Over de liefde van God kan niemand genoeg spreken

 

(22 juni 1702)

 

Kan iemand genoeg spreken over de goddelijke liefde? Wie heeft haar macht onder woorden gebracht? Wie kent de aard van haar versmelting? En haar hitte, die niets verbrandt, behalve wat niet zuiver is?

De kolen van de liefde zijn vurige kolen, die op het altaar van het geloof aangestoken worden. Ja, die aangestoken worden door de hemel en door de hemel en de krachten daarvan brandend worden gehouden.

De liefde verenigt de geliefden en smelt hen aaneen; ze verandert het zwakke in de sterkte van de sterke en is tot alles in staat.

O, doorgloei mij dan, U, die niets anders dan louter liefde bent! Brandt alles weg wat U niet bevalt; maak mij zwanger van Uw deemoedige geest van liefde die mij vruchtbaar maakt. Want U hebt mij meer lief, wanneer ik geestelijk in U geboren ben en Uw gestalte in mij tevoorschijn gebracht is. Ik wil geen andere minnaar bij mij toelaten dan alleen U, en Uw geest van bezieling verdraagt dat ook niet; en ik kan ook niets liefhebben buiten U, omdat Uw schoonheid en de pracht van Uw verhevenheid mij openbaar zijn geworden en alle andere liefdes verzwelgen.

Aan Uw schepselen zie ik - temidden van het verval - hoe het paradijselijke en het goede vanuit U er uitziet; het zijn Uw reine geesten, grote krachten, die rond Uw troon zijn, en Uw gaven zijn edele gaven, die U aan Uw uitverkorenen geeft. Maar toch zijn ze voor mij niet datgene, wat U voor mij bent, en ze kunnen mijn einddoel niet zijn, waarin ik eeuwig kan rusten.

Het allerwonderlijkste aan Uw goddelijke liefde, o mijn God, is dat U Uzelf en Uw heerlijkheid zo groot maakt ten opzichte van mij, en dat U mij toch dapper genoeg maakt om naar U toe te gaan en U te omarmen. Geloofd zij U, mijn Gemaal, en Uw liefde zij eeuwig hoog geprezen! Amen.