Jezus leefde 33 volle jaren op deze Aarde
[voortzetting]
Jezus is nu met Maria [in Nazareth] in gesprek: ‘Maria
haast zich naar de voorraadkamer en vindt deze volgepakt met brood, meel,
vruchten, gerookte en verse vis, melk, kaas, boter en honing! Als zij zo'n
grote voorraad in de voorraadkamer ziet, beangstigt dat haar; ze komt vlug naar
Mij terug, valt voor Mij op de knieën en dankt Mij knielend voor zo'n rijke
verzorging van haar voorraadkamer! Ik buk Mij echter snel en hef haar op, en
zeg tegen haar: 'Wat doet u voor Mij, wat alleen de Vader toekomt? Sta op; want
wij kennen elkaar toch al dertig jaar,
en Ik ben nog steeds Dezelfde en niet veranderd!' Maria krijgt tranen van
vreugde, begroet al Mijn leerlingen en gaat dan snel weg, om een goed maal voor
ons klaar te maken’... [GJE-1-108-7-9]
De bevriende Cyrenius kwam ook op bezoek bij Jezus in
Nazareth en tijdens dit gesprek werden de Kinderjaren van Jezus in Egypte
[Ostracine] opgehaald. Cyrenius zei, dat hij Hem al dertig jaar kende.
[GJE2-24-8]
JACOBUS, de zoon van Jozef, die een kundig schrijver was, haalde een
tamelijk dikke rol uit een kast en gaf die aan Cyrenius met de woorden: ..Verheven
heer, hierop heb ik vanaf Zijn geboorte alles opgeschreven tot aan Zijn
vijftiende jaar, maar bijzondere dingen deed hij eigenlijk slechts tot aan Zijn
twaalfde jaar. Na het twaalfde jaar verdween Zijn goddelijke gave zo totaal,
dat daarvan ook niet het minste meer te bemerken viel. Over de drie
jaren van Zijn dertiende tot Zijn vijftiende staat er dan ook niets in;
want behalve enkele tamelijk wijze woorden vond er niets bijzonders meer
plaats, en daarom heb ik dan ook na Zijn vijftiende het niet meer nodig
gevonden de heel gewone menselijke belevenissen, die ik van Hem zag, op te
schrijven. Hiermee kan deze beschrijving van Zijn jeugd als een afgesloten
geheel beschouwd worden’. [GJE-2-25-2 – vergelijk ook de
Jeugd van Jezus!]
Opmerking: met 20 jaar heeft zich nog een speciaal geval voorgedaan met
Jezus; daarover later meer in deze samenhang! Evenals met 29 jaar, toen Jozef
in Zijn armen stierf.
ROBAN de Farizeeër bericht over de tempel: "De
tempel is al dertig jaar niets anders dan een wissel en handelsmarkt
en van de echte Jehova en van Mozes is allang geen spoor meer te vinden!
[GJE-02-83-18]
De Farizeeër Chiwar zegt tegen zijn collega’s: "Ja, Hij is een en dezelfde! Ik ken Hem al meerdere jaren, net als de
oude Jozef, die pas ongeveer een jaar geleden gestorven is’. [Opmerking: wellicht in het jaar 21 n. Chr.]
‘Ik heb niet het minste spoor van iets buitengewoons aan Hem ontdekt,
ofschoon -zoals men hier en daar heeft verteld -zich bij Zijn geboorte, die te
Bethlehem in een schaapsstal heeft plaats gevonden, heel buitengewone dingen moeten
hebben plaats gevonden, en ook daarna tot op Zijn twaalfde jaar. Maar vanaf het
twaalfde jaar moet al het buitengewone verdwenen zijn, de grote verwachtingen
van Zijn ouders gingen teloor, en Hij bleef tot op heden, respectievelijk tot
aan zijn dertigste jaar, en dat is nu een zeer onopvallende, eenvoudige
timmerman!’ [GJE2-90-7]
‘Maar op Zijn dertigste jaar verdween Hij opeens uit Zijn ouderlijk
huis en Hij moet Zich enige tijd in de woestenij bij Bethabara aan de kleine
Jordaan, waar de beroemde Johannes verblijf hield, hebben opgehouden en
Zich door hem hebben laten dopen’.
