waarvan er vele verloren zijn gegaan….
De Heer zegt in ‘Hemelse Geschenken,
boekdeel 3 [18-3-1864]: ‘Dezelfde
schijnbare tegenspraken zullen jullie ook in het evangelie van Lucas vinden.
Want deze evangelist schreef pas meer dan vijftig jaar na Mij het
evangelie [dus ca. 85 n. Chr.] en ook de ‘Handelingen der apostelen.’ Maar ook
zijn evangelie is een samenvoegsel van datgene wat hij door ijverig speurwerk
over Mij en de apostelen tot stand heeft gebracht.
Alles wat hij
geschreven had, heeft hij gestuurd naar zijn bekende vriend Theofilus in
Athene, welke Theofilus dan weer een evangelie uit het evangelie van Lucas
schreef, het met menige toevoeging verrijkte, maar af en toe ook menige
onjuistheid daarin mengde, waaruit dan heel wat tegenstrijdigheden ontstonden,
vooral in de natuurlijke letterlijke betekenis – met name Mijn tirannieke
optreden in het zogenaamde ‘jongste gericht’, welke tegenstrijdigheden helemaal
niet overeenstemmen met het enige nog het meest juiste korte evangelie van
Johannes, maar geestelijk desondanks een belichting toelaten.’
Over een buitengewoon ‘jongste
gericht’ wordt uitvoerig melding gemaakt bij Lucas. De Heer: ‘En dat juist
dit jongste gericht er veelvuldig schuldig aan was en nog is, dat heel veel
mensen zich geheel van Mijn lering hebben afgewend, en zichzelf leringen uit
het pure verstand volgens hun verstandelijke vermogen hebben gevormd en hun
medemensen dienovereenkomstig onderwezen, er zelf naar gehandeld en geleefd
hebben, en van de leer en profeten van de vreselijke dag niets meer wilden
horen en weten.’ [19-3-1864]
‘Waaruit blijkt
bij zo’n lering de verschrikkelijke toekomstige jongste dag, waaraan de twee
jullie bekende latere evangelisten, zoals l’Rabbas in plaats van
Mattheüs en Theofilus in plaats van Lucas – zich zoveel in strijd
met Mijn liefde en wijsheid schuldig gemaakt hebben?
Houd jullie
daarom alleen aan de evangelist Johannes, want dit evangelie evenals zijn
openbaring zijn door zijn hand geschreven. Wat de twee andere evangelisten
betreft, zoals Mattheüs en Lucas, heb Ik jullie al verteld hoe het zit met hen
beiden en hun evangeliën. Na Johannes kan men Marcus nog het meest
vertrouwen, want wat hij heel in het kort geeft, heeft hij hoofdzakelijk
uit de geschriften en leringen van de apostel Paulus geput.
[19-3-1864]
‘De evangelist op zich heeft dat,
daar het schrijven al een beetje lastig voor hem was geworden, met zo weinig
mogelijk woorden willen weergeven om zich tijd en moeite te besparen, want het
schrijven ging in die tijd niet zo vlot, maar zeer moeizaam en langzaam. En
voor het schrijven van zo’n bladzijde, die tegenwoordig een maar matig vaardige
schrijver in 20-30 minuten opschrijft, hadden l’Rabbas in Sidon, Lucas in
Jeruzalem en Theofilus in Athene, Corinthe of Siracuse, waar hij zich bij tijd
en wijle vaak ophield, met alle ijver minstens acht dagen nodig, want hij moest
zijn letters met een stalen griffel in daarvoor speciaal gemaakte harde stenen
platen ingraveren, of hij moest ze met een fijn schilderspenseel gewoonweg op
perkament schilderen.’
