Het huwelijk
[via Jakob
Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]: Dit thema is een uiterst
belangrijk onderwerp. Het huwelijk is één van de belangrijkste ontwikkeling in
één mensenleven. Huwelijk is “houwelijk”, een liefhebben in relatie van één man
tot één vrouw. Het echtpaar heeft met elkaar een eeuwig verbond gesloten; ze
zijn een verbinding aangegaan voor het aardse leven, maar ook daarna! Het zou
gek zijn, dat het huwelijk alleen maar voor dit aardeleven geldig was, tenzij
in de relatie sprake zou zijn van een lichamelijke lustrelatie. In een echt
huwelijk worden ziel en gemoed steeds
meer een eenheid. De partners nemen dingen van elkaar over (gewoontes) en ze
gaan steeds meer op elkaar lijken. De innerlijke verbinding van het gemoed bij
man en vrouw zijn wederzijds bij elkaar betrokken. De waarlijk echtelijke
liefde daalt van de Heer in twee mensen naar beneden en deze genadeliefde wordt
in het huwelijk geleidelijk meer ontvangen, naarmate de huwelijkpartners de
Heer er Zelf bij betrekken en bewust door Hem geleid willen worden hierin.
Karakters tussen man en
vrouw kunnen elkaar aantrekken, elkaar aardig vinden en verliefd op elkaar
zijn. Een goede basis en in deze verliefdheid kan zelfs echtelijke liefde
verborgen liggen. Maar toch kan er nog geen sprake zijn van echtelijke liefde,
omdat men in de eerste plaats noch niet “gehecht’ is aan elkaar, op de tweede plaats nog niet in de fase
verbonden te zijn in “den echte” Feitelijk
kan echtelijke liefde er dan nog niet zijn, maar zij worde. Het echtpaar groeit
in hun samenleving, dus in de innerlijke dingen, naar elkaar toe. Dit worden
gaat eerst met onenigheden, zelfs met botsingen gepaard. Dat is het gevolg van
het optreden van hun eigenliefde.
De zelfliefde wordt in
de samenleving van een echtpaar het duidelijkst zichtbaar. In de geleidelijke
overwinning van deze zelfliefde bij zichzelf en dus niet bij de ander, is het,
dat de éénwording in het gemoed van de echtelieden groeit. De wortel van de
zelfliefde is de wens om uit zichzelf te leven en niet uit God. Maar het echte
goede is de liefde uit God om een menselijk leven te mogen hebben uit de Heer.
De mens die uit de wortel van deze zelfliefde wil geraken dient de Heer te
raadplegen en tegen Hem op te zien. Gebeurt dit ook door het echtpaar, dan
worden man en vrouw één in de innerlijke dingen. Dan hebben zij een gemeenschappelijke richting in de meest
innerlijke dingen van het leven.
Het is de uit God
neerdalende echtelijke liefde die het echtpaar in hun binnenste verlangen
ontvangt en deze liefde dringt ook door in de uiterlijke en de uiterste dingen
van het leven. Deze echtelijke liefde groeit naarmate er een meer en meer
innerlijke verbinding met de Heer is. Naar die mate wordt het echtpaar ook meer
innerlijk en gelukzalig. Daarom is de echtelijke liefde de grondslag van de
hemel. Er bestaat een innige samenhang
tussen de echtelijke liefde van man en vrouw in verbinding met God. Deze
verbinding wordt in de Bijbel door hemels huwelijk aangeduid. In de Bijbel wordt zo gewaarschuwd tegen een
te lichtvaardige verbreking van de huwelijksband. Men wil de moeilijkheden en botsingen van een
strijd tegen de eigen zelfliefde niet,
De groei van de
echtelijke liefde tussen een man en een vrouw met de strijd ervoor en daarna,
houdt gelijke tred met de verbinding met God. Dit betekent een waarlijk goed
mens worden. De waarschuwing tegen lichtvaardige echtscheidingen in de Bijbel
is gegeven in het belang van het eeuwige heil van de mens. Die waarschuwing is
gegeven uit liefde en niet om het de mens moeilijk te maken. In de kerkelijke
wereld heeft men het idee, dat de liefde van één man en één vrouw altijd
voortdurend is. Dit straalt door in vele romans, toneelstukken, gedichten en
zelfs in populaire songs. Bij alle jongelui, die elkaar liefhebben, is er een
gevoel, dat hun liefde eeuwig is.
Er is het verlangen om
in alle dingen van het leven één te zijn, tot in het innerlijkste toe. Dit
treffen wij zelfs nog sterker aan bij oudere echtparen. Dezelfde gedachten en
hun beide zelfde verlangens is in de liefde voor elkaar met de jaren gegroeid.
Oudere echtparen voelen een één zijn in hun leven met elkaar. Dit is bij hen de
voornaamste bron van zegen en geluk. Zij zouden zich geen leven kunnen
voorstelleb waarin zij van elkaar gescheiden zouden zijn. Een huwelijk is niet
zomaar een huwelijk. Niet elke vrouw past zomaar bij een man of niet zomaar een
man bij een willekeurige vrouw. Man en vrouw moeten echt bij elkaar passen.
Daarom is er een vooraf noodzakelijk. Huwelijk heeft te maken met de gevoelens
van één vrouw en één man. Passen hun gevoelstoestanden bij elkaar? Heeft het
gemoed niet te maken met een geestelijke gesteldheid. De wereld bekijkt het
huwelijk alleen maar iets als scheikundigs.
De wereld denkt, dat het
huwelijk slechts een aardse band is ter wille van de voortplanting. Het
geestesgevoel zou er niets mee te maken hebben. De kerken hebben een paradoxale
mening omtrent het huwelijk. Enerzijds leert zij, dat het huwelijk door God is
ingesteld, dat het heilig en edel is, anderzijds, dat het huwelijk alleen voor
deze wereld is en dat het niet bestaat in het leven na de dood. Tijdens de
huwelijksinzegening bezingt men de bruidegom en de bruid die liefde mogen ontvangen, die geen einde neemt. Maar
in de kerkelijke leer wordt verkondigd dat het huwelijk slechts duurt tot de
dood hen scheidt. In de gezangen doet men geloven en gevoelen, dat het huwelijk
voor eeuwig is, maar de kerkelijke leer verkilt de huwelijksliefde van binnen.
De verwarring over het
huwelijk is het gevolg van wat de kerk uit de Bijbel begrijpt. In Genesis
1:26,27 wordt gezegd, dat God de mens als man en vrouw schiep en in het
volgende hoofdstuk 2:24 zal daarom de man zijn vader en moeder verlaten en zijn
vrouw aankleven; en zij zullen tot één vlees zijn. In Genesis 5:1,23 wordt nog
eens herhaald, dat God man en vrouw schiep en hun naam ADAM noemde. De man en
vrouw worden Adam (=mens) genoemd, samen
zijn ze het beeld van God. Samen vormen de man en de vrouw een menselijk wezen
en het beeld van God. Let wel, niet afzonderlijk! Velen denken, dat het
verschil tussen man en vrouw alleen in het lichaam zit en dat zij identiek
zijn van hun geest en gemoed. De mens
wordt geboren en het lichaam wordt in de baarmoeder gevormd door het zaad, dat
alle dingen van het leven is.
Uit de wetenschap is
bekend, dat het zaad, waaruit een man ontvangen wordt verschillend is van
datgene, waaruit een vrouw ontvangen wordt. Dit feit toont aan, dat het
verschil tussen man en vrouw iets zeer verborgens is en dat het alle dingen van
hun leven betreft. Hert verschil tussen
man en vrouw i meer dan allen het lichaam. Een huwelijksvereniging is veel meer
dan een lichamelijke vereniging. Markus 10:6-8 en Mattheus 19:4-6 zijn hierover
duidelijk: “Maar van het begin der schepping heeft God ze man en vrouw gemaakt.
Daarom zal een mens zijn vader en zijn moeder verlaten en zal zijn vrouw
aanhangen; en die twee zullen tot één vlees zijn, alzo dat zij niet meer twee
zijn, maar één vlees.
De Heer spreekt hier van
en huwelijk van één man en één vrouw, dat Hij van de schepping aan heeft
ingesteld. Een vereniging van man en vrouw ten aanzien van het vlees kan ook
buiten het huwelijk zijn. In de Bijbel wordt “vlees” vaak gebruikt om de mens
te duiden, de gehele mens met inbegrip vlees en geest. Soms wordt “vlees”
gebruikt om er de geest van de mens ermee aan te duiden, zoals in Markus 13:20,
Lucas 3:6 3 en Johannes 6:53-55 “Alzo dat zij niet meer twee zijn, maar één
vlees”. Hier wordt duidelijk dat zij als
één mens zijn en aanzien van alle dingen des levens, zowel ten aanzien van de geest
als ten aanzien van het lichaam.
De Heer bedoelde met
“tot één vlees zijn” meer dan een lichamelijke vereniging. Daarom wordt
veelwijverij en veelmannerij verworpen en verboden. Indien het huwelijk slechts
een verbinding van man en vrouw ten aanzien van het lichaam alleen was, dan zou
er geen reden zijn voor de verwerping van polygamie. Bij polygamie kunnen
lichamelijke verbindingen bestaan met meer dan één vrouw en één man. Bij
polygamie kan er geen vereniging van gemoed en geest tot stand komen, tenzij
tussen één man en één vrouw. Elke fysieke vereniging met meerderen verdeeld de
liefde.
In het huwelijk gaat het
niet alleen om de voortplanting maar er is hier veel meer bij betrokken. In de
Bijbel wordt de kerk gebruikt als huwelijkssymbool van de verbinding tussen de
Heer en de Kerk volgens Hosea 2:18,19. “En Ik zal u Mij ondertrouwen in
eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en gericht, en in
goedertierenheid en barmhartigheden; En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en
gij zult de Heer kennen. De Heer noemt
Zichzelf de Bruidegom in het Nieuwe Testament volgens Mattheus 9:15 en Johannes
3:29. In de gelijkenissen vergelijkt de Heer Zijn verbinding met de Kerk met
een huwelijk zoals in de gelijkenis over de koning die een bruiloft voor zijn
zoon bereidde (Mattheus 25:-13). In de Apocalyps spreekt de Heer over Zijn
kerk, het Nieuwe Jeruzalem, als Zijn Bruid en Echtgenote (Apocalyps 19:7,9;
21:2,9; 22:17)
De verbinding van de
Heer en Zijn Kerk is een verbinding van liefde en wijsheid. Indien het huwelijk
van een man en een vrouw alleen iets van het lichaam zou zijn en niet ook een
verbinding ten aanzien van de dingen van hun geest, liefde en wijsheid, zou het
huwelijk niet waardig zijn om als symbool te worden gebruikt van het Goddelijk
Huwelijk van de Heer en Zijn kerk.
We kennen ook het
verhaal van de tien maagden. Deze namen
hun lampen en gingen de bruidegom tegemoet. Vijf van haar waren voorzichtig en
vijf waren dwazen, omdat zij onvoorzichtig waren. De vijf dwazen namen geen olie
mee, maar de voorzichtige wijze maagden namen wel olie mee in hun lampen. Zij
allen werden sluimerig en vielen in slaap. Midden in de nacht kwam de roep:
“Zie de bruidegom komt en ga hem tegemoet!” Allen bereiden hun lampen. De
dwazen maagden zeiden tot de voorzichtige maagden, geef ons toch van uw olie,
want onze lampen gaan uit. Maar dezen zeiden, dat er misschien niet genoeg voor
hen allen en bevalen hen tot de verkopers om olie te kopen. Zij gingen dan heen
om te kopen. Intussen kwam de Bruidegom en de vijf die gereed waren gingen met
Hem mee tot de bruiloft en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de
overgebleven vijf dwaze maagden en deze vroegen: “Heer, Heer , doe ons open!”
Maar Hij antwoordde en zei: “Voorwaar, zeg Ik u, Ik ken u niet!”
De tien maagden
betekenen de dingen in het gemoed van ieder mens, zowel die dingen die in het
goede als ook in het ware zijn, zowel in het boze en valse. Als de Bruidegom
komt zeggen de dwazen: “Onze lampen gaan uit! Dat wil zeggen, zulke beelden
zich in te zijn in het goede en ware, terwijl hij echter in het boze en valse
vertoeft. Het uitgaan van de lampen betekent dat het boze van de eigenliefde in
de aanwezigheid van de Heer moet terugtreden en dat er enig tijdelijk besef is,
dat er niet voldoende echte liefde is.
De wijze maagden zijn
schijnbaar egoïstisch, omdat zij hun olie niet met de vijf dwazen willen delen.
Dit schijnt echter zo voor de dwazen, dat gebied in ons gemoed, dat in zijn
diepste innerlijk ontkent, dat al het goede en ware van de Heer is en niet een
bezit dat overgedragen kan worden. De raad die de wijze maagden aan de dwaze
maagden gaven om tot de verkopers te gaan, is in feite de gedachte die bij de
dwaze maagden opkomt. Zoals de staat van het gemoed is, zo neemt het gemoed in
die staat alle invloed op.
De vijf dwazen gingen
alzo heen omdat het niet wedergewekte deel van het gemoed zichzelf overreed
heeft, dat het wel in het goede is, namelijk het goede der verdienste. Dat is
het goede dat de mens in zijn diepste gedachten aan zichzelf toeschrijft. Zulk
goede kan echter nooit van de Heer in ons zijn. Daarom staat er, dat de deur
gesloten werd. “Heer, Heer, doe ons open!” riepen zei. Dat wil zeggen, dat de
mens in deze staat zelfs meen in het hemels en geestelijk goede te zijn en
recht te hebben op de hemel.
Maar de Heer wil, dat
allen behouden worden, dat wil zeggen, alle gebieden van ons gemoed, zo vele
als Hem aannemen volgens Johannes 1:12. Daarom leert de Heer ons deze
gelijkenis, dat hij alleen door de echte liefde en het echte geloof verbinding
met ons kan hebben. Als er ook maar het allergeringste van zelfgenoegzaamheid
is in enig goede, dat wij mensen te doen of gedaan te hebben, van heimelijke
trots erop, van zelfverheffing boven de anderen, is het niet het goede van de
Heer, maar in wezen het boze van de eigenliefde en de wereldliefde, dat behoort
tot het laatste oordeel.
De Heer kan Zich niet
met ons verbinden in zulke aandoeningen en gedachten. Zij kennen Hem niet (Ik
ken u niet). Dat wil zeggen, dat gebied in ons gemoed is niet wezenlijk in de
erkentenis, dat alleen het goede des Heren, waarin de mens niet de allerminste
verdienste stelt, de Heer met de mens en de mens met de Heer kan verbinden.
Het huwelijk van man en
vrouw is het volmaakte beeld van God. Het kan zodanig worden, dat met het
Huwelijk de Heer gesymboliseerd wordt. Er is verschil tussen een man en een
vrouw, zowel in hun karakters en in hun gemoedsaandoeningen en toch vullen zij
elkaar wonderbaarlijk aan. De man is een vorm van het verstand. Het streven van
een man en ook zijn trots liggen in zijn vermogens van begrijpen, weten en
beoordelen van een zaak. Bij een vrouw
zijn deze dingen niet gelegen in het verstandelijke, meer in de dingen van het
leven. De vrouw heeft de dingen van wijsheid en kennis lief, maar deze heeft ze
nog meer lief in haar echtgenoot, dan in haarzelf
De Heer heeft de vrouw
gemaakt tot een vorm van liefde en de man tot een vorm van wijsheid. . Daarom
is liefde zonder wijsheid zonder nut en dit kan niets voortbrengen. Ook is
wijsheid zonder liefde nutteloos en brengt eveneens niets voort. Hetgeen God
heeft samengevoegd, dat scheidde de mens niet, zegt Mattheus 19:6. het echtpaar is verenigd in de naam van God
tijdens de huwelijksceremonie. Maar dit is dan wel het begin van hun
verbinding, dat gedurende hun gehele leven kan voortschrijden. Dit kan worden
gezien in elk gelukkig getrouwd paar. Naarmate de jaren voortschrijden worden
zij meer en meer één, zowel in aandoening als in gedachte, ja in ieder woord en
werk. Men kan zich afvragen of God Zelf ooit diegen zal scheiden die Hij op
deze wijze heeft samengevoegd? Zulk een
verbinding die door God tot stand gebracht is, is even onvergankelijk als de
geest van de mens zelf.
De Farizeeën vroegen
waarom Mozes had geboden dat een man zijn vrouw een scheidingsbrief moest geven
en haar wegzenden (Deuteronomien 24:1-4). De Heer antwoordde: “Mozes heeft
wegen de hardigheid uwer harten u toegelaten uw vrouwen te verlaten; maar van
den beginne is het alzo niet geweest. Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw
verlaat, anders dan om hoererij, en een ander trouwt, die doet overspel, en die
de verlatene trouwt, doet overspel”. Mattheus 19:8,9 en Mattheus 5:31,32,
Markus 10:11,12 en Lukas 16:18
In de oude tijden – dus
in de tijd van Adam en later (6000 jaar gelden) was er een waarachtig gevoel
over het huwelijk. In de tijd van Mozes, dus veel later, waren er
huwelijkswetten nodig vanwege het degeneratieaspect in relaties tussen mannen
en vrouwen. En toen de Heer Zelf kwam als Jezus, waren de mensen verhard tegen
het huwelijk. Zij hadden het besef verloren van wat er in gelegen is en in
gelegen kan zijn. Het huwelijk was afgezakt in dezelfde mate als het gemoed van
de mens voor de hemel afgesloten was. In de beginperiode van Adam was dat niet
zo. Toen kwam de Heer in de wereld om de verbinding van de mens met Hem te
herstellen en opnieuw het gemoed voor de hemel te openen. Door Hem moest ook
het gedegenereerde lichamelijk huwelijk worden “opgeheven” en tot zijn vroegere
ongereptheid worden teruggebracht en zelfs tot meer. Het huwelijk moest meer zijn dan het huwelijk
in de tijd toen de Heer kwam. Door de Heer moest weer de mogelijkheid gegeven
worden van een geestelijke en eeuwige vereniging. Waarom zou Hij anders zulke
strikte wetten over de echtscheiding gegeven hebben? Die wetten over
echtscheiding gaf Hij niet om het de mensen moeilijk te maken, maar vanwege de
geweldige macht van het huwelijk, die door Hem mogelijk is gemaakt.
Door de Heer kan het
huwelijk een heilige eeuwige vereniging worden van ziel en gemoed als grootste
bron van zegening en geluk. Daarom moet het huwelijk heilig worden beschouwd en
niet te licht opgenomen worden. Toen het kindje Jezus in Egypte vertoefde met
Maria en Jozef, kwam de opperbevelhebber Cyrenius hen vaak bezoeken. Op een dag
zag hij een mooie vrouw, het nieuwe kindermeisje van de heilige familie. 'Is
dit jullie nieuwe kindermeisje vroeg Cyrenenius? Waar heb je deze schone
Israëlitische zo plotseling vandaan?' Jozef deed uitvoerig hierover verslag –
wat men zelf kan lezen in “de Jeugd van Jezus”. Met steeds toenemende belangstelling
sloeg Cyrenius het meisje nu gade Hij
zei nu tegen Jozef: 'O broederlijke vriend, wat spijt het me nu een hoge Romeinse
patriciër te zijn! Werkelijk, ik zou er alles voor over hebben om jood te zijn,
zodat ik deze verrukkelijke jodin van je een huwelijksaanzoek zou kunnen doen!
Want ik ben vrijgezel zoals je weet, en kinderloos. O wat zou zo'n vrouw, die
ook nog door jou is gezegend, voor mij niet allemaal kunnen betekenen!'….Ik
zei je toch al dat ik vrijgezel ben en geen kinderen heb. Zou zij dan nog
beter af zijn, dan wanneer ik, broeder van de keizer, haar tot vaste
echtgenote neem?!
