De liefde

 

(ontvangen van de Heer door G. Mayerhofer,

28 maart 1875)

 

Over de betekenis en de diepte van dit woord heb Ik je al verscheidene dingen gezegd. In bijna ieder woord dat Ik jullie heb gegeven wordt de liefde genoemd, en toch heeft niemand van jullie - om maar niet te spreken van de anderen - in zijn gehele volheid begrepen wat liefde betekent, wat ze is, hoe ze opgevat en praktisch toegepast moet worden; en zo wil Ik jullie dus nu weer een lichtstraal van Mijn liefde zenden, die jullie meer opheldering zal verschaffen over het wezen van de liefde en het nader zal toelichten.

Kijk, Mijn kinderen, het woord ‘liefde’ is snel uitgesproken, en gewoonlijk wordt daarbij aan niets anders gedacht dan aan een onduidelijke voorstelling ervan of aan de zinnelijke of geslachtelijke liefde, zoals jullie die op jullie aarde kennen, bedrijven en helaas maar al te zeer misverstaan en misbruiken.

Niet deze liefde, zoals die bij jullie algemeen gangbaar is, moet de inhoud van deze boodschap zijn, maar  die liefde die Ikzelf vertegenwoordig, die Mijn Ik uitmaakt, die de grondtoon van de hele schepping is, waar alle wetten van het universum op berusten, en die vaak wel in sporadische gevallen als een zwakke lichtstraal door het dikke weefsel van jullie zinnelijke natuur heen schijnt en jullie laat voelen dat er nog een heel ander niveau van gevoelens bestaat, die hier op aarde alleen maar vermoed, deels begrepen, maar nooit helemaal vastgehouden kunnen worden.

Deze liefde, die de hoofdeigenschap van Mijn Ik en als het ware de drager van al het geschapene is - deze liefde heeft geen grenzen en geen einde, is in zichzelf steeds dezelfde, bestendig en volhardend, en alleen door het ware begrip ervan kunnen de twee grondwetten van Mijn geestelijke rijk begrepen en toegepast worden. Want ‘Heb God lief boven alles’ valt alleen te begrijpen als eerst het begrip ‘God’ en vervolgens het begrip ‘liefde’ is vastgesteld, zoals ook de tweede wet: ‘Heb je naaste lief als jezelf’ alleen maar begrepen en in de juiste betekenis toegepast kan worden, als het begrip ‘naaste’ en de ‘liefde voor hem’ in een kader gevat zijn.

Het begrip ‘God’ is bij jullie allemaal zo verschillend, dat het de moeite waard is om in de eerste plaats dit idee op de juiste manier op te vatten, opdat er geen verkeerde voorstellingen tot onjuiste conclusies leiden.

Kijk eens, Mijn kinderen, om het woord ‘God’ en wat dat inhoudt te begrijpen, moeten jullie geheel en al afstand doen van jullie wereldse ideeën; want de gedachte van een God zonder begin en zonder einde is voor een eindig wezen niet te bevatten.

Uit datgene wat er bestaat moeten jullie alleen maar de conclusie trekken dat er boven de materie een groot geestenrijk bestaat, waar wetten van kracht zijn die in de materie hun zichtbare uitdrukking krijgen, maar dat er naast of boven dit onloochenbare feit ook een wetgever moet zijn, die alles zo heeft geregeld, dat menselijk gepieker daarover nooit tot begrijpelijke resultaten kan leiden, omdat de wetten van goddelijke aard zijn en het oordelen daarover van menselijke oorsprong is.

Verder kunnen jullie aan de materie waarnemen dat er, ook al wordt ze opgelost in haar oorspronkelijke elementen, toch niets in ‘niets’ veranderd kan worden; daarom is de materie schijnbaar even onverwoestbaar als het geestelijke, dat daarin aanwezig is en bij iedere stap zijn onsterfelijkheid bewijst.

Door hieruit te concluderen dat het geestelijke oneindig voortduurt en ook dat het nooit een begin heeft gehad, wordt duidelijk het Godsidee enkel vermoed, maar nooit helemaal begrepen kan worden, omdat daar door niet te overschrijden grenzen van het voorstellings- en bevattingsvermogen grenzen aan gesteld worden.

Wanneer het denkbeeld van een God nu bepaald is, dan is natuurlijk de tweede vraag: welke eigenschappen heeft Hij of zal Hij wellicht hebben, voorzover die voor geschapen wezens te begrijpen en te bevatten zijn, en voorzover ze in de zichtbare materie zelf overal uitgedrukt zijn?

Welnu, hier stoten de oplettende waarnemers bij onderzoek overal op een zekere vaderlijke zorgzaamheid, die alles zodanig heeft bedacht en geordend, dat er naast de behoefte van de honger de middelen om die te verzadigen, naast de vrees voor gevaar de reddingsmiddelen aanwezig zijn. Dat leidt natuurlijkerwijze tot de eigenschappen, zoals zelfs de mens die bij de vaderlijke zorgzaamheid in zijn samenleving in engere zin alsook in het dierenleven aantreft; de grondslag daarvan kan natuurlijk geen andere zijn dan ‘liefde’, d.w.z. liefde voor zijn kinderen, die zich bij een Schepper van het universum ook uitdrukt als liefde voor al het geschapene en zelfs al moest bestaan, voordat er werelden werden geschapen, omdat de gedachte immers vooraf moest gaan aan de daad zelf. Nu zijn we weer aangekomen bij het eigenlijke woord ‘liefde’, dat het doel van dit onderricht moet zijn.

De vraag is dus: ‘Van wat voor aard is die liefde, die het hele zichtbare en onzichtbare rijk van het bestaande kon scheppen, en wel op de manier zoals wij de materiële schepping zien en de geestelijke voor een deel vermoeden?’

Om jullie die liefde uit te leggen moet Ik het geestelijke verklaren uit voorbeelden van de zichtbare natuur ofwel het materiële, opdat jullie het beter kunnen bevatten en je gemakkelijker kunnen verheffen tot dat standpunt, van waaruit het mogelijk wordt voldoende overzicht over al het geschapene te krijgen.

Als jullie naar de natuur kijken zal jullie de orde opvallen, waarbij er nergens een sprong, maar overal een geleidelijke overgang van niveau naar niveau, van het ene naar het andere ding bestaat, en dit alleen al toont jullie het eerste belangrijke punt van de liefde, daar waar ze verschijnt, en dat is: de zachtmoedigheid!

De liefde, die in verbinding met de wijsheid een eeuwig voortgaan, een eeuwig stijgen van gevoel naar gevoel teweegbrengt - die liefde wil, juist omdat ze algemeen, alomvattend is, dat iedere overgang geleidelijk is; want liefde geeft de weg tot vooruitgang alleen maar liefhebbend aan, terwijl alleen een strengrechterlijke ernst grote tegenstellingen bijeen zou brengen om zijn doel te bereiken.

Zo hebben de werelden zich geleidelijk aan ontwikkeld van een dampvorm tot stevige lichamen en tot verblijfplaats voor levende wezens. En al kunnen jullie op jullie aarde zelf ook de sporen vinden van grote, massale omwentelingen, toch zijn die omwentelingen langzamerhand voorbereid, en wel op zo’n manier dat zelfs het laatste grote tijdperk van omwenteling niet zo verschrikkelijk was als het jullie toeschijnt.

Zelfs bij de wreed lijkende dood van veel dieren, die voor andere tot voeding moeten dienen, is de dood niet zo wreed als jullie denken, ten eerste omdat het dier de dood zelf niet kent maar alleen wil vluchten voor de pijn, en ten tweede omdat het al bewusteloos is geraakt voordat het opgegeten wordt. Ja, veel dieren hebben zelfs in hun vernietigingswapens een soort vergif, alleen ten behoeve van hun prooi, dat die prooi reeds bij de eerste aanraking bewusteloos maakt, waarna het proces van het opgaan in andere organismen willoos en pijnloos plaatsvindt.

Zachtmoedigheid is een groot beginsel van de liefde, omdat de liefde niets slechts, niets hards wil. Daarom kunnen jullie zelfs bij andere voorwerpen opmerken hoe bijvoorbeeld de kleuren van de regenboog geleidelijk in elkaar overgaan, of hoe de tonen van harmonie geleidelijk in elkaar overvloeien, het hart en het gevoel langzaam van niveau naar niveau hoger trekkend - en hoe het inslapen, zelfs de dood een zelfbewust mens langzaam naar het geestenrijk voert, waar hij zijn levensloop als geest zal aanvangen zoals hij die als mens heeft beëindigd.

Bij de zachtmoedigheid voegt zich nog de zorg voor het geestelijke en lichamelijke welzijn, waardoor ervoor gezorgd is dat het dier instinctief zijn voedsel vindt, dat tegelijkertijd dient als voorbereiding op zijn overgang naar hogere niveaus; bij de mens zijn het zijn hogere inzicht en zijn verstand die hem helpen om te bedenken en te ontdekken wat voor zijn tijdelijke leven noodzakelijk is, met de bedoeling dat hij zich vervolgens meer aan het geestelijke kan wijden.