‘Voor de
geoefende schilder of schrijver met een penseel ging het met optekenen van de
letters wel wat vlugger, maar niet heel veel sneller dan met de oude griffel. En
dat was dan ook de reden waarom de schrijvers in Mijn tijd zich zo beknopt
uitdrukten. En l ‘Rabbas had, voordat hij zijn laatste, dat is het
vijftiende evangelie op het perkament klaar had, voor dat werk bijna vijf en
twintig jaar nodig, en hij was daarbij nog heel vlijtig en ijverig. Dat
dergelijke schrijvers zich dan zo beknopt mogelijk uitdrukten en de bijzaken
voor de uitleg van het voornaamste weglieten, zal jullie nu begrijpelijk zijn. [21-3-1864]
Bovenstaand citaat heeft uiteraard
ook betrekking op iedere schrijver van die tijd, dus ook op Lucas.
Jakob Lorber verkreeg de volgende
informatie over de evangelist Lucas, zijn evangelie en zijn boek Handelingen.
Jezus sprak tot Lorber en zei: 'Wat de evangelist
Lucas betreft, Ik heb dit en dat al bij verschillende gelegenheden tegen je
gezegd':
‘Het is een
verzameling gegevens van hem, die hij door onderzoek zowel in en rondom Jeruzalem
over Mij en Mijn daden via verschillende mensen te weten kwam. Hijzelf heeft ze
vervolgens op zijn manier geordend en zo in hoofdstukken en verzen een bepaalde
vorm gegeven, waarbij hij vanzelfsprekend niet kon vasthouden aan het aantal
hoofdstukken en verzen van een andere evangelist, waardoor bij hem zoveel in
een heel ander hoofdstuk en vers voorkomt dan bij de andere evangelisten, zoals
ieder wel kan zien bij het vergelijken van de aangegeven vergelijkbare
plaatsen.’
‘Wat zijn
persoonlijkheid betreft was hij vormenschilder en tekenaar [dessinontwerper];
hij voorzag de wevers en stof- en tapijtfabrikanten van de producten van zijn
hand; ook de dessins van de joodse sjaals en gordijnen waren vaak van zijn hand
afkomstig. Daarnaast was hij ook typograaf en schrijver [kalligraaf], vooral
als iemand iets heel mooi en regelmatig geschreven wilde hebben. Hij verstond
en sprak Grieks, Latijn en Hebreeuws en kon zich desnoods ook in andere talen
die rondom Judea gesproken werden, uitdrukken en verstaanbaar maken.
Bovendien was
hij, zoals er wel meer mensen zijn en waren, belust op nieuws, en informeerde
daarom naar alles wat vooral in Mijn tijd gebeurde en onder de mensen veel
opzien baarde en waarover gesproken werd, en hij schiep er genoegen in om de vee
nieuwsgierige mensen met wie hij omging, over buitengewoon nieuws iets te
kunnen vertellen, waarbij hij helemaal niet selectief was, maar het eerste het
beste was hem goed genoeg, als het maar de schijn van iets buitengewoons had.
In de eerste
tijd, vooral bij zijn vertellingen, is ook veel vooral bij gebrek aan
werkelijke informatie door hem verzonnen. Pas in de tijd dat de apostel
Paulus Mijn woord hier en daar in Griekenland gepredikt had, werd hij door
zijn vriend Theofilus, die ook in Griekenland woonde, ernstig aangemaand om
betrouwbare informatie over Mij in te winnen, die op te schrijven en dan naar
hem toe te sturen, want hij, Theofilus, had over die bepaalde Nazarener zowel
van de kant van de joden alsook van de Grieken zoveel verschillende dingen
gehoord, dat hij er niet wijs uit kon worden wat er nu werkelijk met die mens
aan de hand was – is hij een buitenaards wezen of gewoon een mens met veel
ervaring die zijn uitgebreide wijsheid uit boeken heeft.