KORAH zegt: "Ja, ja, je zult wel gelijk hebben! Die geschiedenis in
Bethlehem baarde ongeveer dertig jaar geleden veel opzien, en als ik mij niet vergis, heeft de oude Herodes juist om Hem die
onmenselijke kindermoord bevolen. Hij moet echter naar Egypte ontvlucht zijn. -
Zie je nu wel, nu is het me al helemaal duidelijk! Nou, nou, dat is dus
dezelfde Jezus!? Ja, aan Hem kan beslist iets buitengewoons zijn, en jij zult
met je veronderstelling er zeker niet ver naast zijn! Maar ik zou Hem dan toch
nog willen spreken voor hij deze plaats denkt te verlaten!" [GJE2-90-7-10]
De HOOFDMAN zegt tegen de overste van een groep Farizeeën, die een
onderzoek instelde naar Jezus en intussen op de hand waren van Jezus: […] – ‘En als er zo nu en dan
een hoogstaande ziel onder hen was, dan deden ze daarmee wat zij naar mijn
weten voor nauwelijks dertig jaar met de vrome rechtschapen Zacharias deden’… [GJE2-124-5]
Opmerking: dit speelde zich alles nog steeds af in het
eerste ambtsjaar van Jezus! Met de kanttekening: enerzijds lijkt het of dit nog
geen 30 jaar geleden was, dat Zacharias vermoord werd; anderzijds lijkt het
erop, dat – toen Jezus op Zijn laatste dag van Zijn 29e jaar op 6
januari 22 n. Chr. de volgende dag op Zijn dertigste het huis verliet van Jozef
[die niet meer leefde en al een jaar daarvoor gestorven was!] en Maria. Dit
verklaart misschien waarom geschreven staat: op Zijn dertigste jaar!
Marcus, de Romein [een oude krijgsvriend van Cyrenius] op de heuvel aan de
witte zeebaai, vlakbij Tiberias] vertelde het volgende in zijn hut, waar Jezus
en Zijn leerlingen verbleven, zei:
‘Voor zoiets moest de goede God, als Hij geen oude
Joodse fabel is, toch een tegenmiddel weten, maar tot op dit uur gebeurde er
van bovenaf nog niets! God kan nog steeds heel geduldig en kalm zulke naamloze
wreedheden aanzien, zoals Hij ongeveer dertig jaar geleden in Bethlehem kon aanzien hoe door een bevel van een tiran, kinderen van het manlijke geslacht, van
een tot twaalf jaar, ten getale van vijfduizend, op één dag op de gruwelijkste
manier van de wereld zijn vermoord!’ [GJE2-178-9]
[Opmerking:
het vermoorden van kinderen tot twaalf jaar was het oorspronkelijk plan van
Herodus, maar onder de suggestieve invloed van Cornelius werd dit voorkomen en
gereduceerd tot 2 jaar!]
