De juiste soort liefde,
in de hemel en op aarde
(ontvangen
van de Heer door G. Mayerhofer,
28
januari 1872)
‘In de
hemel[1]
bekommert men zich om niets anders dan alleen om de liefde en het kennen van
God; voor al het andere zorgt de Heer’
Dit
gedeelte uit ‘Die geistige Sonne’
heb je aangehaald om vanwege je twijfel een houvast te hebben, waar je op
steunt om je liefde voor God en je naastenliefde te regelen en te bewijzen. Ook
in de evangeliën vind je soortgelijke woorden, die slechts in andere woorden
dezelfde betekenis uitdrukken - bijvoorbeeld waar Ik tegen Mijn leerlingen zei:
‘Maak je geen zorgen voor de komende dag, want iedere dag heeft zijn eigen
zorgen!’ of toen Ik tegen hen zei: ‘Kijk naar de leliën des velds,
ze arbeiden niet, ze spinnen niet, en toch is het kleed van Salomo niets
vergeleken bij hun pracht’, of toen Ik Mijn leerlingen het gebod gaf om geen
twee kledingstukken, geen reistas of een stok bij zich te dragen, enzovoort. Al
die aangehaalde plaatsen dragen waarheid in zich, en die moet nagevolgd worden;
maar het is vals, verkeerd, om ze letterlijk te interpreteren.
De eerste
zin die je aanhaalt, wordt in de eerste woorden al weerlegd, aangezien er
staat: ‘in de hemel’. Waar ben je nu dan? Ben je al in de hemel of nog op
aarde? Kijk, iedere omstandigheid waar een mens of geest in terechtkomt heeft
ook zijn eigen wetten, volgens welke gehandeld moet worden. Terwijl je op aarde
leeft kun je dus niet helemaal zo handelen als in het geestenrijk, zoals in de
hemel heel gewoon is. Je moet die begrippen aanpassen; je kunt bij je handelen
hier op aarde door je eigen bewustzijn hemelse zaligheden verwerven, maar je
kunt die gevoelens niet blijvend vasthouden, of, door al het aardse opzij te
zetten, kun je niet handelen; want je bent mens een geen geest - je moet van
andere grondbeginselen en begrippen uitgaan. Kijk, Ik wil jullie daar naartoe
leiden, en wel met één enkele vraag, die je bij iedere handeling aan jezelf zou
moeten stellen - en die vraag is: ‘Hoe en onder welke omstandigheden kan ik het
meeste goed doen?’ Hier zal je eigen hart op antwoorden: ‘Wanneer je de
goederen van de aarde, die je hemelse Vader je heeft toevertrouwd, zodanig
gebruikt dat je met je gaven geen schade doet en er steeds genoeg middelen voor
nog meer weldaden voor je overblijven.’
Hoe kun je
meer tot stand brengen: wanneer je jezelf tot de bedelstaf verdoemt, of wanneer
je naar redelijkheid een arme helpt, hoe en waar je kunt?
Kijk, in
Mijn tijd waren er ook rijke en welgestelde mensen, van wie sommigen Mijn
vrienden waren; en Ik heb hun niets afgenomen, maar zelfs nog meer gegeven. Dat
deed Ik om dat Ik wist hoe zij de geluksgoederen van de aarde wisten te
benutten, en Ik gaf het hun met de bedoeling dat ze de deugd van de
naastenliefde in de ruimste mate konden beoefenen.
De
tekstgedeelten die Ik hierboven uit het evangelie aanhaalde, waren meer
toegesneden op de omstandigheden waarin Mijn leerlingen leefden en waar ze nog
in terecht zouden komen; er was hun een grote taak toebedeeld, en daarom
moesten ze - om Mij te kunnen volgen - vrouw en kind, huis en hof verlaten,
omdat als hun beloning de wereld hun huis en de mensheid hun gezin was
geworden.
Je moet dus
alles aan de omstandigheden weten aan te passen, want anders vergaat het je als
sommige mensen, die van alle middelen en stoffen die hun door Mij voor hun
tijdelijke levensonderhoud gegeven zijn, een maar al te groot misbruik maken.
Neem
bijvoorbeeld de meest eenvoudige dingen die, als ze misbruikt worden, ziekte en
dood veroorzaken, terwijl ze, wanneer ze met mate worden toegepast, tot
gezondheid en het heil van de mens zijn. Kijk eens naar vuur en water
enzovoort: wat een dodelijk effect wanneer ze misbruikt worden en wat een zegen
bij een geregelde toepassing.
Jullie pas
ontdekte kuren en oergeneesmiddelen - hoe werken ze wanneer het verstand ze
leidt? En wat is het resultaat, wanneer een overdreven ijver tot extremen
leidt?
Laat het
dringen naar vereniging met de ziel dus over aan je geest; volg zijn wensen,
maar verbindt ze met jouw levensomstandigheden waarin Ik je heb geplaatst, en
wees er zeker van dat Ik heel goed wist dat onder die omstandigheden de vrucht
van jouw geest het gemakkelijkst tot rijpheid kan komen. Kijk, wat jij graag zou
willen nastreven is te vergelijken met die mensen, die in oude tijden als
martelaars voor Mijn leer gestorven zijn. Ik verlangde dat offer niet van hen;
ze waren van veel meer nut voor Mij geweest als ze in leven waren gebleven.
Voor zichzelf staan ze daar weliswaar als voorbeelden van de hoogste
opoffering; maar ze waren Mij meer, ja veel meer van nut geweest als ze in de
ijver van hun ambt niet te ver waren gegaan en in de loop van een langere tijd
geleidelijk aan datgene hadden bewezen, wat ze met hun heroïsche dood in één
keer en in één klap wilden voltooien.
Ook de
twijfels van je man met betrekking tot de naastenliefde - ‘in de geest van
Jezus’, zoals hij zegt - horen daartoe; ook hem wil het niet helemaal duidelijk
worden dat het er eigenlijk niet op aankomt wát men geeft, maar hóe men het geeft.
In het
‘hoe’ is de hemelse geest van Jezus gelegen; de materiële offers moeten met
geestelijke naastenliefde gegeven worden, dan zal de goddelijke ‘geest van
Jezus’ overal zegen verspreiden - het uitgestrooide zaad zal vrucht dragen, al
is het niet altijd voor de ontvanger, dan toch voor de gever.
Zo moet de
naastenliefde beoefend worden; zo heb Ik die gedurende Mijn aardse leven
beoefend, en zo moeten ook jullie die beschouwen; dan pas komt de ware, echte vrede
in jullie hart.
De
goddelijke vonk, Mijn geest die in jullie is gelegd, vindt dan voedsel en kan
zijn vereniging met de ziel nastreven, en daarna - alhoewel bekleed met aardse
materie - handelt de ziel goddelijk.
Dan zul ook
jij, Mijn lief kind, de woorden van het kruis, die Ik je heb gegeven, pas echt
zien oplichten in de stralende glans van het lijdenslicht; dan zul je de
omstandigheden, die haaks staan op je geestelijke leven, als noodzakelijk
beschouwen en ze gebruiken als treden voor je geestelijk heil, en dan zul je
met berusting en overgave aan Mijn wil ook je wereldse levenskruis gemakkelijk
dragen.
[1] Oorspronkelijk ‘Nach himmlischer Art’, wat zoveel wil zeggen als: ‘volgens de
hemelse manier van leven’, ‘zoals men in de hemel doet’.