Hoofdstuk 51
Jareds
vreugde over zijn zoon Henoch
De ochtendschemering was al begonnen in de vroege ochtend –
waarschijnlijk hoog in de bergen bij Tibet om 04.00 uur in de ochtend. Toen Henoch de natuur zo aan het bestuderen was, kwam zijn vader
Jared hem tegemoet. Deze kon uit vreugde die nacht
niet slapen vanwege zijn zeer gezegende zoon, die nu bij Ada mocht wonen. Jared zag de speciale positie van zijn zoon als verborgen
afgezant van de Heer. Seth wordt door Henoch gezien
als de plaatsvervanger van Abel. Henoch mag Adam
begeleiden naar zijn lager gelegen bewoonde volk, een uur te voet naar
beneden. volledige
versie 51
Hoofdstuk 52
Henochs morgenlied
De woonstede van Adam lag voorheen veel lager dan waar hij
definitief woont. Adam en Henoch kwamen aan op de
ronde heuvel om 7 minuten voor zonsopgang [bijv. 04.23 uur] en hij zegende het
volk, voordat de Zon opkwam.
De Heer benadrukt in vers 3: ‘waar jullie tegenwoordig
weinig acht op slaan en wat de wereld voor een kinderachtig gedoe houdt, waardoor ook Ik en Mijn zegen
zich verre moeten houden, omdat dat alles heden ten dage niet langer meer nodig
gevonden wordt.
Henoch
zegt tegen Adam dat Seth een hoogst begaafde spreker is en dat hij Henoch zich met Seth niet kan vergelijken. En Henoch
sprak zeer wijze woorden, door God ingegeven.
Hoofdstuk 53
Adams
verwondering over de wijsheid van Henoch
Adam is zeer verbaasd over de krachtige woorden van Henoch. Een man naar Gods hart, zegt hij. Zijn woorden
lijken altijd op een opgaande Zon. Adam noemt hem [Henoch]
een engelgeest. Henoch, de lieveling van de grote,
heilige Vader. Enos, de eerste zoon, was de ziener. Kenan, en Kenans eerste zoon, was
MAHALALEËL, en ook diens eerste zoon JARED, moesten volgens Adam aanwezig zijn,
om hen allen te verblijden. volledige versie 53
Hoofdstuk 54
Henoch's
woorden over het ware danken en loven
Adam en de zijnen daalden de berg af aan de voet van de hoge
berg, waarvan Seth al vol verlangen op hen wachtte. Blijkbaar speelt zich hier
de geschiedenis nog niet helemaal af onder aan de berg, maar nog in de hoge
woonstede van de hoge berg van Adam. Adam verzoekt Henoch
te preken. Maar hij begrijpt zijn wonderlijke woorden niet.
Henoch:
‘Na ons zullen tot aan het
einde van alle tijden talloze geslachten ons opvolgen’…..En in gebed zei
hij: ‘O, daarom wil ik U mijn leven lang
loven, U danken en prijzen!’.
Hoofdstuk 55
De
belijdenis van Kenan
Grote verbazing alom vanwege de hoogst wijze woorden van Henoch. Kenan spreekt nu en zegt:
‘O vader Adam, zie, tot nu toe was ik een ziener en moes iedere dag voorafgaand
aan de sabbat mijn en jouw visioenen en de waarnemingen van het firmament in
het begin van de nacht en ook die op de Aarde aan je vertellen….’…
Kenan
zegt, laat Henoch toch voortaan in mijn plaats
optreden…. Adam: ‘Kenan, jij bent mij voor geweest in
mijn wens!’…Henoch: ‘maar wij doen er goed aan, als
wij alles zonder zorg aan de Heer overlaten en Zijn wegen niet willen
doorgronden, maar in plaats daarvan liever onszelf en het leven in ons
zoeken….’ volledige versie 55
Hoofdstuk 56
In
de grot van Adam
Nu spreekt ook Abel-Seth [Seth
wordt door Adam nu zo genoemd] en vraagt
Henoch – zoals ook Kenan
zei – alsjeblieft door te gaan met de tekenen uit het leven. Zij verlieten
allen de oude woonstede van Adam, Eva en Seth, Henoch,
Kenan, enz. en na een tamelijk grote afstand te
hebben afgelegd kwamen zij aan bij een grot, waaruit een zeer zuivere bron
vloeide onder de naam ‘Adams grot’ en de bron onder de naam ‘Eva’s
tranenbeekje’. Een grot van wel waar zo’n 20.000 mensen in konden staan. De
hoogte was 100 manslengten. Het was meer een tunnel dan een echte grot. De
tunnel werd hier en daar verlicht door de Zo. Het was de lievelingsplek van
Adam.
