Pseudo-Mattheus
Evangelie (over Jozef)
In de Bijbel: ‘Toen behaagde deze
toespraak aan de gehele vergadering. En door de priesters over de twaalf
stammen werd het lot geworpen, en het lot viel op de stam Juda. En de priester
zei: ‘Op de nu volgende dag komt een ieder die nog zonder echtgenote is, en
brengt mee een twijg in zijn hand.’
‘Zo is het geschied, dat Jozef met
de jongere mannen zijn tak aanbracht. En toen zij hun takken aan de hoogste
hogepriester hadden overgegeven, bracht hij een offer aan de Heer God en vroeg
de Heer om raad. En de Heer zei tot hem: ‘breng de takken van allen binnen in
het heilige der heilige van God; en dat de takken daar blijven. En schrijf hun
voor, dat zij in de vroegte tot u komen, om hun takken terug te ontvangen. En
uit de top van wiens tak een duif zal te voorschijn komen en naar de hemel
vliegt, in wiens hand de teruggegeven tak dit teken zal gegeven hebben, aan die
moet Maria ter behoeding worden overgegeven’.
Toen zij nu de volgende dag allen
heel vroeg samen kwamen en toen het verbrandingsoffer geschied was, is de
hogepriester in het Heilige der Heiligen gegaan, en heeft de takken te
voorschijn gehaald. En toen hij ze één voor één onderzocht had en er voor geen
enkele tak een duif te voorschijn was gekomen, bekleedde zich de hogepriester
met de twaalf schelletjes en met het priesterlijk gewaad. En ingegaan zijnde in
het heilige der heiligen, ontstak hij een offer en goot daar een gebed uit.
Toen verscheen er een engel van God, die zei:’Er is hier een zeer korte tak,
die gij voor niets hebt geacht, en deze hebt gij bij de andere neergelegd; maar
gij hebt hem met de andere niet afzonderlijk te voorschijn gehaald en in de
hand gehouden en onderzocht. Wanneer gij deze te voorschijn haalt, en geeft aan
degene aan wie hij behoort, dan zal aan die tak het teken verschijnen waarvan
ik met u gesproken heb’. Deze tak was van Jozef, en omdat hij als grijsaard
tóch niet in aanmerking kon komen om haar te ontvangen, had hij zijn tak ook
zelf niet weer willen opvragen. Toen hij daar nu nederig en als de geringste
stond, riep de hogepriester hem met al te luide stem. Spoedig echter, toen hij
de hand uitstrekte, nam hij zijn tak, en… terstond is op hetzelfde topje van de
tak een duif en witter dan sneeuw uitgegaan, een héle mooie. En lang fladderde
hij langs de gewelven van de tempel en vloog hij tenslotte omhoog de lucht in.
Apocrief Evangelie
(over Jozef)
Ook Jozef gooide zijn
bijl neer en vertrok om zich bij hen te voegen. Toen zij er allemaal waren
gingen zij met hun staven naar de hogepriester. Deze nam ieders staf aan en
ging de tempel binnen om te bidden. Nadat hij zijn gebed geëindigd had nam hij
de staven weer op, ging naar buiten en gaf ze aan hen terug, maar er vertoonde
zich geen wonderteken. En Jozef nam de laatste staf aan en zie, er kwam een
duif uit, die op Jozefs hoofd vloog. Toen zei de priester tot Jozef: “U bent
door het lot toe aangewezen om de maagd van de Heer onder uw hoede te nemen.”
Maar Jozef maakte bezwaar en zei: “Ik heb al zonen en ik ben oud en zij is
jong. Ik vrees dat de kinderen van Israël mij uit zullen lachen.” Maar de
priester zei tegen Jozef: “Vrees de Heer, uw God, en herinner u wat God met
Dathan, Abiram en Korach gedaan heeft, hoe de aarde spleet en zij vanwege hun
ongehoorzaamheid werden verzwolgen. Vrees daarom, Jozef, opdat dat niet gebeurt
met uw huis!” Toen vreesde Jozef en nam haar onder zijn hoede. En hij zei tegen
haar: “Maria, ik heb je uit de tempel van de Heer ontvangen en nu laat ik je in
mijn huis achter en ga weg om een huis te bouwen, daarna zal ik bij je
terugkomen. De Heer zal je bewaren.”