De overste Julius, die samen met Cyrenius en Jezus aan de tafel zaten,
sprak: ‘Er wordt wel verteld, dat ongeveer dertig jaar
geleden een paar mensen uit Galiléa na het genot van het satanswater niet
gestorven zouden zijn’. [Opmerking: Jozef en
Maria] – GJE2-236-23]
Een jonge Farizeeër in aanwezigheid van de rechter Julius, Jezus en
Cyrenius zei: ‘Maar het is dan in zekere zin
toch iets buitengewoon wonderlijks en dat blijft een grote vraag, hoe deze mens
aan zulke uitzonderlijke, goddelijk lijkende eigenschappen is gekomen! Want
voor zover wij door ons onderzoek naar hem en zijn afkomst te weten zijn
gekomen, moet hij de zoon van een timmerman zijn, die ongeveer tot zijn dertigste jaar steeds thuis is gebleven en met zijn
vader en mogelijke andere broers nu eens hier, dan weer daar, timmerwerk heeft
verricht. Niemand heeft daarbij ooit
iets buitengewoons aan hem ontdekt. Men heeft hem ook nooit zien lezen,
schrijven of rekenen. Ook in zijn omgang met mensen moet hij zeer weinig
spraakzaam en allerminst een spiritueel mens zijn geweest!‘
[GJE3-6-2]
‘Zo moet ook het vissen een van zijn lievelingsbezigheden geweest
zijn en hij viste altijd met succes, waarom de vissers hem ook graag bij zich
hadden’. [GJE3-6-4]
Mathaël waarschuwt Cyrenius voor de overste van de tempel: […] ‘Kijk, deze is het [de overste Stahar der Farizeeën] die dertig jaar geleden de hand heeft geslagen aan de hogepriester
Zacharias en hem tussen het offeraltaar
en het allerheiligste, gescheiden door de voorhang, heeft vermoord![opmerking: gewurgd!] - [GJE3-146-10]
De engel Raphaël zegt nu tegen de 78-jarige Stahar [de oud-overste van de
tempel]: ‘U beleeft nu echter niet voor de eerste maal iets,
wat ook de oude vaders hebben beleefd! Dertig jaar geleden hebt u in de
tempel ook al iets dergelijks beleefd, waarna de toenmalige
hogepriester, voornamelijk door uw hand, tussen het altaar en het allerheiligste
gedood werd! Waarom geloofde u dan tóen het duidelijke wonder niet, en
waarom werd u zelfs tegen een hogepriester zo meedogenloos?!" [GJE3-152-12,13]
De engel Raphaël zegt verder tegen de oud-overste Stahar van de tempel
Jeruzalem: ‘Maar het kan de te blinde en
te domme mensheid toch niet te erg aangerekend worden als zij in haar blindheid
alle soorten gruwelijke zonden begaat en daarom zult ook u, vanwege Zacharias,
niet geoordeeld worden en dat nog des te
minder, omdat u die misdaad al heel
vaak ernstig berouwd hebt, wat u zeer ten goede gerekend werd. Maar nu is de
vraag, wat u zou doen als u van
aangezicht tot aangezicht met de reeds dertig jaar in deze wereld onder de Joden rondwandelende en lerende Messias zou komen te
staan en wat uw vijftig collega's zouden doen! Zoudt u
Hem de verschuldigde eer geven en Hem in uw hart als diegene aanvaarden die Hij
is?" [GJE3-153-3]
De engel: ‘Ziet u hier ook niet een nieuwe ark van het nieuwe verbond, waar
de dode nieuwe in de tempel slechts een vermanend symbool van is? Maar het geestelijke leven van Jehova, dat eerst boven de
oude ark zweefde, heeft Jehova Zelf al dertig jaar geleden in de Godmens
gelegd en Die is nu hier in de wereld en leert Zelf de mensen Hem
herkennen!’ [GJE3-153-11]
Kornelius, de broeder van Cyrenius zegt: ‘Maar ik was toen pas vijf en twintig jaar en ik ben nu ruim dertig jaar
ouder en ik heb gedurende die tijd
zeer veel door en meegemaakt, ik heb veel gezien, gehoord en ondervonden. Maar
ondanks dat alles, blijven mij de wonderlijke woorden van David en Uw geboorte
en al haar bijverschijnselen nog zo levendig bij, alsof ik die pas gisteren of
eergisteren persoonlijk had meegemaakt’… [GJE3-179-3]
De Heer zegt tegen de drie wijzen uit het Morgenland: "Hebben jullie dan in je land nooit het
bericht ontvangen, dat er dertig jaar geleden in een stal te Bethlehem,
de oude stad van David, uit een maagd een koning der Joden werd geboren?’ [GJE3-197-1]
De Heer zegt tegen Schabbi, één van de drie astronomische Perziërs: ‘Wel, vriend, hoe staat het nu met die
Messiasgeschiedenis, die dertig jaar geleden de bekende wijzen uit het
Morgenland in jullie land wereldkundig hebben gemaakt? Is dat
volgens jou nog steeds een sprookje van astrologen?’
