WAT JIJ VOOR DE ARMEN DOET, DAT DOE JE  OOK VOOR MIJ!

                                                  (Greifenburg, op11.02.1845) - Aan Andr. H. W.


[Via Jakob Lorber ontvangen in 1840 door Jezus]: Mijn goede Andr. H. W., wat jij doet voor de armen en wat je met Mijn knechten doet, dat doe je ook rechtstreeks aan Mij Zelf; want in de armen ben Ik Zelf arm in de wereld, en in Mijn knechten woon Ik voor jullie allemaal als in de volheid van de kracht van het Woord uit Mijn eeuwige liefde en wijsheid, die weliswaar in de wereld ook de armoede bindt, - en wanneer en vanwaar ze komt, des te meer rijker is ze in de geest van de eeuwige liefde uit Mij!


Is deze liefde ook gevangen in de kerkers van de wereld, waar de harde harten zijn, dan dient zij echter toch nog iedereen tot verlossing van de eeuwige dood. En is deze liefde ook arm voor de wereld, dan geeft ze toch nog echter iedereen alles. Wordt ze ook veracht en bespot, dan deelt ze toch nog de grote eer voor eeuwig uit. Wordt ze door velen zelfs ook gedood, dan geeft ze toch nog iedereen het leven. Wordt ze aan stukken gescheurd en gemarteld, dan geeft ze toch nog helemaal volkomen, wat ze geeft! -  Voor krommen geeft ze dat, wat rechtop blijft, voor het ongelijke het gelijke, voor het oneffen het effen, voor het bittere het zoete, voor azijn de beste wijn, voor de nacht de dag – en zo overal het goede voor het slechte en het edele voor het onedele!

 

Als de liefde echter al voor het slechte het goede geeft, wat kan jij dan eerst verwachten, een gever van het goede, door Mijn liefde?! Daarom doe Mijn knecht, die deze liefde van Mij in zich heeft, wat hij wenst, en zo moet ook jouw loon erg groot zijn in deze liefde van Mij in de knecht voor eeuwig, amen! – Dat spreekt de eeuwige liefde, amen, amen, amen.

 

In het kleed van de armoede komt de Heer graag vaak tot Zijn kinderen

 

Doe goed aan iedereen! Niemand zij jullie te gering, niemand te groot, want in het Godsrijk heerst volkomen rechtsgelijkheid tussen alle standen en alle naties.

Slechts in het kleed van de armoede komt de Heer vaak naar Zijn kinderen op Aarde, maar zij herkennen Hem niet omdat hun godsbe­grippen al hoogmoedig zijn.

 

Bron: [Hemel en Hel- Robert Blum, deel 2-275:15 en 276:13] – Hemelse Geschenken, deel 3 – Jakob Lorber

 

UpToDate 2024-2025