Jozef van Maria
Jozef zei tegen Maria: 'Weet je, ik ben arm!, maar jouw kinderlijke liefde
doet mij mijn armoede en leeftijd vergeten! De Heer zei tegen de priester die
tot God bad: 'Maak jij die man, dien Ik Mij heb uitverkoren, toch niet zo bang!
Want er is in heel Israël geen rechtvaardiger man te vinden dan hij, zelfs op
de hele wereld niet! En óók niet voor Mijn Troon in de Hemel der Hemelen! Ga
jij nu maar naar buiten en geef dan de maagd, die Ikzelf heb opgevoed aan deze
rechtvaardigste van alle mannen op Aarde! Toen kwam er even een kink in de
kabel. Die vriend van Jozef nu was een deskundige, want hij was arts, bekend
met de krachten van de kruiden, en bij moeilijke bevallingen stond hij niet
zelden de kraamvrouwen terzijde.
Ook Jozef, stamde van het huis van
David, evenals Maria. Het bouwhout haalde Jozef uit de beboste berggebieden in
zijn omgeving en was daarvoor soms een aantal dagen weg. De opperpriester zond
met de nodige instructies vanuit Jeruzalem zijn dienaren vervolgens onverwijld
naar Jozefs huis, opdat zij zouden weten te handelen ingeval een en ander zou
blijken waar te zijn (dat Maria zwanger zou zijn). Met de grootste spoed begaven
die dienaren zich nu naar Jozefs huis, waar zij alles inderdaad zo aantroffen,
als de hogepriester het hun had uitgeduid. (De afstand van Jeruzalem naar
Nazareth moet toch zeker wel 145 kilometer zijn. Het (vermeende) Nazareth bij
Kapernaum lag ver van Jeruzalem. Ook Jozef kon Grieks.
Jozef neemt Maria mee uit de tempel
naar de omgeving van Nazareth en aldaar naar zijn schamele woning. Jozef
heeft 5 zonen, de oudste was Joel, dan kwam Joses, Samuel und Simeon.
Jacobus was de jongste en ook de vijfde en hij bleef thuis en de oudste
Joël of Joses eveneens bij Jozef, zijn vader aan het werk was. De
andere drie, die ook in het timmermansvak zaten, werkten mee aan een gegund
bouwwerk voor Jozef, waaraan Jozef in totaal zes maanden aan gewerkt heeft.
Maria bleef dus achter met Jacobus en een vrome en eerlijke huisbewaarster van
Jozef, gedurende 3 weken. Daarna ging ze 3 maanden naar Elizabeth en toen ze
terugkwam, waren er weer twee maanden verstreken. Johannes 6:24,42 schrijft:
dat men ook in Kapernaum in het jaar 24 zei: is deze Jezus niet de zoon van
Jozef? - Jozefs kinderen worden bij Matth.12:46 – Mark.3:32 en Lukas 8:20 bij
een andere gelegenheid genoemd.
Jozef voelt zich bedreigd door de karavaan
Jozef van Maria, een vroom oprechte
man, wat hypochondrisch. Al oud, en al tamelijk zwak in zijn gewrichten.
Cornelius de hoofdman had grote achting voor hem. Als Jozef ongerust is, dan
lijkt zijn eetlust weg te gaan. Voor de maaltijd loofden zij de Heer. Cornelius
had het niet kunnen voorkomen de hele Perzische karavaan met beladen kamelen
tegen te houden. Zij hadden veel kamelen en bedienden. Ze slaan hun tenten op
en legeren zich in een wijde kring helemaal om de grot heen. Drie wijze lieden
pakken hun gouden tassen uit en maken aanstalten zich naar de grot te begeven.
Jozefs’ voorbereiding naar Egypte
In een droom beval een engel Jozef en Maria hun schatten te verkopen en nog
enkele lastdieren te kopen, daar Herodes een grote kindermoord wil plegen,
aangezien hij door de wijzen is misleid. De engelen hadden – voordat Jezus naar
de Aarde incarneerde, al de opdracht gekregen uiterst zorgvuldig te waken over
het gezin. De hoofdman zelf zal Herodus hulp moeten bieden, wil hij niet door
hem bij de keizer worden verraden. De volgende dag- nog voor de middag, zijn
zij al over het gebergte, dat is binnen zeven dagen in Egypte.
