DE
OUDERS VAN MARIA
Voorwoord
Uit het verhaal blijkt
een goede bekendheid met de Septuagint, de oude Griekse vertaling van de
Hebreeuwse Bijbel. Het is aannemelijk dat de twee afzonderlijke verhalen
oorspronkelijk in het Hebreeuws werd geschreven. Uit het feit dat Maria volgens
de schrijver in de tempel werd opgevoed, dat ook Jozef het bittere water
drinkt, dat een gewone priester het Allerheiligste betreedt e.d. leiden enkele
onderzoekers af, dat de schrijver een Jood kan zijn geweest. Dergelijke details
hoeven niet beslist op onwetendheid te berusten. Maria is in alle opzichten
uitzonderlijk.
Anderzijds blijkt hij
bekend te zijn geweest met details, die hij niet in de Bijbel kan hebben
gevonden, zoals het feit dat meisjes het voorhangsel voor de tempel vervaardigen,
wat vermeldt wordt in het Misjna-tractaat Sjekalim. De belangrijkste bedoeling
van het verhaal was ongetwijfeld aan te tonen, dat Jezus wel degelijk uit een
maagd geboren was, ondanks Joodse beschuldigingen dat dit verzonnen en niet in
overeenstemming met de waarheid was.
Het verhaal laat zien
hoe oud de Mariaverering is, en ook al is het nog een hele stap van het
Lukas-evangelie (“Mij zullen zalig prijzen alle geslachten”) naar dit verhaal,
het wordt gekenmerkt door eenzelfde soberheid; van een overdreven
Mariacultus is gelukkig nog niets te merken.
Inleiding
De rijke en vrome
Joachim en zijn vrouw Anna, die onvruchtbaar is, krijgen op hoge leeftijd een
dochter, Maria, die haar leven in afzondering zal doorbrengen. Tot haar derde
jaar woont zij in haar ouderlijk huis, waar op haar slaapkamer een soort
heiligdom is. Daarna verblijft zij tot haar twaalfde in de tempel te Jeruzalem.
Door een goddelijk teken wordt Maria dan aan de weduwnaar Jozef tot vrouw
gegeven. Een engel kondigt haar aan dat zij een zoon zal krijgen. Als na een
lange afwezigheid van Jozef blijkt dat zij zwanger is, wordt Jozef ervan
beschuldigd, dat hij een aan de tempeldienst gewijde maagd verleid heeft.
Jozef en Maria houden echter beiden vol dat ze onschuldig zijn en moeten dan
het “vervloekte bittere water” drinken (vgl. Num. 5, 11-31), waarna hun
onschuld blijkt. Als Jozef en Maria op weg zijn naar Bethlehem om zich in te
laten schrijven, wordt onderweg (vlak voor Bethlehem) Jezus geboren in een
grot. Een vroedvrouw stelt vast dat Maria ook na de bevalling nog maagd is. Dan
volgt een verhaal van de wijzen uit het oosten. Zodra Herodus merkt dat de
wijzen hem om de tuin hebben geleid, stuurt hij moordenaars om de kinderen tot
twee jaar te doden. Als Zacharias niet wil zeggen waar zijn zoontje Johannes
is, wordt hij in de tempel vermoord.
Pseudo-Mattheus
Evangelie (over Joachim en Anna)
Opmerking
De nu hieronder
deelteksten van de pseuo-Mattheus, is informatie uit het protonverhaal van de
zoon van Jozef: Jakobus (zie vooral de Jeugd Jezus! met de ware of juiste
tekst). Het protonverhaal van Jakobus (pseudo-Mattheusverhaal) wordt
afgewisseld met het Apocrief (dat identiek is aan het Jakobusverhaal), waarbij
het verhaal van ‘de Jeugd Jezus’ natuurlijk centraal staat.
In die dagen was er te Jeruzalem een
man, genaamd JOACHIM, uit de stam Juda. Deze was herder over zijn eigen
schapen, vrezend de Heer in eenvoud en goedheid. Hij koesterde geen andere zorg
dan voor zijn kudden; van welker opbrengst hij voedde alle mensen die God
vreesden. En dubbele geschenken offerde hij in de vreze van God aan de mensen
die, in de leer werkend, Hem dienden. Hij maakte dus hetzij van de lammeren,
hetzij van de schapen, hetzij van de wol, hetzij van al zijn dingen, welke hij
ook maar scheen te bezitten, drie delen: het ene deel gaf hij aan de wezen en
de vreemdelingen, zomede als aan de armen; het tweede deel echter gaf hij aan
hen die de eredienst Gods waarnamen; het derde deel reserveerde hij voor
zichzelf en voor zijn hele huis.
