Ga maar door met lief te hebben,

Mijn kind!

 

(ontvangen van de Heer door G. Mayerhofer,

22 december 1871)

 

Heb Mij van ganser harte lief; zie Mijn liefde in alle schepselen en in alle wezens, zie hoe ze overal met vlijtige bedrijvigheid het gelijke naar het gelijke leidt, losse banden nauwer aantrekt, nieuwe banden aanlegt en daar, waar haat en tweedracht wellicht onenigheid teweeggebracht hebben, door de balsem van de deemoed weer verenigt wat door hoogmoed en inbeelding gescheiden was.

Heb Mij, je Vader, van ganser harte lief! Bewijs door je daden en gedachten dat je Mijn kind wilt zijn, een God, een liefhebbende Vader waardig!

Heb Mij lief op de manier die Ik Mijn apostelen en leerlingen herhaaldelijk toonde door hen op de kinderen te wijzen en te zeggen: ‘Zolang jullie niet worden als dezen, zullen jullie Mijn rijk niet binnengaan.’

Ja, de kinderlijke liefde, zonder geveinsdheid, zonder bijgedachten, zonder speciale belangen; die liefde die zich helemaal overgeeft in de handen van een liefhebbende Vader, dat onwrikbare vertrouwen - ‘van daar kan niet kwaads, maar alleen goeds komen’ - dat vergeten van al het andere, alleen de tevreden blik zoekend van Degene die kinderlijke liefde begrijpt en ook weer kan beantwoorden op de manier die ze verdient - alleen die liefde kan blijvend gelukkig maken, je voor alles schadeloos stellen en temidden van verdrietige omstandigheden de ware rust in je hart bewaren, wat niemand anders kan dan alleen Hij, die de Liefde Zelf is!

Zie, op jullie aarde klemt een kind zich in benarde toestanden vast aan zijn vader, terwijl de moeder dikwijls zelf haar evenwicht kwijt is en geen troost heeft voor het smekende kind; en zo is het ook op geestelijke gebied, in de grote strijd van de wereld.

Jouw moeder was de wereld met al haar indrukken, vanaf het eerste ogenblik dat je je van jezelf bewust werd.

De wereld heeft je omvangen met armen van liefde, maar van blijvende aard; je groeide er bovenuit en streefde naar hogere, geestelijker dingen, naar vaderliefde. Natuurlijk moest je die duur betalen met verdriet en leed. Op het ziekbed heb Ik je gelouterd, zoals een edelmetaal alleen door een hevig vuur tot smelten gebracht kan worden, en zo heb Ik ook het goud dat in je hart verborgen lag, van het bestaan waarvan jijzelf onbewust was, aan het licht gebracht.

Nu schittert het stralende beeld van de liefde in je ogen, je hebt die moederlijke tederheid overwonnen en haast je met gevleugelde passen je Vader tegemoet. Haast je maar verder! Pas als je bij Hem bent aangekomen, zul je het verleden in zijn juiste waarde zien en de toekomst juist kunnen inschatten. In Zijn armen en aan Zijn borst zul je pas op waarde weten te schatten wat lijden betekent, wanneer zo’n liefde en rust, die nooit kunnen opdrogen, het eindresultaat zijn.

Dit zegt je Vader tegen je, Mijn kind, de Vader die je leidde, stuurde en in steeds hogere geestelijke genietingen zal inwijden. En al zouden die ook duur gekocht zijn, dan zouden ze toch hun prijs waard zijn; want het eindresultaat zal je de onbeduidendheid van al het wereldse en de verhevenheid en het belang van al het geestelijke tonen.

Er zijn twee levenswegen: één de materie uit, en één de materie in; volg jij de eerste en schud elke dag het materiële weer meer af. Hoe meer je je daar los van maakt, des te meer zul je geestelijke dingen ontvangen, die onvergankelijk zijn; hoe meer je de wereld de rug toekeert, des te meer zal de geestelijke liefdeszon je gelaat verlichten en daar een engelachtige glans over kunnen verspreiden - en wel zodanig, dat het niet alleen een getrouwe weerspiegeling van je eigen innerlijk zal worden, maar ook als een magnetische invloed op anderen zal inwerken en hen tot navolging zal aansporen.

‘Vader’ is het grote woord, waarmee Ik de wereld door Mijn vroegere afdalen naar jullie aarde gelukkig maakte. ‘Vader’ was het grote woord, dat zich daar ontwikkelde uit de voor alle wezens belangrijke uitdrukking ‘God’, ‘Heer van al het zichtbare’.

‘Vader’ was het woord dat alle vrees uit de geschapen zielen wegvaagde en in plaats van trillende vrees, het leven vol liefde in haar tevoorschijn riep!

‘Vader’ is vandaag de dag nog het levende, doeltreffende woord, als uitdrukking van oneindige liefde; en dit drukt niet alleen uit dat Vaderliefde eeuwig duurt, maar dat Vaderliefde alleen diegenen ten deel kan vallen, bij wie de Vader Zijn liefde, Zijn deemoed en Zijn mildheid als unieke geestelijke gave heeft ingeprent, en dat Hij alleen hen als Zijn ware kinderen erkent, die de eigenschappen, die Hij in het groot bezit, in hun hele leven bewijzen door het vervullen van de tweede wet van de naastenliefde.

Zó zit de band vastgeknoopt, die de Vader aan het kind en het kind aan de Vader bindt, zó slingert een band, de band van de liefde, zich om de gelijkgestemde harten van de schepselen, die zich eens allemaal jubelend voor Hem, de Vader van al het geschapene zullen verdringen.

En zoals Jezus eenmaal de kinderkens aan Zijn hart drukte, zó zullen ook Zijn ware kinderen, die hier gerijpt zijn en dan daar boven aan komen en met alle liefde en deemoed naar Hem toe streven, zich met liefde naar Hem toe haasten en de Vader der vaderen, de Heer der heren, de Heerser der heersers ertoe brengen uit te roepen: ‘Laat de kinderkens tot Mij komen, want voor hen is het hemelrijk!’ Amen!