Jozef echter antwoordde hem: 'Waarde vriend en broeder, zojuist zei je me,
dat je vrijgezel bent, terwijl je me toch zelf in Tyrus verteld hebt dat je met
een vrouw getrouwd bent, maar bij die vrouw geen kinderen hebt!. Hoe moet ik
dat verstaan? Ik meen wel te weten, dat je, als je eerste vrouw onvruchtbaar
is, wel een tweede vrouw mag nemen, maar hoe je als getrouwd man nog vrijgezel
kunt zijn, daar begrijp ik niets van! Daarover zou je wat duidelijker kunnen
zijn!' Cyrenius moest nu wel even glimlachen maar zei vervolgens: 'Beste
vriend, ik bemerk dat je met de wetten van Rome niet goed op de hoogte bent; ik
moet dus een en ander even toelichten…. Hierna volgt zijn uitlegging. Cyrenius
is hier dus vast besloten haar direct en definitief te huwen en vraagt
haar: 'Tullia, als ik je daarom uit de
grond van mijn hart zou vragen, zou je mij dan je hand willen geven en mijn
wettige vrouw worden?' Dit kan men verder uitvoerig lezen in het voornoemde
boek. Aan het kindje Jezus werd toestemming gevraagd.
Nu richtte het Kindje zich dadelijk op en zei: 'Ik ben geen Heerser over
wat van deze wereld is! Wat Mij betreft zijn jullie dus vrij in alles wat
zuiver wereldlijk! Maar, hebt ge voor elkaar eenmaal ware liefde opgevat, dan
mag je daaraan ook weer niet zomaar ontrouw zijn! Want de enige huwelijkswet,
die voor Mij geldt, is die, dewelke met vurige letters in jullie hart
geschreven staat! Als jullie elkaar volgens die wet al op het eerste gezicht
hebt gevonden en verbonden, dan mag je niet meer van elkaar scheiden, als je
tegenover Mij niet zondigen wilt! Een werelds huwelijkscontract geldt voor Mij
niet, voor Mij geldt alleen een huwelijk uit liefde! Wie zó’n huwelijksband
breekt, die is in Mijn ogen pas een echtbreker!
Cyrenius, nu jij je zinnen volledig op deze jonge dochter hebt gezet, mag
je je van haar niet meer afkeren! En jij, Mijn dochter, toen jij Cyrenius voor
de eerste maal zag, stond je hart al direct in vuur en vlam; voor Mij ben je
daarom al zijn vrouw, en behoef je het niet eens meer te worden! Voor Mij zijn
overwegingen van werelds voor en tegen niet van belang, voor Mij geldt slechts
wat jullie hart je ingeeft! Volgens die norm alleen moeten jullie elkaar dus
eeuwig trouw blijven, anders worden jullie tegenover Mij werkelijk echtbrekers!
Vervloekt zij hij, die op wereldse gronden de echte liefde zou ontraden,
want die echte liefde is uit Mij! Immers wat zou nu eigenlijk van meer waarde
zijn: die echte liefde, die uit Mij is, dan wel wereldse gronden, die in feite
des duivels zijn? Behoedt u voor liefde op grond van wereldse gronden, -die zij
vervloekt!' Deze woorden van het Kindje vervulden alle aanwezigen zozeer met
ontzetting en ontzag, dat niemand het nog waagde over de echt ook nog maar iets
te zeggen! Van Mij kunnen jullie toch zeker niet verwachten, dat Ik ook
maar een goed woord zou over hebben voor een echtbreuk in een huwelijk uit
liefde, daar jullie zelf nota bene de doodstraf hebt gesteld op een echtbreuk
in een huwelijk uit berekening?! Dat zou maar een vreemde wens van jullie
zijn, of is dan soms wat in het leven gebeurt niet belangrijker dan een
verbintenis ten dode?! Wie echt
liefheeft, bemint die met zijn hart of met zijn hoofd?
Toch hebben jullie je huwelijkswetgeving niet gebaseerd op wat jullie hart
je ingaf, en wel op je hoofd. Het echte leven ligt in het hart, en vloeit
vandaar door alle menselijke ledematen: zo komt het dan ook nog in het hoofd terecht,
dat van zichzelf geen leven heeft, maar dood is! En als jullie nu jullie verstandelijk
tot stand gekomen wetten, die van zichzelf even dood zijn als de hoofden
waaruit zij ontspruiten, met de dood heiligt, ... dan is het toch veel
vanzelfsprekender om de levende, eeuwige wetten van het hart ook te respecteren!
Weest derhalve blij, dat Ik, die bij jullie de Levende ben, vasthoud aan die
levenswetten; want als Ik dat niet zou doen, dan zouden jullie allang
slachtoffers van de eeuwige dood zijn geweest! Daartoe ben Ik in de wereld
gekomen, opdat door Mij alle werken en wetten des doods teniet zullen worden
gedaan, en dat daarvoor in de plaats de oude wetten des levens weer in ere
worden hersteld! En als Ik jullie nu tevoren uiteenzet welke de wetten des levens
zijn en welke die des doods, ...wat voor reden hebben jullie dan wel om te
treuren alsof Ik jullie enig leed berokkend had; en dat jullie bang voor Mij
zijn, alsof Ik jullie in plaats van het leven de dood had gebracht? O, dwazen
die jullie zijn! In Mij is het van ouds Eeuwige Leven tot jullie gekomen!
Weest daarom blij en nóóit meer bedroefd!
Cyrenius, neem jij de vrouw, die Ik je geef, en jij Tullia, neem jij de
man, die ik met ernstige bedoelingen naar jou heb toe geleid! Van nu af mogen
jullie elkaar nooit meer verlaten! Als eens de dood jullie zal scheiden naar
het lichaam, dan zal het overblijvende deel weliswaar naar het uiterlijke weer
vrij zijn, maar de liefde. ..die moet eeuwig voortduren. Amen!' Deze woorden
van het Kindje brachten allen in de grootste verbazing,en Tullia zei, bevend
van de diepste eerbied: 'Mensenlief, dit Kind is geen gewoon mensenkind, maar
de hoogste godheid zelf! Zo kan immers een mens niet spreken, alleen een god
kan dat! Alleen een god, die zelf beginsel des levens is, kan die wetten des
levens kennen en ze in ons tot gelding brengen! Het Kindje richtte Zich nu vlug
op en zei: ' Ja, beste Cyrenius, jou en je vrouw Tullia zegen Ik van harte,
maar de vrouw, die tot dusverre je geliefde was, die moet je dan nu aan Mij
afstaan! Als je dat namelijk niet zou
doen, dan zou je tegenover Mij toch, wegens echtbreuk in staat van zonde zijn;
want ook van haar heb je gehouden, en je houdt nog steeds van haar! Als je haar
nu aan Mij afstaat, en je daarvan dan een echt zoenoffer voor Mij maakt, dan
heb Ik daardoor ook je zonden van je overgenomen! Daartoe ben ik namelijk in de
wereld gekomen, om alle zonden van alle mensen van deze wereld op Mij te
nemen, en die door Mijn Liefde voor eeuwig te delgen voor Uw goddelijk
Aangezicht! En zo moet het geschieden!'
Door deze eis was Cyrenius aanvankelijk wel wat van zijn stuk gebracht en
wist niet onmiddellijk wat te antwoorden. Zijn geliefde was namelijk een
buitengewoon mooie Griekse slavin, die hij voor veel geld had gekocht! Alhoewel
hij van haar geen kinderen had, hield hij zeer veel van haar, doordat ze zo
uitzonderlijk mooi was. Deze Griekse was weliswaar al dertig jaar, maar zij
was desondanks zo'n schoonheid, dat eenvoudige heidenen haar als ware zij
Venus zelf aanbaden. En zo was deze eis voor de goede Cyrenius wel zeer vergaand:
het ware hem heel wat aangenamer geweest als die achterwege had kunnen blijven!
Maar het Kindje liet Zich daardoor niet van de wijs brengen en Het hield
aan Zijn vordering vast! Inziende dat het Kindje niet toe zou geven, zei
Cyrenius nu aarzelend: 'Maar, mijn Leven
toch, mijn mooie Eudokia ligt mij zo na aan het hart, dat ik haar nauwelijks
zal kunnen missen! Werkelijk, als het redelijkerwijs zou kunnen, dan zou ik
nog liever Tullia afstaan, dan de schoonheid van Eudokia prijsgeven.' Nu
glimlachte het Kindje tegen Cyrenius en zei: .Je houdt Mi j toch niet voor een
sjacheraar? Nu dat ben Ik bepaald niet! Of denk je soms dat Ik iemand ben die
met zich laat onderhandelen over een eenmaal gedane uitspraak? Neen Cyrenius,
Ik zou nog eerder je zin doen als je Mij zou vragen Hemel en Aarde te doen
vergaan, dan dat Ik Mijn eenmaal gedane uitspraak zou terug nemen! Onthoud
dit: Zon, maan sterren en deze wereld, ze zullen vergaan: Als een kleed zullen
ze verouderen en verteren, maar Mijn woorden zullen nooit vergaan!
Je moet Eudokia dan ook eerst en terstond hierheen laten brengen; en pas
daarna zal de door mi j gezegende Tullia effectief de jouwe zijn! En als je
blijft tegenstribbelen, dan zal Ik Eudokia doen sterven en je Tullia bovendien
nooit meer afstaan. Want wat je doet dat moet je vrijwillig doen; wat je gedwongen
doet, dat heeft voor Mij geen enkele waarde. En als Eudokia sterft, dan ben jij
al veroordeeld met haar dood, en dan kun je ook niet meer de man van Tullia
worden! Maar offer je Eudokia aan Mij, dan ben je pas echt vrij, dan pas kan
Tullia echt je wederhelft worden! In den beginne werd er maar een man en een
vrouw geschapen, daarom kun je -althans binnen Mijn Orde -geen twee vrouwen
hebben! Als je geen oordeel over jezelf wilt afroepen, dan moet je dus doen
hetgeen Ik je gezegd heb!' Toen Cyrenius Eudokia nu tegenover Tullia zag
staan, vond hij haar toch nog veel mooier dan Tullia! Hij vond het vreselijk om
voor altijd afscheid van haar te moeten nemen.
Hij vroeg het Kindje dan ook andermaal of hij haar dan niet tenminste
mocht houden als dienares en als gezelschapsdame van Tullia. Maar het Kindje
antwoordde: 'Cyrenius. je moogt van Mij net zoveel vrouwelijke bedienden in
huis halen als je maar wilt, maar alleen Eudokia niet! Haar moet je hier laten
omdat Ik dat voor jouw bestwil zo beschik!'
Toen de discipelen
hoorden wat de Heer over echtscheiding zei, zeiden zij: “Indien de zaak van de
mens met de vrouw zo voorstaat, zo is het niet oorbaar te trouwen (Mattheus
19:10). Daarop zei de Heer: “Dien het
gegeven is zijn zij die uit de Heer gaan zien wat het huwelijk werkelijk is,
wat het uit Hem kan worden en moet worden!””
Velen denken dat het
huwelijk niet eeuwig is maar alleen voor deze wereld. De Sadduceeën stelden
Jezus een vraag omtrent het huwelijk volgens Mattheus 22:23-33 en Markus
12:18-27 en Lukas 20:7-38. Zij geloofden niet in een leven na de dood en
verhaalden het hypothetische geval van een vrouw die, in overeenstemming met de
wet van Mozes, zeven broeders trouwde, de één na de ander. Zij vroegen de heer
wiens echtgenote zij zou zijn, aangezien alle zeven haar als vrouw hadden
gehad. Op die vraag antwoordde de Heer: “Want in de opstanding nemen zij niet
ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als engelen
Gods in de Hemel (Mattheus 22:30). “Want
als zij uit de doden zullen opgestaan zijn, zo trouwen zij niet, noch worden
ten huwelijk gegeven; maar zij zijn gelijk engelen, die in de hemelen zijn”.
(Markus 12:25). “De kinderen van deze eeuw trouwen en worden ten huwelijk
uitgegeven; maar die waardig geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding
uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; want
zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn de engelen gelijk en zij zijn
kinderen van God, omdat zij kinderen van de opstanding zijn”. (Lukas 20:34-36)
Hier kan het lijken
volgens Mattheus en markus, dat de Heer leert, dat er in de hemel geen huwelijk
is. En in Lukas kan het schijnen, dat de Heer leert, dat als een mens waardig
wil zijn tot de opstanding, hij in het geheel niet moet trouwen en dat dus het
huwelijk moet worden vermeden door hen die verlangen waardig te zijn tot de
opstanding.
Maar is het mogelijk,
dat de Heer, die de verbinding van Zichzelf met Zijn Kerk vergeleek met een
huwelijk en die alle dingen leerde, die hier tevoren over het huwelijk vermeld
zijn, hier zou bedoelen, dat het huwelijk niet waardig is voor de hemel? En is
het mogelijk, dat diegenen, die naar de hemel willen gaan, niet moeten trouwen,
noch ten huwelijk moeten worden gegeven? In de eerste plaats is het reeds voor
het gezonde verstand duidelijk, dat indien men zulk een idee zou aanvaarden en
letterlijk zou opvolgen, het gehele mensdom zeker zou worden uitgeroeid,
vollediger dan met enige ontzaggelijke wereldramp mogelijk zou zijn.
De Heer zei verder tegen de Sadduceeën in het GJE deel 7 - Meteen daarna
kwamen de Sadduceeën naar Mij toe, die een puur cynische zienswijze hebben en
niet geloven aan opstanding noch aan een voortleven van de ziel na de
lichamelijke dood; ze vroegen Mij: 'Meester, Mozes heeft gezegd, alhoewel niet
uitdrukkelijk geboden: ' Als de man van een vrouw kinderloos sterft, laat dan
zijn broer met zijn vrouw trouwen om voor die broer nazaat te verwekken.' Nu
zijn er bij ons zeven broers geweest. De eerste trouwde een vrouw, stierf
echter een tijdje later zonder bij de vrouw een nazaat verwekt te hebben. Op
die manier kwam de weduwe overeenkomstig Mozes' raad bij de tweede broer. Maar
ook hem verging het als zijn gestorven broer. Dat ging zo door tot aan de
zevende broer en uiteindelijk stierf de vrouw zelf zonder vrucht. Als het waar
is dat er na de dood van het lichaam een opstanding plaats vindt, dan vragen
wij ons af wiens vrouw zij in het andere leven zal zijn. Want hier heeft ze
immers alle zeven broers als man gehad!’
Ik zei: 'O, dan vergissen jullie je zeer en kennen jullie de schrift niet
en nog minder Gods kracht! In de opstanding, die jullie niet begrepen hebben,
zullen de mensen geheel gelijk zijn aan de engelen Gods en zullen niet huwen,
noch ten huwelijk worden genomen. Want het huwelijk in de hemel is een ander
dan dat van jullie op deze aarde. Zoals echter op aarde een gerechtvaardigd man
en een gerechtvaardigde vrouw met elkaar zijn verbonden, zo zijn in de hemel de
liefde en de wijsheid met elkaar verbonden. Maar als jullie zo goed thuis zijn
in de Schrift, zullen jullie ook wel gelezen hebben dat er geschreven staat dat
God begrijpelijk en als volgt heeft gesproken: 'Ik ben de God van Abraham, de
God van Isaak en de God van Jacob!' Maar God is niet een God van de doden maar
een God van de levenden. En als God nu zeker een God van de levenden is, en
niet van de doden die volgens jullie voorstelling geheel en al vernietigd zijn,
dan moeten Abraham, Isaak en Jacob ook nu nog voortleven en moeten zij reeds
lang geleden zijn opgestaan tot het ware eeuwige leven.
Want als dat niet het geval zou zijn, zou God tot Mozes onwaarheid
gesproken hebben toen Hij zei: 'Ik ben de God van Abraham, Isaak en Jacob',
omdat God alleen maar een God kan zijn van degenen die leven en niet ook een
God van degenen die niet leven en ook nergens zijn. Want zoiets te beweren en
te geloven zou immers de grootste onzin van de wereld zijn! Maar toen Abraham
nog in het vlees op de aarde wandelde en de profetie tot hem kwam, dat Ikzelf
ooit in het vlees in deze wereld zou komen als een Zoon der mensen - wat nu
voor jullie ogen is vervuld - en hem ook beloofd werd dat hij Mijn dag en Mijn
tijd in deze wereld zelf zou aanschouwen, vervulde hem dat met grote vreugde.(Joh.
8,56) En Ik kan jullie geheel volgens waarheid verzekeren, dat hij Mijn dag
en Mijn tijd op deze aarde ook heeft gezien en die nog voortdurend ziet en zich
daar ten zeerste over verheugt. Zou hij dat ook kunnen als hij niet reeds lang
geleden was opgestaan of wanneer hij geheel en al dood en, zoals Jullie geloven,
voor eeuwig teniet gegaan zou zijn?'
De geheel verslagen Sadduceeën zeiden: 'Als u ons de opgestane vader
Abraham laat zien, zullen wij geloven wat u hier gezegd heeft!' Ik zei:
'Wanneer jullie Mijn woorden niet geloven, zullen jullie de verschijning van
Abraham, die gemakkelijk te realiseren is, ook niet geloven; Jullie zouden
zeggen: 'Kijk toch eens wat een magiër deze man is en hoe hij ons zand rn de
ogen wil strooien. ' Maar Ik zeg jullie: Ikzelf ben het leven en de opstanding;
wie in Mij gelooft heeft het leven en de opstanding reeds in zich. Zie, hier
zijn er velen die nog in het vlees wandelen en in de geest reeds zijn
opgestaan, zij zullen de dood dan ook niet meer voelen en smaken maar voortaan
eeuwig leven. Dezen hebben Abraham, Isaak en Jacob ook reeds gezien en
gesproken en weten waar ze aan toe zijn. Maar jullie weten nog lang met waar Je
aan toe bent, ofschoon jullie leven en ook denken en willen. Hebben jullie Mij
begrepen?' Toen de Sadduceeën deze les van Mij hadden gekregen zeiden ze niets
meer en trokken zich terug. (GJE 7-197)
Over het huwelijk inzegenen vraagt Petrus de Heer om raad: “Petrus zei:
'Dan is het dus in het vervolg ook niet nodig dat wij net als de
tempelpriesters de huwelijken inzegenen?' Ik zei: 'Op zichzelf genomen helemaal
niet; want de huwelijksband wordt voldoende gesloten door de wederzijdse
gelofte ten overstaan van de ouders of andere waarachtige getuigen. Maar als
jullie in een gemeente die jullie in Mijn naam gesticht hebben huwelijken als goed
erkennen en ze in Mijn naam zegenen, zal hun dat tot nut en bekrachtiging van
hun verbintenis strekken. Dat dient echter alleen te gebeuren als een liefdesdienst,
uitgaande van jullie goede wil. Ik geef jullie dit echter slechts als een goede
raad en niet als een wet. En daarom moet er door jullie ook vooral geen wet van
gemaakt worden; want wat voor negatieve invloed dwingende wetten hebben op
zielen met een vrije wil, heb Ik jullie vannacht meer dan voldoende laten zien,
evenals de onontkoombare gevolgen daarvan, en daarom moeten jullie altijd
alleen maar vrij handelen vanuit ware en zuivere liefde en nooit vanuit een
dwingend gebod. Alleen daaraan zal men Mijn ware leerlingen herkennen, namelijk
aan het feit dat ze onder elkaar alleen de vrije wet van de liefde toepassen en
elkaar over en weer liefhebben, zoals Ik jullie nu liefheb. (GJE 8-40)
Veelwijverij
Ik zei: 'Wie van jullie heidenen in Mijn leer zal wandelen, zal ook altijd
graag een dergelijke raad van Mij horen. Maar wat de veelwijverij betreft, moet
het bij Mijn volgelingen net zo zijn, als in het begin van de mensen op deze
aarde, aangezien God slechts één eerste man schiep en hem ook maar één vrouw
gaf; want wie al eens een vrouw gehuwd heeft, aan wie hij zijn volle liefde en
onwankelbare trouw beloofd heeft, en hij trouwt dan ook nog met een tweede en
een derde vrouw, en sommigen met nog meer, dan pleegt hij daarbij
ontegenzeglijk echtbreuk tegenover de eerste vrouw, en er staat nu eenmaal in
de wet: 'Gij zult niet echtbreken!'