Toen Lucas in
Jeruzalem dit schrijven in handen kreeg, nam hij de zaak pas serieuzer en
informeerde naar alles wat vooral Mijn persoon en Mijn leer betrof; hij kreeg
echter ook alles wat hij opschreef niet gemakkelijk uit de mond van Mijn
werkelijke leerlingen, maar merendeels van andere mensen die veel waardering
voor Mij en Mijn leer hadden en die Mij voor een deel nog persoonlijk gekend
hadden en voor het grootste deel informatie van Mijn leerlingen over Mij hadden
ontvangen. Want tussen Mijn bestaan op deze aarde en de voltooiing van zijn
evangelie verstreken bijna vijfendertig jaar, na die tijd kon hij dat pas
naar zijn vriend Theofilus in Griekenland sturen – en Theofilus vergeleek dit
evangelie dan met zijn aantekeningen, corrigeerde veel en voegde ook veel toe
aan het geschrift van Lucas.
Zoals het met
zijn evangelie het geval is, zo is dat nog meer het geval met zijn Handelingen
der Apostelen, die hij eveneens op verzoek van zijn vriend Theofilus op
perkament bracht, en wel in zijn laatste levensjaar – dus in een tijd waarin
zich niet een van Mijn eerste apostelen en leerlingen meer in Jeruzalem bevond.
Ook in deze
Handelingen der Apostelen, in handen van zijn vriend, werd veel veranderd, en
zelfs de door hem in het joodse land vergaarde feiten waren veelvuldig
verzinsels van zulke leerlingen en verspreiders van Mijn woord, die zich
dikwijls zonder innerlijke roeping als zodanig aan de mensen presenteerden en
elk van hen meende het beter te weten.
En zo gebeurde
het dan ook dat zowel in het evangelie van Lucas als nog meer in zijn latere
Handelingen der Apostelen verzinsels en overdrijvingen voorkwamen, waarvan
Mijn werkelijke apostelen en leerlingen zelfs weinig of niets wisten, want ze
waren heel weinig in Jeruzalem en waren meer bezig in Galilea, Samaria en in de
andere buiten Jeruzalem gelegen landstreken.
Als je dit nu
weet, dan zul je ook wel inzien dat die aardbeving en die duisternis bij Mijn
kruisdood, de geopende graven in het dal van Josafat, Mijn hemelvaart op twee
elkaar tegensprekende bergen, alsook die bepaalde zending van de Heilige Geest
voor het allergrootste werk van de toenmalige fantasie van verschillende
luisteraars en vereerders zijn, en zelfs moeten zijn, omdat de betrouwbaarste
van alle evangelisten [Johannes] die toch bij elke belangrijke gelegenheid
aanwezig moest zijn, van dat alles geen melding maakt, en Lucas zelf ook niet
zegt of hijzelf bij de uitstorting van de Heilige Geest persoonlijk aanwezig
was of niet.
Zijn evangelie en
zijn Handelingen der Apostelen waren bij de grote kerkvergaderingen in Nicea
ook bijna apocrief verklaard. Maar de westerse bisschoppen verzetten zich
daartegen en dus werd ook alles wat door Lucas geschreven was als authentiek
verklaard, en deze Lucas wordt heden ten dage nog tot de geloofwaardige evangelisten
gerekend, en er wordt tot nu toe over hem nog meer ophef gemaakt dan
Johannes.
Maar alles wat
onjuist is, zal mettertijd vanzelf verdwijnen en als dat niet zou gebeuren, dan
zou er bezwaarlijk ooit een tijd komen waarvan Johannes spreekt, dat daarin
‘één Herder en één kudde’ zal zijn. Trouwens, er ligt ook in deze episodes,
zoals Ik al gezegd heb, iets geestelijk goeds en waars…..
‘….Wat het
geestelijke van onze evangelist Lucas betreft, hij was vol ijver voor Mijn zaak en het zou zelfs goed zijn geweest als
hij iets minder ijverig was geweest. Alleen was en is en blijft hij een
flink werktuig van Mijn liefde- en genadebewijzen zowel voor zijn tijd alsook
voor de huidige tijd; want hij was in de geschriften van het Oude Verbond
beter thuis dan een of ander hoogmoedige en hoogdravende Schriftgeleerde
van de tempel en kon daarom Mijn daden die hem ter ore kwamen ook gemakkelijk
als waar beoordelen en ze ook uitleggen aan de anderen die hem daarom vroegen.
