De gulden regel van de profetenscholen
Henoch was in zekere zin de eerste
profeet op Aarde. Hij had op een voortreffelijke wijze de kunst geleerd om
te rekenen op de onwrikbare wegen van de zuivere liefde en op de eeuwige onuitsprekelijke
trouw van de Schepper.
Zodra een mens geen genoegen meer aan
de wereld beleefd, maar met steeds groeiende verlangen naar de Heer en Vader,
zal zijn innerlijke oren en ogen ontsloten worden en de heilige Vader te horen
en te zien krijgen. Hij
zal beginnen te zien, dat de dood van het lichaam geen dood is, maar een
volledig ontwaken tot het eeuwige leven. Alleen de liefde is het leven. >volledige tekst>
Hoofdstuk
81
De patriarchen bij de kinderen van de avond
De kinderen van de avond verzamelen
zich op advies van Henoch en Asmahaël. De begroeting was dit keer merkwaardig
en de aartsvaderen verbazen zich hierover. Asmahaël denkt, dat er ‘slecht zaad’
tussen het geroepen volk zit en de tijger acht
– dus de avondbewoners – geen blik waardig.
Henoch echter ontraadselt dit gedrag.
Het volk heeft vrees voor de aartsvaderen. Als de grote vrees voor onze
innerlijke geestkracht en onze geestelijke macht uit de liefde van de Heer hen
er niet van afhield, dan zouden zij in staat zijn te doen, wat eens Kajin me
Abel deed[GH3] [GH4] [GH5] ….
De aartsvader Henoch spreekt via de
Heer: ‘Adam, jij bent te streng tegenover je kinderen en je hebt ze
veroordeeld, zoals je Kajin veroordeelde…. >volledige
tekst>
Hoofdstuk
82
Seth verwijt Henochs woorden van waarheid
Adams lippen trilden bij her horen van
de woorden van Henoch. Hij zweeg bevend. De begane broedermoord van Kajin op
bel heeft bij hem een oude wond opengereten. [Adam is inmiddels 920 jaar]. Seth
verwijt Henoch dat hij Adam nu de stuipen op het lijf veroorzaakt. Het was
echter de Heer, die door Henoch sprak. Henoch wende zich tot de Heer en vraagt
wat hij hierop moet antwoorden.
En zo besprak Seth, Henoch en Adam met
elkaar, hoe de vork in de steel zit. Adam geef Seth nog een goed bedoelde
reprimande en om berouw te tonen voor de Heer. >volledige
tekst>
Hoofdstuk
83
Henochs woorden over Seths vergissing
Seth geeft Adam en Henoch gelijk en
verontschuldigt zich. Hoe kan de Heer hem nog vergeven. De Heer gebood Henoch
niets te zeggen, alleen Asmahaël moest
lesgeven over zijn vergissingen. Henoch sprak dan tegen zijn zoon Seth via de
Heer. Dat iedereen voortdurend in zijn eigen hart naar het eeuwige leven van zijn
ziel en zijn geest zal streven; maar daarbij moet toch niemand zich laten
verleiden en van mening zijn dat men in een paar uur ook reeds alles bereikt
heeft. [15]
16. Laat niemand een te grote begeerte
hebben om een werktuig van de Heer te worden, maar laat iedereen volharden in
alle heilige stilte en grote deemoed en verborgen liefde! Want er schuilt geen
dankbaarheid in en het is zeker geen verdienste als iemand door de
Heer wordt geroepen om als een werktuig te dienen – want de Heer is
ook in staat zonder werktuigen zijn grote werken te verrichten.
19. Laat niemand de ander een leer
opdringen, als ware hij daartoe geroepen zoals een hond geroepen is om te
blaffen en een haan om te kraaien. >volledige tekst>
Hoofdstuk
84
Adam richt wijze woorden tot Seth
Seth looft de woorden van Henoch en
vindt zichzelf nu niets waard dan slechts een knecht of slaaf te zijn van
iedereen. Een paar woorden van Adam maken hem weer heel. ‘Seth, Seth, je neemt
teveel op je waar de Heer je niet toe verplicht heeft. Let op, als de Heer je
beproeft en je dan nog zwakker wordt dan je nu al bent…
15. Aan iedere wet kleeft de vloek, de
zonde, het gericht en de dood. Het is gemakkelijker wetten te geven, dan ze te
gehoorzamen.
