Waarom het streven van twee mensen

naar vereniging

een fundamentele wet van de liefde is

 

(ontvangen van de Heer door G. Mayerhofer,

24 december 1871)

 

Ja, je hebt gelijk, Mijn schrijver: wat een menselijk zwakke voorstelling van een God, die bovendien nog jullie Vader moet zijn!

Wie staat er eigenlijk dichter bij Mij; de minste worm die bij jullie voeten kruipt, of de grootste engelengeest, die over werelden regeert en bij de treden van Mijn troon Mijn grootheid maar ook Mijn liefde bewondert?

Kijk, de dochter van je vriend is zenuwziek, maar ze is ook zielsziek, doordat ze haar ziel het voedsel onthoudt dat die eigenlijk nodig heeft om te groeien.

Wanneer ze daar dikwijls dromend zit en er tranen over haar wangen rollen, dan is dat het klagen van haar ziel, die dat gevoel aan de lichamelijke zenuwen meedeelt.

Haar tranen zijn geen tranen van verdriet, maar het zijn tranen van verlangen naar iets wat ze aanvoelt, maar nog niet kent.

Geen menselijk woord kan die tranen drogen; alleen Ik kan dat verdriet stillen. Maar men moet zich ook helemaal aan Mij geven, dan laat Ik de balsem van de troost in het vermoeide hart druppelen. Waar die overgave ontbreekt, is ook de troost tevergeefs.

Kijk, jouw vriend en broeder zou graag een verklaring willen hebben, namelijk over de vraag waarom twee lichamen of twee zielen ernaar streven zich te verenigen, en waarom die vereniging één van de belangrijkste wetten van de schepping is. En waarom Ik Mij als God, als Christus, naar de aarde heb begeven en ook daar - maar met andere middelen - hetzelfde nagestreefd heb?

Kijk, Mijn zoon, om dit allemaal uit te leggen en daarna vanwege de dochter weer terug te komen op bovenstaande vraag, moet Ik ver met je teruggaan, namelijk naar het eerste begin van Mijn schepping, opdat je kunt inzien hoe daar al, als eerste grondbeginsel van de liefde, de vereniging van twee dingen of wezens tot één geheel noodzakelijk was. Luister dus:

Om het je te doen begrijpen, moet Ik de hoogste geestelijke dingen met wereldse voorbeelden verklaren, om je gemakkelijker te laten inzien dat datgene, wat een mens doet, nooit uit hemzelf voortkomt, maar genadige geschenken zijn die hij van Mij geërfd heeft en hem door Mij, zijn Schepper, gegeven zijn.

Kijk, bij jullie hele geestelijke werkzaamheid hebben jullie steeds een bijgedachte, waarom jullie het een of het ander doen. Die bijgedachte is over het algemeen het oordeel van jullie medemensen, door wie jullie geëerd, gewaardeerd, ja, vaak benijd willen zijn.

Welnu, wat wil dit allemaal zeggen? Dit alles wil met andere woorden zeggen: ‘mijn handelen en activiteit moeten een doel hebben, meer voor anderen dan voor mijzelf’. En om het nog eens in andere woorden te zeggen: de liefde is de aanspoorder tot daden die, geregeld door de wijsheid, vervolgens bij anderen weer liefde moeten opwekken en op die manier aan degene die uit liefde handelt zijn liefde weer terug moeten geven, door zijn streven te erkennen.

Op die manier komen twee wezens of geesten dichter bij elkaar en vinden door een derde element - datgene wat beiden evenzeer bezielt - de band die hen tot één verbindt.

Welnu, wat Ik je hier heb uitgelegd heb Ik ook gedaan, toen Ik de materiële wereld schiep.

Ik heb haar niet voor Mijzelf geschapen; Ik schiep haar en haar geesten met de bedoeling dat alles, materie en geest, van niveau naar niveau zou opstijgen en Mij alles, wat Ik in afzonderlijke individuen verdeeld had, weer verenigd terug zou geven.

Zo ontstond in het begin de materiële wereld, en daarvóór de geestelijke wereld, waar Satana als eerste en grootste geest Mijn - zoals jullie zeggen - ‘mathematische complement’ moest zijn.

Satana matigde zich echter teveel aan, keerde zijn door Mij aan hem gegeven macht tegen Mij, en toen was Ik gedwongen die grote geest naar de materie te verbannen, waar hij nu, aangezien hij niet als geheel wil terugkeren, in kleine deeltjes de weg naar Mij moet volgen, totdat dat wat er van hem over is niet meer in staat is verzet te bieden en hij ofwel voor eeuwig moet vallen ofwel zich eeuwig weer moet verheffen.