Toen hij zijn geschenken inwisselde tegen bar geld, kocht hij hiervan 6
pakezels en ging daarmee terug naar de grot (bij Bethlehem), waar de hoofdman
Cornelius hem al stond op te wachten en het verhaal van Herodes deed. Jozef zei
tegen hem: ‚en jij zult hem, Herodus daarbij moeten helpen bij het vermoorden
(wurgen) van baby’s van enkele weken en kinderen tot 12 jaar. Ik zal dus
vandaag nog van hier wegvluchten om aan de wreedheid van Herodes te ontkomen,
waarheen de geest van de Heer mij zal leiden. Ik vraag je mij nu de veilige weg
naar Sidon te wijzen, want binnen een uur moet ik al vertrekken’. –
Jozefs dood
De oudste
zoon van Jozef - genaamd Joses - vertelt naar aanleiding van een schenking van
vijfduizend are door Kisjonah, dat zo'n ruil - want ook zijn bezit, evenals die
van Maria - werd door Farizeeërs afgenomen, dit toch wel heel mooi was van
Kisjonah, maar daar had hij zijn bezittingen nog niet mee terug. Het was
vandaar ook nog een halve dagreis korter naar Jeruzalem dan vanuit Nazareth.
Joses vraagt de Heer om raad. Jezus zegt: Wat beter is, dat is altijd beter;
neem het daarom, maar beschouw het nooit als je eigendom, maar slechts als iets
dat je door God voor deze korte tijd geleend werd.
Broer
Jacob heeft immers een groot boek volgeschreven vanaf Je geboorte tot aan je
twintigste levensjaar, waarna Je tot Je huidige leeftijd geen teken meer hebt
gegeven en samen met ons als een heel gewoon mens hebt gewerkt en geleefd,
zodat wij bijna vergeten waren wie Je bent, als niet de dood van onze geliefde
vader Jozef een paar jaar geleden ons geweldig wakker had geschud. Want toen
Jozef in Jouw armen overleed, sprak hij verheerlijkt glimlachend zijn laatste
woorden: O mijn God en mijn Heer! Wat bent U toch genadig en barmhartig voor
mij! Oh, ik zie nu dat er geen dood is; ik zal eeuwig leven! Ach God, hoe
heerlijk zijn Uw hemelen! Kinderen, kijk naar Hen, Die nu mijn stervende hoofd
met Zijn armen ondersteunt! Hij is mijn God, mijn Schepper!
O hoe
zalig is het, in de almachtige armen van de Schepper de dood van deze armzalige
wereld te sterven! Na deze woorden stierf hij en wij hebben allen luid geweend;
alleen Jij hebt niet gehuild. Maar wij begrepen, waarom Jij niet huilde! Wel
vanaf dat ogenblik konden wij niet meer vergeten wie Jij bent; want dat had
Jozef in zijn laatste uur van zijn aardse leven maar al te duidelijk gezegd!
Jozef is dus overleden toen Jezus één jaar, voordat Hij met Zijn missie begon
en was Hij dus 29 jaar! GJE1-74 [4]
Mattheus 1:16, Lukas 3:23-24 en
Lukas 3:38 beschrijven daarover het een en ander. Daarna was de Heer een volle
dag (de vierde dag dat Jezus begon met Zijn missie) in gezelschap van Zijn vier
leerlingen in het huis van Jozef, die echter niet meer leefde. Hij was
bij de moeder van Zijn lichaam, die samen met Zijn andere broers natuurlijk erg
veel moeite deed om hen zo goed mogelijk te verzorgen. Mattheus 1:16, Lukas
3:23-24 en Lukas 3:38 beschrijven daarover het een en ander.