20. Er zullen eens tijden komen, dat
onze verre nazaten onder bergen van wetten zullen leven en zij zullen als een
gloeiende steen diep in de Aarde tevergeefs naar vrijheid smachten. >volledige tekst>
Hoofdstuk
85
Asmahaëls woorden over de wet
Hier spreekt Asmahaël via de Heer en
legt de nadruk op ‘het gevangen volk’ in de lager gelegen bergdalen. De Heer
heeft ons allen geen geboden gegeven, maar wijze woorden, wijze raadgevingen.
De mens zelf heeft de geboden
uitgevonden en nog eens harde loodzware geboden. O mensen, jullie harde
liefdeloze mensen, waarheen zullen jullie je broeders leiden door al die
nutteloze geboden. Waarvan elk gebod onontkoombaar een eindeloze menigte van
geheel nieuwe geboden tot zich moet trekken en hen maken tot wat er van de
onschuldige kinderen werd.
Hoeveel geboden heeft de eeuwige meest
barmhartige Heer in Zijn wijsheid jullie allen te houden gegeven!’ Geen enkele
– dan slechts de eeuwige vrijheid te kennen in al de eindeloze liefde van de
eeuwige Vader. >volledige tekst>
Hoofdstuk
86
De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden
Henoch denkt bij zichzelf na of ook hij
zich in de liefde had vergist. En war de wetten betreft: ‘zou deze almachtige
liefde dan niet de een of andere eeuwige wet in de Heer Zelf zijn, waaruit,
waarheen en waardoor Hij alles schept, ordent en voortdurend onderhoudt?
8. In vrijheid kan ik liefhebben en
leven, maar onder de wet moet ik liefhebben en leven of de ‘eeuwige dood’
sterven!.... Wie kan mij met zekerheid zeggen of mijn liefde vrijheid is of
niet?….
Jared en zijn vader Enos bespreken –
evenals Seth en Adam deze vraagstelling – en ook tussen Kenan en Mahalaleël
vindt dit gesprek plaats. Mahalaleël doorziet de twijfel en onzekerheid bij
Henoch. >volledige tekst>
Hoofdstuk
87
Eva berispt Seth
Seth vraagt moeder Eva of zij niet iets op de
een of ander wijze een ingeving heeft gekregen over liefde, wetverplichting en
vrijheid hoe deze met elkaar te rijmen valt.
Eva echter doorziet haar zoon Seth en
zegt, dat zij zeker wel merkt, dat zelfs haar lieveling [Seth] haar meer sluw,
dan met een oprecht hart benadert.
Eva: ‘waarom vroeg jij, mijn beminde
zoon, naar mijn gezondheidstoestand, terwijl toch alleen het vonkje je erg
dicht het hart lag?
Het hart op de tong en de tong in het
hart, dat is de basis van alle wijsheid! Hoogdravende woorden zijn altijd luide
verkondigers van eigen zwakte, waarmee men graag de ander wil laten zien, dat
men nog buitengewoon sterk is, terwijl juist de oprechte mens al van verre
ziet, dat degene, die zich sterk wil maken zich in allerlei bochten wringt.
17. Toen Seth dat van Eva gehoord had,
werd het hem angstig en bang te moede, omdat hij bij zichzelf dacht: ‘wat is
het hier vanavond raar! Ieder woord [wat ik zeg] is een vergissing, ieder
medelijden op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats. >volledige tekst>
Hoofdstuk
88
Henoch legt Asmahaëls woorden uit
Asmahaël heeft nu gesproken en Henoch
legt de gesproken woorden van Asmahaël uit. ‘De meest heilige Vader heeft het
behaagd om Asmahael op te wekken, opdat hij ons allen de dwaasheid van de wet
zou tonen, indien deze niet ten nauwste samenhangen met de goddelijke
ordening!’
4. Want de wet en de vrijheid hebben
voor het begrip van ons hart een onoverkomelijke kloof gevormd, waar we niet
overheen konden springen.
9. Voorts bedacht ik [Henoch] weer:
‘wanneer U de basis van alle instandhouding bent, voorwaar, dan bent U immers
Uzelf tot een eeuwige wet. Hoe kunt U dan vrij zijn? En zoals ik dacht, zo
dacht vader Adam ook. En vader Seth dacht weliswaar niet zo, maar hij ondervond
de onoverkomelijke lege kloof in zijn gemoed en zocht en vond; maar kon geen
brug bouwen over de grote kloof.
Ook de andere vaderen dachten allen met
meer of minder grote lauwheid daarover na en brachten niets anders voort dan
geduldig af te wachten…..
11. Moeder Eva toont vader Seth een
groot licht
12. Er is geen
wijzere leraar dan de nood zelf.