Ik zeg jullie, dat veelwijverij uit den boze is; want ze maakt de ziel heel
zinnelijk door de grote wellust van het vlees; het is en blijft kwade geilheid
en hoererij en openlijke echtbrekerij. Allen die behept zijn met deze kwalen
zullen het rijk Gods niet binnen gaan, - hoe zouden ze dat ook kunnen? Hun ziel
is immers te diep begraven in het zinnelijk vlees van hun lichaam en kan niets
geestelijks meer vatten en voelen! Daarom komen zulke wellustelingen moeilijk
of nauwelijks in Gods rijk. Want waaruit het eigenlijke rijk van God bestaat
heb Ik jullie allemaal al meer dan voldoende uitgelegd. Maar hoe schadelijk
meer wijverij ook is voor de ziel van de mens, toch geef Ik jullie daar geen
wet tegen, maar Ik laat alles over aan de vrije wil van ieder mens, toon jullie
de waarheid en geef jullie een goed advies.
Hetzelfde geldt, als een man slavinnen als bijslaapster of concubine houdt,
want ook met hen breekt hij de echt ten opzichte van zijn officiële vrouw.
Een man echter die niet getrouwd is met een vrouw, maar alleen met
bijslaapsters zijn geile leven leidt, is net zo slecht en dikwijls nog slechter
dan menig zwakke echtbreker, want hij schaadt niet alleen zijn eigen ziel, maar
ook de zielen van zijn wellustige bijslaapsters. Zulke mensen bereiden zichzelf
reeds in deze wereld een boos en bitter lot en een nog slechter en bitterder
lot aan gene zijde, want ze hebben door hun leefwijze bijna alle etherische
levensstof van de ziel verspild!
Wie volgens Mijn leer een spoedige en volledige wedergeboorte in de geest
van zijn ziel verlangt, dient een zo kuis mogelijk leven te leiden en zich niet
te laten bekoren en verleiden door het vlees van jonge en volwassen vrouwen;
want dit trekt het leven van de ziel naar buiten en verhindert daardoor ten
zeerste het ontwaken van de geest in de ziel, zonder welke echter geen
volledige wedergeboorte van de ziel in haar geest voorstelbaar of mogelijk is!
Een goed, met verstand, wijsheid en zelfverloochening gepaard gaand
huwelijk belemmert de geestelijke wedergeboorte niet, maar geilheid en wellust
maken die onmogelijk. Mijd die dan ook meer dan de pest!
Ook al keren wellustelingen van beiderlei geslacht na een tijdvolkomen in
zichzelf en beginnen ze door grote zelfverloochening een volkomen kuis leven te
leiden en verkrijgen ze door zo'n echte boetedoening ook de volledige vergeving
van hun zonden, dan zullen ze toch op deze wereld de volle geestelijke
wedergeboorte moeilijk of helemaal niet bereiken, maar slechts voor een deel;
want de ziel van zulke mensen heeft het druk genoeg om zich alleen al in
zoverre van haar vlees vrij te maken, dat ze de waarschuwingen van de geest kan
vernemen die noodzakelijk zijn voor haar heil. Zo iemand kan weliswaar nog heel
goed en wijs worden en veel goeds tot stand brengen, maar tot de volle omvang van
de daadkracht die wonderen bewerkt zal hij nauwelijks komen. Dat kan een
dergelijke ziel pas aan gene zijde bereiken.
Een dergelijke ziel lijkt op een mens, die vele jaren lang zwak en ziek
geweest is en eindelijk door een waar en juist geneesmiddel beter is geworden.
Ja, gezond is zo'n mens nu wel en hij kan, wanneer hij van dan af aan heel
ordelijk leeft, ook nog gezond blijven en een hoge leeftijd bereiken; maar de
kracht van een mens, die vanaf zijn kindertijd volkomen gezond was, zal hij
nauwelijks meer bereiken, omdat zijn inwendige spieren, zenuwen en vezels zich
ten eerste door de lange ziekte niet goed hebben kunnen ontwikkelen, en ten
tweede, wat het belangrijkste is, hebben ze ook niet in verschillende
bewegingen en inspanningen geoefend kunnen worden.
Zoals nu zo'n mens door de langdurige ziekte, vanwege gebrek aan inwendige
ontwikkeling van spieren, zenuwen en vezels en vanwege gebrek aan oefening
daarvan, niet gemakkelijk de volle lichaamskracht van een oergezond mens kan
bereiken, zo vergaat het ook een ziel die lange tijd ziek geweest is; want het
ontbreekt haar aan de oorspronkelijke ontwikkeling van de ware en zuivere
liefde tot God, en bijgevolg ook van haar geloof en haar wil. Als het haar aan
dat eerste evenwel ontbreekt, dan ontbreekt het haar zeker nog meer aan
oefening van de genoemde drie onderdelen, en de innerlijke kracht van deze drie
levensdelen van de ziel van een volkomen beter geworden wellusteling blijft
steeds ten achter , alhoewel er in de hemel over de volledige bekering van één
zondaar meer vreugde heerst dan over negenennegentig rechtvaardigen, die nooit
boete hebben hoeven doen. Want als liefde, geloof en wil van een mens werkelijk
daadkrachtig willen worden, moeten ze reeds vanaf de jeugd behoorlijk
ontwikkeld en vervolgens goed geoefend worden.
Maar zoals Ik de macht heb om zelfs de meest zware en langdurige ziekte zo
volkomen te genezen, dat de door Mij genezen mens ook zo krachtig wordt alsof
hij sinds zijn geboorte nooit ziek was geweest, zo kan van nu af aan ook de
ziel van een volkomen bekeerde zondaar nog eenzelfde innerlijke kracht bereiken
als de ziel van een rechtvaardige, die nooit boete heeft hoeven doen. Maar het
kost haar veel inspanning om zichzelf te verloochenen.
Wie kinderen heeft, moet ze al vanaf hun vroege jeugd oefenen in die drie
onderdelen, dan zullen ze later gemakkelijk de wereld in zichzelf overwinnen!
Kijk, dat alles geef Ik jullie enkel als goede raad en niet als een of
andere wet; want onder een dwingende wet kun jij, mens, niet de vrije grondlegger
van jouw heil worden! Wie zichzelf echter een dergelijk advies van Mij in zijn
wil als een dwingende wet oplegt en ernaar handelt en leeft, die doet daar goed
aan' (GJE 8-41)
Tijdens het duizendjarige vrederijk zullen op de nieuwe, gelukkige aarde
ook huwelijken gesloten worden, maar zoals dat in de hemel gebeurt volgens Mijn
orde, en er zullen ook grote aantallen kinderen verwekt worden, maar niet langs
de weg van pure wellust, maar langs de weg van de ware liefdesernst, en dat tot
aan het einde van alle tijden van deze aarde.] Hier hebben jullie nu een
getrouw beeld van het laatste gericht over alle heidenen op de hele aarde, dat
jullie ook heel gemakkelijk en goed kunnen begrijpen!' (GJE 8-48)
Het huwelijk aan gene zijde
Zielsverwantschap
(Julie:) „Op aarde reeds neemt de mens in het
algemeen aan, dat familieleden - zelfs dan wanneer het geen bloedverwanten
maar aangetrouwden zijn - verbonden zijn door een zekere, meer of minder sterk
ervaren vriendschapsband, die wederkerig een saamhorigheidsgevoel geeft. Het
is niet altijd gemakkelijk tegen dit gevoel te vechten als het eenmaal
ontwaakt is; ja, het komt vaak sterk tot uitdrukking, wanneer het soms op
hulpverlening aankomt, die zelfs met tegenzin, maar toch daadwerkelijk gegeven
wordt. Van de andere kant merk j e ook vaak een tegenovergesteld gevoel bij
familie op, vooral wanneer slechte ervaringen met elkaar werden opgedaan,
zodat de een of ander zegt liever met vreemden dan met familie van doen te hebben.
Ondanks dat is het niet mogelijk om dit eigenaardige saamhorigheidsgevoel
geheel uit te schakelen. Het duikt steeds weer op al was het maar in de vaak
nieuwsgierige vraag: „Hoe zou het toch met die en die gaan, wat zou ervan hem
terecht gekomen zijn?" Wie goed weet te onderscheiden en scherp weet waar
te nemen, zal ontdekken, dat dit saamhorigheidsgevoel uit een bron ontspringt,
die minder dan liefde en méér dan alleen maar vriendschap bevat en niet alleen
maar een lauwe interesse, maar een merkwaardig mengsel van ziele-ervaringen is,
waarvan de oorsprong dieper ligt dan de mensen zich bewust zijn. Alle slechte
en goede ervaringen onder bloedverwanten, die eveneens zielsindrukken
tevoorschijn roepen, komen bij dit onderzoek niet in aanmerking en daarvan
moet worden afgezien.
Wie nu in staat is dieper te zien zal op zijn
minst vermoeden, dat dit saamhorigheidsgevoel, dat nu eenmaal bestaat en zich
nooit helemaal laat uitwissen, onderhevig is aan invloed van gene zijde, die op
aarde onbekend blijft. Waar zijn deze zielen, die zich nu als familieleden
leren kennen, vandaan gekomen? Denkt men dat het totaal onverschillig is, dat
bij mensen, die zich als familieleden groeperen, de bron van hun oorsprong
totaal verschillend of meer gemeenschappelijk is, dat wil zeggen: zou het niet
eerder aannemelijk zijn, dat reeds vóór het aardse bestaan een zielsverwantschap
aanwezig is, die zich op aarde slechts zichtbaar maakt?
Wanneer twee mensen van verschillend geslacht
trouwen, dan doen ze dat toch omdat ze op zijn minst denken harmonisch met
elkaar te kunnen leven. Men trouwt toch niet in de hoop en de wil elkaar
wederzijds te bestrijden? Wanneer dit laatste na enige tijd wel gebeurt, dan
was het eerste geloven en hopen een vergissing, een misvatting en miskenning,
ontstaan door verbinding van de aardse materie, die overwonnen moet worden.
Deze gewenste en ook aanwezige harmonie, die
tot een huwelijksband voert, is reeds een zieleband van een vroegere
verwantschap, het gevolg van een levenswet aan gene en deze zijde, dat het
gelijke het gelijke aantrekt. Met deze wet is het zodanig gesteld, dat daarbij
het eigen individuele niet verstikt wordt, maar zich goed kan ontwikkelen,
zoals de bladeren van een boom, die ook alle op elkaar lijken zonder echter -
zoals de wiskundige zegt - congruent te zijn, dus precies gelijk.
Is nu de genoemde harmonie aanwezig, dan
worden ook op elkaar gelijkende zielepartikelen aangetrokken, die een
mensenziel vormen. Een moeder zal steeds kinderen baren, die aan deze wet
voldoen; wanneer dan desondanks deze kinderen later heel verschillend blijken
te zijn in moreel en zedelijk opzicht, dan moet er weer aan herinnerd worden,
dat een boom ook heel verschillend gevormde bladeren voortbrengt, die toch van
dezelfde aard zijn. Bij de mens echter hangt zijn latere vorm, overeenkomstig
zijn karakter, af van invloeden van de opvoeding, omgeving, verstand, van zijn
ijver, willen, zijn lichamelijke toestand, van zijn succes en mislukking in het
leven. Datgene waarop ik wil wijzen heeft met deze verschillen van de latere
individuele persoon niets te maken. Er wordt hier alleen maar op gewezen, dat
saamhorigheidsgevoel ontstaat doordat harmonische, diepere zieleprincipes uit
het verleden in werking treden. Waar het geheel ontbreekt of weer gedoofd
wordt, is deze vroegere bron van verwantschap niet aanwezig."
Julie verklaarde mij verder, dat de afstand
op aarde geen rol speelt om de aan elkaar verwante zielen bij elkaar te
brengen. Er treden dan aardse omstandigheden, zogenaamde toevalligheden, op om
elkaar toch te ontmoeten.
De grondwet van alle zieleharmonie is
aantrekking. Afstoting is de oorzaak van disharmonie. Aantrekking en afstoting
hoeven echter niet direct in het dagbewustzijn op te komen. Dit ontwikkelt zich
door ervaring en tijd al naar gelang het gevoel van verwantschap ontwaakt of
eenvergissing blijkt te zijn.
Ik moest nu gaan uitzoeken waar de aan mij
verwante zielen zich bevonden en deze dan bijeen brengen, dat wil zeggen in
mijn sfeer verenigen.
Dat mijn vrouw mij het meest na stond, voelde
ik duidelijk. Het werd me duidelijk, dat we elkaar reeds gekend hadden op die
planeet, die ik verliet om het kindschap Gods te bereiken en dat daardoor een
zielsverwantschap was ontstaan, die uit het verleden stamde. Reeds daar was ik
haar gids geweest, zou het des te meer op aarde zijn. Dat ze in Petersburg
geboren was en dat het toeval (?) mij daarheen voerde, was alleen maar een
bevestiging van de genoemde grondwet en dat het mijn broer Frederik precies zo
verging, zul je gemakkelijk begrijpen.
Julie liet nu mijn vrouw aan mij over, die
zich verrassend snel ontwikkelde, nadat eerst de kracht van de wil werkzaam
was geworden. Wij wilden nu samen verder op zoek gaan naar familieleden van
onze aardse loopbaan.
Omdat ik mijn ouders reeds had gevonden,
wilde mijn vrouw ook graag haar ouders weerzien. Deze wens ging snel in
vervulling, want het huis, waarin ze zich tot nu toe had opgehouden, hoorde
immers haar ouders toe, die van tijd tot tijd afwezig waren, doch steeds
terugkeerden. Ze waren afwezig, omdat deze sfeer niet meer hun woonplaats was,
maar ze hadden hun dochter nog niet kunnen bevrijden.
Het is niet mijn bedoeling hier alle
verwanten te noemen, die we opzochten en om hun toestand te beschrijven. Ieder
die onze geschriften kent, weet dat de innerlijke ontwikkeling precies met de
omgeving overeenstemt en iets bijzonders wat nodig zou zijn om te beschrijven
heb ik daar niet gevonden.
Het is dus voldoende als ik zeg, dat na deze
gemeenschappelijke tocht en vooral nadat mijn vrouw uit haar droefgeestigheid
gewekt was, wij terugkeerden in mijn kleine rijk en mijn huisje vervolgens in
bezit namen. De omgeving was nog steeds hetzelfde. De rand van de zon
schitterde als voorheen boven de horizon. Ik verklaarde alles en Emilie nam
alles zo in hart en ziel op als maar wenselijk was. (Aan Gene Zijde - Hfdst. 7-
Leopold Engel)
De bruiloft te Kana
“Alvorens terug te komen op de bruiloft te Kana moet Ik eerst ,beginnen met
uit te leggen wat een bruiloft eigenlijk is, hoe zij bij u gevierd wordt en hoe
Ik zou willen dat ze gevierd werd, zodat u later ,de geestelijke betekenis
ervan met betrekking tot de hele mensheid moogt erkennen, daar de verbintenis
tussen twee mensen op overeenkomstige wijze ook voor de hele mensheid haar
diepere betekenis heeft. Een bruiloft is de afsluiting van een vooraf gemaakte
overeenkomst tussen twee mensen van verschillend geslacht, die door sympathie
aangetrokken gehoor geven aan de drang van hun ziel en van plan zijn om de
eenmaal begonnen geestelijke verbinding gedurende hun hele leven niet meer op
te geven, maar steeds meer één wordend, vreugde en leed samen te dragen. Zo zal
als gevolg van deze eensgezindheid door een wettelijke akte het huwelijk
gesloten worden, waarmee de afzonderlijke individualiteit eigenlijk ophoudt en
een gezamenlijk leven, het gezinsleven, wordt geprefereerd.
Een dergelijke daad van twee zielen, die
elkaar begrepen hebben èn hun duurzame verbintenis zouden niet alleen voor dit
aardse leven 'moeten gelden, maar ook voor het leven in het hiernamaals, waar -
beiden door het streven naar hetzelfde doel zich meer en meer verenigen 'en
tenslotte - zoals u zegt - "één van hart en één van zin" moeten
worden.
Een dergelijke verbintenis zou de ware geestelijke en zedelijke liefde als
basis moeten hebben, om daarop het gezinsleven te funderen, dat wederzijdse
hoogachting vereist. Met de door Mij bepaalde natuurwet van de paring wilde Ik
niet alleen het samenleven van twee individuen bereiken, maar Ik wilde ook uit
zulk een liefde voortgekomen vruchten hebben, die de betere eigenschappen van
't gemoed van de één en de ander voortplanten en nog meer moesten veredelen.
Alzo was Mijn echtelijke wet, die Ik in de natuur heb gelegd als drang tot
voortplanting, de oorzaak van een eeuwig stijgende trap van mens tot mens, tot
bij Mij. Dat wilde Ik, - maar wat hebben de mensen ervan gemaakt? Een markt met
mensenvlees en zielsverkopers!
Toen Ik naar de bruiloft te Kana ging was het zeker niet de zinnelijk
materiële kant die Mij deed besluiten om aan de uitnodiging gevolg te geven,
maar Ik wilde enerzijds aan de wensen van Mijn aardse moeder tegemoet komen,
anderzijds reeds daar de eerste grondsteen van Mijn groot geestelijk rijk
leggen. Dat Ik wijn maakte uit water en dat het bruidspaar deze wijn voor de
beste verklaarde, is juist voor de huidige tijd in geestelijke overeenkomst van
betekenis.
Zie, wat Ik u over de echtelijke verbintenis tussen twee personen gezegd
heb, dat moet nu geestelijk, op basis van de in het evangelie vastgestelde
liefdesleer tussen de verschillende sekten van het christendom gebeuren; ook
zij moeten zich door de liefde tot één familie verbinden. Reeds zoekt men
toenadering en heeft men meer contact op geestelijk terrein; men komt
langzamerhand tot het besef dat er maar weinig verschil is tussen de
wederzijdse opvattingen en uitleggingen van de altijd onveranderde bijbel,
waardoor de scheiding werd veroorzaakt. Door deze uitwisseling van meningen
beginnen de vermeende hindernissen zich al te beperken, kleiner te worden, om
eens helemaal te verdwijnen. In de huidige tijd worden de voorbereidingen voor
een gemeenschappelijk leven getroffen, om daarna eens het feest van de
verbintenis, de bruiloft, te vieren, hetgeen waarlijk de hoogste tijd is.
Wanneer deze verbinding zijn doel zal naderen, dan zal ook Ik het tot nu
toe door iedereen gedronken water van het geloof weer in Mijn geestelijke
liefdewijn veranderen; en zoals eens de keukenmeester, zo zullen dan de
wachtenden vragen: "Waarom hebben wij tot nu toe de slechte wijn gedronken
en is de beste tot het laatst bewaard?"
En Ik zal antwoorden: "Omdat u vroeger niet in staat was om Mijn
liefdewijn geheel naar waarde te schatten, waardoor slechts misbruik het gevolg
zou zijn geweest! In deze tijd echter, waarop u zich zat heeft gedronken aan uw
slechte door mensen samengestelde wijn, waarop u in dranklust rustiger bent
geworden en het goede van het kwade kunt onderscheiden, nu kom Ik en breng geen
nieuws wat u nog niet kent, maar dezelfde wijn die u vroeger reeds gedronken
heeft, alleen van al zijn slechte elementen gezuiverd, als een zuivere
goddelijke drank, die , slechts diegenen verdienen, die, zinnelijkheid en
materialisme ver achter zich latend, hun geestelijke natuur onderkennen en
slechts naar geestelijke drank en spijze smachten.
.Al het doen en laten van de mensen is tegenwoordig hierop gericht.
Iedereen is het slechte vocht, dat hen als goddelijke drank werd voorgezet,
zat. Zij hebben een voorgevoel van iets beters; een ieder gelooft, dat de ander
misschien dat heeft waaraan het henzelf ontbreekt. Door dit zoeken en vragen
komen de hindernissen van het geloofsfanatisme te vervallen en éénwording wordt
mogelijk, waarna Ik dan zal komen en er slechts één Herder en één kudde zal
zijn. Dat is de geestelijke betekenis van de bruiloft te Kana.