Behalve deze eigenschappen heeft de liefde ook nog de eigenschap van bestendigheid. Alles wat de liefde schiep, schiep ze zodanig, dat de daad van het scheppen slechts eenmaal nodig was en het latere in stand houden ervan reeds in de kiem was vastgelegd, waardoor het karakter van ieder ding of wezen, namelijk wat het moest zijn of ooit moest worden, was aangegeven!

Zo zien jullie in de hele schepping, waar jullie je blik ook maar op richten of jullie onderzoekende geest binnendringt, dat liefde de belangrijkste grondgedachte was, en wel liefde voor alles in gelijke mate, die de grote kosmische zonnen evengoed hun baan wees als de kleinste worm de weg, die hij moet doorlopen om zijn missie als worm te vervullen en als voedsel te dienen voor een ander dier, als basis voor diens bestaan.

Mijn liefde is dus algemeen, alomvattend, ze kent geen onderscheid, geen omstandigheid van rang of geboorte, precies tegenovergesteld aan jullie opvattingen. Mijn liefde schiep werelden en wezens, maar niet om over hen te heersen - de gedachte om te heersen was verre van Mij - maar Mijn liefde schiep wezens om van die wezens hun eigen liefde, al naargelang de mate van hun inzicht, weer terug te ontvangen.

Mijn liefde heeft alles geschapen om vanuit het geschapene, door hen kennis daarvan te laten nemen, de liefde van de met geest begiftigde mensen terug te winnen, opdat ze op alle werelden door het geschapene hun Schepper eerst zullen leren kennen en Hem daarna leren liefhebben; want de liefde wil alleen wederliefde, maar geen slaafs buigen voor macht.

Mijn liefde heeft alle geesten en mensen vrij geschapen, met een vrije wil, omdat ze zonder dwang naar Mij terug moesten keren, van wie ze waren uitgegaan. Ook daarom voert Mijn liefde de banier van zachtmoedigheid en verdraagzaamheid, namelijk omdat datgene, wat vrij geschapen is, ook kan dwalen; alleen door zich te vergissen kan en moet het zijn eigen waardigheid zelfstandig terugwinnen. De liefde, die een geest uit God is, wil namelijk alleen zelfstandige, vergeestelijkte wezens om zich heen hebben, die hun overwinning hebben bevochten en aan wie niet tijdens de slaap alle zaligheden ten deel zouden vallen, zonder inspanning en zonder strijd.

Mijn liefde was en is dus de liefde van een Vader, die Zijn kinderen liefheeft en hun ook vergeeft, als ze buiten hun wil dikwijls tegen de wetten van hun liefhebbende Vader gezondigd hebben.

Dit heb Ik jullie allemaal laten schrijven met de bedoeling dat jullie van je kastementaliteit zullen afstappen, en dat niet iedereen denkt dat hij beter is dan iemand anders, voor wie door geboorte en omstandigheden een ondergeschikte positie is ingeruimd.

Men kan Mij als God alleen maar van ganser harte liefhebben wanneer men Mijn eigenschappen heeft begrepen en in Mijn zichtbare natuur die eigenschappen uitgedrukt ziet, die een God waardig zijn.

De mens kan God alleen maar boven alles liefhebben, wanneer hij heeft begrepen hoe God, hoog verheven boven al het geschapene, die eigenschappen vertegenwoordigt, die de hoogste geestesadel uitmaken en waarbij wel een voortdurend naderen, maar het bereiken nooit mogelijk is.

Wat de naastenliefde betreft: die ontspringt in eerste instantie uit de goddelijke liefde, en voert daar ook weer naar terug; want alleen degene die ten eerste het begrip ‘wie zijn naaste is’ en ten tweede in hoeverre de eigenliefde als maatstaf voor de naastenliefde moet dienen helemaal heeft begrepen, kan daarna zijn naaste als zichzelf liefhebben en door die liefde zijn God indirect bewijzen dat hij de wetten van de liefde heeft begrepen en uit liefde voor God de naastenliefde in de meest ruime zin vrij wil beoefenen.

Hierboven heb Ik jullie al aangetoond dat heerszuchtige gedachten steeds verre van Mij waren en zijn, en dit bewijs leidt tot de naastenliefde. Want alleen wanneer jullie erkennen dat alle mensen zusters en broeders zijn, zoals Ik hen als Mijn kinderen beschouw, komen in jullie hart de zachtmoedigheid en verdraagzaamheid naar voren, doordat jullie ten eerste de gebreken van anderen lichter beoordelen en ten tweede doordat jullie je naaste alleen maar goed willen doen; want liefde, zowel in het groot als individueel, wil alleen maar gelukkig maken en nooit te schande maken, ook al zou ze het recht daartoe hebben.

De naastenliefde moet dus de ladder zijn waarlangs de mens omhoog klimt en zo de liefde voor God bereikt; en God als Heer van het universum verdient dat en mag dat ook verlangen, temeer omdat er zelfs op jullie kleine aarde historische bewijzen voorhanden zijn van wat Hij persoonlijk voor jullie mensen alsook voor Zijn hele geestenrijk heeft gedaan.

Dit is de liefde waartoe jullie je allemaal moeten kunnen verheffen - de liefde waarvan Ik jullie tijdens Mijn leven op aarde bewijzen genoeg heb geleverd dat ze algemeen is en de hele mensheid omvat, en niemand boven Mij en niemand beneden Mij kende, maar alles voor allen wilde zijn: Vader, Broeder, Zoon!

Zo moeten jullie Mijn woorden van destijds verstaan: ‘Heb ook jullie vijanden lief’ of: ‘Als iemand jullie rok wil hebben, geef hem dan ook je mantel’ of, zoals Ik nog aan het kruis uitriep: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen!’

Als jullie Mijn kinderen willen worden moet deze algemene liefde voor al het geschapene jullie doorgloeien, en jullie eigenliefde, die Ik tot maatstaf voor de naastenliefde heb gesteld, moet zodanig ingericht zijn dat jullie alleen dingen voor jezelf willen die rechtvaardig zijn en jullie menselijke waardigheid niet kwetsen; het is namelijk zo dat jullie je naaste alleen het goede moeten geven, maar niet bijvoorbeeld een apenliefde voor het lichaam ook op anderen willen overdragen - wat de fout van veel moeders is, waardoor ze hun kinderen verwennen en misleiden en daar alleen maar iets slechts in plaats van iets goeds mee aanrichten.

 

Verheven boven alle kleine verschillen in rang en geboorte, verheven boven alle menselijke zwakheden - zo moet jullie liefde, gelijk aan die van Mij, er steeds op bedacht zijn om goed te doen, lijden te verzachten, te troosten en te helpen, zoals ook Ik - naast Mijn grote geestenrijk en kosmische stelsels - het kleinste dier niet vergeet, maar voor de kleinste worm en de grootste engelengeest dezelfde Schepper en liefhebbende Vader ben.

Zo, verheven boven de menselijke vooroordelen, moet jullie liefde graad na graad naar Mij omhoog stijgen, jullie eigen geest en ziel veredelend, en de naastenliefde in puur geestelijke zin beoefenen; want als ze op die manier beoefend wordt is ze de ware liefde voor God, zoals die door iedereen gevoeld en ook opgevat zou moeten worden.

Er zijn weliswaar momenten in jullie beproevingsleven dat jullie een straal van die kosmopolitische liefde voelen, hoewel maar voor een korte tijd, wanneer een grote gedachte van algemeen welzijn van de mensheid door jullie heen trekt: en wat brengen jullie niet veel aangename uren door, wanneer jullie iemand hebben gevonden om lief te hebben en daar alles, bloed en leven, aan willen geven en jullie hele bezit aan de voeten ervan zouden willen neerleggen, alleen om daar met een blik van liefde voor beloond te worden!

Kijk, aan zulke gelukzalige momenten ligt de grote liefde ten grondslag, die Mij ertoe bracht het grote universum te scheppen en het te bevolken met wezens die liefde en leven voelen, maar die - geschapen uit liefde als ze zijn - elkaar alleen door de band van de liefde moeten tegemoetkomen en aan elkaar geketend moeten zijn.

Zulke momenten zijn stralen van die naastenliefde, zoals Ik die voor alles voel, die nooit wankelt en steeds dezelfde is, namelijk omdat degene die waarachtig en geestelijk liefheeft, zoals Ik dat doe, voor Mij ook een broeder, Mijn naaste is!

Het is alleen de innigheid van die liefde die jullie moeite kost om vast te houden, omdat steeds aardse, sociale omstandigheden jullie geestelijke blik vertroebelen, en daarom lukt het jullie alleen maar voor enkele ogenblikken om gevoelens vast te houden, die ooit diep in jullie hart zijn gelegd om daar blijvend hun intrek te nemen.