[GJE3-207-7]
De tempelier Zinka zegt: ‘Hij komt
mij alleen te jong voor; want hij moet al in de 30 zijn! [GJE4-25-1]
Roklus, de Essener zegt tegen de Engel Raphael: ‘Ben jij soms zelf die wonderbaarlijke Nazarener? Ook goed, en eigenlijk nog
beter; want dan leren wij die man of jongeling tenslotte immers zelf kennen,
van wie wij al zoveel buitengewone dingen hebben vernomen! Alleen zie je me
er iets te jong uit voor de Nazarener, die volgens de beschrijving minstens
dertig jaar moet zijn!’ […]
[GJE5-53-4]
Roklus, de Essener, sprak verder met de Engel Raphael over Jezus, van wat
handelslui over Hem ervaren hadden: ‘In het stadje Nazareth aan de bovenloop
van de Jordaan gelegen, niet in het plaatsje in de bergen dat dezelfde naam
heeft, leefde een timmerman die bij zijn tweede vrouw een zoon had verwekt,
die hij 'Jezus' noemde. Deze was tot zijn dertigste ook timmerman en een
altijd stille man, die veel dacht maar weinig sprak. Hij was verder een uiterst
beschaafde man; men hoorde hem nooit ruziën…’ –
‘Een evenwichtige en zeer bescheiden nuchterheid was de
overheersende karaktertrek in zijn leven. Daarnaast was hij altijd zeer
deemoedig en barmhartig tegenover de armen, en vroeg voor zijn altijd
uitstekende timmermanswerk slechts een heel klein loon, dat hij altijd uiterst
stipt aan zijn ouders afdroeg’.
‘Op de dag echter dat hij precies dertig jaar oud werd, legde hij al
zijn gereedschap aan de kant en raakte noch zijn bijl, noch zijn zaag meer aan’. Spoedig daarop verliet hij het
ouderlijk huis, trok naar de kleine woestijn, niet ver van de plaats, waar de
uitloper van de Jordaan in het aan Galilese meer stroomt. [GJE5-52:2-5]
‘Zijn broers en zijn nog in leven zijnde moeder,
allemaal volkomen eerlijke mensen, vroegen hem naar de reden daarvan en hij
moet hun het volgende, hoogst mysterieus klinkende antwoord gegeven hebben:
'Het uur is gekomen, dat Ik de wil van mijn Vader in de hemel moet
vervullen, waarom Ik dan ook naar deze wereld ben gekomen!’
Cyrenius zegt tegen één van de Farizeeërs: ‘Ik heb in Hem juist die mens
gevonden, die ik - laten we zeggen dertig jaar geleden tegen
de gruwelijke vervolging van de oude Herodes beschermd heb; Hij is het ook, die
dertig jaar geleden, toen mijn broer Augustus de volksregistratie en
volkstelling in het hele uitgestrekte Romeinse rijk en dus ook in het land der
joden invoerde, in Bethlehem in een schaapsstal is geboren uit de jonge
vrouw van de timmerman Jozef, waarbij zich allerlei wonderbaarlijke verschijnselen voordeden. Wijzen uit het Morgenland, daarheen geleid door een grote komeet, herkenden Hem en hebben
Hem begroet als de toekomstige koning der joden en Hem geschenken gebracht;
reeds toen werd Hij door de verbaasde herders als een bijzondere verschijning
voor de mensen van deze Aarde bezongen, waarvan jullie je zeker nog wel iets
zullen herinneren! Mochten jullie daarover niets gehoord hebben, ofschoon
jullie toch al wel minstens zestig jaar oud zullen zijn, dan staat hier
mijn broer Cornelius, die toen juist in Bethlehem de Romeinse registratie
leidde, als nog volop levende getuige vóór jullie en naast hem sta ikzelf; ook
ik had hoogst onverwacht de gelegenheid, aan het kind dat amper veertien dagen
oud was, reeds dermate goddelijke tekenen waar te nemen en te beleven, dat ik
er in mijn grote en eerbiedige verbazing geen ogenblik aan heb getwijfeld, dat
dit kind overduidelijk meer was dan het meest volmaakte mensenkind’. [GJE5-149-4,5]
[Opmerking:
deze volksbeschrijving was destijds in het gehele Romeinse Rijk en in Israël de
eerste keer überhaupt in de geschiedenis!]
