"Het
wezen van de goddelijke liefde"
(8 augustus 1700)
In dit hoofdstuk wordt de kracht en tederheid
van de goddelijke liefde besproken. Deze liefde kan dieper ingrijpen in de mens
dan de kracht van onverschillige geestelijke autoriteit. De tekst benadrukt dat
broederliefde al heel krachtig is, maar dat een algemenere liefde—die zelfs
vijanden omvat—nog veel sterker en edeler is.
Mensen die niet in staat zijn om hun broeders
lief te hebben, missen deze hogere liefde. Degenen die echter tot het echte
bezit van algemene liefde komen, zien in iedereen een mogelijkheid om als
broeder gewonnen te worden. De boodschap roept op om deze liefde te verspreiden
en alle mensen, ongeacht hun achtergrond, te benaderen met openheid en
compassie.
De schrijvers geeft aan dat door de kracht
van liefde en genade, niet alleen de harten van anderen kunnen worden gewonnen,
maar ook dat zijzelf kunnen veranderen. De boodschap is vooral een oproep aan
de ontvangers om als boodschappers van deze liefde op te treden en de essentie
van goddelijke liefde in alle omstandigheden te onthullen. De nadruk ligt op de
transformatieve kracht van liefde, die effectiever is
dan autoriteit of straffen.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik op: hfdst.63.htm