Voorwoord [van de bewerker]
Het
eerste boek dat Jakob Lorber
van God persoonlijk gedicteerd kreeg was
‘de Huishouding van God’ op 15 maart 1840.
Eerst later werd de Nieuwe Openbaringen van Johannes aan hem gedicteerd.
Niet
iedereen, die dit bulletin leest, beschikt nog over deze boeken – [nu ook in goedkope E-books
leverbaar]. Daarom kwam ik op het idee om een korte samenvatting te geven van
de eerste 40 hoofdstukken. Ik wil hierbij alle lezers toch op het hart drukken,
dat deze verkorte versie NOOIT EN TEN
NIMMER het originele geschrift mag vervangen, maar het idee was vooral om de
lezer er iets van te kunnen laten proeven en zodanig geprikkeld te worden, de
originele teksten aandachtig te lezen. Daarom heb ik [en moest ik ook] deze
eerste 40 hoofdstukken in alle originele en mij bekende hoofdtalen, daaraan
extra toevoegen. Ik heb de ingekorte versie vooral voor mij persoonlijk gedacht
en dat meer als studiewerk beschouwt en wil daarom graag ook anderen mee laten
inspireren. Zie daarom ook bij elk hoofdstuk de originele tekst. G.
De Huishouding van God
VOORWOORD
[van de Heer]
[ingekorte versie - ook hier en daar
met eigen woorden weergegeven!] – G.
De
Geest van de Heer openbaart zich niet aan het verstand van de verstandigen van de wereld, maar alleen aan het hart van de
eenvoudige, die in de wereld van de verstandige als dwaze geldt en ook zo
bekend staan; De wereld vindt alleen belangrijk, wat van de wereld is. Dat wat
rust geeft aan het hart, moet toch zelf rust in overvloed hebben.
De
Jakob-Lorber-Werken zij geschreven voor de eenvoudigen van het haart. Volgens de Auteur der auteuren beslist niet voor sommige geleerde mensen, die met
hun ijdele verstand hun intellectuele bijdragen aan de wereld presenteren maar
geen diepgang in de religieuze Lorber-Literatuur
willen en kunnen vinden, maar geschreven voor de eenvoudige. Voor zulke
geleerden – is zelfs in alle hemelen en nauwelijks nog een ‘oogzalf’ te vinden,
die een dergelijke onderzoeker zou genezen van zijn zeer te betreuren
kortzichtigheid. Voorwoord
door de Heer
Hfdst.1
– Een vermaning van de hemelse Vader aan Zijn kinderen
15-3-1840
- Alleen de reine, wier hart vol deemoed is, zullen de klank van Mijn stem
vernemen. De Heer zal met diegenen wandelen – arm in arm – die aan Hem de
voorkeur geeft en zich niet bekommert om het wereldse. Zeg tegen de zieken, dat
zij over hun ziekte niet bedroefd moeten zijn, maar dat zij zich vol ernst tot
Mij moeten wenden en Mij volledig moeten vertrouwen. Is de liefde dan niet meer dan het gebed en het
zich houden aan de geboden niet meer dan verering? Alleen iemand die Mij liefheeft
kan zich aan Mijn geboden houden;
Zeg
zonder schroom tegen de danslustigen,
dat zij allen door de satan deerlijk beetgenomen zijn. Wiens lichamelijk oog
nog blind is, kan nog zien met de geest; maar degene wiens geest verblind is,
die is voor eeuwig blind. Het spel
is een bron vol giftig afval, terwijl de spelers geloven, dat het een verborgen
goudbron is. Degenen die de Heilige
Schrift bezitten en deze niet leze, lijken op een dorstige bij een bron van
zuiver water, waarvan zij echter niet willen drinken uit een zekere geestelijke
watervrees zoals bij dolle honden, die in plaats van hun snuit in het water te
steken, in de hardste stenen bijten om hun brandende dorst te stillen…
Wie
de weg van het vlees bewandelt, die wandelt met de dood en zijn begeerte zal
spoedig in voedsel voor de wormen veranderd worden. ‘Verslaafde modemensen!’...dat zij naakt voor hun rechtvaardige rechter
staan. Hun pracht zal als schuim vergaan; hun heers- en praalzucht zal in de
nederigste slavernij worden veranderd… Er staat reeds een ster in het
Oosten, die de baan van Orion zal onderbreken en het
vuur van de Grote Hond zal hen allen veteren… Hoofdstuk
1
Hfdst.2
– De geboden van de Heer aan de mensheid
De
schrijver van God wordt hier vergeleken met het Lot van Sodom.
De volgende citaten in dit hoofdstuk: ‘Wat men vreest, dat gehoorzaamt men
blindelings en degene die men vreest, daar zal de overwinning gemakkelijk voor
zijn. Ter wille van het
krijgen van een echtgenoot moeten zij hen [de ouders] niet naar openbare
gelegenheden laten gaan, maar naar Mij…’ ‘Indien iemand de werken van de
ware boete uitgevoerd heeft, laat die bij Mij komen, opdat Ik hem opneem als
een verloren zoon.. Je mag niet bang zijn voor de wereld als je Mij
wilt liefhebben, want Ik ben meer dan alles op de wereld. Voor wie Mij niet kent zoals Ik
ben, zou het beter zijn als hij helemaal niets van Mij afwist. Want dan kon Ik
hem nog levend maken ginds in het Rijk der geesten…’
God heeft een
drievoudige aard:
Als
Vader volgens zijn Goddelijkheid;
Als
zoon volgens Zijn volkomen mens-zijn;
Als
Geest volgens al het leven, werking en inzicht.