 

De mens, zoals Ik hem schiep, was heel anders dan zoals jullie nu zijn; de hele natuur gehoorzaamde hem, hij kende enkel de heerschappij van de liefde, en haat moest ver van hem blijven. Slechts één gebod gaf Ik hem om zijn gehoorzaamheid te beproeven, en aan dit ene gebod hield hij zich niet; hij verjoeg zichzelf uit het paradijs van de algemene liefde en moest zich toen hoofdzakelijk tevreden stellen met de geslachtelijke, zinnelijk liefde, die hem geleidelijk aan zozeer naar beneden trok, dat hij afzakte naar het standpunt, waar jullie nu staan, waar hij zich reeds van al het heilige, al het geestelijke heeft ontdaan en alleen maar meer zijn dierlijke behoeften dan de geestelijke behoeften van zijn ik najaagt.

En wat zal hij zijn in de andere wereld, wanneer hij deze heeft verlaten? Het antwoord is heel eenvoudig, en luidt: ‘Datgene, wat hij hier van zichzelf heeft gemaakt!’

 

Daarom: ‘Verhef je!’ Velen van jullie staan al aan de rand van hun leven - kort is de tijd die nog rest om te verbeteren wat jaren hebben verspild. De tijd staat niet stil, ze vliegt; met iedere hartslag gaat er een seconde over in de eeuwigheid, waar ze nooit meer uit terugkeert en jullie ook nooit meer terugbrengt wat jullie in die minuut of seconde hebben gedaan of verzuimd! Bedenk wel: het zijn belangrijke woorden die Ik tot jullie spreek; verhef je uit jullie aangeboren dwalingen van ongelijkheid, strijd om de voorrang en het willen heersen. Verhef je naar het standpunt waar Ik als Meester sta, omgeven door zalige engelengeesten die Mij allemaal prijzen, liefhebben en Hosanna toezingen, omdat Ik Degene ben die Ik moet zijn, d.w.z. de liefhebbende Vader, die enkel uit liefde de kosmos en het geestenrijk heeft geschapen, om liefde terug te ontvangen. Echter geen eenzijdige liefde, ook niet enkel in momenten van geestvervoering, maar duurzame, constante liefde, die steeds Mijn eigen liefde als ideaal voor ogen heeft en op die manier Mijn troon kan naderen, waar - zoals Ik eens gezegd heb - zaligheden voor haar bewaard worden, die geen oog van een mens ooit heeft gezien noch een menselijk oor ooit heeft gehoord.

 

De bedoeling van deze boodschap is jullie uit je dromerige slaap te wekken, opdat jullie niet denken, wanneer jullie een arme iets van je overvloed hebben gegeven, dat jullie dan al een God-weet-hoe-groot offer hebben gebracht; dat is nog lang geen naastenliefde of liefde voor God.

Mijn naastenliefde staat nog veel hoger, want ze strekt zich ook uit tot de niet met verstand begiftigde wezens die onder Mij staan.

Wees tegenover dieren even zachtmoedig en geduldig als tegenover jullie naasten. Want weet: daar, waar jullie niet achtervolgd worden door politiewetten en waar jullie vrij en zonder dwang kunnen handelen, dáár laten jullie zien wat voor mentaliteit jullie hebben.

Tegen de wetten van de regering zondigen jullie niet, omdat jullie bang zijn voor haar zeer snelle straffen; maar tegen Mijn liefdeswetten durven jullie honderd en duizend maal te zondigen, omdat jullie Mij niet zien, aangezien Ik niet direct als een straffende rechter optreedt en jullie tuchtig, omdat Ik de God van liefde en niet die van toorn ben. Maar het meest straffen jullie jezelf door een dergelijke handelwijze, doordat jullie je ziel en geest naar beneden trekken in de modder van de hartstochten en jezelf dikwijls gelijkstellen aan dieren zonder verstand - terwijl jullie toch met heel andere eigenschappen zijn toegerust en je anders zouden moeten gedragen, namelijk als heer van de zichtbare wereld, om waardige burgers van Mijn geestelijke wereld en bovendien Mijn kinderen te worden.

Dat laatste wordt niet zo gemakkelijk verkregen als jullie denken. Zoals Ik Zelf heb laten zien zijn daar opofferingsgezindheid en een groot menselijkheidsgevoel voor nodig, en een blik die constant gericht is op Degene, die jullie deze boodschap en nog veel meer heeft gegeven om jullie te bestempelen tot datgene wat jullie allemaal toch graag willen zijn en worden, namelijk Mijn kinderen!

 

Voordat Ik echter iemand die titel verleen, moet hij toch op zijn minst voor een deel Mijn eigenschappen nastreven en zich die eigen maken, zoveel hem tijdens zijn korte levensreis maar mogelijk is, opdat Ik hem daarna, als hij in het geestenrijk aangekomen is, Mijn helpende hand kan reiken en zijn verdere vooruitgang mogelijk kan maken.

 

In de hele kosmos heb Ik wetten van de liefde ingesteld, volgens welke alles geschapen werd, alles bestaat, zichzelf in stand houdt en vervolmaakt; het zijn wetten van de liefde, die de basis van alle geestelijke wezens vormen en het zijn wetten van de liefde die jullie mensen edeler maken, vergeestelijken en dichter bij Mij kunnen brengen. Deze wetten zijn onveranderlijk, evenals Ikzelf; wie daartegenover in gebreke blijft, straft alleen zichzelf, doordat hij het voortgaan voor zichzelf zwaarder maakt en in omstandigheden terechtkomt die niet altijd de prettigste zijn. En Ik, als liefhebbende Vader, wil jullie van tevoren de weg tonen en jullie op die manier veel moeite en werk besparen, met de bedoeling dat deze wetten geen dwingende wetten voor jullie zullen worden, maar opdat jullie spelend en genietend het pad zullen gaan dat Ik voor iedereen heb bepaald, die Mij, Mijn schepping en Mijn liefdeswetten hebben leren begrijpen en in zich op hebben leren nemen! Amen!

De liefde

 

(ontvangen van de Heer door G. Mayerhofer,

28 maart 1875)

 

Over de betekenis en de diepte van dit woord heb Ik je al verscheidene dingen gezegd. In bijna ieder woord dat Ik jullie heb gegeven wordt de liefde genoemd, en toch heeft niemand van jullie - om maar niet te spreken van de anderen - in zijn gehele volheid begrepen wat liefde betekent, wat ze is, hoe ze opgevat en praktisch toegepast moet worden; en zo wil Ik jullie dus nu weer een lichtstraal van Mijn liefde zenden, die jullie meer opheldering zal verschaffen over het wezen van de liefde en het nader zal toelichten.

Kijk, Mijn kinderen, het woord ‘liefde’ is snel uitgesproken, en gewoonlijk wordt daarbij aan niets anders gedacht dan aan een onduidelijke voorstelling ervan of aan de zinnelijke of geslachtelijke liefde, zoals jullie die op jullie aarde kennen, bedrijven en helaas maar al te zeer misverstaan en misbruiken.

Niet deze liefde, zoals die bij jullie algemeen gangbaar is, moet de inhoud van deze boodschap zijn, maar  die liefde die Ikzelf vertegenwoordig, die Mijn Ik uitmaakt, die de grondtoon van de hele schepping is, waar alle wetten van het universum op berusten, en die vaak wel in sporadische gevallen als een zwakke lichtstraal door het dikke weefsel van jullie zinnelijke natuur heen schijnt en jullie laat voelen dat er nog een heel ander niveau van gevoelens bestaat, die hier op aarde alleen maar vermoed, deels begrepen, maar nooit helemaal vastgehouden kunnen worden.

Deze liefde, die de hoofdeigenschap van Mijn Ik en als het ware de drager van al het geschapene is - deze liefde heeft geen grenzen en geen einde, is in zichzelf steeds dezelfde, bestendig en volhardend, en alleen door het ware begrip ervan kunnen de twee grondwetten van Mijn geestelijke rijk begrepen en toegepast worden. Want ‘Heb God lief boven alles’ valt alleen te begrijpen als eerst het begrip ‘God’ en vervolgens het begrip ‘liefde’ is vastgesteld, zoals ook de tweede wet: ‘Heb je naaste lief als jezelf’ alleen maar begrepen en in de juiste betekenis toegepast kan worden, als het begrip ‘naaste’ en de ‘liefde voor hem’ in een kader gevat zijn.

Het begrip ‘God’ is bij jullie allemaal zo verschillend, dat het de moeite waard is om in de eerste plaats dit idee op de juiste manier op te vatten, opdat er geen verkeerde voorstellingen tot onjuiste conclusies leiden.

Kijk eens, Mijn kinderen, om het woord ‘God’ en wat dat inhoudt te begrijpen, moeten jullie geheel en al afstand doen van jullie wereldse ideeën; want de gedachte van een God zonder begin en zonder einde is voor een eindig wezen niet te bevatten.