Erger je daarom
niet aan deze man vanwege enkele onjuistheden de in zijn geschriften voorkomen; want ten
eerste was hij niet van alles de werkelijke schepper, maar veeleer zijn latere
correctoren, van wie Ik je er meer dan een dozijn zou kunnen noemen. En ten
tweede was hij vooral in zijn latere jaren vol goede wil en vol ernst om de
latere generaties een zo puur mogelijke zuiverheid in zijn geschriften na te
laten….’[7-4-1864]
‚…..Ik wil om die
reden noch Lucas en Marcus noch Mattheüs richten, want zij hebben in hun tijd
tenminste de moeite genomen om uit het vele vaak al verminkte van Mijn leer het
zuiverste en beste uit te zoeken. Maar wat de materiële feiten betreft, die
hebben ze voor een deel zelf verzonnen en voor het grootste deel moesten ze
tenslotte toch iets halen uit datgene wat ze door de mond van mensen hebben
vernomen die vaak genoeg driest en onbeschroomd beweerden dat ze oog- en
oorgetuige waren van dit of dat. Daarop vergeleken ze dat met de hen bekende
teksten uit de oude profeten en vonden het in overeenstemming met wat ze
geschreven hebben, en daarmee was voor hen het criterium voor de waarheid van
wat ze opgeschreven hebben, volkomen in orde en geldig.
Als het daar nog
bij gebleven was, dan zou het ongetwijfeld nog veel beter zijn dan het nu is.
Want in deze evangeliën stond veel te weinig van het wonderbaarlijke, van het
gruwelijke en verschrikkelijke voor de mensheid, en daarom heeft men het later
noodzakelijk gevonden veel dingen toe te voegen, ten dele vooral onder
de joodse christenen, Grieken en Romeinen al honderd jaar voor de grote
kerkvergadering in Nicea – vooral dingen die sterk naar wonderen rieken en
een strafrechtelijk argument leken om Mij als de Zaligmaker van de mensen, die
de mensen niets zo sterk op het hart gebonden heeft als de liefde en de
waarheid, precies tot het tegendeel te maken…
‘…Lucas evenals
de pseudo-evangelist Mattheüs [l’Rabbas] zijn hun evangeliën niet heel veel
jaren na Mij begonnen op te schrijven en zijn toch in veel dingen te ver
gegaan, zodat uiteindelijk bij henzelf in zulke zeer belangrijke dingen de
grootste tegenspraak aan het licht moest komen….’
‘Van toetsen was
toen in ieder geval nog geen sprake; want elke evangelist had zijn eigen lezers
en luisteraars en hij schonk weinig aandacht aan de andere evangelisten, de evangelisten zelf hielden zich alleen vast
aan datgene wat ze hadden opgeschreven en zij genoten er soms zelfs van, als
een andere evangelist dat niet in zijn evangelie had opgetekend, wat de een of
de ander niet in zijn evangelie had beschreven. [HiG.03_64.04.24.15]
‘…Volgens Lucas
bestaat er dan een aan alle joodse wetten en gebruiken volkomen beantwoordende
besneden Jezus, die te Bethlehem in een schaapstal geboren en alleen door de
herders begroet werd, maar het bezoek van de drie wijzen uit het Morgenland
niet bevat, het niet nodig vond naar Egypte te vluchten, maar in plaats daarvan
heel rustig naar Nazareth terug te keren en daar Zijn twaalfde jaar zonder