Ik heb de hele materiële en geestelijke wereld geschapen met de bedoeling dat Ik in de genietingen van de geschapen wezens, in hun eigen, naar Mij gekeerde liefde de Mijne beantwoord zie en op die manier de geesten vrij in Mijn schoot zie terugkeren!

De liefde schiep, de wijsheid regelt het geschapene, en het herkennen van die zuivere beweegredenen door de geesten verenigt hen dan met Mij, zodat wij één in gedachte en één van zin zullen worden.

Toen Ik de wereld had ingericht en aan de afzonderlijke individuen naast alle verleidingen hun vrijheid liet, moest Ik de geschapen geesten toch ook in de hoogste geestelijke zin duidelijk maken wat Ik onder éénwording versta. Voor dat doel liep Ikzelf als voorbeeld voorop: Ik werd mens, kleedde Mijzelf in materie en begon het leven dat jullie kennen, zowel het begin alsook het einde ervan.

Ik ontdeed Mij van Mijn kleed van Zoon der Liefde en behield enkel de wijsheid, d.w.z. het bewustzijn waarmee Ik Mijn afkomst begreep, en het inzicht in het grote maakwerk van Mijn schepping.

Zo heb Ik aan de hele geestenwereld de mogelijkheid laten zien hoe ze aan Mijn eisen konden beantwoorden en heb voor jullie mensen de grenssteen geplaatst van het hoogste ideale voorbeeld van wat een mens - als hij wil - kan presteren; toen Ik Mijn missie had volbracht, keerde Ik - zoals Ik Mij toen uitdrukte - weer terug naar Mijn Vader, d.w.z. naar Mijn Liefde.

Welnu, wat de vereniging of het één worden van de gezindheid van twee wezens tot één is, dat is op jullie aardse wereld de drang tot vereniging van twee geslachtelijk verschillende wezens tot één geheel.

Daarom is er die geestelijke aandrang, om datgene te bereiken wat reeds bestond lang voordat er ook maar enige schepping was en zich ook in alle oneindigheid der tijden uitstrekt.

En wat is nu bij geestelijke wezens, d.w.z. moreel goede, liefhebbende wezens het bindmiddel of het verenigende derde element? Kijk, Mijn zoon, dat ben Ik, als uitdrukking van de hoogste liefde - Ik, als alomvattend begrip van alle mogelijke geledingen van manieren waarop de liefde zich zou kunnen uiten, en als ‘Vaderliefde’, die in één woord uitdrukt wat alle aftakkingen slechts voor een deel volledig kunnen maken.

Ik als de hoogste liefde ben dus de gemeenschappelijke band die alles bijeenhoudt en die degene die zichzelf herkent dichter bij Mij en zijn voltooiende geest brengt, en op die manier steeds twee tot één verenigt.

De echtelijke liefde zou dus een samengaan van twee moeten zijn naar één en hetzelfde doel, namelijk de weg te banen voor hun vereniging met Mij - en daaruit zal de gemeenschap der geesten ontstaan, die pas daar begrepen wordt, ver boven dit korte aardse zwerversleven uit, waar de trilling van de ziel niet meer door een vast materieel lichaam wordt belemmerd, maar waar zij - overeenkomstig Mijn wetten - verenigd met haar geliefde voltooiende geest Mij in oneindige liefde weer teruggeeft wat Ik in hen heb gelegd.

Kijk eens, Mijn zoon, als jouw dochter tranen vergiet van een verlangen naar iets onbewusts dat zij nog niet kent, dan is dat de duistere aandrang naar Mij, waarbij ze echter de weg niet weet om daar te komen.

Heb nog maar een beetje geduld, dan zul je wel merken hoeveel middelen Mij ten dienste staan om een zoekend hart tevreden te stellen en haar de balsem te geven die haar op de juiste weg, d.w.z. naar Mij zal leiden.

Laat haar de blinddoek maar omdoen, met al het geloof en vertrouwen waar een kinderlijk hart toe in staat is, dan zal ze de verandering in haar hart vanzelf merken. Het geloof dat Ik kan helpen moet voorop gaan, daarna moet de liefde volgen die kracht geeft aan dat geloof, en tenslotte het vaste vertrouwen dat alleen Ik het beste weet wat zij nodig heeft en wanneer.

Laat haar zó tot Mij bidden, dan zal de Vaderliefde de kinderlijke liefde niet in de steek laten. Amen.