Neem deze woorden goed in acht en richt uw ogen op de komende religieuze
bewegingen en u zult zien hoe gelijkgezinde geesten elkaar vinden, elkaar
tegemoet gaan, om de bruiloftsdag, de dag van de eeuwige verbintenis te vieren,
waar allen met elkaar verenigd, Mij tegemoet zullen trekken om die naam te
verdienen, die Ik voor allen heb voorbehouden, die Mijn leer beoefenen en het
eerste grondbeginsel van Mijn hele geestelijke en materiële schepping tot hun
levensprincipe gemaakt hebben, om waardige geestelijke kinderen van de hemelse
Vader te worden. Amen.“ (Predikingen van de Heer – Hfdst. 8 – Gottfried
Mayerhofer)
Tegen de arts Joram, die samenwoonde bij de vrouw van de waterput in Sichar
bij Samaria (het bekende verhaal in….) zei Jezus: En jij, Mijn beste Joram,
zult van nu af aan een echte dokter zijn! Als je iemand de handen op zult
leggen in Mijn naam, dan zal het met diegene meteen beter gaan, hoe ziek hij
ook zijn mag. Tevens moeten jullie samen een echt en onverbrekelijk huwelijk
aangaan, want anders zou jullie samenwonen een ergernis zijn voor de blinden,
die alleen op het uiterlijke letten en geen weet hebben van het innerlijke (GJE
1-34)
De vrouw zei tegen Jezus in verband met het huwelijk:'O Jehova, hoe goed
bent U! Wanneer wilt U, dat wij in het openbaar voor de ogen der wereld in het
huwelijk zullen treden?' Ik zeg: 'Ik heb jullie al getrouwd, en alleen dit
verbond is geldig in de hemel en ook op aarde, en Ik zeg je: Sinds Adam was er
geen volkomener huwelijk dan dat van jullie nu, want Ik Zelf heb jullie verbond
gezegend. Morgen vroeg zullen hier echter een aantal priesters en andere mensen
en burgers van deze stad komen; meldt het aan hen, zodat ze er mee bekend zijn
dat jullie nu officieel voor God en de hele wereld getrouwd zijn! Als jullie
kinderen krijgen, voedt ze dan in Mijn leer op en doop ze ook in Mijn naam,
zoals je Mijn leerlingen er morgen veel zult zien dopen op de manier, zoals een
zekere Johannes dat doet in de Jordaan; van hem zullen jullie wel gehoord
hebben. Ik zal daarom jou, Mijn Joram, morgen de macht geven om in het vervolg
iedereen te dopen, die in Mijn naam geloven zal. Gaan jullie nu echter naar
bed! Maar zolang Ik in dit huis verblijf, moet je elkaar terwille van de
kuisheid niet aanraken. (GJE1-36)
Kies uw vrouw met zorg
'Het ziet er voor de wereld slecht uit, als
de vrouwen zich weer mooi maken en op de tronen zullen zitten; want dan zal de
aarde door het vuur onderworpen worden! Houd daarom de vrouwen goed in bedwang;
laten zij zich in de eerste plaats oefenen in de ware deemoed! Ze moeten rein,
maar nooit opgemaakt en versierd zijn; want het opmaken en opsieren van de
vrouwen is het graf van de mens en veroorzaakt overal de ondergang! Zoals een
reine, ingetogen, deemoedige vrouw een echte zegen voor een huis is, zo is een
ijdele en daardoor trotse vrouw een vloek voor de hele aarde, en ze is op die
wijze een duivel in zijn kleinste gedaante en lijkt volledig op een slang, die
door haar geile blikken de vogels van de hemel In haar giftige en dodende muil
lokt!
Daarom geef Ik de raad, zonder de intentie dat deze raad een gebod wordt:
Als iemand een vrouw kiest en wil trouwen, laat hij er dan op letten dat het
meisje, dat hij trouwen wil, zich niet oppoetst -behalve dan met water, wat
goed is voor de gezondheid -en niet uitdagend over straat gaat, wat met past
voor een vrouw, en ook niet pronkt met haar eventuele andere
aantrekkelijkheden, maar in alles ingetogen is, haar lichaam goed bedekt houdt
met linnen klederen en 's winters met ongeverfde doeken van schapenwol. Ze moet
ook geen kletskous zijn en zich er met op voor laten staan dat ze iets zou
hebben. want het is heel heilzaam voor de vrouw als ze niets heeft dan datgene
wat ze beslist nodig heeft. Zo'n meisje is een man waard en háár hand moet je
vragen. Maar een rijke, ijdele, versierde vrouw, die in zachte en bontgeverfde
kleren rondloopt, uitdagend over straat gaat, die zich graag door de rijken en
aanzienlijken laat groeten en tegen de armen zegt: 'Zie dat. stinkende
bedelvolk eens!' - daarvan zeg Ik jullie, - vermijdt zo'n meisje als een kreng!
Want zo'n meisje is een getrouwe kopie van de lokkende hel op kleinste
schaal, en wie zo iemand ten huwelijk vraagt, begaat een grove zonde tegen de
goddelijke ordening. Hij kan er op rekenen, dat zo'n vrouw, die zich op aarde
vrijwel nooit verbetert, als ze eerder sterft dan haar man, hem als hij haar
volgt in het hiernamaals, ook al was hij de deugd zelf maar vanwege de aardse
voordelen erg aan haar gehecht, zeker een behoorlijk lange tijd in de hel zal
vasthouden.
Want net zoals zo'n vrouw op deze aarde bedrieglijke middelen gebruikte om
een man te vangen die ze begeerde, zo zal zij in het hiernamaals, maar dan
duizendmaal verleidelijker, haar man als hij komt, met alle aantrekkelijkheid
die maar te bedenken is, tegemoetkomen en hem in haar helse nest trekken. En
zodoende zal die man het erg moeilijk krijgen om uit de netten van zijn vrouw
te geraken.
Let daar dus goed op, en degene die trouwen wil, kan maar beter zijn vrouw
eerst goed leren kennen en alles nagaan, opdat hij niet in plaats van een engel
een duivel aan zich bindt, die hij dan niet gemakkelijk meer kwijt raakt! De
kenmerken heb Ik jullie nu voldoende laten zien; let daar op, dan zul je hier
en In het hiernamaals geluk hebben! Dit moeten jullie niet zien als een gebod
waaraan je je houden moet, maar alleen, zoals reeds eerder gezegd, als een
goede raad die, als men zich daaraan houdt, voor jullie en speciaal voor alle
ijdele vrouwen heel nuttig kan zijn.
Want degene onder jullie, die een ijdele en listig verleidende vrouw zo
terecht wijst dat deze haar kwade dwaasheid inziet, die zal eenmaal daarvoor in
de hemel een grote beloning ontvangen. Kijk daarom niet naar verleidelijke
vrouwen; want zo'n vrouw is heimelijk zonder het te weten verbonden met de
satan en zij werkt onbewust aan zijn verleiding mee. Als een van jullie de satan in zijn ergste
vorm wil zien, dan moet hij een opgemaakte deerne of een aanstellerige vrouw
bekijken, en dan ziet hij de satan in zijn voor de mens gevaarlijkste vorm!
Komt de satan als draak en spuwt hij oorlog, honger en allerlei
besmettelijke ziektes over de aarde, dan is hij het minst gevaarlijk voor de
mens; want in die noden wenden de mensen zich tot God, gaan boete doen en
ontlopen zo de hel en zijn gericht. Maar als de satan zijn draak omkleedt met
het lichtende gewaad van een engel, dan is hij voor de mens, die van nature
geneigd is naar het zinnelijke, het gevaarlijkst, net als wanneer een
verscheurende wolf in schaapsvel tussen de schapen komt! Maar komt de wolf als
wolf naar de schapen, dan vluchten zij naar alle richtingen en brengen de
brenger des doods in verwarring, zodat hij blijft staan en erover nadenkt welk
schaap hij zal achtervolgen, waardoor hij tenslotte zonder buit moet teruggaan;
komt hij echter in schaapsvacht, dan vluchten de schapen niet, maar verheugen
zich zelfs over het nieuwe tot hen gekomen schaap, dat een wolf is, die de hele
kudde verscheurt zonder dat er ook maar één schaap voor hem op de vlucht slaat.
Kijk, deze leer en deze raad moet je daarom als iets heiligs in jullie
harten bewaren en je moet hem zo navolgen alsof Ik een gebod gegeven had, dan
worden jullie huwelijken gezegend met de zegen uit de hemel; maar in het andere
geval - met de vloek uit de hel! Laat je daarom niet verlokken door de blinde
en bedrieglijke charmes van de wereld, maar wees altijd nuchter en schat de
waarde van de wereld op de juiste manier; geef geen goud en parels, die je nu
uit de hemel gekregen hebt, weg voor de dwaasheden van de wereld, dan zullen
jullie onder elkaar steeds vrede hebben en de~hemel voor je zien open staan!
Als jullie je echter weer door de verleidingen van de wereld laten gevangen
nemen, dan moet je het ook aan jezelf wijten als de hemel zich steeds meer voor
je gaat sluiten; en als je in grote nood zult raken en de hemel om hulp zult
roepen, dan zul je geen hulp krijgen! Want het is onmogelijk dat Iemand die met
wat dan ook aan de wereld hangt, tevens in gezegende verbinding met de hemel staat.
Want ieder mens is zo geschapen. en ingesteld dat hij het kwade en het
goede, de leugen en de waarheld niet in een hart naast elkaar kan verdragen;
het een of het ander, maar in der eeuwigheid nooit allebei tegelijk! Ja, met
zijn verstand moet hij beide kennen; maar in zijn hart kan alleen het ene of
het andere als basis voor zijn leven aanwezig zijn”.
(GJE1-167)
In Kis voltrek de Heer bij een echtpaar Zelf het huwelijk. Daar zei de Heer
tegen dat echtpaar: “'Edele broeder van Mij! Ik heb jullie al gezegend, en
jullie zijn dus al volkomen vereend; maar vergeet niet: Wat God verbonden
heeft, dat behoort geen mens meer te scheiden, en dus blijft een echt huwelijk
voor altijd geldig! Een verkeerd werelds huwelijk is echter toch al voor God
geen verbond en daarom net zo ontbindbaar als de wereldse mensen en al hun overeenkomsten,
die altijd al niets anders zijn dan de grofste hoererij, waardoor de kinderen
van de satan in het jammerlijke bestaan gebracht worden. Jullie zijn nu
volledig man en vrouw, en vleselijk één voor God, amen!' Na Mijn woorden
omarmen ze elkaar en begroeten elkaar met een kus”. (GJE1-236)
In het tweede deel van het GJE2-44 zegent Jezus ook een huwelijk van een
jong stel en vragen het ouderpaar om de zegen, en als zij deze met alle vreugde
krijgen, komen zij weer naar de Heer terug, en Hij zegent ook meteen hun
huwelijk in als een echt ook voor de hemel geldig huwelijk, waarvoor beiden Hem
met ontroerde harten hartelijk danken. De Heer zei hierover:
“Zo is hier een heel onverwacht huwelijk gesloten, dat wel een van de
gelukkigste op de gehele aarde genoemd mag worden. En daaruit blijkt, dat
iemand datgene wat hij Mij geheel offert, nooit verliest, maar gevuld met de
grootste zegen terugkrijgt op een moment waarop hij het wel het minst verwacht.
Borus was erg verliefd op Sarah en zou, als men dat van hem geëist had, alle
schatten der wereld voor haar hebben gegeven; want haar wonderbaarlijke
schoonheid, vooral na de tweede opwekking, was voor Borus iets wat hij niet kon
beschrijven, -en toch offerde hij haar volkomen aan Mij op, en wilde hij met
alles wat hem ten dienste stond, Mijn vermeende bruiloftsdag vieren. Zo voelde
Sarah ook veel voor Borus, maar offerde hem ook geheel aan Mij op en wilde
beslist alleen Mij toebehoren. Maar toen draaide Ik het blaadje opeens om en
gaf de beiden, wat ze Mij echt van ganser harte hadden gegeven. -Wie zo doet
als deze beiden, die doe Ik ook dat wat Ik hen deed!
Dit is een lering voor ieder, die dit horen of zelf lezen zal, want op deze
wijze kan men alles van Mij verlangen. Wie alles aan Mij offert, die offer Ik
ook alles; wie echter gul offert, maar daarbij toch nog veel voor zichzelf
behoudt, die ontvangt slechts dat terug, wat hij geofferd heeft”.
In GJE2-156 vraagt een hoofdman de engel Raphael, of een engel in de hemel
ook geslachtelijke verschillen zijn? Hierop zegt de engel: "Hoewel het een
wat ontactische vraag is, wil ik, omdat je het alleen maar uit weetgierigheid
vraagt, antwoorden met nee! In onze staat van oergeschapen geesten vind je bij
ons, die ontelbaar zijn, zonder uitzondering alleen maar het manlijk-positieve
wezen, maar toch is ook het vrouwelijk negatieve principe in ieder van ons
geheel aanwezig, en daarom vind je in iedere engel het volmaakte huwelijk van
de hemelen van God. Het is helemaal van onszelf afhankelijk of wij ons in één
en hetzelfde geestelijke omhulsel in de mannelijke of in de vrouwelijk vorm
willen laten zien. In het feit dat wij in ons zelf een dubbel wezen zijn, ligt
ook de reden waarom wij niet ouder kunnen worden, omdat de twee polen in ons
elkaar eeuwig blijven ondersteunen. Bij jullie mensen zijn de polen gescheiden
door een geslachtelijk gescheiden persoonlijkheid en hebben daarom, omdat ieder
apart is, geen steun aan elkaar.
Als de gescheiden persoonlijke polen zich echter uiterlijk raken, neemt hun
kracht af en lijken ze op een wijnzak die steeds rimpeliger wordt naarmate men
hem meer van zijn geestrijke inhoud heeft beroofd. Als je je echter een wijnzak
voor zou kunnen stellen, die zelf steeds dat zou kunnen. produceren wat men
eruit haalt, dan zou je op zijn oppervlak nooit die vouwen en rimpels ontdekken
die zijn uiterlijk er zo oud doen uitzien”.
In GJE2-217 waarschuwt de Heer voor het volgende: “Neem nu eens een jong
meisje, dat fysiek vroegrijp is. Zij is nauwelijks twaalf jaar, maar haar hele
lichaam is al zo gevormd, dat zij er uitziet als een huwbaar meisje. Zo'n
meisje bekoort dan iedere wat zinnelijke man meer dan honderd nog zo mooie
meisjes van rijpere leeftijd. Zo'n vroegrijp meisje staat lichamelijk aan
honderd gevaren bloot, en haar ouders zullen erg moeten oppassen om hun te
vroeg rijp geworden dochter voor al de vijanden te bewaren, die haar vanwege
haar grote aantrekkingskracht achtervolgen. Als zij te vroeg aan een
wellustige man wordt uitgehuwelijkt, kan zij gemakkelijk haar vruchtbaarheid
verliezen. Als zij te veel wordt opgesloten en weggehouden wordt van alle kwade
begeerte, wordt haar lichaam, zoals men wel zegt pafferig. Zij wordt bleek,
kwijnt weg en wordt zelden oud. Geeft men haar weinig te eten, en geen vet
eten, dan wordt zij treurig en kwijnt tenslotte ook vroeg weg; als men haar
goed te eten geeft, wordt zij nog vetter en onbeholpener en daardoor traag,
zodat haar bloed weldra afbreekt en zij er uit gaat zien als een lijk, en
daardoor zal haar lichaam zeker vroeg moeten sterven”.
De Heer kwam in de wereld om het mensdom te zaligen en te verdelen, niet om
het uit te roeien. Het huwelijk is een van alle menselijke betrekkingen de innigste, de meest gezegende
en het nuttigste. Veel mensen denken, dat zij na het sterven in de hemel komen
als geslachtloos wezen. Veel dingen worden in de heilioge Schrift verkeerd
geïnterpreteerd of begrepen. Het is noodzakelijk dat een mens onderzoekt of
zijn uitlegging van wat tot hem gezegd wordt wel juist is, zelfs als het hem
gezegd wordt in het Woord van God. Anders kan hij voorbarige gevolgtrekkingen
maken over wat bedoeld wordt, welke geheel in tegenstelling staan tot de
bedoeling van de Bijbel.
We geven hier een voorbeeld. In Lukas 14:26 leest men: “Indien iemand tot
Mij komt en niet haat zijn vader en moder, en vrouw en kinderen, en broeders en
zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn!” Dan gaat
men bij het lezen van deze tekst toch niet meteen zijn familie haten, want hij
weet, dat de Heer ergens anders zegt, dat hij ze moet liefhebben. Hij weet, dat
de Heer leert, dat haat een zonde is en dat de mens zelfs zijn vijanden moet
liefhebben (Mattheus 5:21,22 en 43-45)).
Zo weet de mens dat hier een diepere bedoeling moet zijn binnen de woorden
het haten van vader en moeder, vrouw en kinderen en hij tracht die te vinden.
Ook zal een mens, die ziet wat de Heer zegt over het huwelijk, dat de twee
één vlees zulen zijn en dat wat God
verbonden heeft de mens niet zal ontbinden. Hierin ligt een diepere bedoeling,
dat zij in de opstanding niet trouwen noch ten huwelijk gegeven worden. Dat zij
niet waardig zijn om die eeuw te ververwerven en de opstanding uit de doden,
noch zullen trouwen noch ten huwelijk uitgegeven zullen worden.
In deel drie van het Grote Johannes Evangelie wordt uitgebreid ingegaan
over de aspecten voor het huwelijk.
De geslachtelijke omgang van mannen en vrouwen
"Kijk, het verwekken van een mens is een
bijzondere aangelegenheid! Om een goede en gezonde vrucht te verwekken, moeten
twee volwassen mensen, en wel een man en een vrouw, een juiste
zielsverwantschap hebben, omdat ze anders moeilijk of ook vaak helemaal niet
door de bekende geslachtsdaad tot bevruchting zullen komen.
Als nu een man en een vrouw in hart en ziel
aan elkaar verwant zijn, moeten zij ook een huwelijk aangaan en volgens de
natuurlijke orde alleen maar dan tot de geslachtsdaad overgaan als zij in goede
harmonie een levende vrucht willen verwekken. Alles wat meer beoogt dan dat, is
tegen de orde van God en de natuur en daarom een kwaad, en een zonde die bijna
zo slecht is als die van Sodom en Gomorra!
Als een man veel zaad heeft, laat hij dat dan
in een andere akker zaaien op de goede wijze van de oude vaderen en
patriarchen, dan zondigt hij niet. Maar als hij er alleen maar heimelijk op uit
trekt om zijn lusten bij veile deernen te bevredigen en zich zo te vermaken
zonder een vrucht te verwekken, begaat hij daardoor zeker een grove
Sodomitische zonde, zowel tegen de goddelijke als tegen de natuurlijke orde!
Alleen een jonge man, wiens geslachtsdrift
door de bekoorlijkheden van een meisje zodanig is aangewakkerd dat hij zichzelf
nauwelijks meer meester is, mag gemeenschap hebben met een maagd, met of zonder
verwekking van een vrucht. Maar na de gemeenschap moet hij naar eer en geweten
dat aan haar betalen wat Mozes heeft voorgeschreven. En ontstaat er na zo'n
door de nood veroorzaakte gemeenschap een vrucht, dan moet hij de maagd het
tien tot honderdvoudige geven van datgene wat hij volgens Mozes aan haar
schuldig was als er géén vrucht uit de geslachtsdaad was voortgekomen. Want een
maagd brengt voor zo'n man een grootoffer waar leven en dood mee gemoeid is!
Als een man daarna zo'n maagd kan trouwen, moet hij dat niet nalaten, want,
zoals gezegd, zij heeft hem een groot offer gebracht en hem van een bedwelmende
last bevrijd.