Uit datgene wat er bestaat moeten jullie alleen maar de conclusie trekken dat er boven de materie een groot geestenrijk bestaat, waar wetten van kracht zijn die in de materie hun zichtbare uitdrukking krijgen, maar dat er naast of boven dit onloochenbare feit ook een wetgever moet zijn, die alles zo heeft geregeld, dat menselijk gepieker daarover nooit tot begrijpelijke resultaten kan leiden, omdat de wetten van goddelijke aard zijn en het oordelen daarover van menselijke oorsprong is.

Verder kunnen jullie aan de materie waarnemen dat er, ook al wordt ze opgelost in haar oorspronkelijke elementen, toch niets in ‘niets’ veranderd kan worden; daarom is de materie schijnbaar even onverwoestbaar als het geestelijke, dat daarin aanwezig is en bij iedere stap zijn onsterfelijkheid bewijst.

Door hieruit te concluderen dat het geestelijke oneindig voortduurt en ook dat het nooit een begin heeft gehad, wordt duidelijk het Godsidee enkel vermoed, maar nooit helemaal begrepen kan worden, omdat daar door niet te overschrijden grenzen van het voorstellings- en bevattingsvermogen grenzen aan gesteld worden.

Wanneer het denkbeeld van een God nu bepaald is, dan is natuurlijk de tweede vraag: welke eigenschappen heeft Hij of zal Hij wellicht hebben, voorzover die voor geschapen wezens te begrijpen en te bevatten zijn, en voorzover ze in de zichtbare materie zelf overal uitgedrukt zijn?

Welnu, hier stoten de oplettende waarnemers bij onderzoek overal op een zekere vaderlijke zorgzaamheid, die alles zodanig heeft bedacht en geordend, dat er naast de behoefte van de honger de middelen om die te verzadigen, naast de vrees voor gevaar de reddingsmiddelen aanwezig zijn. Dat leidt natuurlijkerwijze tot de eigenschappen, zoals zelfs de mens die bij de vaderlijke zorgzaamheid in zijn samenleving in engere zin alsook in het dierenleven aantreft; de grondslag daarvan kan natuurlijk geen andere zijn dan ‘liefde’, d.w.z. liefde voor zijn kinderen, die zich bij een Schepper van het universum ook uitdrukt als liefde voor al het geschapene en zelfs al moest bestaan, voordat er werelden werden geschapen, omdat de gedachte immers vooraf moest gaan aan de daad zelf. Nu zijn we weer aangekomen bij het eigenlijke woord ‘liefde’, dat het doel van dit onderricht moet zijn.

De vraag is dus: ‘Van wat voor aard is die liefde, die het hele zichtbare en onzichtbare rijk van het bestaande kon scheppen, en wel op de manier zoals wij de materiële schepping zien en de geestelijke voor een deel vermoeden?’

Om jullie die liefde uit te leggen moet Ik het geestelijke verklaren uit voorbeelden van de zichtbare natuur ofwel het materiële, opdat jullie het beter kunnen bevatten en je gemakkelijker kunnen verheffen tot dat standpunt, van waaruit het mogelijk wordt voldoende overzicht over al het geschapene te krijgen.

Als jullie naar de natuur kijken zal jullie de orde opvallen, waarbij er nergens een sprong, maar overal een geleidelijke overgang van niveau naar niveau, van het ene naar het andere ding bestaat, en dit alleen al toont jullie het eerste belangrijke punt van de liefde, daar waar ze verschijnt, en dat is: de zachtmoedigheid!

De liefde, die in verbinding met de wijsheid een eeuwig voortgaan, een eeuwig stijgen van gevoel naar gevoel teweegbrengt - die liefde wil, juist omdat ze algemeen, alomvattend is, dat iedere overgang geleidelijk is; want liefde geeft de weg tot vooruitgang alleen maar liefhebbend aan, terwijl alleen een strengrechterlijke ernst grote tegenstellingen bijeen zou brengen om zijn doel te bereiken.

Zo hebben de werelden zich geleidelijk aan ontwikkeld van een dampvorm tot stevige lichamen en tot verblijfplaats voor levende wezens. En al kunnen jullie op jullie aarde zelf ook de sporen vinden van grote, massale omwentelingen, toch zijn die omwentelingen langzamerhand voorbereid, en wel op zo’n manier dat zelfs het laatste grote tijdperk van omwenteling niet zo verschrikkelijk was als het jullie toeschijnt.

Zelfs bij de wreed lijkende dood van veel dieren, die voor andere tot voeding moeten dienen, is de dood niet zo wreed als jullie denken, ten eerste omdat het dier de dood zelf niet kent maar alleen wil vluchten voor de pijn, en ten tweede omdat het al bewusteloos is geraakt voordat het opgegeten wordt. Ja, veel dieren hebben zelfs in hun vernietigingswapens een soort vergif, alleen ten behoeve van hun prooi, dat die prooi reeds bij de eerste aanraking bewusteloos maakt, waarna het proces van het opgaan in andere organismen willoos en pijnloos plaatsvindt.

Zachtmoedigheid is een groot beginsel van de liefde, omdat de liefde niets slechts, niets hards wil. Daarom kunnen jullie zelfs bij andere voorwerpen opmerken hoe bijvoorbeeld de kleuren van de regenboog geleidelijk in elkaar overgaan, of hoe de tonen van harmonie geleidelijk in elkaar overvloeien, het hart en het gevoel langzaam van niveau naar niveau hoger trekkend - en hoe het inslapen, zelfs de dood een zelfbewust mens langzaam naar het geestenrijk voert, waar hij zijn levensloop als geest zal aanvangen zoals hij die als mens heeft beëindigd.

Bij de zachtmoedigheid voegt zich nog de zorg voor het geestelijke en lichamelijke welzijn, waardoor ervoor gezorgd is dat het dier instinctief zijn voedsel vindt, dat tegelijkertijd dient als voorbereiding op zijn overgang naar hogere niveaus; bij de mens zijn het zijn hogere inzicht en zijn verstand die hem helpen om te bedenken en te ontdekken wat voor zijn tijdelijke leven noodzakelijk is, met de bedoeling dat hij zich vervolgens meer aan het geestelijke kan wijden.

Behalve deze eigenschappen heeft de liefde ook nog de eigenschap van bestendigheid. Alles wat de liefde schiep, schiep ze zodanig, dat de daad van het scheppen slechts eenmaal nodig was en het latere in stand houden ervan reeds in de kiem was vastgelegd, waardoor het karakter van ieder ding of wezen, namelijk wat het moest zijn of ooit moest worden, was aangegeven!

Zo zien jullie in de hele schepping, waar jullie je blik ook maar op richten of jullie onderzoekende geest binnendringt, dat liefde de belangrijkste grondgedachte was, en wel liefde voor alles in gelijke mate, die de grote kosmische zonnen evengoed hun baan wees als de kleinste worm de weg, die hij moet doorlopen om zijn missie als worm te vervullen en als voedsel te dienen voor een ander dier, als basis voor diens bestaan.

Mijn liefde is dus algemeen, alomvattend, ze kent geen onderscheid, geen omstandigheid van rang of geboorte, precies tegenovergesteld aan jullie opvattingen. Mijn liefde schiep werelden en wezens, maar niet om over hen te heersen - de gedachte om te heersen was verre van Mij - maar Mijn liefde schiep wezens om van die wezens hun eigen liefde, al naargelang de mate van hun inzicht, weer terug te ontvangen.

Mijn liefde heeft alles geschapen om vanuit het geschapene, door hen kennis daarvan te laten nemen, de liefde van de met geest begiftigde mensen terug te winnen, opdat ze op alle werelden door het geschapene hun Schepper eerst zullen leren kennen en Hem daarna leren liefhebben; want de liefde wil alleen wederliefde, maar geen slaafs buigen voor macht.

Mijn liefde heeft alle geesten en mensen vrij geschapen, met een vrije wil, omdat ze zonder dwang naar Mij terug moesten keren, van wie ze waren uitgegaan. Ook daarom voert Mijn liefde de banier van zachtmoedigheid en verdraagzaamheid, namelijk omdat datgene, wat vrij geschapen is, ook kan dwalen; alleen door zich te vergissen kan en moet het zijn eigen waardigheid zelfstandig terugwinnen. De liefde, die een geest uit God is, wil namelijk alleen zelfstandige, vergeestelijkte wezens om zich heen hebben, die hun overwinning hebben bevochten en aan wie niet tijdens de slaap alle zaligheden ten deel zouden vallen, zonder inspanning en zonder strijd.

Mijn liefde was en is dus de liefde van een Vader, die Zijn kinderen liefheeft en hun ook vergeeft, als ze buiten hun wil dikwijls tegen de wetten van hun liefhebbende Vader gezondigd hebben.

Dit heb Ik jullie allemaal laten schrijven met de bedoeling dat jullie van je kastementaliteit zullen afstappen, en dat niet iedereen denkt dat hij beter is dan iemand anders, voor wie door geboorte en omstandigheden een ondergeschikte positie is ingeruimd.