En Henoch, die naast Adam mocht
zitten in de grot werd verzocht door o.a. Seth om te spreken over deze grot. Henoch: ‘o lieve vaderen, deze grot is een getrouw beeld
van het menselijk hart.’ volledige versie 56
Hoofdstuk 57
Adams
vrijwillige bekentenis
Henoch
benadrukt Seth, dat de woorden, die hij in en over de grot sprak, niet van
hemzelf, maar van de Heer was. Nadat ze uit de grot wandelden kwamen ze over
een tamelijk brede hoogvlakte waarop vele families huisden en deze bewoners
zagen al van verre de sneeuwwitte aartsvaderen naderen. Adam nodigde iedereen
van de berg verder af te dalen en een sneeuwwitte rots sneed hun de weg af.
Adam werd stil en weende over deze rots en wist, dat dit
zijn schuld was, waarom de rots steeds hoger groeide.
In het 17e vers noemt Adam zijn
ontstaansgeschiedenis, ‘daarboven,
waar het nog steeds rookt en brandt, daar ben ik ontstaan en heb gezondigd voor
het aangezicht van God en de Aarde!’
En Adam huilde en de 1000 kinderen werden bedroefd. Ook Eva
huilde innerlijk, maar verborg het, om de situatie niet erger te maken. Dit
duurde wel een uur lang. .Toen troostte Seth zijn oervader. En Enos, Kenan en Mahalaleël gaven de kinderen te verstaan, dat zij de
volgende Sabbat vóór zonsopgang vóór Adams woonstede moesten verschijnen, want
Adam heeft een korte rust nodig voor zijn oude hart. En het volk ging weer
terug naar het dal na – één na – een zwartharige man bleef achter bij de
aartsvaderen.
Adam zei tegen hem: ‘wat heeft je hierheen gebracht, toen je
je aan de dood wilde onttrekken [van Lamech] – Antwoord of verdwijn uit de ogen van de vader der
vaderen der Aarde, want in jouw bloed stroomt een dodelijk bloed en op jouw
voorhoofd is Kajins merkteken van de moord op Abel
nog duidelijk te zien!’
Het was Hanoch die de klankwoorden
van de vreemdeling begreep, want deze vreemdeling sprak een vreemde taal. Henoch wijst Adam erop, dat hij zo’n arm schepsel uit het
diepe dal niet mag uitsluiten… volledige versie 57
Hoofdstuk 58
Asmahaël, de vreemdeling
Enos
sprak nu en vertelde over zijn droom: ‘ik heb eens gedroomd – dit was toen ik
mij een keer vóór zonsopgang versliep, wat mij op een licht verwijt kwam te
staan…; En hij zag in die droom de
gedaante van Abel, die de gestalte aannam van Kajin.
En deze Abel sprak vervolgens in die droom:
‘luister vader! Behalve aan mij is door Kajin
niemand anders iets ergs aangedaan, behalve dat mijn lichaam voor jullie
verloren ging. Zie, ik heb Kajin van ganser harte
alles vergeven!...’
De vreemdeling sprak verder in de droom [dus de engel Abel]:
‘maar nu breng ik je eveneens volgens de wil van Jehovah,
een God zoekende vluchteling uit de diepte; geef hem daarom wat hij zoekt en
neem hem in alle vaderlijke liefde op; want ook in zijn aderen stroomt uw
bloed!’
Enos
sprak: ‘ik zag ook zojuist de lichtende Abel deze plaats verlaten en waarlijk, Henoch zag het ook, vandaar dat hij er het zwijgen toe
deed’.