Maar in het vervolg moet zo'n door zijn
geslachtsdrift gedreven man meteen een fatsoenlijke vrouw huwen en in
noodgevallen, in goed overleg met zijn wettige vrouw, ook een bijvrouw, zodanig
dat er geen ruzie en onmin door ontstaat. Als zo'n man zichzelf echter kan
verloochenen, zal hij daardoor al gauw, gemakkelijker dan een ander, een
hogere, geestelijke genade van het innerlijke leven deelachtig worden.
Hoe men aan een wettige vrouw moet komen,
heeft Mozes reeds volgens de hemelse orde voorgeschreven en dat moet ook zo
blijven tot aan het einde der wereld.
Uit wat je nu hebt gehoord kun je gemakkelijk
opmaken wat ontucht is en waarom Mozes dat als een zware zonde verboden heeft.
Want God heeft de mensen alles volgens de goddelijke orde voorgeschreven. Wie
zich aan die orde houdt, zal ook de vruchten van de zegen van boven oogsten;
wie echter in strijd met die orde handelt, zal de vruchten van de vloek
oogsten.
Als een door geslachtsdrift opgewonden man in
zijn grote nood zijn kwellende vuur niet op een natuurlijke wijze blussen, dan
raad Ik hem aan om herhaalde malen in koud water te baden en innig te bidden om
verzachting van deze plaag, dan zal deze spoedig van hem worden weggenomen.
Iedere andere manier is slecht en wordt de bron van verder kwaad en dat kwaad
heet zonde en veroorzaakt ook weer zonden.
Tevens
moet ook alle ouders op het hart gedrukt worden dat zij hun volwassen kinderen
niet bloot moeten stellen aan prikkelende gevaren! Want brandbaar materiaal kan
gemakkelijk ontvlammen, maar als de vlammen er eenmaal aan alle kanten
uitslaan, lukt snel blussen vaak niet meer en iedere vlam vraagt zijn offer! Na
het blussen wordt de schade die zij veroorzaakt heeft al gauw zichtbaar. .
Daarom
moeten vooral de maagden goed gekleed, maar nooit uitdagend gekleed gaan en de
jongemannen moeten niet aan het nietsdoen overgeleverd worden, want nietsdoen
is altijd de verwekker van alle ondeugden en zonden.
Wie
echter eenmaal met een fatsoenlijke vrouw is getrouwd, is tot de dood aan haar
gebonden en de scheidingsoorkonde van Mozes heft voor Gods orde de echtbreuk
niet op als zo'n man dan met een ander zou trouwen. Trouwt de gescheiden vrouw,
dan breekt ook zij het huwelijk. Kortom, wie na de echtscheiding trouwt, is een
echtbreker, wie daarna niet trouwt, is dan ook geen echtbreker.
Geestelijk pleegt ook diegene overspel, die
een reeds getrouwde vrouw aankijkt en daarbij in zijn hart het plan opvat om
haar door allerlei verleidingen tot echtbreuk te verleiden, ook al heeft het
geen resultaat.
Laat je je echter betoveren door de
bekoorlijkheden van de vrouw van je naaste, dan bega je ook echtbreuk, want
daarmee heb je de vrouw van je naaste tot hoer gemaakt en met haar hoererij
bedreven. En dat is een grote en grove zonde voor God en voor de mensen, ook
wanneer je met de andere vrouw een vrucht hebt verwekt. Maar het kwaad is
natuurlijk nog groter als je met de vrouw van je naaste alleen maar terwille
van de blinde en stomme drift der wellust hoererij hebt gepleegd. Zulke
zondaren zullen moeilijk deel krijgen aan het hemelrijk."
Bepaalde uitzonderingen bij seksuele omgang
"Als de vrouw van een naaste echter
bijvoorbeeld niet door haar wettige man bevrucht kan worden en toch sterk
verlangt naar de verwekking van een vrucht in haar en dat aan jou vraagt, zeg
dat dan tegen haar man! Vindt hij het goed, dan kun je die wens zonder te
zondigen inwilligen. Als de vrouw bevrucht wordt en na de verstreken tijd
nogmaals die wens uit en haar man is het daar mee eens, dan mag je, als je
ongehuwd bent, de vrouw weer net eender ter wille zijn. Ben je echter zelf de
man van een vruchtbare vrouw, dan moet je je kracht niet aan je vrouw
onttrekken, want daarvoor heeft Mozes je toegestaan, naast de ene wettige
vrouw, speciaal als zij onvruchtbaar mocht zijn, één of naar behoefte ook meer
bijvrouwen te hebben, maar altijd alleen als de wettige vrouw daarmee instemt.
Zou dit haar echter veel verdriet doen, dan wordt het tijd de bijvrouwen te
laten gaan, zoals ook Abraham Hagar liet gaan, die hij genomen had omdat zijn
vrouw Sarah zo lang onvruchtbaar was.
Als echter een vrouw, die haar wettige man
verlaten heeft, uit een vreemd land zou komen en zich dan als een ongetrouwde
vrouw bij iemand zou voordoen en zou verzwijgen dat zij al aan een man
toebehoorde, dan begaat hij die haar tot vrouw neemt, geen zonde; ook dan niet,
als hij later zou vernemen dat zij al getrouwd was maar haar man heimelijk had
verlaten vanwege zijn hardvochtigheid en onvruchtbaarheid. Want toen hij de
vreemde tot vrouw nam, wist hij niet dat zij al getrouwd was, en toen hij dat
naderhand vernam, was zij al zijn vrouw, van wie hij dan, zonder als echtbreker
te zondigen, slechts door de dood kan worden gescheiden.
Bij dit soort aangelegenheden zijn er al vaak
heel wrede dingen gebeurd. De nieuwe echtgenoot probeerde dan, als hij onder de
wet van Mozes stond en de vreemde vrouw hem te lastig werd, van haar af te
komen door heimelijk naar haar eerste man te gaan en de ontrouwe, overspelige
vrouw aan hem te verraden. Het gevolg was, dat zo'n vrouw dan werd gestenigd en
de beide mannen weer opnieuw wettig een vrouw konden zoeken. Maar daar zal een
eind aan moeten komen!
Ik zeg jullie: In zo'n geval moet een
ongetrouwde man niet eerder een vreemde trouwen dan dat hij zich precies op de
hoogte heeft gesteld van al haar vroegere omstandigheden! Levert dat niets op
en voelt hij zich erg tot de vreemde vrouw aangetrokken, dan moet hij haar huwen.
Verneemt hij dan later toevalligerwijs haar vroegere, burgerlijke staat, dan
mag hij haar niet verraden, maar hij moet haar op dezelfde goede manier
behouden als waarop hij haar heeft genomen. De vrouw kan door zeer trouw te
zijn aan haar nieuwe gemaal, haar vroegere zonde goedmaken. Want God is geen
onrechtvaardige rechter en weet de zwakheden van het menselijke lichaam precies
af te wegen en er rekening mee te houden. Iemand, die zijn vrouw vermoordt, is
erger dan een vrouw die echtbreuk pleegt!
Stel dat er eens twee buren zijn, waarvan de
ene bij zijn vrouw geen vrucht kan verwekken omdat hij in zijn jeugd, doordat
er niet goed op hem werd gelet, zijn vruchtbaarheid te veel heeft verzwakt,
terwijl de andere buurman, afgaande op zijn grote aantal gezonde kinderen een
sterk voortplantingsvermogen bezit omdat hij overal en altijd op de juiste
manier heeft geleefd en in zijn jeugd goed is opgevoed. Hoe zou het zijn, als
de onvruchtbare buurman naar de vruchtbare ging en hem vroeg in zijn plaats met
zijn grote vermogen bij zijn vrouw een vrucht te verwekken, en als de
vruchtbare buurman dat zou doen uit werkelijke liefde voor zijn goede en
argeloze buurman, zonder daarbij ook maar enige gedachte te hebben om wellustig
met de vrouw van de buurman om te gaan, wat erg zondig zou zijn? Wel, dat zou
dan geen zonde zijn en nog minder een echtbreuk, maar zo'n handeling, waar met
geen woord over gesproken zou worden, zou zelfs een te prijzen geheime
liefdedienst zijn. Het moet geheim zijn, omdat buiten de genoemde personen
niemand daar iets van moet weten, vanwege de eer van de onvruchtbare buurman,
en opdat niemand zich daaraan zou ergeren. "
Over zondig geslachtsverkeer
"Als een ongehuwde of een reeds
getrouwde man met de sensuele vrouw van zijn buurman zonder diens medeweten
seksuele omgang heeft, is dat schandelijke hoererij. Zo'n vrouw is dan een
echte hoer en de betreffende mannen zijn dan echte hoerenlopers, die als
zodanig nooit het rijk van God zullen binnengaan omdat deze schandelijke
hoererij alle goede gevoelens in hun ziel sloopt en al het geestelijke doodt.
Dergelijke hoererij is derhalve geen haar
beter dan echtbreuk en vaak zelfs nog veel erger. Want bij echtbreuk kunnen
omstandigheden meespelen die het begaan van deze zonde veel minder erg maken,
en waard zijn dat de rechter deze zwaar mee laat wegen. Maar bij hoererij
kunnen nooit wat voor verzachtende omstandigheden dan ook meespelen, want daar
gaat het enkel en alleen maar om verderfelijke geilheid en daar hoeft de
rechtbank ook geen enkele consideratie mee te hebben.
Een vrouw, die zich zonder enige aantoonbare
noodzaak gemakkelijk daartoe laat verleiden, is slecht en verdient niet de
minste consideratie, want zwakheid verontschuldigt hier niets omdat iedere
vrouw door het juiste vertrouwen op God voldoende kracht kan krijgen. Maar nog
slechter is een vrouw die de mannen zelf in haar overspelige net lokt om
tijdens afwezigheid van haar echtgenoot met hen te hoereren!
Net zo schandelijk misdadig handelt een
vrijgezel, en een getrouwde nog erger, als hij getrouwde vrouwen verleidt, in
het verborgene geslachtelijke omgang met hen heeft en hen daarvoor betaalt.
Want zo'n man verleidt ten eerste de vrouwen tot schandelijke ontrouw, en maakt
ze in de tweede plaats bijna geheelonvruchtbaar , waarmee hij als een kwade
storm de akkers verwoest zodat daar nooit meer met vrucht enig zaad gezaaid kan
worden.
Tot deze zelfde categorie moeten ook
ongehuwde en gehuwde mannen gerekend worden die tegen betaling met ongehuwde
meisjes verkeren, en zo'n veile deern is net zo goed een hoer als de een of
andere getrouwde vrouw die voor geld of andere geschenken te koop is.
Laat de jonge vrouwen maar vlijtig zijn en
hun leven met werk vullen, dan zullen ze nooit behoeven te zeggen dat zij door
armoe gedwongen werden, want iedere behoorlijke man houdt van een vlijtige en
werklustige jonge vrouwen zal haar geen gebrek laten lijden. Als een werkgever
echter een gierig en hard mens is, wel, ga dan uit zijn dienst weg en zoek een
andere. Voor een vlijtige en nijvere jonge vrouw zal het echt niet zo moeilijk
zijn een goede betrekking te vinden waar zij zeker geen gebrek zal lijden!
Maar het slechtst zal het eens diegenen
vergaan, die er alles op zetten om zulke vlijtige, jonge vrouwen of zelfs jonge
meisjes met allerlei geschenken te verleiden. Heus, zulke mannen, of ze nu wel
of niet getrouwd zijn, lijken op verscheurende wolven in schaapskleren en zij
zullen hun loon oogsten!
Wie echter een meisje of een maagd of een
vrouw met geweld neemt, moet hier al zijn straf ondergaan! Het geweld mag zijn
wat het wil, lichamelijk of het verleiden door kostbare geschenken, dat maakt
voor deze misdaad geen verschil. Ook overredingskracht of het gebruik van
magische, verdovende middelen, waardoor de vrouw zich schijnbaar vrijwillig ten
dienste stelt aan de begeerte van de man, doet niets af aan de grootte van deze
zonde, ook dan niet als werkelijk een vrucht verwekt zou worden, want zo'n
verwekking gebeurt tegen de wil van beide partijen en maakt daarom de misdaad
niet minder erg.
De meest verwerpelijke sexuele daad bestaat
echter uit het schenden van knapen en in het erbij betrekken van andere
ledematen en delen van het vrouwenlichaam dan die welke God daarvoor bestemd
heeft, of zelfs in het schenden van dieren. Deze schenders moeten voor altijd
geheel uit de menselijke maatschappij gebannen worden.
Als men over zulke misdaden rechtspreekt,
moet men er altijd rekening mee houden welk ontwikkelingspeil zo'n ontspoorde
man of vrouw heeft. Ook moet onderzocht worden of zo'n mens soms door een kwade
geest bezeten is, die hem of haar daartoe aandrijft. In het eerste geval moet
de gemeenschap ervoor zorgen dat zo'n zwak begaafd mens in een goed
opvoedingstehuis wordt ondergebracht, waar hem net als een bedorven kind zolang
discipline wordt bijgebracht tot hij een ander mens is geworden. Want als zo'n
mens zijn dierlijke instincten heeft overwonnen, en als zijn verstand weer
helder is, zal hij ook een reiner leven beginnen en niet gemakkelijk meer in
zijn oude, dierlijke natuur terugvallen. In geval van bezetenheid moet zo
iemand achter slot en grendel worden gezet, want zulke mensen moeten meteen,
vanwege hun grote overlast, uit de vrije mensengemeenschap worden verwijderd.
Als zij eenmaal goed zijn opgeborgen, moeten
zij door vasten en door gebeden in Mijn naam genezen worden. Als ze weer
genezen zijn, en aantoonbaar is dat zij hun onreine bezetenheid kwijt zijn,
kunnen ze weer hun volledige vrijheid terugkrijgen."
Maatregelen tegen geslachtelijk losbandig leven
CYRENIUS zegt: "Heer, indien er nog geen mens te vinden zou zijn met
een geest die zo sterk is, dat zulke kwade geesten die het lichaam van een mens
in bezit genomen hebben, zich voor zijn wil en woord moeten buigen, zijn dan
mogelijkerwijs soms natuurlijke middelen te gebruiken? In ieder geval in die
mate, dat zo'n mens dan door de kracht van het woord en de wil van een mens die
geestelijk nog niet zo sterk is, van zijn kwaad bevrijd zou kunnen worden?
IK zeg: "Het eerste middel op natuurlijk
gebied is het vasten. Men geve zo'n mens per dag slechts éénmaal een stuk
roggebrood van een half pond en daarbij slechts één kruik water. Om de andere
dag kan men hem eventueel wat aloësap, afhankelijk van de natuurlijke aard van
de bezetene vermengd met een of twee druppels bilsensap geven. Deze natuurlijke
hulp zal goed werken, maar zal slechts volledig helpen in combinatie met gebed
en het in Mijn naam opleggen der handen. Over het algemeen moet de rechter in
zulke gevallen in zijn hart steeds bedenken, dat de misdadiger die hij voor
zich heeft slechts een erg afgedwaald mens is en geen complete duivel.
Is een mens echter hardnekkig in zijn
uitspattingen en daarbij noch onontwikkeld of bezeten, dan kan men wel een
harde tucht op hem toepassen.
Betert zo'n mens zijn leven en begint hij met
juist inzicht zijn zonde te verafschuwen, dan kan hij ook met meer liefde
behandeld worden. Betert zo'n mens zijn leven echter helemaal niet en blijft
hij zichtbaar zijn losbandigheid koesteren -wat zo'n geile bok nooit geheel kan
verbergen dan kan hij, als het iemand is die enige opleiding heeft genoten,
uit de gemeente verstoten worden naar een ver woest gebied, waar de grote
ontbering hem wel tot bezinning zal brengen. Als hij zijn leven betert, zal het
hem wel beter vergaan -zo niet, zal het woeste land hem uitputten.
Betreft het een mens van geringere beschaving
en levert het tuchtigen noch het vasten wat op, dan kan hij door een kundig
arts gecastreerd worden en daardoor kan zijn ziel worden gered. Er zijn mensen
die zichzelf hebben verminkt terwille van het rijk van God. Derhalve kan het -
maar alleen in het genoemde geval -nodig zijn dat de plaatselijke rechtbank tot
castratie laat overgaan, want in dit geval is het beter verminkt in het rijk
van God te komen, dan onverminkt in de hel! Nu zul je wel weten, hoe alles wat
het gevolg is van de vleselijke lust, gerechtelijk behandeld moet worden! Ik
voeg er echter nog aan toe, dat in de toekomst alleen zo, zoals jullie het nu
van Mij hebben gehoord, in gelijksoortige gevallen moet worden rechtgesproken.
Mozes heeft voor dergelijke misdaden
steniging en de vuurdood voorgeschreven, maar dat moet slechts in
uitzonderlijke gevallen, als afschrikwekkend voorbeeld, aan totaal verstokte
zondaars voltrokken worden. Ik hef de wet van Mozes niet op, maar geef slechts de
raad zó lang in alles met mildheid te handelen tot een te grote verdorvenheid
noodzaakt tot uiterste gestrengheid.
Wees als rechters zacht en rechtvaardig door
de ware naastenliefde, dan zullen jullie eens ook een zachtzinnig en mild,
rechtvaardig oordeel ondergaan. Want met welke maat jullie meten, met dezelfde
maat zullen jullie ook worden gemeten.
Als jullie barmhartig zijn, zullen jullie ook
barmhartigheid ondervinden; zijn jullie echter streng en onverbiddelijk in je
rechtspraak en oordeel, dan zullen jullie eenmaal strenge en onverbiddelijke
rechters tegenover je vinden.
Bedenk bij zulke rechtszaken, dat ziel en
geest van de mens heel gewillig en kneedbaar zijn, maar het lichaam is en
blijft zwak, en er is niemand die zich beroemen kan op de sterkte van zijn
lichaam.
In de eigenlijke zin van het woord kunnen er
nu nog geen geestelijk wedergeborenen zijn, want de mensen zullen pas dan tot
de ware en algehele, geestelijke wedergeboorte komen, als de Mensenzoon Zijn opdracht
helemaal heeft vervuld.
Onthoud dit dus en handel daarnaar!"
Wanneer echtscheiding geoorloofd is
CYRENIUS zegt: "Hartelijk dank daarvoor,
want nu ben ik helemaal voorgelicht over iets, dat mij altijd veel hoofdbrekens
kostte bij het vellen van een goed oordeel. Ik geloof dat er nu nauwelijks een
geval meer denkbaar is waarbij ik nog zou twijfelen hoe te moeten oordelen.
Maar één vraag houdt mij nog erg bezig en dat is: Is er nu helemaal geen
omstandigheid, waarbij men een eenmaal gesloten huwelijk kan ontbinden en de
beide partijen, zonder zich schuldig te maken aan de noodlottige zonde van
echtbreuk, weer kunnen hertrouwen?"
IK zeg: "O ja, zulke gevallen kunnen
zich zeker voordoen, bijvoorbeeld: Als een man een vrouw trouwt, die er heel
aantrekkelijk vrouwelijk uitziet, maar in de huwelijksnacht tweeslachtig blijkt
te zijn. In zo'n geval kan, als dat geëist wordt, het huwelijk meteen worden
ontbonden. Maar het is natuurlijk wel zo: Zonder klagers zijn er ook geen
rechters op aarde. Voor dit soort gevallen zou er eigenlijk een wet moeten zijn
tengevolge waarvan zo'n huwelijk helemaal niet mogelijk is, en waarbij degene,
die van zichzelf wel weet dat hij niet deugt voor een huwelijk, als bedrieger
ter verantwoording geroepen en tot schadevergoeding veroordeeld kan worden.
Maar wat hier gezegd is van de vrouw, geldt ook als de man niet volledig man
is. Als de vrouw hem verlaat en met een ander trouwt begaat zij geen echtbreuk.
