Lot van mens in de heilige Geschriften
[via Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]:
De Bijbelse Geschriften kun je
beschouwen als het onfeilbare Woord van de Heer. Het lot van de mens en het
dier is één en hetzelfde; ze moeten beiden sterven. De ziel echter van de mens
gaat omhoog, die van het dier naar de astrale dierenwereld, om te komen tot een
hoger dierenniveau bij een volgende incarnatie. Bij de mens is het incarneren
gebeuren niet zomaar, maar er zijn uitzonderingen. Mens en dier worden volgens
Prediker 3:19-21 weer tot stof, dat wil zeggen, hun lichamelijk kleed, dat zij
beiden na het sterven moeten afleggen, dat weer bedoeld is voor moeder Aarde.
Alles is uit het stof ontstaan en moet ook weer terugkeren tot de materie. Was
Adam getrouwd? En wordt de ongehuwdheid door God getolereerd? 1 Tim.3:2+4, 5 en
12 evenals Titus 1:5,6), respectievelijk 1 Tim.5:14
Het vragen naar de geest van een dode is tegen de orde
van God. Jesaja 8:19 en 45:11 is daarover heel duidelijk. Zelfs God is gevraagd
over de toekomende dingen! Exodus 33:7 geeft hierop het antwoord: ‘een ieder
die God bevragen wil, gaat over het tijdstip heen van de
openbaringsaankondiging’. Dat mag dus niet en het kan ook niet. Toch antwoord
de Heer op veelvoudige manieren. Zijn geestelijke boden (Engelen) staan nog met
de mensen in voortdurende verbinding. Zij ontmoeten ons overal zoals de
berichten van het Oude- en Nieuwe Testament van de Bijbel ons dit veelvuldig
bekendmaken.
Mensen die op zoek zijn naar de
waarheid, zijn nooit op mensen zelf aangewezen, maar aan God en Zijn engelen,
zoals bij de discipelen volgens Johannes 1:51: ‘jullie zullen de hemelse boden
op- en neer zien dalen. De latere apostel Paulus motiveerde de christenen: ‘dat
jullie ijverig zijn naar de geestelijke gaven.’ (1 Korinthe 14:12) – ook in het Oude Testament werd
gesproken [geschreven] over het verwerpen van de Heilige Schrift door het volk
Israël: ‘ja, dat de valse pen der Schriftgeleerden tevergeefs zal werken; wat
van wijsheid hebben die dan?’ [Jeremia 8:8-9]. Paulus maande destijds het volk;
en als zij het niet met hem eens waren, zal God daarover toch wel verheldering
geven. [Phil. 3:15]. Paulus maant ons ook, dat we alle dingen moeten
onderzoeken en het goede daarvan bewaren. [1 Thess.5:21]. De Heer Zelf zegt: ‘Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden;
en Ik zal u bekend maken grote en 4vaste dingen, die gij niet weet.’ [Jeremia 33:3]
In
Jakob Lorber is bekend, dat de Evangeliën niet allemaal de originele
geschriften zijn, zoals die van Mattheus en Lucas. De overlevering vertelt ons
verder dat de Bijbel niet helemaal compleet is en dat er belangrijke tekstdelen
jammer genoeg verdwenen zijn. Ja, dat zelfs hele hoofdstukken expres zijn
weggelaten. De originele geschriften zijn ons onbekend. Degenen die dat gedaan hebben,
zijn door God ernstig bestraft. Een klein voorbeeld over Thomas die tegen Jezus
zei: ‘Mijn Heer en mijn God!’ [terwijl er in de oertekst staat: Mijn Heer en
mijn Meester (Rabbi)]. Het schijnt ook dat Paulus nog een brief geschreven
heeft aan alle christelijke gemeentes en deze brief zou vernietigd zijn. Jezus
zei eens aan Zijn discipelen: ‘Maar er zal een tijd komen, waar Mijn leer in
haar volle reinheid en waarheid aan de mensheid teruggegeven zal worden. Op
welke wijze dat geschiedt, dat hoeven jullie nog niet te weten!’. En die tijd
is nu allang aangebroken via de schrijfknecht Jakob Lorber.