enige vervolging van de zijde van Herodes af te wachten en dan met Zijn ouders
een tocht naar Jeruzalem te maken…’
‘…Laat ieder zich
nu afvragen: Wie van beide evangelisten is op zich bij de waarheid gebleven? [Lucas en
Mattheüs] En het antwoord luidt: Op zich geen van beide! Want elk gaf alleen
bericht van datgene waar hij over had horen spreken…’
‘…Daarom moet
juist in deze tijd zowel de oude en nog meer de nieuwe onzin die in alles Mij
tegenspreekt, uit deze evangeliën volkomen uitgeroeid worden – en Ikzelf met
die onzin, opdat het enige en blijvend ware evangelie van Johannes in zijn
volle licht zal treden…’
‘…Ik heb je al op
een aantal kleine tegenspraken gewezen die in de drie evangeliën van Mattheüs,
Lucas en Marcus voorkomen. En Ik wil je nog op een paar andere tegenspraken
wijzen, die in latere tijd niet alleen bij de bekende drie evangelisten, maar
verreweg nog meer bij vele andere zowel joodse alsook heidense verspreiders van
Mijn leer, die men evangelisten noemde, in de verschillende gemeenten geworteld
zijn. Daardoor braken al binnen dertig jaar na Mij vanwege de verscheidenheid
van de uitspraken in de geschriften letterlijk vijandige oorlogen en andere
vechtpartijen uit…’ [bron: Hemelse Geschenken,
deel 3]
Lucas
wordt zelfs door de Heer genoemd in het hiernamaals - in het gebied van de
geestelijke zon. [zie deel 2, hoofdstuk 5:30]. We volgen hier vers vijf: 'En
als je maar een beetje wilt beginnen met lezen, dan zul je al snel ontdekken
dat deze schrifttekst het woord van God bevat, eerst in de zin van de letter,
dan nog een beetje dieper de steen van het geestelijke en nog veel meer dieper
grotendeels de hoogte van het hemels nut voorstellen. Deze vier muren bevatten
alleen de vier evangeliën die wij kennen; de twee lange zijwanden verzinnebeelden
Matthëus en Lucas, de smallere muren op
de voor- en achterkant Markus en Johannes. ’[Geestelijke Zon, deel 2,
hfdst.7:5]
… .'Lucas en Johannes gaven de getuigenis
van de eerste drie vrouwen volledig door, omdat ze het woord veel later opschreven
hadden, en zij waren bovendien verder dan deze taalkundige
kleinigheden.' [HiG.03_42.03.28,04]
‘Daarom wil Ik naar aanleiding van de tekst uit dit
hoofdstuk van Lucas de verdere onthullingen aan u en aan al Mijn toekomstige
gelovige kinderen openbaren, opdat u moogt zien, dat ook het kleinste wat op
Mij en op Mijn verschijning op aarde betrekking heeft, een belangrijke
betekenis heeft en zich geestelijk zal herhalen bij Mijn wederkomst op deze
kleine ster, die ook de woonplaats is van Mijn mettertijd volgroeide
kinderen.’ [Predikingen van de Heer, hfdst.5:2]
‘Dit hele hoofdstuk van Mijn evangelist Lucas gaat over het verlorene en
over de vreugde van het weervinden.’ [Lucas 15] – (Predikingen van de
Heer, hfdst.29:1)
‘In dit hoofdstuk gaat het niet over gelijkenissen of
beelden, waarin veel geestelijks verborgen ligt, maar Lucas vertelt u van het
winnen voor Mij van één van Mijn ijverigste discipelen, van Petrus, vroeger
Simon genaamd en zijn medewerkers Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedëus.
