Liefde en deemoed

 

(ontvangen van de Heer door J.L.B.,

12 februari 1881)

 

Beste kinderen! In het verhaal van de hoofdman in Kafarnaüm is jullie een beeld gegeven van deemoed, van echt geloof en van liefde, die wijs weten te regeren.

In de eerste plaats deed de hoofdman moeite om naar Mij toe te komen, omdat hij in zichzelf het vertrouwen had dat Ik kon helpen, en het was een knecht, om wiens genezing hij Mij vroeg.

Hij vond het niet te min om in een dienaar zijn medemens te zien, maar de liefde was de voorspreekster van zijn knecht, en hij prees hem; want de liefde ziet immers alleen het goede, en grote liefde is het beste te herkennen in tijden van nood. Die hoofdman zei dus niet: ‘Het is mijn knecht maar, doe in mijn huis maar geen moeite’, maar: ‘Heer, ik ben niet waard dat U bij mij in huis komt!’

Daarbij hield hij Mij zijn eigen onwaardigheid voor. Wat een deemoed is er bij hem, verbonden met geloof; wat een vast vertrouwen in Mijn hulp en liefde, dat Ik ook een onwaardig mens hulp zou verlenen!

Hier in het wezen van die hoofdman ligt een verborgen macht om tot het ware geloof te komen, omdat hij liefde tegenover zijn medemensen beoefende en hen hun zwakheden niet zo zwaar aanrekende; daarom kwam hij zo gemakkelijk tot de veronderstelling dat hij ook als mens vol gebreken zijn verlangen aan Mij mocht voorleggen.

Kijk, wie vanuit zichzelf tot de conclusie kan komen dat Ik de macht en liefde bezit om te helpen, en dat ook doe, zelfs wanneer de mensen die niet waardig zijn, is een echte gelovige.

Daarom zei Ik tegen degenen die bij Mij waren: ‘Waarlijk, Ik zeg jullie: zo’n geloof heb Ik in Israël niet gevonden!’

En ook tegenwoordig roep Ik nog velen toe: ‘Vergelijk jullie geloof met dat van die hoofdman, die zowel op Mijn macht als op Mijn liefde vertrouwde, maar zich tevens bewust was van zijn eigen zwakheid’. Met die deemoed vroeg hij Mij om het welzijn van zijn naaste; hij kwam niet voor Mij staan en vroeg vergiffenis voor hem, maar hij prees zijn goede eigenschappen tegenover Mij, nadat hij Mij zijn eigen onwaardigheid duidelijk had gemaakt.

Wie op die manier liefde en deemoed met zijn geloof verbindt, zoals bij deze ziel het geval was, zal geholpen worden, en ook hij zal de woorden over zich horen uitspreken: ‘Ga heen; jou geschiede naar je geloof!’

Zo, Mijn beste kinderen, moeten jullie die handeling tijdens Mijn leven bekijken en tevens om de ware zegen vragen, opdat die jullie opwekt tot vooruitgang in geloof, in liefde en in deemoed! Jullie Jezus. Amen.