Bij mannen kunnen er echter ook zijn die
zichzelf gecastreerd hebben terwille van het Rijk van God, of die al in hun
jeugd om de een of andere wereldse reden zijn gecastreerd, terwijl er ook zijn
die zo geboren worden. Al die mannen zijn geheel ongeschikt voor het huwelijk
en hun ongeschiktheid bepaalt van tevoren reeds dat een eventueel huwelijk
verbroken mag worden.
Ook kan één van de beide partijen een zodanig
lichamelijk gebrek hebben, dat de andere partij daarmee onmogelijk kan leven.
Zo'n huwelijk kan ook ontbonden worden -maar alleen als de ene partij vóór het
huwelijk niets heeft kunnen merken van het gebrek. Als hij of zij ondanks
voorkennis toch het huwelijk is aangegaan, is het huwelijk geldig en kan niet
worden ontbonden! Zulke gebreken, die een ontbinding van een reeds gesloten
huwelijk mogelijk maken, zijn bijvoorbeeld: verborgen bezetenheid van de ene
of de andere partij, periodieke waanzin, een verborgen kwaadaardige huidziekte,
kankergezwellen, het hebben van luizen, een ongeneeslijke longtering, vallende
ziekte, het geheel niet functioneren van minstens twee zintuigen, het lijden
aan jicht en een verpestende stank van het lichaam of de adem.
Als de gezonde partij er vóór het huwelijk
niets van wist dat de andere partij een van de bovengenoemde gebreken had, kan
hij meteen na het voltrekken van het huwelijk weer de algehele ontbinding eisen
en die moet worden verleend! Want in deze gevallen is de gezonde partij
bedrogen, en het bedrog ontbindt iedere overeenkomst en dus ook het huwelijk.
Als zulke echtgenoten zich in onderling
overleg niet willen laten scheiden, is het huwelijk als geldig te beschouwen en
later kan het behalve van tafel en bed niet meer worden ontbonden, want dan
geldt jullie gezegde: Volenti non fit iniuria (Gewild recht is geen onrecht)!
Behalve deze gevallen zijn er haast geen
andere die als reden voor een geldige echtscheiding geaccepteerd kunnen worden.
In alle andere onaangename gevallen moeten de
echtelieden tot de dood geduld met elkaar hebben, want als de jonge echtgenoten
de honing van het huwelijk smaakte, dan moeten zij de gal van het huwelijk ook
leren accepteren.
De honing van het huwelijk is toch al het
slechtste deel ervan, want pas bij het bittere deel van het huwelijk begint de
gouden levensernst. Die moet echter overal zijn intrede doen, want kwam die
niet, dan zou het slecht gaan met het zaad voor de hemelen.
Vaak begint pas tijdens bittere levensernst
het zaad tot leven te komen en zich te ontwikkelen, terwijl dit tijdens een
doorlopend honingleven net zo verstikt zou zijn als een vlieg, die zich gretig
in de honingpot stort en door de te grote zoetheid van de honing het leven
Iaat. -Is alles je nu duidelijk?"
Nog meer raadgevingen voor echtparen en rechters
CYRENIUS zegt: "Ja, Heer en Meester van boven! Iets is er echter
nog wat ik zou willen weten, en dan is het huwelijk uitputtend behandeld.
Stel dat een man die geheel volgens de regels
leeft, een vrouw heeft met een zeer zinnelijke natuur -zoals er zulke nooit
tevreden te stellen vrouwen jammer genoeg veel zijn. Die zinnelijke vrouw
verlangt dagelijks van haar man zelfs meerdere malen bevrediging en kalmering
van haar lichamelijke behoeften. De man zegt weliswaar tegen de vrouw: ' Je
bent in verwachting en hebt nu gedurende de tijd die God daarvoor bestemd
heeft, rust nodig, opdat je je in je gezegende toestand geen kwaad en onnodig
lijden op de hals haalt door de nutteloze bevrediging van je lichaam.'
Maar de zinnelijke vrouw wil niets horen en
weten van deze goede raad en verlangt onstuimig van haar man dat hij haar wens
inwilligt. Als de man doet wat zijn vrouw wil, begaat hij duidelijk ontucht met
haar en zondigt hij volgens uw woord tegen de goddelijke orde. Wijst hij haar
echter af, dan zondigt hij tegen de wil van zijn vrouwen noodzaakt haar tot
allerlei onnatuurlijke bevrediging en of tot overspel en hoererij met andere mannen.
Anderzijds zijn er echter ook zulke geile
bokken van mannen die hun arme, fatsoenlijke vrouwen vaak zelfs een paar uur
voor de bevalling nog niet met rust laten. Daarover wordt vaak luid geklaagd,
maar hoe moet een wijze rechter nu een uitspraak doen die rechtsgeldig en zowel
voor God als voor ieder weldenkend mens aanvaardbaar is?
Als de nette man of de fatsoenlijke vrouw
terwille van de goede orde en het Rijk van God echtscheiding aanvraagt, moet
die dan gegeven worden of niet?"
IK zeg: "Ja, in dat geval kan na een
verzoek van de ene of de andere partij een echtscheiding worden uitgesproken.
Echter geen volledige, maar toch méér dan alleen van tafel en bed, namelijk ook
van de wederzijdse verzorgingsplicht en van het erfrecht. Deze twee zaken
houden bij een geringere scheidingsreden pas op als de ene partij langer dan
drie jaar zonder deugdelijke reden geheel bij de slechts van tafel en bed
gescheiden andere partij is weggebleven en zich niet meer om de achtergelaten
partij heeft bekommerd, maar alleen eigen plezier heeft gezocht.
Bij de scheiding, die moet volgen op aanvraag
van de goede partij in het door jou genoemde geval, vervalt ook meteen iedere
andere op wat voor gronden dan ook gebaseerde aanspraak op recht.
Maar er moet streng op worden toegezien dat
de scheiding pas dan wordt gegeven, als de goede partij daar om vraagt en de
slechte partij daarin toestemt. Als de laatste niet toestemt, maar beterschap
belooft, moet ook aan de goede partij geen scheiding worden toegestaan, maar men
moet het slechts ambtelijk aantekenen en de klager tot geduld manen.
Als echtgenoten die zó gescheiden zijn, weer
eendrachtig samen willen leven, behoeven zij niet opnieuw te trouwen, maar
treedt op verlangen van beide partijen de oude verbintenis weer volledig in
werking en een mogelijk nogmaals gevraagde scheiding kan hen niet meer
scheiden, behalve in noodgevallen van tafel en bed.
Als een man echter een vrouw heeft die veel
van hem verlangt en hij geeft haar zonder hartstocht, als hij daartoe in staat
is, datgene, wat zij wil, dan begaat hij daar niet zo'n grote zonde mee tegen
de orde van God, want de natuur van zo'n vrouw lijkt op een droge bodem, die de
tuinman in de hete zomer vaker begieten moet als hij zijn planten wil behouden.
Als dan de vochtige herfst komt, is de bodem vochtig genoeg. Daarbij moet deze
man zijn vrouw ijverig geestelijk bewerken en vormen, en dat zal hem goede
vruchten opleveren. Geduld is echter altijd beter dan het beste recht.
Een fatsoenlijke vrouw heeft vanwege de grote
geilheid van haar man méér recht om scheiding te eisen, dan een man vanwege de
grote geilheid van zijn vrouw. Want een eenmaal gezegende vrouw heeft rust
nodig gedurende de tijd die God de natuur van de vrouw heeft voorgeschreven.
Voor de man is geen tijd voorgeschreven en hij heeft dus minder rust nodig voor
zijn natuur dan de gezegende vrouw. Daarom moet men in een rechtszaak eerder
naar een gezegende vrouw luisteren dan naar een koele man.
Ook moet
er bij een man rekening worden gehouden met het leven dat hij vóór het huwelijk
heeft geleid, of soms een losbandige jeugd hem door veel zondigen koel en
onbekwaam heeft gemaakt. Bij een erg veeleisende vrouw doet die vraag echter
vrijwel niet terzake. Want als zij reeds als jonge vrouw zich vanwege het geld aan
een ontuchtig leven zou hebben overgegeven, zou haar natuur daardoor erg zijn
afgestompt, en als ze dan later nog de eerzame vrouw van de een of andere man
wordt, zullen haar lusten erg zijn bekoeld. Maar als een vrouw in haar jeugd
heel ingetogen haar hete bloed in toom heeft moeten houden ligt de eventueel
strafbare reden niet in de tijd van haar ongehuwde jonge vrouwenstaat, maar
alleen in de natuur van de vrouw, waar in dat geval het gerecht nauwelijks iets
mee te maken heeft.
Tegen het geweld van de natuur is iedere nóg
zo wijze rechterlijke uitspraak een loos gebaar. Daarom zouden bij een
ontvlambare vrouw ook passende middelen van natuurlijke oorsprong toegepast
moeten worden en tevens passende lessen voor het hart van de vrouw, en dan zal
het wel beter met haar gaan. -Kijk, zo moet in dit geval gehandeld worden. Heb
je soms nog bedenkingen, zeg het dan!"
Onderzoek van toekomstige echtparen
CYRENIUS zegt: "U heeft zojuist iets over natuurlijke middelen gezegd, waaruit
zouden die kunnen bestaan?"
IK zeg: "Door op een natuurlijke wijze
matig te zijn! Een temperamentvol mens verbruikt altijd meer energie dan
iemand die koel is. Daarom zijn warmbloedige mensen gulziger dan de
koudbloedige en hun zin in veel en lekker eten en drinken groeit steeds.
Als zulke mensen matig worden, of op rantsoen
gesteld, waarbij men hun vriendelijk uitlegt waarom men dat voor hen doet en
matigheid en schraler eten aanbeveelt, zal het bloed weldra rustiger gaan
stromen en de zinnelijke drift zal veel aan kracht beginnen in te boeten,
zonder enig nadeel voor de algemene gezondheid van het lichaam en de ziel.
Als echter bij een zeer veeleisende vrouw,
ook door langere handhaving van de gouden matigheid de natuur nog geen merkbare
keer heeft genomen, moet zij bij afnemende maan 's avonds het aftreksel van
gekookte sennabladeren met wat aloësap innemen, ongeveer vier eetlepels vol.
Niet iedere dag, maar alleen iedere derde of vierde dag, en dan zal het er met
de verhitte natuur van de vrouw wel beter uit gaan zien.
Pas als dit alles, aangevuld met goede
lessen, weinig of niets oplevert, kan op aanvraag van de man de vroeger voor
dit geval besproken echtscheiding van tafel en bed begonnen worden.
In ieder geval moet de koele en door haar
wellustige man geplaagde vrouw tien keer eerder aangehoord worden - vooral als
zij zich reeds in gezegende omstandigheden bevindt - dan een door zijn
wellustige vrouw geplaagde man. Want een koele man heeft behalve de middelen
der moraal nog een aantal natuurlijke tuchtmiddelen waarmee hij de opwinding
van zijn vrouw heel heilzaam kan afkoelen, en de warmbloedige vrouw zal er geen
schade van ondervinden als de man, gedreven door zijn geheimgehouden goede
wil, haar zo nu en dan eens ernstig onderhoudt. Dat moet echter nooit zijn
oorsprong vinden in een onderdrukte woede of toorn, maar altijd in ware
naastenliefde, omdat het anders niet alleen geen nut heeft, maar alleen zou
schaden.
Dit is nu de kern van alle dingen wat betreft
het huwelijk en alle mogelijke zonden, en overal ter wereld moet men zich
daarnaar richten.
De staat moet zelfs een wettelijk voorschrift
maken dat de eenmaal gesloten huwelijken moreel zo goed mogelijk gehouden
moeten worden, en dat mensen die op een of andere wijze lichamelijke of
geestelijke gebreken hebben, niet tot het huwelijk toegelaten dienen te worden,
want uit zulke huwelijken kan nooit een volkomen gezegende vrucht voortkomen.
Maar ook bij mensen zonder gebreken moet
onderzocht worden of de jonge bruidegom en de jonge bruid voor elkaar
geschikt.zijn.
Als een gevolmachtigde, wijze onderzoeker
zaken vindt die moeilijkheden kunnen opleveren, moet hij wachten met de
toestemming voor het huwelijk en het toekomstige echtpaar heel duidelijk op de
kwade gevolgen wijzen, en hun vertellen dat de geldige toestemming tot .het
huwelijk niet gegeven kan worden zolang de genoemde zaken voort blijven
bestaan.
Ook moet
zo'n door de staat gevolmachtigde huwelijkssluiter de trouwlustigen de ernst en
het hemelse, hoge doel van het gesloten huwelijk goed duidelijk maken.
De gevolmachtigde moet dan pas toestemming
geven voor de huwelijksvoltrekking, als blijkt dat de trouwlustigen steeds
serieuzer werken aan de oplossing van hun problemen, en alleen maar willen
trouwen uit werkelijke liefde voor elkaar. Als teken van de onverbreekbare
echtverbintenis moet hij de belofte van trouw in een boek opschrijven, met
daarbij het jaar en de dag van de echtvereniging en hij moet steeds op de
hoogte blijven van de latere huwelijksomstandigheden - hoe die zich
ontwikkelen, goed of slecht.
Daarom moeten deze wijze gevolmachtigden voor
het sluiten van huwelijken geen vreemde, in een gemeente binnen gekomen, maar
altijd uit de plaats afkomstige mensen zijn, die de mensen, jong en oud, bijna
zo goed als zichzelf kennen. Dan worden daardoor .zeker de vele slechte
huwelijken verhinderd, en er zal dan veel zegen zijn in zo’n gereinigde
gemeente.
Het zou daarom goed zijn als er in iedere
grotere gemeente een rechterlijke macht voor huwelijkszaken zou komen, die
steeds over alle huwelijkszaken zou waken. Natuurlijk zou deze rechtsmacht van
zeer onbesproken gedrag moeten zijn, en aan het hoofd daarvan zou overal een
man moeten staan zoals Mathaël.
Deze man zou er voor alles bij huwelijken op
toe moeten zien, dat een jonge man nooit onder de vierentwintig jaar en een
jonge vrouw nooit onder de twintig jaar een geldig huwelijk sluit. Want deze
leeftijd hebben zij minstens nodig om voldoende gerijpt te zijn voor een. goed
en ook geestelijk duurzaam huwelijk. Want te jonge echtelieden richten elkaar
door wederzijds zinnelijk genot te gronde, ergeren zich al gauw aan elkaar en
zo ontstaan de huwelijksmoeilijkheden.
Daarom moet voortaan al het ware geluk in het
huwelijk afhangen van de genoemde huwelijksopperrechter. In de gemeente waar
een zeer wijze opperrechter zijn belangrijke ambt zal uitoefenen, zal het er
ook weldra het meest gezegend uit zien.
Zo'n opperrechter zal dan ook de opvoeding en
de juiste tucht.van de kinderen in de hem toevertrouwde gemeente met oog en
hart begeleiden en hij zal alle narigheid met de geëigende middelen weten te
voorkomen. De weerspannigen zal hij tuchtigen en de ijverigen zal hij prijzen
voor al het goede en ware en hij zal ze belonen door hen te wijzen op de zegen
van hun huishouden.
Maar hij moet niet, zoals het hier en daar al
gebeurde, bepaalde premies uitloven, want zulke uiterlijke motieven deugen niet
voor de geestelijke ontwikkeling van een gemeente. Dan zullen de leden der
gemeente alleen vanwege de premie met elkaar wedijveren in het goede en niet
uitsluitend terwille van het goede, dat het enige moet zijn wat telt.
Afgezien van het feit dat zulke huwelijken op
die wijze zuiverder in de orde van God worden gehouden en zich altijd zullen
kunnen verblijden in hun zegenrijke vruchten van boven, behoeft het nauwelijks
nog vermeld te worden dat daaruit ook voor een nog zo grote staat en het
gezalfde hoofd daarvan, grote zedelijke en natuurlijke voordelen moeten
voortkomen, want als een staat goede onderdanen wil hebben, moet hun
ontwikkeling reeds in de wieg beginnen. Als ouders goede kinderen willen
hebben, moeten zij deze ook al in de wieg beginnen op te voeden, anders
verwilderen zij en worden hun ouders tot last in plaats van tot troost en steun
op hun oude dag.
Blijven de huwelijken echter goed, dan zullen
uit die huwelijken ook goede kinderen voortkomen, en goede kinderen worden ook
goede staatsburgers en die worden dan ook in hun hart geheel burgers van Gods
rijk, en daarmee is dan aan alles voldaan wat de goddelijke orde ook maar ooit
van de aardse mensen kan verlangen! -Is dit alles je nu klaar en duidelijk? (GJE3 66-72)
Tijdens de periode
van Julius Caesar organiseerde men
feesten, die vooral gericht waren op het geven van geschenken aan rechtschapen,
zedelijk reine maagden, om ze daardoor aan te sporen op deze weg verder te
gaan. Ook werden in deze tijd de huwelijken gesloten, waarbij slechts rein
bevonden maagden als vrouw genomen konden worden. Een jonge vrouw, die haar
maagdelijkheid niet goed bewaard had, werd van het huwelijk uitgesloten en kon
in het gunstigste geval slechts een concubine worden van een man, die al één of
meer wettige vrouwen had, -anders bleef er voor haar slechts de verachte en
nederige slavenstand over. (GJE 3-104)
Ten
aanzien van een bezorgde vader omtrent het huwelijk van zijn dochter:
“Hoe moeilijk is het voor een meelevend vader om voor zijn enige, lieve
dochter een man te kiezen waarvan men met enige zekerheid vooruit zou kunnen
beweren dat hij voor zijn dochter helemaal deugt en dat zij met hem gelukkig
zal zijn! Hoe vaak hebben ouders in de huwelijkstempels geofferd voor het
welzijn van hun gehuwde dochters en gedacht dat zij daardoor een gelukkig
huwelijk zouden verkrijgen, echter maar al te vaak waren alle offers voor
niets! De huwelijken werden toch ongelukkig en de getrouwde dochter werd maar
al te gauw een echte slavin in plaats van een vriendin en trouwe metgezellin
van haar man. Maar hier gebeurt wat ik
van de ouden heb gehoord, namelijk dat de echte huwelijken door de goden in de
hemelen gesloten worden. Het spreekt wel vanzelf dat het onjuiste begrip
'goden' helemaal weggelaten moet worden, want als men eenmaal de ene en alleen
ware God heeft gevonden, bestaan de gefantaseerde goden niet meer .
Dit huwelijk is dus hier door U, o Heer, Zelf bepaald en bevestigd en ik
kan nu met een gerust hart verwachten dat het ook Uw zegen, o Heer, niet zal
ontberen, hoewel die natuurlijk door het juiste opvolgen van Uw heilige wil
moet worden verdiend, omdat hij anders niet zou worden gegeven. (GJE 3-119)
Wat is onkuisheid?
Jurah vraagt de Heer iets over onkuisheid te vertellen, ook mede in verband
met de wetten van Mozes: “Ik wil bijvoorbeeld slechts dat gebod van Mozes
noemen, waarmee hij de onkuisheid als zonde verbiedt. Wat is nu eigenlijk
precies onkuisheid? Bestaat die alleen daarin, dat men met een ongewassen
lichaam gemeenschap heeft met een vrouwelijk wezen en zich na de bijslaap wéér
niet wast? Of verstaat men daaronder de geilheid van de begeerte, en de
gemeenschap met een vrouwspersoon, een maagd, een hoer, een concubine of een
jonge weduwe? Valt de blinde ontucht onder deze rubriek, of soms de stomme,
sodomitische zonde, of misschien wel een verhouding met een heel begeerlijke
vrouw van een andere man? Moet men, om geheel kuis te zijn, deze sterkste van
alle natuurdriften helemaal onderdrukken? Maar als dat zo is, dan is het
echtelijke bed toch zeker ook niets anders dan een plaats voor een, als
zedelijk geldend, bedrijven van onkuisheid. Want wie staat er voor in dat de
man niet vaker met zijn aantrekkelijke vrouw gemeenschap heeft dan alleen maar
voor het verwekken van een vrucht?!
