Meer over de liefde
(ontvangen
van de Heer door G. Mayerhofer,
3
juni 1871)
Lieve
dochter! Omdat Ik immers wel weet dat jij enkel Mijn woorden wilt horen, zal Ik
nu antwoord geven op jouw brief in plaats van aan Mijn schrijver, en met Mijn
antwoord wil Ik je dichter tot Mij brengen.
Luister
dus: Lief kind, je hebt helemaal gelijk als je in de hele natuur, ja, in alles
alleen Mij wilt zoeken en Mijn liefde wilt zien, waaruit alles is voortgekomen.
Hoe meer je
liefhebt, des te hoger stijg je, en des te meer
openen zich de geheimen van Mijn schepping en Mijn wezen zelf voor je.
Wanneer je
zegt dat je het gezegde: ‘Niemand is goed dan God alleen!’ nu pas hebt
begrepen, dan bewijst dat voldoende dat je ook hebt begrepen in hoeverre al het
geschapene iets goeds bevat, omdat het van Mij komt, een uitvloeisel van Mij is
en derhalve niet anders kan zijn dan Ikzelf, namelijk: goed!
Het is
immers alleen het misbruik, dat alle dingen tot vijanden van de mens kan maken,
ook al zijn ze alleen maar voor zijn welzijn geschapen.
Ga door,
Mijn kind, met in alles alleen maar Mij en Mijn liefde te herkennen, uitgedrukt
in de zichtbare en onzichtbare wereld, dan zullen Mijn leiding en al Mijn
verordeningen steeds helderder en duidelijker voor je worden - dan zul je de
grote verbinding van al het geschapene zien en steeds meer inzien, dat er
zonder liefde geen leven en zonder leven geen vooruitgang bestaat!
Rustig en
zacht heb Ik in alles die vonk van Mijn liefde gelegd, en alleen een
liefhebbend, zacht, goedig hart kan de werking ervan waarnemen en in zichzelf
opmerken; als jij niet op dit niveau van geestelijk leven gebracht zou zijn,
zou de natuur met al haar wonderen een stom, onbegrijpelijk boek zijn gebleven.
Maar je
hebt je door Mij laten wekken, sturen en leiden, en nu begrijp je, ook al waren
Mijn middelen nu niet bepaald prettig voor jou, dat het toch een liefhebbende
hand was die jou door leed en pijn, door verdragen en zelfverloochening heen
leidde en je toch alleen maar naar een zalig, ver boven al het wereldse
verheven doel wilde leiden!
En nu ben
je dan aangekomen op het punt waar wij elkaar eindelijk begrijpen, waar Mijn
woorden van liefde geen raadsels en geen hiëroglyfen meer voor je zijn en waar
in je hart nu de vlam brandt die van de grootste centraalzon
tot het kleinste glimwormpje in de hele natuur schijnt - namelijk: de vlam van
liefde!
Ja, Mijn
kind, heb maar heel veel en heel intens lief, en omvat Mij, je Vader, met al je
innigheid - het is een Vaderhart dat je tegemoet klopt, waarvan het kloppen
niets anders is en kan zijn dan liefde en nog eens liefde!
Vertrouw op
Mij, die werelden in hun vastgestelde omloop voortstuw naar hun voltooiing en
die miljoenen en miljoenen wezens allemaal langs de weg van de liefde naar Mij,
naar Mijn hemelen leid. Kijk, Ik heb jullie en alle geesten en engelen vrij in
Mijn schepping geplaatst, in plaats van hen door wetten te leiden, en Ik heb
jullie geen ander gebod gegeven dan dat van de liefde - want Ik wil wezens met
een vrije wil en geen gedwongen wezens om Mij heen hebben. Om die reden is de
liefde die machtige band, die in alle vormen en alle levensomstandigheden
ingevlochten is en door zijn zachte aandrang en dwang de verwante - materiële
dan wel geestelijke - elementen samenbrengt, ze met elkaar verbindt en daarna
weer datgene, wat Ik afzonderlijk in de wereld heb geplaatst, als één geheel
naar Mij terugbrengt.
De
individuele vonk van het verlangende vermoeden van een hogere geestelijke afstamming,
dat ook in het kleinste geschapen ding actief is, is dus verenigd met zijn
verwante elementen - het eeuwige lof- en liefdeslied, dat naar Mij opstijgt.