Terwijl hij echter zo handelde,
vermenigvuldigde de Heer hem zijn kudden, in die mate dat er geen mens onder
het volk van Israël aan hem gelijk was. Dit ving hij aan te doen vanaf zijn
vijftiende jaar. Toen hij twintig jaar was, kreeg hij ANNA, de dochter van
ACHAR, uit zijn eigen stam, dat is uit de stam Juda, uit het geslacht van
DAVID. En toen zij samen twintig jaar bij elkaar gebleven waren, had hij nog
geen zonen of dochters uit haar.
Geschied is het nu, dat op de
feestdagen onder degenen die de Heer een brandoffer aanboden, ook Joachim
stond; gereedmakend zijn geschenken voor het aangezicht des Heren. En een
priester, genaamd Ruben, tot hem naderend, zei: ‘Het is u niet geoorloofd te
staan onder degenen die aan God offers brengen; om de reden dat God u niet gezegend
heeft door u kroost te geven in Israël.’ Zo een schaamtegevoel onder de ogen
van het volk te ondergaan hebbend, verwijderde hij zich wenend uit de tempel
van de Heer, en is niet naar huis teruggekeerd. Maar hij ging heen naar zijn
vee, met zich voerend de herders naar de bergen in een verwijderde landstreek,
zodat gedurende vijf maanden zijn vrouw Anna geen enkel bericht over hem kon
vernemen. (Noot: Het boekje ‘drie dagen in de tempel’ en het Grote Johannes
Evangelie, beschrijft het een en ander over Joachim -1-3-6 en 12, 1-6-14 en
GJE1-171-7, GJE5-143-7 resp. GJE10-146-1)
Apocrief Evangelie (over Joachim)
In de “Geschiedenissen
van de twaalf stammen van Israël” kwam Joachim voor, een zeer rijke man, die
zijn offergaven dubbel bracht, want hij dacht: “Wat ik teveel offer zal voor
het hele volk zijn en wat ik geef voor de vergeving van mijn zonden zal voor de
Heer zijn, voor mijn verzoening.” Nu was de grote dag van de Heer nabijgekomen
en de kinderen van Israël brachten hun gaven. En Ruben ging voor Joachim staan
en zei: “Het is u niet toegestaan om uw offers het eerst te brengen, omdat u
geen nakomelingen hebt verwekt in Israël.” 3. Toen werd Joachim erg bedroefd en
hij ging naar het register van de twaalf stammen van het volk, want hij dacht:
“Ik zal in het register van de twaalf stammen van Israël nakijken of ik de
enige ben die geen nakomelingen heb verwekt in Israël.” En hij onderzocht de
zaak en ontdekte dat alle rechtvaardigen in Israël nakomelingen hadden verwekt.
En hij herinnerde zich van de aartsvader Abraham dat God hem op het laatst nog
Isaäk tot zoon had gegeven. 4. En Joachim werd erg bedroefd en hij vertoonde
zich niet aan zijn vrouw, maar hij begaf zich naar de woestijn; daar sloeg hij
zijn tent op en vastte hij veertig dagen en veertig nachten, want hij dacht:
“Ik zal niet afdalen om te eten of te drinken totdat de Heer, mijn God, mij
heeft bezocht; mijn gebed zal mij tot spijs en drank zijn.”
Pseudo-Mattheus Evangelie (over Anna)
Toen zij in haar gebed weende en
zei: ‘Zeer sterke Heer, God van Israël,….. nu hebt Gij mij geen zonen
gegeven,…. Waarom hebt Gij nu ook mijn man van mij weggenomen?... Zie, al vijf
maanden zijn verlopen sinds ik mijn man niet gezien heb. En ik weet niet waar
hij nu vertoeft. Of, indien ik hem dood wist, ik zou zijn begrafenis bezorgen’.
