Liefde is het grote magnetisme

 

(ontvangen van de Heer door G. Mayerhofer,

4 februari 1871)

 

Je zuster vraagt jou in haar diepe angst om haar door een paar magnetische strijkingen zover te brengen, dat ze meer vertrouwen in haar eigen krachten krijgt.

Nu vraag je Mij, wat er in dit geval moet gebeuren?

Om voor iedereen zijn twijfels en zijn hoop op de juiste manier op te lossen, zal Ik dus Zelf de Bemiddelaar, de Heiland en de Verlosser zijn; want zonder Mijn hand, zonder Mijn hulp is het uitstrekken van jouw hand immers slechts een animale[1] beïnvloeding, en geen psychisch-geestelijke, die pas wanneer die door Mij hoger gepotentieerd is het gewenste effect bij je zuster teweeg kan brengen. Ter zake dus:

Ik vraag je zuster alleen maar: heeft ze soms nooit gevoeld wat het bidden tot Mij voor troost, sterkte, zaligheid en geluksgevoel geeft, wanneer het helemaal uit het diepst van haar hart aan Mij gericht is? En Wie geeft haar dat gevoel eigenlijk? Kijk, dat doe Ik, doordat Ik sterkend in die gewonde ziel stroom, wanneer die zich helemaal voor Mij opent en aan Mij overgeeft. Waar bestaat er een magnetische kracht, die in haar effect met die gevoelens van zaligheid vergeleken zou kunnen worden!

Je zuster moet proberen haar hart in diepe deemoed tot Mij, haar hemelse Vader, te verheffen; ze moet Mij haar leed en zorgen vertellen, ze moet voor Mijn troon in elkaar zakken in het stof van haar nietigheid. En wanneer ze daar dan ligt, machteloos, overweldigd, alles aan Mij overlatend, wanneer ze zich zo tot in het kleinste detail heeft verdeemoedigd, dan zal Ik haar verheffen; want in haar diepste deemoed is ze Mij het meest nabij, en dan zal Ik troost, liefde en geestkracht in haar laten binnenstromen, zodat ze ten eerste haar vermeende tegenslagen niet zo zwart inziet, en die ten tweede ook gemakkelijker kan verdragen.

Mijn liefde is het grote magnetisme, dat alles aantrekt en niets van zich wegduwt. O, wie zich in de invloedssfeer daarvan begeeft, kan alleen maar winnen, maar niets verliezen.

Laat zij dus moed vatten om haar blik naar Mij, haar Vader, op te heffen. Als Vader duw Ik geen enkel kind weg dat Mij smekend nadert, en des te minder wanneer het hart van dat kind een altaar van liefde is geworden, waar het vuur van deze goddelijke eigenschap van Mij brandt en de hele mens doorstraalt, en zelfs ook het lichaam nog met gelukzaligheid verwarmt.

Laat je zuster dus dit magnetisme zoeken, dan zal het haar meer en betere vruchten opleveren dan wanneer jij je hand uitstrekt, waarbij er al naargelang jouw persoonlijke geestelijke verheffing ook wel effect zou zijn. Maar dat effect is niet te vergelijken met wanneer Ik haar Mijn Vaderhart schenk als beloning voor een kinderlijke overgave aan Mijn wil! Amen.

 

 

 

 



[1] Een levend mens kan onderscheiden worden naar drie niveaus: het animale (= lichamelijk-dierlijke), dat van de ziel (de ‘psyche’, waarin de mens zich van zichzelf en anderen bewust is), en dat van de geest. Het genezen (maar ook een van buiten komende negatieve aandoening) van het lichaam op zichzelf beïnvloedt de ziel dan wel de geest op geen enkele manier.