Over het geven van aalmoezen II
(ontvangen
van de Heer door C.M.M.,
24
mei 1871)
Op de
vraag, hoe je zuster zich moet gedragen met betrekking tot het geven van haar
aalmoezen, zeg Ik alleen maar: ze moet het aan haar hart vragen, dan zal ze
daarin het voor haar passende antwoord vinden.
Trage en
luie mensen vetmesten door aalmoezen te geven is echt niet als een verdienste
bij Mij te beschouwen; verdeel het dus op de manier die je hart je zegt en
goede vrienden je aanraden.
Iedereen
moet werken! Dat heb Ik tijdens Mijn rondwandeling op aarde immers ook gedaan,
en dan moet ook elk van Mijn kinderen dat doen, dat zeg Ik tegen jullie
allemaal; want zonder werk wordt iedereen gemakkelijk traag, lui en in staat
tot iedere zonde. Probeer jij dus, Mijn kind, je familieleden te blijven vragen
om goed werk te doen, wat een nog grotere aalmoes is dan geld. Dat zegt je
heilige Vader tegen je, die erg blij is wanneer broeders en zusters zich om
elkaar bekommeren en de een de ander helpt het leed te dragen! De zegen zij met
je; ga door met steeds maar meer Mijn leer in je hart op te nemen, want alleen
daaraan en aan niets anders kan Ik vreugde beleven.
Mijn leer
is Mijn vlees en Mijn bloed: alleen door die leer te volgen kunnen jullie ‘Mijn
gezalfden’ genoemd worden, en op die manier komt het rijk Gods in en bij
jullie! Amen.
Mijn zegen
aan allen, die zich hier iets aan gelegen laten liggen; en vergeet toch niet
dat men die alleen kan ontvangen door Mijn leer op te volgen! Amen.