Pseudo-Mattheus
Evangelie (over Jozef)
Toen wenste het gehele
volk de grijsaard geluk, terwijl zij zeiden: ‘Gelukzalig zijt gij geworden in uw
ouderdom, vader Jozef! Dat God u heeft aangewezen als de geschikte om Maria te
ontvangen’. Toen de priesters tot hem gezegd hadden: ‘ontvang haar, daar uit de
gehele stam Juda gij alleen door God zijt uitgekozen’…, begon Jozef hen met
schroom te smeken, zeggend: ‘Een grijsaard ben ik, en zonen heb ik. Waarom
geeft gij mij over aan haar: dit kindje, waarvan de leeftijd zelfs nog kleiner
is dan die van mijn kleinkinderen? Toen zei Abjathar, de hoogste hogepriester
tot hem: wees gedachtig Jozef, hoe Dathan, Abiram en Korach zijn omgekomen,
omdat zij de wil van God verachtten. Zo zal het u vergaan, indien gij hetgeen u
door God bevolen wordt zult veracht hebben’. Jozef antwoordde hem: ‘weet gij
wel dat ik de wil van God volstrekt niet veracht. Maar ik zal een beschermer
van haar zijn, net zolang ik hierin de wil van God verneem, wie uit mijn zonen
haar tot echtgenote kan hebben. Haar mogen als het ware tot schadeloosstelling
worden gegeven enige maagden uit haar vriendinnen, met wie zij die tussentijd
kan doorbrengen.’ Abjathar, de hogepriester antwoordde, zeggend: ‘zeker, vijf
maagden zullen haar tot troost worden gegeven, net zolang tot de bepaalde dag
komt waarop gij haar tot u neemt. Want zij zal niet met een ander in een
huwelijk kunnen verbonden worden.
Toen nam Maria tot zich, naast vijf
andere maagden, die met haar in het huis van Jozef zouden zijn. Deze maagden nu
waren: Rebecca, Sippora, Susanna, Abiga en Caël. Door de hogepriester is haar
gegeven: zijde, purperblauw, katoen, scharlaken, purper en vlas. Zij nu wierpen
onder elkaar loten, die moesten uitmaken wat elke maagd verwerken zou. En het
lot viel zo, dat Maria het purper ontving tot het maken van het voorhangsel des
Heren. Toen zij dit ontving, zeiden tot Maria die maagden: ‘Daar gij het zijt die
de laatste en de nederigste en de kleinste van ons allen zijt, hebt gij
verdiend het purper te ontvangen en tot uw deel te hebben’. Toen zij dit nu
zeiden, begonnen zij haar al met plagende woorden; koningin der maagden’ te
noemen. Terwijl zij aldus onder elkaar zo deden, verscheen in het midden van
haar een engel des Heren, die tot haar zei: niet zal dat woord tot plagerij
uitgesproken worden, maar tot allerwaarste profetie geprofeteerd’. Ten zeerste
dus door het gezicht van de engel en door zijn woorden verschrikt, vroegen zij
haar of zij haar of zij haar wilde vergeven en voor haar bidden.
Apocrief Evangelie
(over Maria)
Toen nu de priesters eens vergaderden zeiden zij: “Laten wij een
voorhangsel laten maken voor de tempel van de Heer.” En de priester sprak:
“Haalt reine maagden uit de stam van David.” En de dienaars gingen zoeken en
zij vonden zeven maagden. En de priester herinnerde zich het kind Maria en dat
zij uit de stam van David was en rein voor God. En de dienaars gingen haar
halen. Toen brachten zij de maagden in de tempel van de Heer en de priester
sprak: “Werpt het lot, wie het goud, het amiant, het fijn linnen, de zijde, het
hyacintblauw, het scharlaken en het echte purper zal spinnen.” En Maria lootte
het echte purper en het scharlaken. Toen zij het gekregen had keerde zij terug
naar haar huis. In die tijd werd Zacharias stom en Samuël verving hem zolang
tot hij weer kon spreken. En Maria nam het scharlaken en begon te spinnen.
UpToDate 2024-2025