Men kan Mij als God alleen maar van ganser harte liefhebben wanneer men Mijn eigenschappen heeft begrepen en in Mijn zichtbare natuur die eigenschappen uitgedrukt ziet, die een God waardig zijn.

De mens kan God alleen maar boven alles liefhebben, wanneer hij heeft begrepen hoe God, hoog verheven boven al het geschapene, die eigenschappen vertegenwoordigt, die de hoogste geestesadel uitmaken en waarbij wel een voortdurend naderen, maar het bereiken nooit mogelijk is.

Wat de naastenliefde betreft: die ontspringt in eerste instantie uit de goddelijke liefde, en voert daar ook weer naar terug; want alleen degene die ten eerste het begrip ‘wie zijn naaste is’ en ten tweede in hoeverre de eigenliefde als maatstaf voor de naastenliefde moet dienen helemaal heeft begrepen, kan daarna zijn naaste als zichzelf liefhebben en door die liefde zijn God indirect bewijzen dat hij de wetten van de liefde heeft begrepen en uit liefde voor God de naastenliefde in de meest ruime zin vrij wil beoefenen.

Hierboven heb Ik jullie al aangetoond dat heerszuchtige gedachten steeds verre van Mij waren en zijn, en dit bewijs leidt tot de naastenliefde. Want alleen wanneer jullie erkennen dat alle mensen zusters en broeders zijn, zoals Ik hen als Mijn kinderen beschouw, komen in jullie hart de zachtmoedigheid en verdraagzaamheid naar voren, doordat jullie ten eerste de gebreken van anderen lichter beoordelen en ten tweede doordat jullie je naaste alleen maar goed willen doen; want liefde, zowel in het groot als individueel, wil alleen maar gelukkig maken en nooit te schande maken, ook al zou ze het recht daartoe hebben.

De naastenliefde moet dus de ladder zijn waarlangs de mens omhoog klimt en zo de liefde voor God bereikt; en God als Heer van het universum verdient dat en mag dat ook verlangen, temeer omdat er zelfs op jullie kleine aarde historische bewijzen voorhanden zijn van wat Hij persoonlijk voor jullie mensen alsook voor Zijn hele geestenrijk heeft gedaan.

Dit is de liefde waartoe jullie je allemaal moeten kunnen verheffen - de liefde waarvan Ik jullie tijdens Mijn leven op aarde bewijzen genoeg heb geleverd dat ze algemeen is en de hele mensheid omvat, en niemand boven Mij en niemand beneden Mij kende, maar alles voor allen wilde zijn: Vader, Broeder, Zoon!

Zo moeten jullie Mijn woorden van destijds verstaan: ‘Heb ook jullie vijanden lief’ of: ‘Als iemand jullie rok wil hebben, geef hem dan ook je mantel’ of, zoals Ik nog aan het kruis uitriep: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen!’

Als jullie Mijn kinderen willen worden moet deze algemene liefde voor al het geschapene jullie doorgloeien, en jullie eigenliefde, die Ik tot maatstaf voor de naastenliefde heb gesteld, moet zodanig ingericht zijn dat jullie alleen dingen voor jezelf willen die rechtvaardig zijn en jullie menselijke waardigheid niet kwetsen; het is namelijk zo dat jullie je naaste alleen het goede moeten geven, maar niet bijvoorbeeld een apenliefde voor het lichaam ook op anderen willen overdragen - wat de fout van veel moeders is, waardoor ze hun kinderen verwennen en misleiden en daar alleen maar iets slechts in plaats van iets goeds mee aanrichten.

 

Verheven boven alle kleine verschillen in rang en geboorte, verheven boven alle menselijke zwakheden - zo moet jullie liefde, gelijk aan die van Mij, er steeds op bedacht zijn om goed te doen, lijden te verzachten, te troosten en te helpen, zoals ook Ik - naast Mijn grote geestenrijk en kosmische stelsels - het kleinste dier niet vergeet, maar voor de kleinste worm en de grootste engelengeest dezelfde Schepper en liefhebbende Vader ben.

Zo, verheven boven de menselijke vooroordelen, moet jullie liefde graad na graad naar Mij omhoog stijgen, jullie eigen geest en ziel veredelend, en de naastenliefde in puur geestelijke zin beoefenen; want als ze op die manier beoefend wordt is ze de ware liefde voor God, zoals die door iedereen gevoeld en ook opgevat zou moeten worden.

Er zijn weliswaar momenten in jullie beproevingsleven dat jullie een straal van die kosmopolitische liefde voelen, hoewel maar voor een korte tijd, wanneer een grote gedachte van algemeen welzijn van de mensheid door jullie heen trekt: en wat brengen jullie niet veel aangename uren door, wanneer jullie iemand hebben gevonden om lief te hebben en daar alles, bloed en leven, aan willen geven en jullie hele bezit aan de voeten ervan zouden willen neerleggen, alleen om daar met een blik van liefde voor beloond te worden!

Kijk, aan zulke gelukzalige momenten ligt de grote liefde ten grondslag, die Mij ertoe bracht het grote universum te scheppen en het te bevolken met wezens die liefde en leven voelen, maar die - geschapen uit liefde als ze zijn - elkaar alleen door de band van de liefde moeten tegemoetkomen en aan elkaar geketend moeten zijn.

Zulke momenten zijn stralen van die naastenliefde, zoals Ik die voor alles voel, die nooit wankelt en steeds dezelfde is, namelijk omdat degene die waarachtig en geestelijk liefheeft, zoals Ik dat doe, voor Mij ook een broeder, Mijn naaste is!

Het is alleen de innigheid van die liefde die jullie moeite kost om vast te houden, omdat steeds aardse, sociale omstandigheden jullie geestelijke blik vertroebelen, en daarom lukt het jullie alleen maar voor enkele ogenblikken om gevoelens vast te houden, die ooit diep in jullie hart zijn gelegd om daar blijvend hun intrek te nemen.

 

De mens, zoals Ik hem schiep, was heel anders dan zoals jullie nu zijn; de hele natuur gehoorzaamde hem, hij kende enkel de heerschappij van de liefde, en haat moest ver van hem blijven. Slechts één gebod gaf Ik hem om zijn gehoorzaamheid te beproeven, en aan dit ene gebod hield hij zich niet; hij verjoeg zichzelf uit het paradijs van de algemene liefde en moest zich toen hoofdzakelijk tevreden stellen met de geslachtelijke, zinnelijk liefde, die hem geleidelijk aan zozeer naar beneden trok, dat hij afzakte naar het standpunt, waar jullie nu staan, waar hij zich reeds van al het heilige, al het geestelijke heeft ontdaan en alleen maar meer zijn dierlijke behoeften dan de geestelijke behoeften van zijn ik najaagt.

En wat zal hij zijn in de andere wereld, wanneer hij deze heeft verlaten? Het antwoord is heel eenvoudig, en luidt: ‘Datgene, wat hij hier van zichzelf heeft gemaakt!’

 

Daarom: ‘Verhef je!’ Velen van jullie staan al aan de rand van hun leven - kort is de tijd die nog rest om te verbeteren wat jaren hebben verspild. De tijd staat niet stil, ze vliegt; met iedere hartslag gaat er een seconde over in de eeuwigheid, waar ze nooit meer uit terugkeert en jullie ook nooit meer terugbrengt wat jullie in die minuut of seconde hebben gedaan of verzuimd! Bedenk wel: het zijn belangrijke woorden die Ik tot jullie spreek; verhef je uit jullie aangeboren dwalingen van ongelijkheid, strijd om de voorrang en het willen heersen. Verhef je naar het standpunt waar Ik als Meester sta, omgeven door zalige engelengeesten die Mij allemaal prijzen, liefhebben en Hosanna toezingen, omdat Ik Degene ben die Ik moet zijn, d.w.z. de liefhebbende Vader, die enkel uit liefde de kosmos en het geestenrijk heeft geschapen, om liefde terug te ontvangen. Echter geen eenzijdige liefde, ook niet enkel in momenten van geestvervoering, maar duurzame, constante liefde, die steeds Mijn eigen liefde als ideaal voor ogen heeft en op die manier Mijn troon kan naderen, waar - zoals Ik eens gezegd heb - zaligheden voor haar bewaard worden, die geen oog van een mens ooit heeft gezien noch een menselijk oor ooit heeft gehoord.

 

De bedoeling van deze boodschap is jullie uit je dromerige slaap te wekken, opdat jullie niet denken, wanneer jullie een arme iets van je overvloed hebben gegeven, dat jullie dan al een God-weet-hoe-groot offer hebben gebracht; dat is nog lang geen naastenliefde of liefde voor God.

Mijn naastenliefde staat nog veel hoger, want ze strekt zich ook uit tot de niet met verstand begiftigde wezens die onder Mij staan.