Weliswaar is hij zich daar helemaal niet of slechts weinig van bewust, totdat
hij - te beginnen bij de mens en verdergaand door alle niveaus tot aan de
hoogste engel in Mijn hemelen - van zichzelf bewust wordt en opvlamt als de
eigenlijke liefdesvonk, en dan pas zaligheid begint te voelen bij het beoefenen
van de liefde in de werken der liefde.
En zo, Mijn
kind, ben ook jij nu aangekomen op het punt, waar het voorhangsel voor het
grote scheppingsgeheim voor jou is opgetild; het punt waar de zachte straal van
de goddelijke liefde jouw van smart doorgroefde hart met balsemachtige warmte
tot geestelijk leven heeft gebracht; het punt waar de grote lofhymne, die
dagelijks uit de hele schepping naar Mij opklinkt, begrijpelijk voor je wordt.
Stem nu maar in, als bewust wezen, als Mijn kind, met deze jubelzang van alle
schepselen - ook jouw lofzang is balsem voor Mijn Vaderhart, dat in jou een
ziel voor Zichzelf heeft gewonnen, voor Zichzelf heeft opgevoed.
Ga er dus
mee door in iedere bloem, in ieder diertje een aan jou verwant schepsel te zien
- het zijn allemaal telgen van jouw Vader - en als je dan tijdens eenzame
wandelingen de zachte stem van Mijn natuur hebt leren verstaan, als je de
schepselen die Mij onbewust liefhebben op waarde hebt leren schatten - dan pas
zal de liefde tegenover de aan jou gelijke naaste je in haar gehele omvang
waarachtig en duidelijk worden. Dan pas zul je de Vader in Zijn vrij gegeven
geesten herkennen en Hem echt leren liefhebben; dan pas zul je begrijpen waarom
Ik, als God, de Liefde, voor jullie en voor Mijn gehele geestenwereld aan het
kruis als mens de doodsstrijd van jullie natuur met standvastigheid heb
verdragen, en waarom Ik juist op dat moment van opperste verlatenheid voor Mijn
vijanden kon bidden en - nadat Ik dat had gedaan - met de woorden ‘Het is
volbracht’ Mijn grote daad van genade kon besluiten.
Heb dus
lief, Mijn kind! Heb Mij lief met alle gloed, met alle innigheid! Heb je naaste
lief met al je krachten!
Bedenk: ook
hij is Mijn evenbeeld; vergeef hem zijn dwalingen, zijn verkeerde opvattingen
over de wereld en zijn eigen wegen.
Heb je
naaste lief, omdat Ik hem liefheb! Dan vergaar je geluk en zaligheid voor je
eigen hart en strooi je soortgelijke gevoelens in het hart van de ander; en ook
al begint daar niet direct een vlam op te laaien, dan gloeit het toch, en die
vonk, verborgen onder de as van wereldse hartstochten, zal door Mij dan
beschermd en te zijner tijd wel aangeblazen worden.
Kijk, Mijn
kind, ik heb je een begeleider tijdens je leven gegeven - jouw man was vroeger
net als jij onderweg naar Mij; begeleid hem en wees samen met hem één vlam,
hetzelfde in dezelfde liefde, die Mij tegemoet straalt. Gaan jullie alle twee,
Mijn lieve kinderen, rustig de weg waar Ik jullie op zal leiden; tot nu toe heb
Ik jullie niet de verkeerde kant op geleid - heb dus vertrouwen! Hoe meer
jullie leren liefhebben, des te meer zullen jullie Mijn zegen gaan begrijpen -
de zegen die, in jullie harten binnenstromend, jullie naar het geestelijke,
eeuwige, grote doel zal leiden, namelijk: Mijn kinderen te worden!
Ik denk dat
jullie de liefde nu weer iets dieper, geestelijker en hoger hebben opgevat, en
toch bestaat er een nog veel hogere betekenis van die vonk uit Mijn hart. Maar
evenmin als jullie Mij in Mijn heerlijkheid als Schepper van een universum
kunnen verdragen en daarbij voortbestaan, kunnen jullie vatten wat het gezegde ‘de
liefde van een God’ en de geestelijke betekenis daarvan wil zeggen. Jullie
moeten genoegen nemen met de liefde van een Vader; die liefde is jullie hart
nabij, maar de liefde van een God kan niemand begrijpen en kan zelfs door
engelen alsook door jullie alleen maar vermoed worden! Amen.