Lucas vertelt u hoe Ik de visser Simon voor Mij won door hem te laten zien, dat
wie een vast vertrouwen in Mij heeft nooit in zijn verwachtingen bedrogen
wordt, vooropgesteld dat zijn wensen ook in Mijn ogen als billijk en rechtmatig
worden beschouwd en tot geestelijke vooruitgang zullen strekken.’ [Predikingen
van de Heer, hfdst.30:1]
Tenslotte
lezen wij in het eerste en tweede deel van de Grote openbaringen van Johannes:
‘Deze vrouw was een Jodin en geen Griekse; maar ze woonde
niet ver van een Griekse nederzetting, kwam vaak bij de Grieken en hoorde veel
van hen en zo hoorde ze ook van de genezing van de vorige Griekse, waarover
Markus en de schilder en dichter Lucas later schreven. Omdat deze twee
voorvallen zo veel op elkaar lijken, worden ze zelfs door de geleerdste
godgeleerden als één voorval gezien, hetgeen beslist bezijden de waarheid en
koren op de molens van de twijfelaars is.’ [GJE1-128:4]
‘De beide evangeliën van Marcus en Lucas hebben ook hun
duidelijke en heilige waarde, hoewel ze in menig detail van dat van Matthéus
afwijken. -Nu we dit ook weten, gaan we weer verder met de
evangelische tocht.’ [GJE2-174:16]
‘Ook deze tekst [Lucas 2:42-50] is uit het evangelie van Lucas genomen en
gaat over Mijn verblijf van drie dagen in de tempel. Wat Ik daar deed en leerde
is u bekend, daar Ik het u jaren geleden verkondigd heb. Wij zullen dus dit
gebeuren uit de geschiedenis van Mijn jeugd overslaan en het slechts in zoverre
in beschouwing nemen als het zich geestelijk voor Mijn toekomstige wederkomst
weer zal herhalen en zich reeds nu herhaalt. Wat u uit deze geestelijke
herhalingsdaad kunt leren, zal aan het slot van de vandaag gegeven woorden
getoond worden.’ [Predikingen van de Heer, hfdst.7:1]
Tenslotte
hier nog heel kort deze aandacht: De Heer verwerpt het evangelie van Lucas
zeker niet zeker niet, ondanks de enkele dubbelzinnigheden hier en daar over
zijn leer. In feite citeert de Heer meerdere keren in de geschriften van Jakob
Lorber uit het evangelie van Lucas. Zoals gezegd verzamelde Lucas zijn
informatie hier en daar en kreeg hij uiteindelijk de meest betrouwbare
informatie van Paulus.
De Heer benadrukt het grootste belang van het grote
evangelie van Johannes. Eén ding is echter zeker. In de tijd van Lucas
herinnerden de meeste joden zich nog veel over het leven van Jezus. De
geschriften van Lucas zijn, ondanks incidentele onnauwkeurigheden, niettemin
een belangrijk referentiepunt in de geschiedenis.
In het
boek der hemelse gaven en ook in de preken van de Heer van Lorber benadrukt de
Heer zelfs het grootste belang van bepaalde teksten van Lucas, hier in het
bijzonder hoofdstuk 15.
'Je hebt het
verhaal van de verloren zoon in Mijn Boek [Lucas 15] gelezen en je zult dit
verhaal niet slechts één keer, maar vele malen eerder gelezen en gehoord
hebben. Maar ik zeg je, er is waarschijnlijk geen vers of hoofdstuk in het hele
boek dat iets groters wil omvatten dan de gelijkenis van de verloren zoon’.
[HiG.01_41.03.23.01]
‘…Daarom moet nu
de laatste en grootste schifting plaatsvinden, en zoals eerder al opgemerkt,
die schiftingsmachine heet; DE
WETENSCHAP. De elkaar bestrijdende Christussen moeten eruit met al hun
aanhangsels, opdat de Ene door Johannes gepredikte Christus onder de mensen
zal verschijnen en daar kan gaan wonen…’
‘…Wat de overige
tegenspraken in de vier aanwezige evangeliën nog betreft, die verdwijnen
vanzelf in het Johannes [HET GROTE JOHANNES EVANGELIE] en Ik zal zoals gezegd
aan het eind nog een eigen aanhangsel toevoegen, waardoor al het verkeerde
volkomen grondig herkend wordt. ‘[25-4-1864]
UpToDate 2024-2025