Wees tegenover dieren even zachtmoedig en geduldig als tegenover jullie naasten. Want weet: daar, waar jullie niet achtervolgd worden door politiewetten en waar jullie vrij en zonder dwang kunnen handelen, dáár laten jullie zien wat voor mentaliteit jullie hebben.

Tegen de wetten van de regering zondigen jullie niet, omdat jullie bang zijn voor haar zeer snelle straffen; maar tegen Mijn liefdeswetten durven jullie honderd en duizend maal te zondigen, omdat jullie Mij niet zien, aangezien Ik niet direct als een straffende rechter optreedt en jullie tuchtig, omdat Ik de God van liefde en niet die van toorn ben. Maar het meest straffen jullie jezelf door een dergelijke handelwijze, doordat jullie je ziel en geest naar beneden trekken in de modder van de hartstochten en jezelf dikwijls gelijkstellen aan dieren zonder verstand - terwijl jullie toch met heel andere eigenschappen zijn toegerust en je anders zouden moeten gedragen, namelijk als heer van de zichtbare wereld, om waardige burgers van Mijn geestelijke wereld en bovendien Mijn kinderen te worden.

Dat laatste wordt niet zo gemakkelijk verkregen als jullie denken. Zoals Ik Zelf heb laten zien zijn daar opofferingsgezindheid en een groot menselijkheidsgevoel voor nodig, en een blik die constant gericht is op Degene, die jullie deze boodschap en nog veel meer heeft gegeven om jullie te bestempelen tot datgene wat jullie allemaal toch graag willen zijn en worden, namelijk Mijn kinderen!

 

Voordat Ik echter iemand die titel verleen, moet hij toch op zijn minst voor een deel Mijn eigenschappen nastreven en zich die eigen maken, zoveel hem tijdens zijn korte levensreis maar mogelijk is, opdat Ik hem daarna, als hij in het geestenrijk aangekomen is, Mijn helpende hand kan reiken en zijn verdere vooruitgang mogelijk kan maken.

 

In de hele kosmos heb Ik wetten van de liefde ingesteld, volgens welke alles geschapen werd, alles bestaat, zichzelf in stand houdt en vervolmaakt; het zijn wetten van de liefde, die de basis van alle geestelijke wezens vormen en het zijn wetten van de liefde die jullie mensen edeler maken, vergeestelijken en dichter bij Mij kunnen brengen. Deze wetten zijn onveranderlijk, evenals Ikzelf; wie daartegenover in gebreke blijft, straft alleen zichzelf, doordat hij het voortgaan voor zichzelf zwaarder maakt en in omstandigheden terechtkomt die niet altijd de prettigste zijn. En Ik, als liefhebbende Vader, wil jullie van tevoren de weg tonen en jullie op die manier veel moeite en werk besparen, met de bedoeling dat deze wetten geen dwingende wetten voor jullie zullen worden, maar opdat jullie spelend en genietend het pad zullen gaan dat Ik voor iedereen heb bepaald, die Mij, Mijn schepping en Mijn liefdeswetten hebben leren begrijpen en in zich op hebben leren nemen! Amen!

De liefde

 

(ontvangen van de Heer door G. Mayerhofer,

28 maart 1875)

 

Over de betekenis en de diepte van dit woord heb Ik je al verscheidene dingen gezegd. In bijna ieder woord dat Ik jullie heb gegeven wordt de liefde genoemd, en toch heeft niemand van jullie - om maar niet te spreken van de anderen - in zijn gehele volheid begrepen wat liefde betekent, wat ze is, hoe ze opgevat en praktisch toegepast moet worden; en zo wil Ik jullie dus nu weer een lichtstraal van Mijn liefde zenden, die jullie meer opheldering zal verschaffen over het wezen van de liefde en het nader zal toelichten.

Kijk, Mijn kinderen, het woord ‘liefde’ is snel uitgesproken, en gewoonlijk wordt daarbij aan niets anders gedacht dan aan een onduidelijke voorstelling ervan of aan de zinnelijke of geslachtelijke liefde, zoals jullie die op jullie aarde kennen, bedrijven en helaas maar al te zeer misverstaan en misbruiken.

Niet deze liefde, zoals die bij jullie algemeen gangbaar is, moet de inhoud van deze boodschap zijn, maar  die liefde die Ikzelf vertegenwoordig, die Mijn Ik uitmaakt, die de grondtoon van de hele schepping is, waar alle wetten van het universum op berusten, en die vaak wel in sporadische gevallen als een zwakke lichtstraal door het dikke weefsel van jullie zinnelijke natuur heen schijnt en jullie laat voelen dat er nog een heel ander niveau van gevoelens bestaat, die hier op aarde alleen maar vermoed, deels begrepen, maar nooit helemaal vastgehouden kunnen worden.

Deze liefde, die de hoofdeigenschap van Mijn Ik en als het ware de drager van al het geschapene is - deze liefde heeft geen grenzen en geen einde, is in zichzelf steeds dezelfde, bestendig en volhardend, en alleen door het ware begrip ervan kunnen de twee grondwetten van Mijn geestelijke rijk begrepen en toegepast worden. Want ‘Heb God lief boven alles’ valt alleen te begrijpen als eerst het begrip ‘God’ en vervolgens het begrip ‘liefde’ is vastgesteld, zoals ook de tweede wet: ‘Heb je naaste lief als jezelf’ alleen maar begrepen en in de juiste betekenis toegepast kan worden, als het begrip ‘naaste’ en de ‘liefde voor hem’ in een kader gevat zijn.

Het begrip ‘God’ is bij jullie allemaal zo verschillend, dat het de moeite waard is om in de eerste plaats dit idee op de juiste manier op te vatten, opdat er geen verkeerde voorstellingen tot onjuiste conclusies leiden.

Kijk eens, Mijn kinderen, om het woord ‘God’ en wat dat inhoudt te begrijpen, moeten jullie geheel en al afstand doen van jullie wereldse ideeën; want de gedachte van een God zonder begin en zonder einde is voor een eindig wezen niet te bevatten.

Uit datgene wat er bestaat moeten jullie alleen maar de conclusie trekken dat er boven de materie een groot geestenrijk bestaat, waar wetten van kracht zijn die in de materie hun zichtbare uitdrukking krijgen, maar dat er naast of boven dit onloochenbare feit ook een wetgever moet zijn, die alles zo heeft geregeld, dat menselijk gepieker daarover nooit tot begrijpelijke resultaten kan leiden, omdat de wetten van goddelijke aard zijn en het oordelen daarover van menselijke oorsprong is.

Verder kunnen jullie aan de materie waarnemen dat er, ook al wordt ze opgelost in haar oorspronkelijke elementen, toch niets in ‘niets’ veranderd kan worden; daarom is de materie schijnbaar even onverwoestbaar als het geestelijke, dat daarin aanwezig is en bij iedere stap zijn onsterfelijkheid bewijst.

Door hieruit te concluderen dat het geestelijke oneindig voortduurt en ook dat het nooit een begin heeft gehad, wordt duidelijk het Godsidee enkel vermoed, maar nooit helemaal begrepen kan worden, omdat daar door niet te overschrijden grenzen van het voorstellings- en bevattingsvermogen grenzen aan gesteld worden.

Wanneer het denkbeeld van een God nu bepaald is, dan is natuurlijk de tweede vraag: welke eigenschappen heeft Hij of zal Hij wellicht hebben, voorzover die voor geschapen wezens te begrijpen en te bevatten zijn, en voorzover ze in de zichtbare materie zelf overal uitgedrukt zijn?

Welnu, hier stoten de oplettende waarnemers bij onderzoek overal op een zekere vaderlijke zorgzaamheid, die alles zodanig heeft bedacht en geordend, dat er naast de behoefte van de honger de middelen om die te verzadigen, naast de vrees voor gevaar de reddingsmiddelen aanwezig zijn. Dat leidt natuurlijkerwijze tot de eigenschappen, zoals zelfs de mens die bij de vaderlijke zorgzaamheid in zijn samenleving in engere zin alsook in het dierenleven aantreft; de grondslag daarvan kan natuurlijk geen andere zijn dan ‘liefde’, d.w.z. liefde voor zijn kinderen, die zich bij een Schepper van het universum ook uitdrukt als liefde voor al het geschapene en zelfs al moest bestaan, voordat er werelden werden geschapen, omdat de gedachte immers vooraf moest gaan aan de daad zelf. Nu zijn we weer aangekomen bij het eigenlijke woord ‘liefde’, dat het doel van dit onderricht moet zijn.

De vraag is dus: ‘Van wat voor aard is die liefde, die het hele zichtbare en onzichtbare rijk van het bestaande kon scheppen, en wel op de manier zoals wij de materiële schepping zien en de geestelijke voor een deel vermoeden?’

Om jullie die liefde uit te leggen moet Ik het geestelijke verklaren uit voorbeelden van de zichtbare natuur ofwel het materiële, opdat jullie het beter kunnen bevatten en je gemakkelijker kunnen verheffen tot dat standpunt, van waaruit het mogelijk wordt voldoende overzicht over al het geschapene te krijgen.