En terwijl zij erg weende, is zij gegaan op de binnenplaats van haar huis, zich
ter aarde werpend in het gebed, en zij goot haar gebeden uit voor het
aangezicht van de Heer. Daarna opstaand van het gebed en opheffend de ogen tot
God, zag zij een nest van mussen in een laurierboom, en zij zond haar stem met
het gezicht tot de Heer uit en zei: ‘Heer, almachtige God, Die gegeven hebt
kinderen aan alle creatuur, aan de wilde dieren en de lastdieren, aan de
slangen en vogels en vissen,… en zij verheugen zich over hun kinderen, mij
alleen sluit Gij uit van de gift van Uw weldadigheid. Gij immers, God kent mijn
hart, omdat ik vanaf het begin van mijn huwelijk dit berustend op een gelofte
gedaan te hebben belijd: dat indien Gij, God, mij gegeven had een zoon ofwel
een dochter, ik deze U in Uw heilige tempel zou hebben opgedragen.
Apocrief Evangelie (over Anna)
Intussen hief zijn vrouw
Anna een dubbele weeklacht aan en jammerde: “Mijn weduwschap wil ik beklagen en
ook mijn kinderloosheid.” En toen de grote dag van de Heer naderde zei
Judith, haar dienstmeisje, tegen haar: “Hoelang zult gij uw ziel nog buigen?
Zie, de grote dag van de Heer is gekomen en dan moogt gij niet treuren. Neem
liever deze hoofddoek, die mijn meesteres mij gegeven heeft; ik kan hem niet
dragen omdat ik een dienstmeisje ben en hij een teken is van Koninklijke
waardigheid.”Maar Anna zei: “Ga weg van mij, want dat doe ik niet, nu de Heer
mij zo diep vernederd heeft. Misschien heeft een slecht mens hem aan je gegeven
en ben jij nu gekomen om mij in jou zonde te laten delen.” Toen antwoordde
Judith: “Wat zal ik u nog voor slechts toewensen nu de Heer uw schoot heeft
toegesloten om u geen nageslacht te geven in Israël?” Daarop werd Anna erg
bedroefd. Zij trok haar rouwklederen uit, waste haar hoofd, trok haar
bruidskleren aan en ging omstreeks het negende uur wandelen in haar tuin. Daar
zag zij een laurierboom, ging eronder zitten en smeekte de Heer als volgt: “O
God van onze vaderen, zegen mij en verhoor mijn gebed, zoals Gij de schoot van
Sara gezegend en haar Isaäk tot zoon gegeven hebt.”
Pseudo-Mattheus Evangelie (over Anna)
En terwijl zij die dingen uitsprak,
verscheen onmiddellijk voor haar aangezicht een engel van de Heer, die sprak:
‘Vrees niet Anna! Het ligt in de raad van God besloten u een nakroost te geven.
En wat uit u zal geboren worden, dat zal staan in de bewondering gedurende
eeuwen, tot aan het einde toe!’ en toen de engel deze dingen gezegd had, is hij
uit haar ogen weggegleden. Maar zij, vrezend en bevend, omdat zij zodanig een
visioen gezien had en zulk een toespraak gehoord had, is tenslotte ingegaan in
haar slaapvertrek en heeft zich op haar bed geworpen, als dood zijnde. En
gedurende de hele dag en nacht bleef zij tot het einde toe in grote siddering
en in gebed. Daarna echter riep zij tot zich haar het meisje en zei tot haar:
‘Gij ziet mij door weduwstaat in akeligheid en angst geplaatst,… en gij hebt
tot mij niet willen binnenkomen? Toen heeft zij (het meisje) met halfluid
gemompel aldus geantwoord, zeggende: ‘Wanneer God heeft toegesloten uw
moederschoot en uw man van u heeft weggenomen, wat zal ik u dan nog helpen? Dit
horende, wierp Anna met groot geluid haar stem uit, en weende.
