Liefde met wijsheid
(ontvangen
van de Heer door G. Mayerhofer,
1
juli 1871)
Mijn lief
kind! Je hebt alweer woorden van liefde en vast geloof aan Mijn schrijver gericht,
die jouw geestelijk leidsman is, en zoals jij zegt dat Mijn woorden door zijn
hart en pen naar jou toestromen, zo stroomt ook jouw gebed door hem weer naar
Mij terug.
Ga maar
door met lief te hebben! Geloof! En vertrouw op Mijn hulp, dan zal die jou
nooit ontbreken.
Als je niet
zo kunt liefhebben als je zou willen, dan is dat juist de eigenschap van de
onbegrensde liefde. Kijk, als Ik aan de liefde geen grenzen gesteld zou hebben
door de wijsheid, zou er geen schepping en geen ander levend wezen bestaan.
Want de liefde zou degenen die elkaar liefhebben zozeer naar elkaar toetrekken
of duwen, dat een geleidelijke aantrekking en een zachte, verwarmende gloed van
een gelukzalig bestaan helemaal niet mogelijk zou zijn; het zou een naar elkaar
toe dringen, een naar zich toetrekken zijn, dat niet een eeuwig leven, maar een
eeuwige vernietiging tot resultaat zou hebben.
Ik heb aan
de liefde dus wijze grenzen gesteld en haar door lichamelijke omhulsels
gescheiden; daarbij kan er weliswaar een voortdurende vereniging nagestreefd
worden, maar die is nooit geheel mogelijk, en wel om reden dat het resultaat
daarvan juist het tegenovergestelde zou zijn van wat haar bedoeling was.
Kijk, Ik
zal in menselijk termen met je praten; wat denk je eigenlijk dat zaliger is:
een omarming van twee liefhebbende harten vaker te kunnen herhalen, waarbij het
ene vol liefde brandende hart diep gelukkig de hartslagen van het andere voelt,
de verenigde zielen elkaar in hun blikken geestelijk ontmoeten en zij dit
zalige genot net zo vaak kunnen herhalen als ze willen - of een Omarming zonder
grenzen, die, hoe lang die ook zou duren, de liefhebbende ziel nooit zou
verzadigen van wat ze eigenlijk wil, namelijk liefhebben en nog eens
liefhebben; terwijl juist die onbegrensde drang haar alleen maar zou verteren,
in plaats van haar in stand te houden.
Kijk, Mijn
lieve dochter, daarom heb Ik de materie of, geestelijk gesproken, de vorm
ertussen geschoven, zodat die de middelaar en kalmerende kracht zou zijn, die
weliswaar beperkingen oplegt aan de aandrang van de liefde, maar haar daardoor
in stand houdt en bevordert.
Alleen zo
kan het bestaan van een wereld en een voortbestaan van het geschapene bereikt
worden; want in alles ligt de eeuwige drang tot vereniging ofwel het constante
aantrekken van datgene wat gelijkgezind is. Dat is de grote impuls die werelden
aan werelden, wezens aan wezens en harten aan harten ketent - ja, zelfs de
schijnbaar levenloze materie heeft haar wetten van assimilatie.
Het
geworstel van de laagste atomen van de materiële substantie tot aan het in
liefde opdringen van de hoogste engel in Mijn nabijheid is slechts één en
hetzelfde; het is niets anders dan de liefde, die door wijsheid binnen de
passende grenzen wordt gehouden.
Als die
drang er niet zou zijn of als hij gemakkelijk bevredigd zou kunnen worden, wat
en waar zou dan een wereld zijn, waar zou een schepping bestaan, en wat zou het
doel zijn, zelfs van een Schepper, om dingen en wezens te scheppen die zichzelf
uit liefde zouden vernietigen, in plaats van zichzelf in stand te houden!
Uit wat Ik
je tot nu toe gezegd heb zie je dus, Mijn kind, dat de dam die jij in jezelf
voelt niet door je lichaam of je nog niet gezuiverde ziel wordt gevormd, of
door het feit dat je ziel nog niet helemaal met haar geest is verenigd, maar
dat je hemelse Vader jou juist door die materiële grenzen een oneindig grote
ladder toont; langs die ladder kun je weliswaar steeds verder omhoog klimmen en
zul je de gelukzaligheid van de liefde steeds meer leren voelen en verdragen,
maar het zal nooit tot een algehele verzadiging komen, want dat zou je dood en
niet je leven betekenen!