Ik heb mensen gezien en gekend die men ware gouden mensen zou kunnen noemen
voor wat betreft goedheid, liefdadigheid, geduld, zachtmoedigheid en
barmhartigheid, maar op het noodlottige punt van kuisheid waren en bleven zij
zwak. Zij deden weliswaar veel om ook op dat punt sterk te worden, maar hun
natuur liet zich niet dwingen, zelfs niet toen de natuurlijke, algehele
impotentie hun deel werd. Een maagd met weelderige vormen maakte nog altijd
dezelfde wellustige indruk op hen. Ook
heb ik mensen gezien en gekend die bij de grootste vrouwelijke schoonheid zo
koud bleven als een brok steen, echte voorbeelden van kuisheid, maar voor de
rest waren ze ook in alles ongevoelig! Niets ontroerde hen! Nood en ellende van
de armen waren voor hen belachelijke zaken, tranen van lijdenden een truc om
medelijden op te wekken. Een vrouw vonden ze een verachtelijk en gemakkelijk te
missen onding, dat in de wereld geen ander doel had dan akker te zijn voor het
zaaien van een soort graan. Het huwelijk vonden zij een van de belachelijkste
instellingen van de menselijke maatschappij. Volgens hun mening moest men alle
gezonde vrouwen in een groot gebouw opsluiten en hen daar door sterke en
vruchtbare mannen laten bevruchten, dan zouden daar louter mooie, gezonde en
sterke mensen uit voortkomen. De lelijke en zwakke vrouwen moest men echter
uitroeien, of hen net als het vee voor het nederigste werk gebruiken en zo lang
laten werken tot ze crepeerden! Dat zijn dingen die ik heb meegemaakt!
Nu vraag ik, of de op het punt van kuisheid zwakke mens niet in ieders ogen
veel vóór heeft op de ijskoude kuisheidsheld! Wat mij betreft wel! Hoe u,
verheven Heer en Meester, daar over denkt, weet ik niet en dat kan ik ook niet
weten. Om daarom ook op dit door Mozes verboden punt duidelijkheid te scheppen,
teneinde niet steeds in de fnuikende angst te leven iedere keer dat ik zó
geslachtelijke gemeenschap heb voor God gezondigd te hebben, en als de
geslachtsdaad hoe dan ook altijd een zonde is, zult U, o Heer en Meester, ook
wel een geneesmiddel daarvoor kennen, waardoor men de begeerte en de drang als
een verkoudheid kan verdrijven! Want er is niets ellendigers voor een eerlijk
mens dan steeds maar van een bepaalde kant geprikkeld te worden om te zondigen.
De natuur dwingt het lichaam daartoe steeds maar door met onweerstaanbare
kracht en, valt men als een van nature zwaar lichaam door de vrije lucht, dan
heeft men echter ook meteen een doodzonde begaan! Dat is dan toch wel een beetje
te erg, vooral voor een mens, die, god zij geprezen, nog steeds zo goed
mogelijk hoofd en hart op de juiste plaats had. Dus daarover, Heer en Meester,
zou ik van U ook graag een duidelijke uitleg willen krijgen! Want dat lijkt mij
in ieder geval een van de neteligste punten te zijn!"
De zonde tegen de kuisheid
IK zeg: "Als het leven van een mens geen onbeduidende grap is maar
heilige ernst, dan kan ook de daad waardoor het ontstaat beslist geen
beuzelarij maar ook alleen maar zeer heilige ernst zijn. Begrijp het motief
goed, dan zal je vervolgens al gauw alles vanzelf duidelijk worden!
De aangename gevoelens bij de geslachtsdaad moeten op zichzelf niet de
reden tot de daad zijn. De reden mag alleen zijn dat een mens verwekt zal
worden!
Als je dat begrijpt, zul je weldra ontdekken dat de aangename gevoelens'
slechts begeleidende verschijnselen zijn, waardoor het werk van de menswording
op lichamelijke wijze wordt mogelijk gemaakt. Als het hoofdmotief je
aanspoort, ga dan en doe het en dan zondig je niet! Maar daarbij moeten toch
nog veel regels in acht genomen worden.
Deze daad mag niet buiten de sfeer van de ware naastenliefde plaats vinden.
Een hoofdregel voor de ware naastenliefde luidt echter: 'Doe uw naasten
datgene, wat u zelf wenst dat uw naasten u zullen doen!'
Wel, stel dat je een opbloeiende dochter hebt die een zegen is voor je
vaderhart. Je zult om niets zo bezorgd zijn als om een echt, zegen brengend
geluk voor je innig geliefde dochter. Daarbij is je dochter wel rijp en dus in
staat een kind bij zich te laten verwekken. Hoe zou het jou dan te moede zijn
als er een overigens geheel gezonde man kwam, die de drang voelde om bij een
maagd een mens te verwekken en bij jouw dochter met geweld een vrucht
verwekte?!
Kijk, dat zou je met een verschrikkelijke wraakzucht tegen een dergelijke
boosdoener vervullen en je zou hem niet zonder de ergst denkbare tuchtiging
laten gaan!
En toch zou deze man geen zonde tegen de kuisheid begaan hebben, want hij
voelde serieus de drang om zijn zaad niet buiten een goed vat te verstrooien
waardoor een weg tot menswording zou worden afgesneden. Maar anderzijds is de
handeling toch zondig, omdat daardoor de ware naastenliefde erg veel geweld
werd aangedaan!
Stel dat jij zelf in de vreemde serieus behoefte had aan de geslachtsdaad.
In het veld trof je een vrouw aan en voor geld en goede woorden haalde je haar
over je terwille te zijn en de vrouw willigde dat in. Dan zou je daardoor geen
zonde begaan hebben tegen de kuisheid en je zou ook geen echtbreuk begaan
hebben als die persoon tevens wettig met een man was getrouwd. Maar bedenk
eens, in wat voor grote en mistroostige verlegenheid en vervolging de vrouw
komt als de eigen man tegen haar zal zeggen: 'Vrouw, zeg mij wie je bevrucht
heeft, want ik heb je sinds die en die tijd niet aangeraakt!', -kijk, dat je
daardoor de huiselijke vrede tussen een echtpaar hebt verstoord, is een grote
zonde tegen de naastenliefde! Want je zou jouw serieuze drang, als het geen
behoefte is van de wellust, best nog tot een betere gelegenheid hebben kunnen
uitstellen!
Hieruit zie je, dat een man bij handelingen, die overigens niet tegen de
juiste en ware kuisheid ingaan, ook op alle andere menselijke nevenomstandigheden
moet letten, wil hij niet tegen de een of andere wet zondigen.
Maar een man kan met zijn vrouw net zo goed onkuisheid bedrijven als met
een hoer en nog erger. Want bij een hoer is niets meer te bederven omdat daar
toch al alles bedorven is, maar een vrouw kan overprikkeld raken en daardoor
terechtkomen in een hartstochtelijke begeerte, waardoor zij dan een veel
aanstotelijker hoer kan worden dan een ongehuwde.
Wie echter geslachtsgemeenschap heeft met een ongehuwde, zondigt tegen de
kuisheid, omdat zijn handeling alleen de bevrediging van pure wellust en niet
het verwekken van een mens ten doel had en ook niet kon hebben, want puur
verstandelijk moet hij al beseffen dat men op de landwegen geen tarwe zaait.
Naast de zonde tegen de gewone kuisheid begaat degene die met een hoer
gemeenschap heeft, echter ook nog een zonde tegen het menszijn van zichzelf en
van de hoer, omdat hij door die handeling zijn aard gemakkelijk grote schade
toebrengt en de blinde hoer nog meer verhardt in haar geheime bezetenheid en
haar daardoor ongeneeslijker maakt, hetgeen weer een zonde is tegen de naastenliéfde.
Wie echter gemeenschap heeft met een tot hoer gemaakte vrouw, zondigt op
gelijke wijze twee en viervoudig wanneer hij zelf getrouwd is, omdat hij
daardoor echtbreuk begaat.
Ik geloof nu, omdat je een man bent met zuivere gedachten, dat dit weinige
voldoende zal zijn, te meer omdat een mens zoals jij zonder meer weet wat
behoorlijk is voor een in alle opzichten fatsoenlijk man!"
JURAH zegt: "Ja, Heer en Meester, nu is alles me duidelijk en ik weet
nu ook waartoe de vele ontaardingen van de kuisheid moeten leiden! Ja, nu is
alles mij duidelijk! In alles bevindt zich maar één voor God geldige waarheid,
welke thuis hoort in de eeuwige orde, - alles daaronder, daarboven en daarnaast
is slecht!" IK zeg: "Ja, zo is het en zo zal het ook eeuwig
blijven. (GJE 3-214-215)
Onvruchtbaarheid
Zinka gaat in op de vraag van Cyrenius en zegt:
“Bovendien ken je de wil van de almachtige God van
Abraham, Izaak en Jacob en je kent Zijn orde, waarin Hij vanaf het eerste begin
van alle schepselen slechts één vrouw aan een man heeft gegeven. Vruchtbaarheid
of onvruchtbaarheid van een vrouw die eenmaal met een man in het huwelijk is
verbonden, verschaft je geen reden voor het nemen van een bijwijf, want als je
geduldig wacht, is het toch vrij eenvoudig voor God in de schoot van je vrouw
nog op hoge leeftijd een levende vrucht voor je te verwekken! Lees de
geschiedenis van de aartsvaders, dan zul je ontdekken dat hun geduld en hun
overgave hun op hoge leeftijd nog de rijkste zegen heeft gebracht! Laat
Herodias dus met rust en haal geen scheidsbrief bij de tempel, want God heeft
nooit een scheidsbrief ingesteld! Dat heeft Mozes op eigen initiatief als mens
gedaan vanwege de veelvuldige hardheid van de mensenharten. Daar heeft hij echter
niet veel goeds mee verricht en in de ogen van God de Heer was dat geen goed
voorschrift, daar kun je van verzekerd zijn! Houd je daarom alleen aan je
vrouwen Iaat Herodias niet bij je komen! Geef Zinka (mij dus) de volmacht, en
hij zal het wel in orde weten te brengen dat die adder niet meer bij je in huis
komt! Als je deze raad zult opvolgen, zul je Gods vriendschap behouden, maar
indien niet, dan zul je te gronde gericht worden en een vijand worden van
Jehova! (GJE 4-13)
De gevolgen van de onkuisheid
(DE HEER:) "Maar wat betreft ingetogenheid van
lichaam en van leven en ware maagdelijke kuisheid, is er op aarde geen volk dat
deze deugd meer in ere houdt dan juist deze zwarten, en waaraan de zonde van de
hoererij, de ontucht en de onkuisheid minder eigen is dan juist ook deze Moren.
Ook dat is echter iets van het grootste
levensbelang, want als de blanken deze zonde zouden mijden en alleen maar
geslachtelijke gemeenschap zouden hebben wanneer dat nodig is voor het
verwekken van een vrucht in het lichaam van een deugdzame vrouw, dan zeg Ik
jullie: Er zou er niet één onder jullie zijn, die niet op z'n minst
helderziende zou zijn! Maar nu, bij jullie huidige zeden, verkwist zowel de man
als de vrouw de beste krachten door vaak dagelijks de alleredelste en de meest
aan de ziel verwante levenssappen te verspillen, waardoor zij nooit een
voorraad hebben waaruit tenslotte een steeds intensiever licht in hun ziel zou
kunnen ontstaan!
Daarom worden zij echter
geleidelijk aan steeds tragere en op poliepen lijkende, genotzuchtige wezens.
Zelden zijn zij in staat tot een heldere gedachte en zij zijn vreesachtig, laf,
zeer materieel, humeurig, wispelturig, zelfzuchtig, jaloers en afgunstig. Zij
kunnen moeilijk of helemaal nooit iets geestelijks begrijpen, want hun fantasie
zwerft steeds binnen de aantrekkingskracht van het stinkende vlees rond en wil
zich nooit verheffen tot iets hogers en geestelijkers. En ook al zijn daar zo
nu en dan ook mensen onder die tenminste op momenten dat zij geen begeerte naar
het vlees hebben een vluchtige blik naar boven richten, dan komen er toch
méteen, als zwarte wolken aan de hemel, zinnelijke gedachten en deze bedekken
het hogere zodanig, dat de ziel het volkomen vergeet en zich meteen weer in de
stinkende poel van de lichamelijke lust stort!
Bij zulke mensen baten de goede voornemens, die zij
niet zelden hebben, weinig of niets. Zij lijken meestal op varkens, die zich
met steeds vernieuwde begeerte in de afschuwelijkste modderpoelen storten en
daarin met het hele lichaam rond woelen, en op honden, die naar dat, wat zij
uitgespuwd hebben, terugkeren en het begerig weer opvreten.
Laat het jullie daarom naar waarheid gezegd zijn,
dat hoereerders en hoeren, echtbrekers en echtbreeksters, en ontuchtigen van
allerlei soort en van ieder geslacht, moeilijk of ook helemaal nooit de toegang
tot Mijn Godsrijk zullen vinden!
Als je dat nu in je hart wat te overdreven vindt,
probeer dan eens zo'n zinnelijk mens te veranderen! Begin met hem op de geboden
van God opmerkzaam te maken en zeg tegen hem: 'Vrede zij met je, het rijk van
God is dichtbij je gekomen! Houd op met je zondige leven, heb God lief boven
alles en je naaste als jezelf! Zoek de waarheid, zoek het rijk van God in de
diepte van je hart! Laat de wereld en haar ijdele materie varen en probeer het
leven van de geest in je te wekken! Bid, zoek en handel binnen de orde van
God!" -en je zult deze woorden tot volledig dove oren gericht hebben! Hij
zal je uitlachen, je de rug toekeren en tegen je zeggen: 'Verdwijn, vrome
dwaas, maak me niet kwaad met je domheid, anders noodzaak je mij je in je
gezicht te slaan! ,
Zeg Mij, wat zou je dan nog verder tegen zo'n
lichamelijke woesteling beginnen, vooropgesteld dat je daartoe niet door de
overheid gemachtigd bent? ! Als je hem voor de tweede maal vermaant, staat je
een nog ergere grofheid te wachten dan de eerste! Wat dan?
Verricht een wonder in zijn bijzijn! Zal hem dat
misschien ogen en oren openen? O kijk, dat zal hij voor een goocheltruc aanzien
en hij zal tegen je zeggen: 'Laat nog eens meer van die vermakelijke kunsten
zien! ' -maar het mag hem niet schaden, anders vergrijpt hij zich aanjou en
vecht met je op leven en dood; en als je zijn ledematen zou verlammen, zou hij
je de ontzettendste vloeken naar het hoofd slingeren!
Daarom is een hoereerder niet alleen een zinnelijke
zondebok, maar, als hij geprikkeld is, ook een heel slecht mens; hij zit vol
wild vuur en is blind en doof voor al het goede en ware van de geest. Een rover
zul je veel eerder bekeren dan een echte hoereerder en echtbreker." (GJE
4-230)
Uitzonderingsgevallen met betrekking tot huwelijkszaken
MIJN LEERLINGEN kwamen daarentegen naar Mij toe en zeiden: "Heer, als
het er wat betreft de zaak tussen een man en een vrouw zo voorstaat, dan is het
werkelijk niet goed om te huwen! (Matth. 19, 10) Want soms zijn
vrouwen immers ware hellevegen tegenover hun man, en daarom denken wij dat het
wat Uw orde betreft toch niet zo heel erg onpassend zou zijn om zich van zo'n
vrouw te laten scheiden en vanwege het huishouden naar de hand te dingen van
een andere vrouw. Want krijgt een man een slechte, ontuchtige vrouw, dan is er
in zo'n huis toch altijd ruzie en twist en vallen er veel boze woorden, wat in
het huis zelf en bij de buren altijd ergernis moet opwekken. Maar als zo'n man
zich van zo'n vrouw laat scheiden, zal er spoedig volledige rust in zo'n huis
heersen. En in dit geval zijn wij toch wel van mening, dat de scheidbrief van
Mozes voor ieder menselijk gezond verstand volledig gerechtvaardigd is."
Hierop zei IK tegen de enigszins verlegen leerlingen: 'Niet allen vatten
dit woord (dat voor de Farizeeën gesproken werd), maar alleen diegenen aan wie
het gegeven is om het te begrijpen (Matth. 19,11), en tot nog toe
hebben jullie het ook niet begrepen, ofschoon het jullie gegeven is het te
vatten; maar desondanks moeten jullie het begrijpen en dat zullen jullie ook!
Ten eerste verwijs Ik jullie naar hetgeen Ik je over dit onderwerp reeds
meerdere malen gezegd heb, en dat op uitputtende wijze.
Ten tweede spreekt het vanzelf dat Ik jullie door Mozes
nooit een scheidbrief gegeven zou hebben als Ik hiervan niet in sommige
gevallen, die wel met redenen te omkleden zijn, de noodzaak had ingezien. Maar
weten jullie dan niet wat voor een verderfelijk misbruik de Farizeeën in deze
tijd en ook reeds lang daarvoor met echtscheidingen begaan?! Zijzelf stichten
heimelijk allerlei onvrede in een overigens goed huwelijk en brengen het
tenslotte zover, dat de echtelieden zich moeten laten scheiden. Wel, de
echtscheiding wordt door de priesters voltrokken en kost veel geld, en dat is
precies de reden waarom er in deze tijd zoveel echtscheidingen voorkomen en
waarom Ik in dit opzicht de Farizeeën Gods oerwetten voor ogen heb gehouden.
Mijn macht kennen ze en daarom zijn ze ook met heimelijke boosheid verdwenen.
En ten derde zeg Ik jullie nog iets, en luister daar goed naar en teken het
zelfs op! Zie, er zijn onder de mensen van beiderlei kunne sommigen die reeds
vanaf de moederschoot onvruchtbaar zijn, anderen, maar alleen mannen, die door
mensen om wat voor reden dan ook ontmand zijn, en tenslotte zijn er mannen die
zichzelf omwille van het hemelrijk ontmand hebben! Wie dat begrijpen kan,
begrijpe het! (Matth. 19,12)
Kortom, deze zijn niet meer geschikt voor een huwelijk, en ieder met zulke
ontmande mannen gesloten huwelijk is volledig ongeldig en kan zonder enig
bezwaar geheel gescheiden worden, en degene die niet onvruchtbaar is gemaakt
kan zonder echtbreuk te plegen opnieuw trouwen. Maar is iemands vrouw
onvruchtbaar, dan kan hij met de juiste instelling datgene doen wat de oude
vaderen gedaan hebben om nazaat te verwekken en hij zal daarvoor niet voor het
gerecht gedaagd worden. - Ik denk dat jullie het nu eindelijk begrepen zullen
hebben"
PETRUS zei: 'Op één ding na wel; maar wanneer iemand een vrouw heeft die
puur uit aangeboren geilheid ondanks alle vermaningen en liefdevolle
terechtwijzingen toch steeds hoererij bedrijft en dus totaal onverbeterlijk is,
moet men zich van zo'n vrouw dan ook niet laten scheiden? Of wat is dan volgens
Uw wil juist om te doen?"
IK zei: 'Je kunt je van zo'n vrouw die duidelijk echtbreuk pleegt zonder
meer laten scheiden, - maar zolang ze leeft mag je geen andere vrouw huwen!
Want je kunt niet weten of je vrouw zich in de toekomst niet bekeert en vol
berouw terugkeert naar je huis, zodat je dan een trouwe vrouw hebt die haar
leven gebeterd heeft. Heb je echter in die tussentijd een andere vrouw gehuwd,
en je vroegere vrouw die zich heeft gebeterd zou dan vol berouw bij je
terugkomen, dan zou je haar vanwege je nieuwe vrouw niet meer kunnen aannemen,
en zie, dat zou immers toch iets slechts zijn voor jou en nog slechter voor
jouw nu beide vrouwen; want de eerste zou je geen barmhartigheid kunnen schenken
en van de laatste zou je niet kunnen scheiden, en toch moet je zo barmhartig
zijn als je Vader in de hemel barmhartig is. Maar als je de barmhartigheid niet
kunt beoefenen, wat ben je dan en wat wil je dan doen om in Mijn orde te
blijven? Heb je echter aandrang en veel natuur, kijk dan terug naar de oude
vaderen; maar wees in je hart God trouwen hoed je voor geilheid, ontucht en
hoererij!