Pseudo-Mattheus Evangelie (over Joachim)
Terzelfder tijd verscheen er een
jongeling (engel) in de bergen aan Joachim, waar hij zijn kudden weidde. En
deze zei tot hem: ‘Waarom keert gij niet terug tot uw echtgenote? En Joachim
zei: gedurende twintig jaar heb ik haar gehad, en God heeft mij niet uit haar
zonen willen geven. Daardoor ben ik met schaamtegevoel uit de tempel des Heren
als een beschimpte heengegaan. Waarom zou ik tot haar wederkeren, ik die
eenmaal verworpen en groot veracht ben? Hier zal ik daarom bij mijn schapen
blijven; en zolang de God van deze bedeling mij het levenslicht zal willen
gunnen, zal ik door de handen van mijn dienstknechten vol gaarne hun delen
toebedelen aan de armen en aan de wezen en aan degenen die God vereren. En toen
hij deze dingen gezegd had, antwoordde hem de jongeling: ‘Ik ben een engel van
God, die heden verschenen ben aan uw wenende en biddende vrouw; en ik heb haar
getroost van wie gij nu moogt horen, dat zij uit uw zaad een dochter ontvangen
heeft. En dit niet wetend hebt gij haar verlaten. Deze dochter zal in de tempel
van God zijn, en de Heilige Geest zal in haar rusten. En haar gelukzaligheid
zal overtreffen die van alle heilige vrouwen, in die mate, dat niemand zal
kunnen zeggen, dat er vóór haar een vrouw is geweest, gelijk aan haar; en dat
er ook ná haar geen zo op deze wijze zal wezen. Daarom: daal af van de bergen
en keer terug tot uw echtgenote, welke gij zult vinden een vrucht in de
moederschoot hebbend. Want God heeft in haar zaad verwekt, waarover gij dank
aan God moet brengen. En haar zaad zal gezegend zijn, en zij zelf zal gezegend
zijn en zij zal gesteld worden tot een moeder van eeuwige zegening.
Toen aanbad Joachim de engel en zei:
‘Indien ik tegenover uw aangezicht genade ondervonden heb, zit dan een weinig
neer in mijn tent en zegen uw dienaar!’ En de engel zei tot hem:’Zeg niet dat
gij een ‘’dienstknecht’ zijt, maar mededienstknecht!’ Want wij zijn
dienstknechten van één Heer. Maar mijn spijs is onzichtbaar, en mijn drank kan
door geen enkele sterveling gezien worden. Daarom moet gij mij niet vragen of
ik wil binnentreden in uw tent; maar indien gij mij iets hebt willen geven,
offer dat God tot brandoffer!’
Toen nam Joachim een onbevlekt lam,
en zei tot de engel: ‘Ik zou het niet gewaagd hebben de Heer een brandoffer te
offeren indien niet uw bevel mij het priesterrecht gaf om te offeren!’ En de
engel zei tot hem: ‘Ik zou u niet tot offeren uitnodigen, als ik dit niet als
de wil van de Heer had leren kennen!’ Toen echter Joachim het offer God aanbood,
steeg tegelijk met de rook zowel de engel als de geur ten hemel.
Toen wierp Joachim zich op zijn
aangezicht ter aarde en lag vanaf het zesde uur des daags tot aan de avond.
Toen echter de slaven en dagloners die met hem waren dit zagen, meenden zij,
daar zij niet wisten om welke reden hij daar zo neerlag, dat hij dood was. En
zij naderden en konden hem nauwelijks van de grond heffen. En toen zij hun het
visioen van de engel verhaald had, zijn zij door grote vrees en verwondering
aangespoord om hem aan te manen dat hij zonder vertoef het gebod van de engel
zou volbrengen, en snel naar zijn echtgenote teruggaan.
En toen Joachim in zijn ziel
overlegde of hij zou terugkeren of niet, geschiedde het dat hij door een diepe
slaap werd verzwaard. En zie, de engel die hem in wakende toestand was
verschenen, verschenen hem nu in de droom, zeggende: ‘Ik ben de engel die door
God u tot beschermer gegeven ben. Daal gerust af en keer weer tot Anna, omdat
de barmhartigheden welke gij en uw vrouw Anna gedaan hebt voor het aangezicht
van de Allerhoogste vermeld zijn. En aan ulieden zal God zodanig een kind
schenken, gelijk van de beginne af de profeten nooit gehad hebben, en ook geen
heilige ooit hebben zal. Toen nu Joachim uit de slaap ontwaakt was, riep hij
alle herders tot zich en deelde hun zijn droom mede. Zij nu aanbaden de Heer en
zeiden tegen Joachim: ‘zie toe dat gij de woorden van de engel niet veracht!’
Maar sta op, laat ons van hier vertrekken. En laat ons, de kudden weidend, met
langzaam tempo terugkeren.
