Wenken voor het praktisch beoefenen van
de naastenliefde
(ontvangen
van de Heer door C.M.M.,
21
april 1872)
‘Wie Ik
liefheb, pluk en wied Ik’ - zo zei Hij immers Zelf als klein kind in
mensengedaante[1].
- uit een brief aan zuster J.P.,
waarop het volgende antwoord kwam:
O kinderen,
als jullie deze voor jullie zo eenvoudig lijkende woorden zouden kunnen vatten,
zouden jullie van louter liefde voor jullie Vader moeten smelten, en toch
blijft het bij zeer velen enkel bij woorden zonder daden!
Schrijf dus
maar weer een paar woorden van Mij aan je geliefde zuster Johanna - die Ik zeer
lief gekregen heb - met betrekking tot de brief die je van haar hebt ontvangen:
Lief kind!
IJver is weliswaar heel mooi en goed; hij mag echter niet alleen uit woorden en
een wederzijdse briefwisseling bestaan, maar moet metterdaad toegepast worden.
Zo moeten Mijn kinderen bewijzen dat zij degenen zijn, die Ik heb uitverkoren
om Mijn leer niet enkel op papier, maar in hun hart te bewaren en van daaruit
de woorden met daden op te sieren.
‘Waar zou
ik moeten beginnen?’, vroeg ze Mij in haar hart. Als antwoord daarop kan en wil
Ik haar direct een kleine wenk geven, namelijk: ze zou nauwkeurig moeten nagaan
of ze de school van deemoed al voldoende heeft doorlopen; of ze zichzelf in
staat acht om die medemens, die haar beledigt, uit liefde voor Mij en vanuit
Mij als een kleine God lief te hebben (omdat hij ook een goddelijke vonk in
zich draagt), en indien nodig het kwade met goed te vergelden, zelfs wanneer
het opoffering en verloochening van haarzelf kost! Enkel en alleen uit liefde
voor Hem, die onder alle verachting van de wereld uit pure liefde Zijn aardse
leven voor jullie aan het kruis offerde!
Kijk, Mijn
geliefde kinderen moeten eerst de school der deemoed nauwkeurig beproeven; dat
verlang Ik allemaal. Ja, het is niet zo gemakkelijk ‘Mijn kind’ te worden -
alle geneesmiddelen zijn bitter - maar met Mijn hulp overwint de mens alles; en
als de vaste wil daarbij aanwezig is, is Mijn zegen niet afwezig! Dat is de
gift, die Ik haar stuur.
Als jullie
zo gezellig bij elkaar zijn en over jullie liefhebbende Vader zitten te praten,
o, wat is Mijn Vaderhart dan blij! Maar hoe verdrietig moet Ik dan weer
terugkeren, als Mijn kinderen niet voldoende geduld kunnen opbrengen; dan moet
Ik hen verlaten en uit een ander vaatje tappen om hen weer geduldig aan het
oefenen te krijgen.
Dat zijn de
wegen, Mijn kinderen, die Ik jullie toon, om jullie sterk te maken voor de strijd,
om de wedergeboorte van de geest niet mis te lopen.
Span je
allemaal in om in de strijd niet te verliezen, zodat het terugkeren naar Mijn
rijk voor jullie niet verzwaard wordt en jullie met blijdschap aan Mijn
spoedige wederkomst kunnen denken. Onthoudt dat allemaal goed! Met de zegen aan
Mijn kinderen! Amen!