Het gaat hier over Jozef. Jacob en
Heli waren broers. Hun vaders Matthan en Melchi kwamen uit verschillende
geslachten, maar op hun beurt toch beiden opa van Jozef. Matthan en Melchi
huwden – na elkaar – dezelfde vrouw Estha. Eerst krijgt Matthan, die zijn
geslachtslijn die Salomo afleidde, bij haar een kind Jacob – na het sterven van
Matthan nam Melchi, die zijn geslachtslijn op Nathan terugvoerde, de weduwe
Estha tot vrouw, waaruit Heli als zoon voortkwam. Jacob en Heli – feitelijk
broers, uit 2 verschillende geslachten, uit één moeder. Van die twee stierf
Heli kinderloos. Toen nam Jacob de weduwe tot vrouw en kreeg bij haar het derde
kind, dat Jozef wordt genoemd. Jacob gewon dus Jozef. Maar volgens de wet was
Jozef de zoon van Heli. De Bijbel: zijnde (alzo men meende) de zoon van Jozef,
de zoon van Heli, de zoon van Melchi.
In Egypte was Jozef
samen met het Kindje (dat ‘weggelopen’ was) op een nabijgelegen heuvelberg en
Jozef vond Hem later en trof Hem aan met een tafel vol lekker eten. Jozef had
geen idee, wat hij daarop zou moeten antwoorden, maar hij deelde zijn eigen
portie maar gauw in tweeën, en gaf het grootste van de twee stukken aan het
Kindje. Maar nu zei het Kindje weer: 'Wie Mij iets geeft, maar daarbij een deel
voor zichzelf houdt, die kent Mij niet! Wie Mij iets geven wil, die moet Mij
alles geven, anders aanvaard Ik het niet!' Nu pas schoof Jozef welgezind het
Kindje ook zijn eigen deel toe.
'Wie Mij alles
geeft, die krijgt wat hij gegeven heeft honderdvoudig terug! Jozef, neem nu de
vis maar weer terug, eet ervan, en geef Mij dan maar wat er over blijft.'
Jozef draagt het kruis voor Jezus. Dit was een fraai gepolitoerde cederhouten
kruisbalk. Het kindje Jezus vraagt aan Jozef dat kruis (de tafel) op zijn
schouders te nemen en het voor hem naar huis te dragen. Voor die last hoefde
hij niet bang te zijn, ook al gaat hij daardoor enigszins onder gebukt. Het
kind zal hem niet buigen en hem nog minder verzwakken. Cyrenius hoort het
kindje Jezus zeggen tegen hem: ‘Ik jouw Heer en God!’ en vraagt Jozef dan of
het kindje inderdaad de enige ware Schepper is van het hele Al, want de twee
engelen buigen zich iedere keer op de grond als het kindje spreekt. Jozef kijkt
hier vreemd van op want weliswaar hield hij het Kindje voor een regelrechte
Zoon van God, maar voor God Zelf hield hij Het niet.
'Het zou iets te
gewaagd kunnen zijn om het Kind voor God zelf te houden, zegt hij. Profeten
spraken vroeger in de eerste persoon sprak, als ware hij zelf de Heer. Ik denk
dat dit ook hier het geval is: In dit Kind is God bezig een zeer machtige
profeet te verwekken, en Hij spreekt nu reeds zeer vroegtijdig door diens
mond. Maar Het Kindje riep nu Jozef en Cyrenius bij Zich en zei: ‘Maar weet je
dan niet wat de Heer ooit, ook bij Jesaja (68) sprak, toen Hij zei: "Wie
is het, die van Edom komt, in bloedrode kleren, van Bosra (Bozra)? Stralend in
Zijn feestgewaden en fier op Zijn geweldige kracht? Ik ben Het, Wiens woord
gerechtigheid is, en Die de macht om te redden heeft. Zeg Mij eens Jozef, ken
je Hem eigenlijk wel, Die uit Edom komt, Die er nu is, en Die nu tot jou zegt:
"Ik ben het, Die gerechtigheid leert, en Die de Macht heeft om te
redden?’
Nu sloeg
Jozef zich met de hand op de borst, en in stilte aanbad hij de Heer in de
gedaante van het Kindje. Jozef als
grijsaard was al over de zeventig, toen de bijna vijftienjarige Maria
hoogzwanger was. Jozef leefde niet meer als Jezus met Zijn missie begon.
Cyrenius had zeer groot respect voor Jozef. Maar nu richtte Het Kindje Zich op
en zei: 'Jozef, Ik weet, waarom Ik jou heb uitverkoren maar voor Mij was je nog
nooit groter dan juist nu, nu je je zwakheid bekent tegenover een heiden!
UpToDate 2024-2025