Sommigen worden door liefde,
anderen via harde wegen naar God geleid
(18
juni 1702)
Het zijn
goedmoedige kinderen, die zich al gauw door Mij, de moeder van de wijsheid,
laten trekken en door Mijn liefkozingen, of ook wel door kleine tuchtigingen
tot Mij komen en bij Mij blijven; maar sommigen hebben een stramme,
eigenzinnige geest, die Ik uit liefde harder moet aanpakken, en met wie Ik meer
moeite heb dan met de anderen. Want al het eigene in de mens moet gebroken worden,
als hij het paleis van de vrijheid wil bereiken, waar allen binnenkomen als
engelen van God en door een wenk geregeerd worden.
Maar Ik heb
nog andere types onder Mijn tucht, die een harde natuur hebben, terwijl ze daar
zelf toch geen vrienden van zijn; hen laat Ik proeven van Mijn geest van
liefde, en Ik kom hen te hulp door hun een blik in het zuivere, onbevlekte
wezen van het hoogste Jeruzalem te schenken, waar ze de mooie godsdienst in de
geest zien, daar vurig naar verlangen en ziek van liefde worden, zodanig dat
ook hun uiterlijke lichaam daardoor aangegrepen wordt en zij buiten hun lichaam
wensen te zijn bij datgene, wat ze zien. In die strijd verdwijnt het oneffene en wordt alles wat krom is, recht; de hoge
gedachten aan hun zelfbehagen met alle beelden vallen weg in deemoed en
gelatenheid onder Mijn hand, en ze erkennen naar waarheid dat de genade van
Degene die hen roept alles in alles is, en dat al het rennen en lopen
tevergeefs is, als niet de heilige geest de wind wordt die het voortstuwt en de
Zoon der liefde Zichzelf verheerlijkt in hun harten.
Dan
ontstaat het heilige lijden, stilhouden en aannemen, en dan wordt het woord
gehoord: ‘Heer, wat wilt U dat ik doen zal? Laat gebeuren wat U wilt, en geef
wat U wilt!’ Zulke zielen trek Ik dan door Mij tot Mij, en doordat Ik hen trek
gaan ze naar Mij toe; dan zijn ze constant ingekeerd naar de edele grondslag
van deemoed en liefde en zouden alle mensen wel in zichzelf willen omvatten en
hen naar God trekken, omdat ze weten dat zijzelf enkel door het erbarmen van
God naar God zijn getrokken.
Deze
kinderen van Mij blijven bij Mij, en gaan niet weer weg; want ze hebben het
doel gevonden en betere dingen dan al het zinnelijke geproefd. Hun smaakt niets
anders meer dan datgene, wat Ik ben; daarom houdt ook alles bij hen op, wat Ik
niet ben. Amen!