De twintig pseudo-Grieken [priesters] bedankten de Heer voor de
uitnodiging… ‘Zij kwamen bij ons aan
tafel zitten en begonnen opgewekt te eten en te drinken, en zij vertelden ons
veel lachwekkende dingen over de tegenwoordige staat van de tempel, over de
nieuwe ark, die nagemaakt was omdat de oude sinds de gruwelijke dood van de
voormalige hoge en opperpriester Zacharias haar bijzonder wonderbaarlijke
kracht merkwaardigerwijs helemaal verloren had. De nieuwe was
derhalve nu al bijna dertig jaar oud, en gedurende deze tijd was er met
haar geen enkel wonder meer verricht, en toch aanbad het domme volk de nieuwe
alsof het de oude was’. [GJE616:8]
[Opmerking:
klaarblijkelijk heeft men na de moord op de hoofdpriester Zacharias de ark
ongeveer 9 maanden daarna laten vervaardigen’.]
De drie wijzen uit het Oosten [het Morgenland] ontmoetten Jezus ruim 30
jaar later en de oudste sprak: ‘'Wij drieën zijn al eens dertig jaar geleden hier
geweest en maakten een lange reis van het verre
Morgenland hier naartoe, want wij zijn door een bijzondere ster daartoe
opgeroepen en in de taal der sterren stond geschreven: 'In het verre westen is bij het ontaarde volk van
God een nieuwe koning geboren. Zijn lichamelijke moeder is een maagd die nooit
door een man werd aangeraakt; want het kind in haar schoot is verwekt door de
grote kracht van God, en Zijn naam zal groot zijn onder alle volkeren der
Aarde, en Hij zal een rijk vestigen en daarin als almachtig koning eeuwig
heersen. En allen die in Zijn rijk zullen leven zal het goed gaan; want over
hen zal de dood geen macht meer hebben!’ [GJE6-37-9,10]
Een arts was in gesprek met de Heer aan de Eufraat en Jezus zei tegen hem:
‘Maar Ik heb dat leven uit
God niet vanuit het moederlichaam in deze wereld gebracht! De kiem lag wel in
Mij, maar die moest eerst ontwikkeld worden, wat Mij
bijna dertig volle jaren tijd en moeite
gekost heeft’. [GJE6-90-11]
Tot één van de drie
wijze lieden uit het Morgenland zei Jezus: ‘Er zijn reeds dertig jaar geleden
bij de geboorte van de Middelaar wijze mannen uit jullie land hier geweest, die
Hem goud, wierook en mirre hebben geschonken. Hebben jullie van hen dan niets
gehoord?' [GJE7-118-1]
Één van de Farizeeërs uit de tempel van Jeruzalem, die op bezoek waren bij
Lazarus in Bethanië zei tegen Raphaël: 'Inderdaad, en toch is
het zo! Ik zegje nu zelfs dat de grote heilsman zich zelfs bij jullie zou
kunnen bevinden en dat wij Hem beslist niet zouden herkennen als Hij zich zelf
niet aan ons bekend zou maken! Heimelijk dachten we al dat deze ware tweede
Samuël het was; alleen vonden we Hem toch een beetje te jong, omdat we gehoord
hebben dat de grote heilsman al een jaar of dertig moet zijn, wat we
echter ook niet helemaal zeker weten. Maar we verlangen er nu alleen maar
erg naar, Hem zelf te zien en te spreken! Zeg ons daarom toch waar wij Hem
kunnen zien en spreken!' [GJE7-153:16]
[Opmerking:
blijkbaar is de historische geschiedenis van de Heer voor het grootste deel
verhaald in de eerste 7 delen van het grote Johannes Evangelie, omdat er steeds
sprake is van het eerste jaar van Jezus!]
UpToDate 2024-2025