Want zij die hoererij en echtbreuk plegen zullen Gods rijk niet
binnengaan?" (GJE 5-256)
Uit Bisschop Martinus: “
Want een vrouw is als een vat, maar een geestelijk vat om het licht uit jullie
harten op te nemen en te bewaren. Tegelijk echter is de vrouw een dienstmaagd
in de levenskeuken van het hart en houdt het heilige levensvuur brandend in de
haard, die ik in jullie harten heb gebouwd. En dus moeten jullie nu ook elk een
vrouw nemen en helemaal één met haar zijn voor eeuwig. Martinus, Ik denk, dat
jou dat niet onaangenaam zal zijn?' MARTINUS zegt, diep bewogen: 'O, Heer, U
kent mijn natuur het beste! Wat U me zult geven, zal mij oneindig gelukkig
maken. Chanchah of Gella, dat is mij om het even; of als dat mogelijk zou zijn,
zo'n zonnedochtertje. O, dat zou het allermooiste zijn!' IK zeg: 'Dat ligt nu
aan jou; je bent vrij en mag daarom ook vrij kiezen!' MARTINUS zegt: 'O Heer, alleen Uw wil
geschiede!' IK zeg: 'Nu, neem dan degene, die het dichtst bij je staat!'
MARTINUS, die vol zaligheid meteen om zich heen kijkt, ziet reeds Marelisael,
de eerste en mooiste van de drie zonnedochters, aan zijn zijde. Hij brengt haar
naar Mij toe en vraagt: 'Heer, is dit de juiste?' IK zeg: 'Ja!' en zegen hem
voor eeuwig, waarmee Martinus voleindigd is.
Vol gelukzaligheid kust
hij zijn hemelse vrouw en beseft nu, dat daardoor zijn liefde zich voor eeuwig
met de wijsheid heeft verbonden. Beide loven en prijzen Mij nu als uit één hart
en uit één mond. Want zo ontstaat uit de gescheiden Adam pas in de hemel weer
een volmaakt mens, doch in een afzonderlijk, persoonlijk zalig wezen. Na
Martinus krijgt Borem Surahil, de tweede van de drie zonnedochters en Chorel
Hanial, de derde van de drie - en beide zijn gelukkig en onmetelijk zalig!
MARTINUS, die zich van geluk en zoete verrukking nauwelijks kan beheersen,
zegt: 'O Heer, Gij beste, heiligste Vader. Hier zou ik nu ook wel, zoals eens
Petrus op de berg Tabor willen uitroepen: 'Hier is het goed om te zijn!' Maar
alleen Uw wil geschiede!'
IK zeg: 'Mijn lieve, nu voleindigde Martinus. Heb je op de aarde het oude
spreekwoord nooit gehoord: 'Wie de liefde heeft, voert de bruid naar huis.' Zie,
dat zal nu ook bij jou het geval zijn. En, omdat wij in dit grote huis nu alles
op orde hebben gebracht, zullen wij weer naar huis terugkeren! Maar de weg die
we zullen gaan, zal voortaan open blijven voor deze nieuwe kinderen van Mij op
deze grote lichtaarde tot in jouw en Mijn huis! Doch allen die jij hebt
opgenomen in jouw huis, blijven voor eeuwig van jou en van Mij. Want wat van
Mij is dat is nu ook van jou en wat van jou is, dat is ook voor eeuwig van Mij.
Zo zul jij ook voor eeuwig de beschermengel van dit huis en zijn gemeente
blijven in Mij, zoals Ik in jou. Maar niet alleen de gemeente van deze aarde,
doch ook alle twaalf poorten van je huis zullen je in talloze andere
aardegemeenten brengen, waar je pas zaligheden zonder maat en tal zult vinden!'
Volgens Swedenborrg zijn er in de Hemel geen huwelijken die alleen van het
lichaam zijn. De enige huwelijken die in de hemel bestaan zijn die waarin een
huwelijk van ziel en geest tot stand gekomen is, in hetwelk de echtgenoten
inderdaad tot één vlees geworden zijn. Ook kan niemand in het leven na de dood
trouwen als zijn gemoed niet verlangt naar en in staat is tot een geestelijke
vereniging met een echtgenote daar. Het is zelfs letterlijk waar, indien iemand
daar in zijn hart niet een binnenste verlangen heeft naar een vereniging van de
geest in het huwelijk, hij onwaardig zou
zijn voor een huwelijk in het leven na de dood.
De dood van het licham zal het karakter van een mens niet plotseling
veranderen. Indien zijn leven boos geweest is, een leven alleen van zelfliefde
en liefde tot de wereld, zal het door de dood niet plotseling veranderen in een
leven van liefde tot de Heer en tot de naaste, noch omgekeerd. Indien een mens
in dit leven geen huwelijk van zijn geloof en zijn liefde heeft tot stand gebracht,
zodat hij leeft wat hij gelooft, zal hij in zijn eigen liefde blijven. Dat
innerlijk huwelijk of verbinding tussen het geloof van een mens en zijn liefde
moet in deze wereld worden gesloten, want anders kan het niet na de dood worden
gesloten. Dit is een geestelijk huwelijk, een verbinding van de mens met de
Heer, die in dit leven moet worden begonnen.
Met betrekking tot het huwelijk van man en vrouw is iets eenders waar.
Indien zij in dit leven niet verlangen en streven naar een vereniging van hun
gemoed en geest, kunnen zij na de dood niet getrouwd zijn. Of, indien zij
ongetrouwd zijn en niet zo leven, dat
zij waardig zijn tot een eeuwige verbinding met iemand, kunnen zij na de dood
niet getrouwd zijn. Overweeg deze dingen en dan kan worden gezien dat het
huwelijk en waarvoor zij bedoeld zijn, een eeuwig huwelijk is, een huwelijk van
ziel, geest en gemoed. Zulk een huwelijk behoort ieder mens in zijn leven te
beogen. Voor zulk een huwelijk behoren zij van hun jeugd af aan te worden
opgevoed en voorbereid. Zo’n huwelijk is een kostbare parel van het leven en
een bron van gezegendheid, geluk en verrukking e voor eeuwih in het leven hiernamaals.
De tegenwoordige verwarring over het huwelijk in de kerk en samenleving in
het algemeen maakt het gemoed van zowel jongeren als ouderen ontvankelijk voor
ijdele zelfzuchtige en onedele ideeën over het huwelijk. Het maakt het gemoed
betrekkelijk weerloos tegen de onzedelijkheid die het hoofd en het lichaam van
de moderne samenleving uitholt.
Maar men beseft over het algemeen niet welke schade gedaan wordt aan de
geest van de mensen en aan hun eeuwig geluk door zulke verkeerde ideeën. Het
huwelijk dat de Heer leerde is voor hen die bereid zijn erna te streven om het
te volbrengen, de edelste van alle menselijke relaties. Het is de bron van
innigste gezegendheid des levens, zowel in dit leven als in het leven
hiernamaals. De hemel zelf is daarin en de hemel wordt in gevaar gebracht bij
hen die er zich niets van aantrekken of die het geweld aandoen.
In het boek Weg tot Wedergeboorte zegt de Heer, dat wellust de geestelijke ontwikkeling verhindert
Zie ook Gr.Ev.Joh. VII/41 (8 - 13) (De Heer tot Agrikola) “Een goed, met verstand, wijsheid en
zelfverloochening gepaard gaand huwelijk verhindert de geestelijke
wedergeboorte niet, maar de wellustigheid maakt haar onmogelijk. Vliedt deze
daarom erger dan de pest! Wellustelingen van beiderlei geslacht, zij het ook
dat zij na enige tijd geheel tot inkeer komen en door grote zelfverloochening
een geheel kuis leven beginnen te leiden en door zo'n echte boete ook de
volledige vergeving van hun zonden verkrijgen, zullen toch de volledige
geestelijke wedergeboorte moeilijk of niet bereiken, maar slechts ten dele;
want de ziel van zo'n mens heeft genoeg te doen zich zo ver van haar vlees vrij
te maken, dat zij de vermaningen van de Geest zoveel verneemt, als tot haar
heil noodzakelijk zijn. Zo'n mens kan weliswaar nog zeer goed en wijs worden
en veel goeds doen; maar tot de wonderbaar machtige daadkracht zal hij moeilijk
in alle volheid komen. Dat kan zo'n ziel pas in het hiernamaals verkrijgen.
Een dergelijke ziel lijkt op een mens, die jarenlang ziek was en tenslotte
door een zeer goed geneesmiddel gezond is geworden. Zoals deze echter door
gebrek aan inwendige ontwikkeling van spieren en zenuwen en de oefening daarvan
niet gemakkelijk tot de volle lichaamskracht van een kerngezond mens kan komen,
evenzo gaat het een lang ziek geweest zijnde ziel; ontbreekt van aanvang af de
ware en zuivere liefde tot God, evenals het geloof en de wil, dan ontbreekt
haar nog meer de oefening daarin, en de kracht van deze drie eigenschappen van
het leven der ziel blijven bij een volledig gebeterde wellusteling toch steeds
achter, hoewel in de hemel over de algehele bekering van een zondaar meer
vreugde heerst, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die nooit boete
hoefden te doen. Want wil de liefde, het geloof en de wil krachtdadig worden,
dan moeten zij reeds vanaf de jeugd behoorlijk gevormd en dan goed geoefend
worden. - Wie kinderen heeft, die dient ze reeds vanaf hun prille jeugd te
oefenen in deze drie delen van de zuivere liefde tot God en eveneens van het
geloof en de wil, en zij zullen dan met de overwinning van de wereld veel
minder moeite hebben.”
“Wat
jullie onder de zinnelijke geslachtsdaad verstaan, betekent hier de vereniging
van het goede van de liefde en het ware van het geloof tot een liefdevolle
ontplooiing. Dit alles verhoudt zich hier als oorzaak, werking en doel. Wie
aldus wil werken, moet immers eerst het werkende principe dat daaraan ten
grondslag ligt in zich opnemen en dat is hier hetgeen onder het opnemen van
voedsel wordt verstaan...
Jullie
hebben ook op aarde reeds een overeenkomstige daad die lijkt op de
geslachtsdaad van de geesten. Wat gebeurt er eigenlijk als een levenskrachtige
man een of andere vrouw zogenaamd magnetisch behandelt? Hier gebeurt niets
anders dan dat de man met zijn krachtige geest de zwakkere geest van de vrouw
binnendringt, deze daardoor opwekt en met zijn kracht ondersteunt, doordat hij
zich met haar voor een bepaalde tijd magnetisch verbindt en gedeeltelijk
fijnstoffelijk verenigt of anders gezegd met haar een `geestelijke
echtverbintenis' aangaat. Wat is de uitwerking van deze verbintenis? Als jullie
maar enigszins de veelvuldige verschijnselen op dit gebied beschouwen dan
kunnen jullie onmogelijk wat anders zeggen dan: de kracht van de zwakke
vrouwelijke geest is door de daarmee verenigde kracht van de mannelijke geest
zeer verhoogd en kan in zo'n toestand dingen tot stand brengen die een
geïsoleerde geest in zijn natuurlijke toestand toch hoogst zelden en dan nog
slechts heel moeizaam tot stand kan brengen. Helderziendheid, het in zichzelf
en anderen inzicht krijgen en, kort gezegd, het krachtige, helder geestelijke
doordringen in anders ondoorgrondelijke diepten van de schepping, is het gevolg
van zo'n vereniging.
Welnu, precies zo is geestelijk de zogenaamde
geslachtsdaad geaard. Het is een elkaar vastgrijpen van twee innig verwante
geestelijke potenties en het gevolg daarvan stemt dan ook overeen met de jullie
bekende handeling die we zojuist hebben besproken. Nu zeggen jullie wel dat het
allemaal duidelijk is, maar jullie vragen nog op welke manier deze handeling
hier wordt verricht. Ik zeg jullie: zo'n handeling wordt op dezelfde manier
verricht als bij echtelieden maar er is daarbij van een of andere vorm van
zinnelijkheid geen enkel spoor te bekennen.
In de eerste Kerk, de Adamitische, werd de
geslachtsdaad bij de mensen, die toentertijd voortdurend met de hemel in
contact stonden, eveneens veel meer op een geestelijke dan op een zinnelijke
manier verricht. Bij gelegenheid van zo'n daad werden de beide echtgenoten meer
dan anders door de goddelijke Geest doordrongen, raakten daardoor lichamelijk
in slaap, ontwaakten spoedig uit deze natuurlijke slaap en werden dan één in
de geest en daardoor ook volkomen in hemelse vervoering gebracht. Eerst in die
toestand verrichtten ze de geslachtsdaad en werden al spoedig daarna weer
gescheiden en lichamelijk in de natuurlijke sfeer teruggeplaatst.
Om deze reden werd deze daad toentertijd ook
`éénslaap', `medeslaap' of ook `bijslaap' genoemd. Daar de mensen mettertijd
echter door allerlei wereldse genoegens aardser en zinnelijker werden, begonnen
ze ook zonder geestelijke voorbereiding in hun aardse sfeer de vrouwen zuiver
lichamelijk te beslapen, raakten daarbij niet meer in een geestelijke slaap of
beter gezegd in een natuurlijke slaap opdat de geest vrij zou worden. Daardoor
werden de vruchten als resultaat van oorzaak en werking dan ook zoals de
oorzaak en de werking zelf waren. Jullie zeggen immers zelf: `Ex trunco non fit
Mercurius'.( Uit een boomstronk ontstaat niets goddelijks.) Hoe is het derhalve
dan mogelijk om langs zuiver dierlijk natuurlijke weg vruchten van de geest te
verwekken? Ik ben van mening dat, als jullie slechts enigszins acht slaan op
deze belangrijke, oudhistorische, volkomen ware beschrijving, jullie je nu ook
de zuiver hemelse geslachtsdaad juister en waardiger kunnen voorstellen dan
jullie anders mogelijk zou zijn geweest, terwijl jullie deze daad, door zijn
tegenwoordige, puur zinnelijke verschijningsvorm, op grond waarvan de wetten
van Mozes met betrekking tot de onkuisheid werden gegeven, noodgedwongen als
onzuiver en dus ook onheilig moesten beschouwen.
Dit weten jullie nu. Maar wat betekent dan de
geestelijke `verrichting van de noodzakelijke behoefte', die met de natuurlijke
overeenkomt? Wat betekent dan de natuurlijke? Niets anders dan het wegwerken
van de uiterlijke vorm, nadat deze als draagster van levenbevattende
substanties, deze substanties heeft afgegeven. Kijk, het leven kan zich
onmogelijk anders manifesteren en uiten dan slechts in een met haar
overeenkomende vorm. Deze vorm komt overeen met alle uiterlijke vliesachtige
omkledingen van de dingen. Ook al zijn de vruchten die jullie hier zien, niets
anders dan louter levende overeenstemmende vormen, voortgekomen uit de liefde
en de wijsheid van de Heer, maar dan zoals hier zichtbaar wordt, ook als
overeenkomstige vormen van waarachtig geloof en daadkrachtige liefde, kunnen ze
toch niet zonder een uiterlijke vorm worden voorgesteld, evenmin als een
gedachte zich kan manifesteren zonder woorden.
Als jullie dus woorden horen, dan eten jullie
geestelijke vruchten. De woorden als vormen worden door jullie weer heel vlug
geestelijk weggewerkt, maar de betekenis van de woorden blijft in jullie. Kijk,
dit stemt volkomen overeen met deze geestelijke verrichting van de
noodzakelijke behoeften. De vormen zijn de dragers van het levende. Daar het
levende echter puur goddelijk en dus het meest innerlijke en allerzuiverst
geestelijke is, kan het ook door geen uiterlijke geest volkomen zuiver worden
opgenomen. Daarom schept de Heer dan overeenstemmende liefdevormen, die dan dragers
van Zijn leven zijn. Willen we derhalve dit leven in ons opnemen, dan moeten we
het samen met de vorm opnemen. Pas in ons wordt de vorm als levensdrager vernietigd;
het leven wordt daardoor vrij en verenigt zich al spoedig met het eveneens
goddelijke leven in ons, sterkt het en houdt het levendig. De vorm zelf, als
vernietigde huls, wordt dan volgens de ordening van de Schepper uit ons gehele
levende wezen verwijderd.
Bij jullie op aarde noemt men zoiets het
`afval' maar hier wordt dat de scheiding genoemd. Bij jullie is de vorm
grofstoffelijk, bij ons is het eveneens geestelijk, dus onmiddellijk
vervluchtigend en geheel verdwijnend. Daar jullie dit nu allemaal weten zullen
we weer terugkeren naar ons grote, wondermooie gezelschap. Kijk, ons vroegere
stamouderpaar staat reeds bij ons. Hij komt naar mij toe en zegt: machtige
bewoner van de eeuwige morgen en toch zeker een heel geliefde vriend van de
Heer, zie, we hebben nu alles verlaten en ons gehele bezit en onze
kostbaarheden op jouw aanraden weggegeven. Je ziet dat we met velen zijn en
toch is er niet één onder ons die anders gezind zou zijn dan ik ben. We staan
hier nu deemoedig voor je; zeg jij, die hier in Naam van de Heer bent, maar wat
je wilt en wat de wil van de Heer is, dan zullen wij het doen!
Nu
zeg ik tegen hen: geliefde broeders en zusters, heb geen spijt dat jullie
gekozen hebben voor de liefde voor de Heer en volg ons in Zijn Naam! Kijk
daarginds, aan de andere kant van de rivier waar jullie op min of meer
onherbergzaam lijkende heuvels op gepaste afstand van elkaar kleine
onaanzienlijke huisjes zien liggen, daar zal ik jullie naartoe brengen en ieder
zijn eigen woning geven. Jullie zullen daar weliswaar niet zo aangenaam en mooi
wonen als hier in dit prachtige paleis, maar daaraan zullen jullie moeten
wennen, want in de eeuwige morgen in voortdurende tegenwoordigheid van de Heer
woont men niet in zulke paleizen, maar in heel eenvoudige kleine hutten. Ook is
men daar niet zo schitterend gekleed als hier maar de waarachtige kinderen van
de Heer lopen bijna geheel naakt rond. Daar mag niemand werkeloos zijn, want de
Heer weet zijn kinderen voortdurend volop bezig te houden.
Hier
hadden jullie `zalige rust' en genoten heerlijk en vredig van alles wat jullie
in zo'n rijke overvloed bezaten; daar wordt men echter niet zo onderhouden. Men
moet er werkelijk ijverig werken om zijn dagelijks brood te verdienen. Hier
hoefden jullie nergens om te vragen of voor te danken, want de Heer gaf jullie
alles vrij uit Zichzelf in de grootste overvloed, maar daar zullen jullie
altijd de Heer en de Vader moeten vragen en danken. Hier had iedereen als
zelfstandig heer zijn eigen tafel en kon eten en drinken naar eigen
welgevallen. Daar heeft niemand een eigen tafel, maar moeten allen bij de Vader
aan tafel komen. Hier kunnen jullie eten wat je wilt, maar daar is de regel:
eet wat jullie op tafel wordt voorgezet... (De geestelijke Zon – 45)
In het boek “Genezing en Gezondheid”, deel 4 vinden wij met betrekking tot
het huwelijk vele hoofdstukken, die handelen over het heilig huwelijk van de
mens.
Gezond huwelijk.
a) Waarschuwing
voor onreine wezens.
b) Zegen
der kuisheid
c) Over
het vermogen tot verwekken en het juiste gebruik ervan
d) Een
evangelie van het huwelijk.
e) Vaderwoorden
op de huwelijksweg.
f) De wil van God voor man en vrouw
g) Slechte
huwelijken en hun vruchten.
h) Man
en vrouw
Bron: Philip N. Odhner,
ds. Van Balen, Swedenborg, Jeugd van Jezus, Johannes Evangelie delen (Lorber),
en aangegeven bronvermeldingen.
UpToDate 2024-2025