Zij brachten de zwartharige man naar Adam, die nu sprak. En
weliswaar over de verschrikkelijke dingen in het dal. Adam: ‘jij spreekt alsof
je van oudsher te midden ons een gewijde zanger Gods bent geweest!’…De
vreemdeling: ‘het was Abel die mij naar u toebracht en mijn tong losmaakte.’
Adam gaf hem toen de naam ASMAHAËL = een getrouwe
vreemdeling die God zoekt! Een
mens kan niet zonder een naam rondlopen.
Iedere naam moet
precies overeenstemmen met diegene die hem ontving; wie een naam gekregen heeft
moet getrouw daarnaar leven. [Opmerking: een naamsverandering maakt
daarom de naamdrager tot een leugenaar!]
Jared
krijgt nu de taak om verantwoordelijk voor Asmahaël
te zijn. volledige versie 58
Hoofdstuk 59
Over
de deemoed
Seth sprak: de ware deemoed moet nooit buiten het gebied van
de liefdadigheid treden indien zij de Heer waarachtig welgevallig wil zijn. Wij
zijn verplicht elkaar met hulp bij te springen alsook wij maar te kennen geven,
dat wij elkaar nodig hebben… volledige versie 59
Hoofdstuk 60
Henochs geslotenheid terecht
Adam vond de gesproken woorden van Henoch
hard en die van Seth gevoelig. Met het verzoek de aangereikte kost wat weker te
maken. Henoch zegt alleen te spreken door de Heer en
niet vanuit hemzelf. Hij heeft de wil van de Heer meegedeeld, hetgeen voor ons
allen al een wonder is; waarom dan nog een vraag?! Handelen in liefde en in het
geloof aan de Heer is hier op zijn plaats. volledige versie
60
Hoofdstuk 61
Het
goddelijk woord in het mensenhart
Seth antwoord Henoch en
verontschuldigd zich. Hij vraagt Henoch: ‘o Henoch, ga je gang en schudt ons wakker; eens zal toch de
tijd komen, dat ook wij zullen zien en wij allemaal door jou!...
Henoch
sprak: ‘o vaderen, zie zo is het volgens de wil van de Heer; en zo moeten wij
ook ieder woord van Hem opvatten!’ volledige versie 61
Hoofdstuk 62
De
patriarchen brengen begrip op voor Henochs worden.
Adam vraagt aan al zijn kinderen hierover wat te zegge. Seth
kwam eerst aan het woord, daarna ENOS, toen KENAN, daarna MAHALALEËL, tenslotte
de vader van Henoch: JARED en deze Jared zei: ‘Henoch werd net als
de Zon tot een onmetelijke hoogte boven mij uit verheven en nu wordt mijn
gehele wezen door zijn grote licht verblind. volledige
versie 62
Hoofdstuk 63
Asmahaël spreekt over het goddelijk woord
Adam vraagt Asmahaël [de
vreemdeling uit het dal] nu ook om te spreken: ‘’in zijn antwoord zal het
laatste en zekere bewijs vormen, dat hij volgens de wil van Jehova waardig
opgenomen zal mogen worden in ons vaderlijk midden!’
In het Woord is het leven… en God is het Woord en het leven.
Het leven vindt zich zelf slechts in het Woord!... volledige
versie 63
Hoofdstuk 64
Henoch spreekt over het wezen van het Woord
God is de eeuwige, zuivere belichaming van alle vormen,
omdat Hij het leven en het licht ofwel de liefde en de wijsheid zelf is. Ieder
woord is een vorm, en daaruit ontstaat geestelijke warmte en licht.
Wie het woord heeft, heeft ook het eeuwige leven. Maar
naargelang het woord is, zal ook het leven zijn. volledige
versie 64
Hoofdstuk 65
Adams
terugblik op het leven
Adam vertelt over vroeger, wat hij voelde, zag en deed. Na
een kort betoog zegende hij allen en stelt voor in de richting van de middag
[dat is het Zuiden] te trekken.
Henoch
en Amahaël als zijn leidsmannen naar het nog meer
lagere gelegen deel van de hoge berg, om ook dan de kinderen te zegenen. En zo
vetrokken zij langs een mooie schaduwrijke bosweg in de bergen. volledige versie 65
UpToDate 2023-2024