God is eeuwig vrij en ongebonden in Zijn liefde is de
zaligheid van Zijn eeuwige vrijheid.
17. De Heer zegt hier via Henoch: ‘wat
jullie ‘wet’ noemen, dat is bij Mij de hoogste wijsheid in alle zaligheid van
Mijn liefde. Wat jullie ‘vrijheid’ noemen is slechts Mijn vrij macht… Heb lief,
dan is de wet je ondergeschikt en ben je net zo volkomen vrij als Ik, jullie
Vader!’…>volledige tekst>
Hoofdstuk 89
Werken van wijsheid en werken van liefde
Adam bad en bekende zijn blindheid, dat
hij de kinderen had gescheiden en dat zonder de liefde de dood heerst.
10. ‘Ik scheidde de kinderen door het
rechtvaardig schijnende oordeel van de mij door U ingegeven wijsheid. En
aangezien ik geloofde, dat die wijsheid mijn eigen wijsheid was, was mijn werk
een zonde; en zodoende loofde ik U in mijn zonde en zou daaraan te gronde zijn
gegaan.’ >volledige tekst>
Hoofdstuk
90
De verlossende macht van de liefde
Adam werd week gemaakt. Als dat niet
gebeurd zou zijn, dan zouden zij [het
volk uit het dal] Adam niet meer hebben aangekeken….
8. Diegene die in de liefde talmt en
zich meer met zijn verstand zal bezighouden, die zal ook God talmen en hij zal
in plaats van zegen, aan het verstand harde stenen te kauwen geven…
10. Wanneer je je geen zorgen maakt om
datgene wat alleen van je broeder [en naaste] is, maar hem daarvoor in de plats
10x meer lief hebt dan je zelf, - zie – als je broeder [naaste] dat in zijn
hart zal merken, dan zal hij de deur van zijn hart voor je open doen….
11. Zo is het [ook] bij God. Wie is er
ooit toe in staat geweest God te dwingen om Zich aan iemand te vertonen of zich
te onthullen?
Vors en maak je niet bezorgd over je
verstand [intellect] maar bemin God…
13. Liefde is de wortel van alle
wijsheid; daarom bemin, indien je werkelijk wijs wilt worden! Bemin nooit vanwege de wijsheid, maar vanwege
de liefde…. >volledige tekst>
Hoofdstuk
91
Seth herkent de vreemdeling Asmahaël
2. Seth spreekt zijn volk toe:
‘Kinderen, e weet dat ik het was, die jullie 300 j. geleden het gebod van Adam
overbracht. [toen was Adam 620 jaar en was het destijds 3541 v. Chr.!] Jullie
zijn daarover bedroefd geworden en in je verdriet heb je geen troost gevonden
en hebt daarom de slaap tot je vriend gemaakt. Het gebod was neerslachtig en je
verdroeg de druk door tijdens de lange nacht van je hart te slapen.
7. Deze schijnbare vreemdeling zo
bescheiden in zijn manier van doen [Asmahaël] en zo overduidelijk in zijn
woord, zal zich op een andere keer door een ander dier laten
dragen en een volk op Aarde zal degene die op het dier zit uit alle
boetvaardigheid van het hart toeroepen: ‘Hosanna God in den hoge; geloofd zij
Hij, die komt in de naam van de Heer, zittend op de rug van het veulen van een
pakezelin!’
Seth spreekt verder tegen het volk en
Henoch, Kenan en Asmagaël waren hier ook bij [blijkbaar niet de andere
aartsvaderen zoals Adam, daar deze niet genoemd worden.] ‘Degene die zo
verbazingwekkend over God spreekt, moet of uit de hoogste van God stammen of
hij is….’ [Seth heeft het hier over Asmahaël!].
12. ‘O Asmahaël [die naam was gegeven
door Adam] Gij dierbare, verheven vreemdeling, die zo moedig op het dier zit….
14,15. Nu begaf Asmahaél zich terstond te
midden van het drietal: ‘luister Seth, en jij Kenan, en ook jij, mijn
lieflijke, waardevolle Henoch! Seth, wat jij hebt ondervonden en gesproken hebt
vanuit je hart voor het volk [die het niet begrepen hebben!], Kenan en Henoch,
dit moet je verzwijgen voor Adam en de overige vaderen; zij mogen niet weten
noch vermoeden, wie er onder de dekmantel van Asmahaël schuilt!
16. Jullie moeten Mij alleen noemen de uit de diept gekomen vreemdeling, niet
vermoedend, dat het JEHOVA Zelf is. >volledige tekst>