Apocrief Evangelie (over Anna)
En toen zij (Anna) haar ogen naar de
hemel opsloeg zag zij een mussennest in de laurierboom en zij begon bij
zichzelf te klagen: ”Wee mij, wie heeft
mij verwekt en welke schoot heeft mij gebaard? Want ik ben een vervloeking
geworden in de ogen van de kinderen van Israël, zij hebben mij bespot en uit de
tempel van de Heer weggehoond. Wee mij, met wie ben ik te vergelijken? Niet ben
ik te vergelijken met de vogels des hemels, want ook de vogels des hemels zijn
vruchtbaar voor U, o Heer. Wee mij, met wie ben ik te vergelijken? Niet ben ik
te vergelijken met de dieren van de aarde, want ook de dieren van de aarde zijn
vruchtbaar voor U, o Heer. Wee mij, met wie ben ik te vergelijken? Niet ben ik
te vergelijken met deze wateren, want ook deze wateren zijn vruchtbaar voor U,
o Heer. Wee mij, met wie ben ik te vergelijken? Niet ben ik te vergelijken met
deze aarde, want ook deze aarde brengt haar vruchten voort in haar seizoen en
prijst U, o Heer!”
En zie, er verscheen een
engel van de Heer, die tot haar sprak: “Anna, Anna, de Heer heeft uw gebed
verhoord. Gij zult ontvangen en baren en heel de wereld zal over uw
nakomelingschap spreken.” En Anna antwoordde: “Zo waar de Heer, mijn God,
leeft, als ik een kind krijg, hetzij een jongen of een meisje, zal ik het als
gave afstaan aan de Heer, mijn God, en het zal Hem zijn leven lang dienen.” En
zie, er kwamen twee boodschappers tot haar die zeiden: “Zie, uw man Joachim
komt er aan met zijn kudden.” – Want een engel van de Heer was neergedaald en
had tot hem gezegd: “Joachim, Joachim, de Heer uw God heeft uw gebed
verhoord. Daal af van hier, want zie, uw vrouw Anna zal zwanger worden.” En
Joachim daalde af en riep zijn herders en sprak: “Breng mij hier tien lammeren
die gaaf en zonder gebrek zijn; die zijn voor de Heer, mijn God. Brengt mij ook
twaalf malse kalveren voor de priesters en de raad der oudsten en honderd
bokjes voor het volk.” En zie, daar kwam Joachim met zijn kudden. Anna,
die bij de deur stond, zag Joachim aankomen, snelde naar hem toe, viel hem om
de hals en zei: “Nu weet ik dat de Heer God mij rijk gezegend heeft, want zie,
eerst was ik weduwe, maar nu niet meer; ik was kinderloos en nu zal ik zwanger
worden.” En Joachim rustte de eerste dag uit in zijn huis.
Pseudo-Mattheus Evangelie (over Joachim)
En toen zij, al
terugkerend in een traag tempo gedurende dertig dagen al dicht bij huis waren,
zie daar verscheen de engel des Heeren bij Anna die stond en bad. En hij zei
tot haar: ‘Ga naar de poort die genoemd wordt ‘de gouden poort’, en loop uw man
tegemoet, omdat hij heden tot u zal komen. Zij derhalve haastte zich met haar
slavinnetjes tot hem, en, de Heer lovend, stond zij lang in de poort op haar
man te wachten. Toen zij door het al te lange wachten in zwijm viel, sloeg zij
de ogen op en zag van verre Joachim met zijn vee aankomen. En hem tegemoet
lopend hing zij aan zijn hals, brengende dank aan God, en zeggende: ‘weduwe was
ik, en zie, nu ben ik het niet meer, onvruchtbaar was ik, en zie, nu heb ik
ontvangen. Daarop aanbaden zij de Heer en gingen hun huis binnen. Toen dit
bekend werd, is er grote vreugde bij al zijn buren en bekenden, in die mate dat
het hele land Israël hem met die tijding geluk wenste.
Apocrief Evangelie (over Joachim)
De volgende dag echter bracht
hij zijn gaven. Hij dacht: “Als de Heer God mij genadig is zal het diadeem van
de priester het mij duidelijk maken.”En Joachim bracht zijn gaven en lette op
het diadeem van de priester toen deze het altaar van de Heer besteeg. En hij
zag geen zonde bij zichzelf. Toen sprak Joachim: “Nu weet ik dat de Heer mij
genadig is en al mijn zonden heeft vergeven.” En hij daalde gerechtvaardigd af
van de tempel van de Heer en ging naar huis. En haar maanden werden vervuld. In
de negende maand baarde Anna. En zij zei tot de vroedvrouw: “Wat is het?” Deze
antwoordde: “Een meisje.” Toen zei Anna: “Op deze dag is mijn ziel groot
gemaakt.” En zij legde het kind neer. Toen de dagen vervuld waren reinigde Anna
zich en gaf zij het kind de borst. En zij gaf het de naam Maria.
UpToDate 2024-2025