Als jullie naar de natuur kijken zal jullie de orde opvallen, waarbij er nergens een sprong, maar overal een geleidelijke overgang van niveau naar niveau, van het ene naar het andere ding bestaat, en dit alleen al toont jullie het eerste belangrijke punt van de liefde, daar waar ze verschijnt, en dat is: de zachtmoedigheid!

De liefde, die in verbinding met de wijsheid een eeuwig voortgaan, een eeuwig stijgen van gevoel naar gevoel teweegbrengt - die liefde wil, juist omdat ze algemeen, alomvattend is, dat iedere overgang geleidelijk is; want liefde geeft de weg tot vooruitgang alleen maar liefhebbend aan, terwijl alleen een strengrechterlijke ernst grote tegenstellingen bijeen zou brengen om zijn doel te bereiken.

Zo hebben de werelden zich geleidelijk aan ontwikkeld van een dampvorm tot stevige lichamen en tot verblijfplaats voor levende wezens. En al kunnen jullie op jullie aarde zelf ook de sporen vinden van grote, massale omwentelingen, toch zijn die omwentelingen langzamerhand voorbereid, en wel op zo’n manier dat zelfs het laatste grote tijdperk van omwenteling niet zo verschrikkelijk was als het jullie toeschijnt.

Zelfs bij de wreed lijkende dood van veel dieren, die voor andere tot voeding moeten dienen, is de dood niet zo wreed als jullie denken, ten eerste omdat het dier de dood zelf niet kent maar alleen wil vluchten voor de pijn, en ten tweede omdat het al bewusteloos is geraakt voordat het opgegeten wordt. Ja, veel dieren hebben zelfs in hun vernietigingswapens een soort vergif, alleen ten behoeve van hun prooi, dat die prooi reeds bij de eerste aanraking bewusteloos maakt, waarna het proces van het opgaan in andere organismen willoos en pijnloos plaatsvindt.

Zachtmoedigheid is een groot beginsel van de liefde, omdat de liefde niets slechts, niets hards wil. Daarom kunnen jullie zelfs bij andere voorwerpen opmerken hoe bijvoorbeeld de kleuren van de regenboog geleidelijk in elkaar overgaan, of hoe de tonen van harmonie geleidelijk in elkaar overvloeien, het hart en het gevoel langzaam van niveau naar niveau hoger trekkend - en hoe het inslapen, zelfs de dood een zelfbewust mens langzaam naar het geestenrijk voert, waar hij zijn levensloop als geest zal aanvangen zoals hij die als mens heeft beëindigd.

Bij de zachtmoedigheid voegt zich nog de zorg voor het geestelijke en lichamelijke welzijn, waardoor ervoor gezorgd is dat het dier instinctief zijn voedsel vindt, dat tegelijkertijd dient als voorbereiding op zijn overgang naar hogere niveaus; bij de mens zijn het zijn hogere inzicht en zijn verstand die hem helpen om te bedenken en te ontdekken wat voor zijn tijdelijke leven noodzakelijk is, met de bedoeling dat hij zich vervolgens meer aan het geestelijke kan wijden.

Behalve deze eigenschappen heeft de liefde ook nog de eigenschap van bestendigheid. Alles wat de liefde schiep, schiep ze zodanig, dat de daad van het scheppen slechts eenmaal nodig was en het latere in stand houden ervan reeds in de kiem was vastgelegd, waardoor het karakter van ieder ding of wezen, namelijk wat het moest zijn of ooit moest worden, was aangegeven!

Zo zien jullie in de hele schepping, waar jullie je blik ook maar op richten of jullie onderzoekende geest binnendringt, dat liefde de belangrijkste grondgedachte was, en wel liefde voor alles in gelijke mate, die de grote kosmische zonnen evengoed hun baan wees als de kleinste worm de weg, die hij moet doorlopen om zijn missie als worm te vervullen en als voedsel te dienen voor een ander dier, als basis voor diens bestaan.

Mijn liefde is dus algemeen, alomvattend, ze kent geen onderscheid, geen omstandigheid van rang of geboorte, precies tegenovergesteld aan jullie opvattingen. Mijn liefde schiep werelden en wezens, maar niet om over hen te heersen - de gedachte om te heersen was verre van Mij - maar Mijn liefde schiep wezens om van die wezens hun eigen liefde, al naargelang de mate van hun inzicht, weer terug te ontvangen.

Mijn liefde heeft alles geschapen om vanuit het geschapene, door hen kennis daarvan te laten nemen, de liefde van de met geest begiftigde mensen terug te winnen, opdat ze op alle werelden door het geschapene hun Schepper eerst zullen leren kennen en Hem daarna leren liefhebben; want de liefde wil alleen wederliefde, maar geen slaafs buigen voor macht.

Mijn liefde heeft alle geesten en mensen vrij geschapen, met een vrije wil, omdat ze zonder dwang naar Mij terug moesten keren, van wie ze waren uitgegaan. Ook daarom voert Mijn liefde de banier van zachtmoedigheid en verdraagzaamheid, namelijk omdat datgene, wat vrij geschapen is, ook kan dwalen; alleen door zich te vergissen kan en moet het zijn eigen waardigheid zelfstandig terugwinnen. De liefde, die een geest uit God is, wil namelijk alleen zelfstandige, vergeestelijkte wezens om zich heen hebben, die hun overwinning hebben bevochten en aan wie niet tijdens de slaap alle zaligheden ten deel zouden vallen, zonder inspanning en zonder strijd.

Mijn liefde was en is dus de liefde van een Vader, die Zijn kinderen liefheeft en hun ook vergeeft, als ze buiten hun wil dikwijls tegen de wetten van hun liefhebbende Vader gezondigd hebben.

Dit heb Ik jullie allemaal laten schrijven met de bedoeling dat jullie van je kastementaliteit zullen afstappen, en dat niet iedereen denkt dat hij beter is dan iemand anders, voor wie door geboorte en omstandigheden een ondergeschikte positie is ingeruimd.

Men kan Mij als God alleen maar van ganser harte liefhebben wanneer men Mijn eigenschappen heeft begrepen en in Mijn zichtbare natuur die eigenschappen uitgedrukt ziet, die een God waardig zijn.

De mens kan God alleen maar boven alles liefhebben, wanneer hij heeft begrepen hoe God, hoog verheven boven al het geschapene, die eigenschappen vertegenwoordigt, die de hoogste geestesadel uitmaken en waarbij wel een voortdurend naderen, maar het bereiken nooit mogelijk is.

Wat de naastenliefde betreft: die ontspringt in eerste instantie uit de goddelijke liefde, en voert daar ook weer naar terug; want alleen degene die ten eerste het begrip ‘wie zijn naaste is’ en ten tweede in hoeverre de eigenliefde als maatstaf voor de naastenliefde moet dienen helemaal heeft begrepen, kan daarna zijn naaste als zichzelf liefhebben en door die liefde zijn God indirect bewijzen dat hij de wetten van de liefde heeft begrepen en uit liefde voor God de naastenliefde in de meest ruime zin vrij wil beoefenen.

Hierboven heb Ik jullie al aangetoond dat heerszuchtige gedachten steeds verre van Mij waren en zijn, en dit bewijs leidt tot de naastenliefde. Want alleen wanneer jullie erkennen dat alle mensen zusters en broeders zijn, zoals Ik hen als Mijn kinderen beschouw, komen in jullie hart de zachtmoedigheid en verdraagzaamheid naar voren, doordat jullie ten eerste de gebreken van anderen lichter beoordelen en ten tweede doordat jullie je naaste alleen maar goed willen doen; want liefde, zowel in het groot als individueel, wil alleen maar gelukkig maken en nooit te schande maken, ook al zou ze het recht daartoe hebben.

De naastenliefde moet dus de ladder zijn waarlangs de mens omhoog klimt en zo de liefde voor God bereikt; en God als Heer van het universum verdient dat en mag dat ook verlangen, temeer omdat er zelfs op jullie kleine aarde historische bewijzen voorhanden zijn van wat Hij persoonlijk voor jullie mensen alsook voor Zijn hele geestenrijk heeft gedaan.

Dit is de liefde waartoe jullie je allemaal moeten kunnen verheffen - de liefde waarvan Ik jullie tijdens Mijn leven op aarde bewijzen genoeg heb geleverd dat ze algemeen is en de hele mensheid omvat, en niemand boven Mij en niemand beneden Mij kende, maar alles voor allen wilde zijn: Vader, Broeder, Zoon!

Zo moeten jullie Mijn woorden van destijds verstaan: ‘Heb ook jullie vijanden lief’ of: ‘Als iemand jullie rok wil hebben, geef hem dan ook je mantel’ of, zoals Ik nog aan het kruis uitriep: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen!’