Heb dus
lief, en heb zo intens lief als je kunt! Heb Mij lief, ja, heb Mij lief in je
naasten, die je geestelijke broeders en zusters zijn, en heb Mij lief in de
natuur: want ook de voor jullie ogen schijnbaar levenloze voorwerpen zijn toch
ook slechts voortbrengselen van de liefde, van een goddelijke liefde. Als die
liefde niet zou zijn wat ze is, zou ze niet zulke gevoelens in je hart kunnen
leggen, die je vaak bekruipen als een vermoeden van een hogere wereld, wanneer
je bijvoorbeeld de schoonheid van een bloempje ziet of het zachte geluid van
een zingende nachtegaal hoort; overal is het dezelfde stem, die aan de vogel
zijn zucht van liefde en jou je woorden van liefde geeft.
Blijf jij
maar op de weg die je nu bent opgegaan; die leidt je naar Mij en zal je de
liefde, die jou nu nog als een zoet vermoeden omgeeft, in grotere, duidelijker
vormen tonen. Hoe meer je liefhebt - d.w.z.
geestelijk liefhebt - des te mooier zal de wereld
voor je worden en des te meer zul je ervaren, dat er alleen maar een
liefhebbend hart voor nodig is om - zoals Ik dat Zelf doe - ook de gebreken,
hartstochten, ja, zelfs de misdaden van de mensen met de mantel der liefde te
bedekken en, terwijl je in plaats van woede, ergernis en minachting alleen maar
medelijden voelt, de eerste berouwvolle zondaar of zondares met tranen in je
ogen je zusterhand te reiken om te helpen.
Je bent al
op weg om een waar geestelijk kind van Mijn liefde te worden. Reeds bloeit de
bloem van tolerantie in je veelbeproefde hart, reeds straalt het licht van
christelijke verdraagzaamheid uit je handelingen; nog steeds heb je weliswaar
te kampen met het lijden van je lichaam, maar heb geduld - dan zal ook dit
verdwijnen. Ook voor jou zal de dag aanbreken dat je aan Mijn voeten van geluk
zou willen vergaan, uit dank en vanwege de genade die Ik je heb geschonken. Dan
zal zich een nieuwe levensweg voor je openen, want je zult steeds meer inzien
dat de eigenlijke weg naar Mijn hart gelegen is in het beoefenen van de
naastenliefde.
Hoe meer je
anderen helpt, des te meer zul je zelf geholpen worden. Dan vindt de liefde
haar eigenlijke bezigheid, haar eigenlijke werkterrein; dan werk jij in het
klein, zoals Ik in het groot en zal zich - verheven boven de kleingeestigheden
van het menselijke leven en verheven boven de gebreken van je verdwaalde
medemensen - een hemel vol geluk en zaligheid voor je openen, die jou dan pas
zal tonen hoe wijs en verstandig het van Mij is om grenzen te stellen aan de
liefde, omdat ze alleen op die manier een verspreidster van leven en warmte in
plaats van een vernietigende kracht is geworden.
Nu hebben
jullie weer een boodschap van Mij gekregen, die jullie moet sterken, troosten
en leiden; volg slechts Mijn Vaderlijke vermaningen en de aandrang van jullie
hart, dan zullen jullie ontdekken dat de Vader en Zijn liefde meedoen bij alles
wat jullie willen ondernemen.
Zoals Mijn
hand, almachtig als die is, overal ingrijpt en dat ook moet doen, zo bestuurt
die hand ook het lot van de werelden, geesten en mensen en leidt ze allen naar
het gemeenschappelijke doel - het doel van een toekomstige vereniging in de
liefde, als de band die zich om alles heen slingert en ook jullie harten heeft
toegetrokken naar Mij, jullie hemelse Vader, die jullie hier ook Zijn zegen
geeft. Amen.