Vele
geschriften van de joodse historieschrijver Flavius Josephus zouden in de
eerste eeuwen n. Chr. vervalst worden door christelijke overschrijvers en ook ten
gunste van het christendom. De overschrijvers hebben van Flavius iemand gemaakt
dat hij – als verachter van de Jezus, nu een vereerder van de Christus is
geworden.
Een
laag opgeleid iemand, die in dienst van de Heer staat – wordt niet zomaar door
de wereld geaccepteerd. Want de mensen hebben al gauw de neiging te zeggen: o,
die heeft niet gestudeerd en dat wat hij zegt, doet of schrijft, kan dus niet
belangrijk zijn. 1 Korinthe 1: 27-29 onderstreept: ‘wat voor de wereld dom is,
dat heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen. Geen sterveling mag zich
nooit op de borst slaan en zeggen: kijk eens, wat ik allemaal kan! [1 Kor.
1:27-29].
De mens kent gelukkig niet het
tijdstip van zijn sterfte. (Pred. 9:12). Elke individu staat geschreven in het
boek van God – ook zijn aantal dagen, die voor hem voorbestemd zijn; ja zelfs
was dit al bekend, toen het Universum nog niet bestond en de mens nog niet
geboren was. (Psalm 139:16). Ook het boek Prediker 9:12. ‘Alles wat gebeurt,
was al lang tevoren bepaald geworden. Van tevoren stond reeds vast, hoe het met
een mens zal gaan en niemand mag degene tot rekenschap eisen, die sterker is
dan hem. Zie Prediker 6:10-11. In jouw hand staat je lot beschreven [Psalm
31:15]. Jeremia 10:23 zegt hiervan: ‘ik weet o Heer, dat het lot van de mensen
niet in zijn hand beschreven staat en dat een mens, die daar wandelt, zijn gang
niet vast te richten mag. Maar ijlings komt het lot dichterbij, dat voor hem is
vastgesteld!
Geboorte en dood met de daar
tussenliggende levensduur, dat zijn lotmatige bestemmingen, waaraan de mens
niets kan doen. Een ieder sterft op het ogenblik, dat voor hem is bepaald.
Niemand is heer over de dag van zijn dood, zegt Prediker 8:8. Jezus zegt in het
NT: ‘wie van jullie mag met al zijn zorgen de lengte van zijn levensperiode ook
maar een kleine tijdsruimte toevoegen?’ – Matth.6:27. En tot Mozes sprak de
Heer: ‘zie, de tijd is bijna gekomen, dat jij sterven moet. Deut. 31:14. Toch
kan God ook uitzonderingen maken. Hij kan je leven verkorten en verlengen. De
Bijbel bericht ons hierover. Hij verlengd de leeftijd bij degene die God trouw
is. Hij zegt tegen Hiskia: Ik wil aan je levensdagen nog 15 jaren toevoegen –
[2 Kon.20:6]. Bij anderen verkort de Heer de lotmatig vastgestelde levensduur,
omdat deze mens zijn eigen levensopgave onvervuld laat.
De mannen van de bloedschuld en
bedrog zullen hun levensdagen nog niet tot op de helft van hun leven brengen
[Psalm 55:24]. Onder bloedschuld bedoelt de Bijbel niet het aardse
bloedvergieten, maar het doden van zielen van medemensen om God afvallig te
worden. Spreuken 10:27 is daarover duidelijk: ‘de vreze van de Heer verlengt de
levensdagen, maar de jaren van de goddelozen worden verkort. Jeremia zei tegen
Hamanja: ‘nog in dit jaar zul jij sterven, omdat je ongehoorzaam bent voor de
Heer en dat je Hem gedwongen hebt om dit te doen’. [Jeremia 28:16].
Soortgelijks staat ook in Ezechiël 22:4: ‘Je hebt de dagen van het gericht zelf
in de hand gewerkt en je bent nu tot de beëindiging van je jaren gekomen.’
UpToDate 2024-2025