Als jullie Mijn kinderen willen worden moet deze algemene liefde voor al het geschapene jullie doorgloeien, en jullie eigenliefde, die Ik tot maatstaf voor de naastenliefde heb gesteld, moet zodanig ingericht zijn dat jullie alleen dingen voor jezelf willen die rechtvaardig zijn en jullie menselijke waardigheid niet kwetsen; het is namelijk zo dat jullie je naaste alleen het goede moeten geven, maar niet bijvoorbeeld een apenliefde voor het lichaam ook op anderen willen overdragen - wat de fout van veel moeders is, waardoor ze hun kinderen verwennen en misleiden en daar alleen maar iets slechts in plaats van iets goeds mee aanrichten.

 

Verheven boven alle kleine verschillen in rang en geboorte, verheven boven alle menselijke zwakheden - zo moet jullie liefde, gelijk aan die van Mij, er steeds op bedacht zijn om goed te doen, lijden te verzachten, te troosten en te helpen, zoals ook Ik - naast Mijn grote geestenrijk en kosmische stelsels - het kleinste dier niet vergeet, maar voor de kleinste worm en de grootste engelengeest dezelfde Schepper en liefhebbende Vader ben.

Zo, verheven boven de menselijke vooroordelen, moet jullie liefde graad na graad naar Mij omhoog stijgen, jullie eigen geest en ziel veredelend, en de naastenliefde in puur geestelijke zin beoefenen; want als ze op die manier beoefend wordt is ze de ware liefde voor God, zoals die door iedereen gevoeld en ook opgevat zou moeten worden.

Er zijn weliswaar momenten in jullie beproevingsleven dat jullie een straal van die kosmopolitische liefde voelen, hoewel maar voor een korte tijd, wanneer een grote gedachte van algemeen welzijn van de mensheid door jullie heen trekt: en wat brengen jullie niet veel aangename uren door, wanneer jullie iemand hebben gevonden om lief te hebben en daar alles, bloed en leven, aan willen geven en jullie hele bezit aan de voeten ervan zouden willen neerleggen, alleen om daar met een blik van liefde voor beloond te worden!

Kijk, aan zulke gelukzalige momenten ligt de grote liefde ten grondslag, die Mij ertoe bracht het grote universum te scheppen en het te bevolken met wezens die liefde en leven voelen, maar die - geschapen uit liefde als ze zijn - elkaar alleen door de band van de liefde moeten tegemoetkomen en aan elkaar geketend moeten zijn.

Zulke momenten zijn stralen van die naastenliefde, zoals Ik die voor alles voel, die nooit wankelt en steeds dezelfde is, namelijk omdat degene die waarachtig en geestelijk liefheeft, zoals Ik dat doe, voor Mij ook een broeder, Mijn naaste is!

Het is alleen de innigheid van die liefde die jullie moeite kost om vast te houden, omdat steeds aardse, sociale omstandigheden jullie geestelijke blik vertroebelen, en daarom lukt het jullie alleen maar voor enkele ogenblikken om gevoelens vast te houden, die ooit diep in jullie hart zijn gelegd om daar blijvend hun intrek te nemen.

 

De mens, zoals Ik hem schiep, was heel anders dan zoals jullie nu zijn; de hele natuur gehoorzaamde hem, hij kende enkel de heerschappij van de liefde, en haat moest ver van hem blijven. Slechts één gebod gaf Ik hem om zijn gehoorzaamheid te beproeven, en aan dit ene gebod hield hij zich niet; hij verjoeg zichzelf uit het paradijs van de algemene liefde en moest zich toen hoofdzakelijk tevreden stellen met de geslachtelijke, zinnelijk liefde, die hem geleidelijk aan zozeer naar beneden trok, dat hij afzakte naar het standpunt, waar jullie nu staan, waar hij zich reeds van al het heilige, al het geestelijke heeft ontdaan en alleen maar meer zijn dierlijke behoeften dan de geestelijke behoeften van zijn ik najaagt.

En wat zal hij zijn in de andere wereld, wanneer hij deze heeft verlaten? Het antwoord is heel eenvoudig, en luidt: ‘Datgene, wat hij hier van zichzelf heeft gemaakt!’

 

Daarom: ‘Verhef je!’ Velen van jullie staan al aan de rand van hun leven - kort is de tijd die nog rest om te verbeteren wat jaren hebben verspild. De tijd staat niet stil, ze vliegt; met iedere hartslag gaat er een seconde over in de eeuwigheid, waar ze nooit meer uit terugkeert en jullie ook nooit meer terugbrengt wat jullie in die minuut of seconde hebben gedaan of verzuimd! Bedenk wel: het zijn belangrijke woorden die Ik tot jullie spreek; verhef je uit jullie aangeboren dwalingen van ongelijkheid, strijd om de voorrang en het willen heersen. Verhef je naar het standpunt waar Ik als Meester sta, omgeven door zalige engelengeesten die Mij allemaal prijzen, liefhebben en Hosanna toezingen, omdat Ik Degene ben die Ik moet zijn, d.w.z. de liefhebbende Vader, die enkel uit liefde de kosmos en het geestenrijk heeft geschapen, om liefde terug te ontvangen. Echter geen eenzijdige liefde, ook niet enkel in momenten van geestvervoering, maar duurzame, constante liefde, die steeds Mijn eigen liefde als ideaal voor ogen heeft en op die manier Mijn troon kan naderen, waar - zoals Ik eens gezegd heb - zaligheden voor haar bewaard worden, die geen oog van een mens ooit heeft gezien noch een menselijk oor ooit heeft gehoord.

 

De bedoeling van deze boodschap is jullie uit je dromerige slaap te wekken, opdat jullie niet denken, wanneer jullie een arme iets van je overvloed hebben gegeven, dat jullie dan al een God-weet-hoe-groot offer hebben gebracht; dat is nog lang geen naastenliefde of liefde voor God.

Mijn naastenliefde staat nog veel hoger, want ze strekt zich ook uit tot de niet met verstand begiftigde wezens die onder Mij staan.

Wees tegenover dieren even zachtmoedig en geduldig als tegenover jullie naasten. Want weet: daar, waar jullie niet achtervolgd worden door politiewetten en waar jullie vrij en zonder dwang kunnen handelen, dáár laten jullie zien wat voor mentaliteit jullie hebben.

Tegen de wetten van de regering zondigen jullie niet, omdat jullie bang zijn voor haar zeer snelle straffen; maar tegen Mijn liefdeswetten durven jullie honderd en duizend maal te zondigen, omdat jullie Mij niet zien, aangezien Ik niet direct als een straffende rechter optreedt en jullie tuchtig, omdat Ik de God van liefde en niet die van toorn ben. Maar het meest straffen jullie jezelf door een dergelijke handelwijze, doordat jullie je ziel en geest naar beneden trekken in de modder van de hartstochten en jezelf dikwijls gelijkstellen aan dieren zonder verstand - terwijl jullie toch met heel andere eigenschappen zijn toegerust en je anders zouden moeten gedragen, namelijk als heer van de zichtbare wereld, om waardige burgers van Mijn geestelijke wereld en bovendien Mijn kinderen te worden.

Dat laatste wordt niet zo gemakkelijk verkregen als jullie denken. Zoals Ik Zelf heb laten zien zijn daar opofferingsgezindheid en een groot menselijkheidsgevoel voor nodig, en een blik die constant gericht is op Degene, die jullie deze boodschap en nog veel meer heeft gegeven om jullie te bestempelen tot datgene wat jullie allemaal toch graag willen zijn en worden, namelijk Mijn kinderen!

 

Voordat Ik echter iemand die titel verleen, moet hij toch op zijn minst voor een deel Mijn eigenschappen nastreven en zich die eigen maken, zoveel hem tijdens zijn korte levensreis maar mogelijk is, opdat Ik hem daarna, als hij in het geestenrijk aangekomen is, Mijn helpende hand kan reiken en zijn verdere vooruitgang mogelijk kan maken.

 

In de hele kosmos heb Ik wetten van de liefde ingesteld, volgens welke alles geschapen werd, alles bestaat, zichzelf in stand houdt en vervolmaakt; het zijn wetten van de liefde, die de basis van alle geestelijke wezens vormen en het zijn wetten van de liefde die jullie mensen edeler maken, vergeestelijken en dichter bij Mij kunnen brengen. Deze wetten zijn onveranderlijk, evenals Ikzelf; wie daartegenover in gebreke blijft, straft alleen zichzelf, doordat hij het voortgaan voor zichzelf zwaarder maakt en in omstandigheden terechtkomt die niet altijd de prettigste zijn. En Ik, als liefhebbende Vader, wil jullie van tevoren de weg tonen en jullie op die manier veel moeite en werk besparen, met de bedoeling dat deze wetten geen dwingende wetten voor jullie zullen worden, maar opdat jullie spelend en genietend het pad zullen gaan dat Ik voor iedereen heb bepaald, die Mij, Mijn schepping en Mijn liefdeswetten hebben leren begrijpen en in zich op hebben leren nemen! Amen!