‘De
mens zal zijn zoals hij wil zijn zonder het doemvonnis van God, want de mensen
zullen zijn, wat zij van zichzelf gemaakt hebben. Wie vanwege het geld dient,
dient Hem niet uit liefde; wie Hem niet uit liefde dient, diens dienst is Hem
vreemd… Hij die het altaar dient, zal ook van het altaar leven’. [Opm. bijv. Maria-vereringen, Mekka-kruistochten]
‘Liefde is niet te koop, maar is alleen
door wederliefde te verkrijgen.
Ieder die tegen Mijn geboden zondigt,
kan worden vergeven, als hij zich verbetert, zijn fouten inziet en berouw toont
en zich dan tot Mij wendt en in Mij blijft en Ik in hem. Wie de tirannen, wee de despoten
die heersen omwille van de troon, de macht en het aanzien…’ Hoofdstuk 2
Hfdst.
3 – De Heer als Vader van Zijn kinderen
Wie zijn kapitaal bij
Mij belegt, zal een hoge rente krijgen.
Er zijn overal mensen, die uit Mijn inwendige organen voortgekomen zijn. Hun
leven en zaligheid komt overeen met het deel waaruit zij zijn voortgekomen.
Maar de mensen van deze Aarde riep Ik uit het centrum van Mijn
hart tevoorschijn en schiep hen geheel naar Mijn evenbeeld en zij
zullen niet slechts Mijn schepselen, maar Mijn lieve kinderen zijn… en met Hem zullen mogen regeren en het
heelal besturen.’
‘Alle schepselen zijn afhankelijk van
Mijn macht, maar Mijn kinderen van Mijn liefde. Mijn macht gaat boven alles;
maar Mijn wil is aan Mijn kinderen
onderworpen. ‘
De
vraag: ‘Wil de mens de Heer als Vader of
als God? De daden zullen het beslissende antwoord geven. De liefde woont alleen in de Vader en heet ‘de Zoon’. Wie Deze
versmaad zal in de handen vallen van de machtigste Godheid en hij zal voor
eeuwig van zijn vrijheid worden beroofd en de dood zal zijn deel zijn; want de Godheid woont ook in de hel, maar de
Vader woont alleen in de hemel. God berecht alles naar Zijn macht; maar de
genade en het eeuwige leven berust slechts bij de Vader en heten de Zoon. De
Godheid doodt alles; maar de Zoon ofwel de liefde in Mij heeft leven, geeft
leven en maakt levend.’
‘Ieder mens moet ernstig bij zichzelf te rade gaan, alles
van zichzelf doorzien en de gevonden gebreken van hun hart getrouw en naar
waarheid aan Mij voorleggen.
De mensen moet zich niet in en aan de kerk ergeren; want iedere spijze
die Ik aanbeveel, reinig Ik voor diegene die haar in de geest en in waarheid
wil genieten…’
‘De Heer gaat nooit uit, is altijd thuis en is op elk
uur, elk moment van de dag bereikbaar.’ ‘Al had je Mij vanuit de hel iets
gevraagd, dan antwoordde Ik je; en was je op Aarde dan sprak Ik met je. Er
vinden bij Mij geen uitzonderingen plaats’. [bij de mensen!] – ‘Voor Mijn
kinderen heb Ik ook massa’s straffen en Ik zal de ongehoorzame straffen tot op
de laatste druppel van zijn bloed.’ Hoofdstuk 3
Hfdst.
4 – De ware kerk
De
genade als rijke schat kan ieder mens ten deel worden, mits hij hiervoor zijn
best doet. Het levende Woord is Jezus Christus, de eeuwige Liefde en Wijsheid
in Hem. De Liefde is het werkelijke leven maar is wel op zichzelf blind en
duister en juist daardoor vrij en onafhankelijk. Ieder mens krijgt de juiste
hoeveelheid licht in zijn hart naar de mate van haar liefdeomvang, dat een
geschenk is en GENADE heet. De Heer stroomt bij ieder mens naar binnen, ook
hier geldt weer de mate van zijn liefde. Op Aarde is er aar één ware kerk en
dat ia de Liefde tot de Heer als Jezus, de in Hem wonende Zoon. De Heer wil in
de mens wonen, dus in zijn hart, dat ook Zijn woonstede is. Wat dat betreft, is
dat de enige ware kerk op Aarde – het eeuwig zaligmakende leven-,
ongeacht de roomsen, protestanten, joden, mohammedanen, etc.
Het Woord is in de Zoon
De Zoon is in de Liefde
De Liefde is in de wet
De wet is aan de mens
gegeven
Als
we deze wet naleven, wordt deze wet in de mens opgenomen en levends. Dat is het
Rijk van God in de mens, dus de zaligheid en daarin bestaat het eeuwige leven.
De Heer verbind Zich alleen met de Liefde en het Leven. De mens wordt in dit hfdst. geadviseerd eerst in de ware Kerk te gaan, waarin
het leven huist, pas daarna in de ‘dode kerk’, om die weer leven in te blazen… Hoofdstuk 4
Hfdst.
5 – Het geheim van de Schepping
De
Godheid schiep behagen in de Liefde en drong Zich geheel tegen haar Liefde aan.
Doordat er massa’s van de Godheid zich daarheen stuwden werd het in het midden
van har oneindige diepte steeds warmer en warmer. Het stuwende ruisende geluid
werd tot klank en de klank werd in de Liefde tot het Woord
en dat Woord sprak: er zij licht [Gen.1:3]. En het werd licht in alle ruimten
van de gehele oneindigheid. Het licht kwam voort uit de warmte. De Liefde in de
Godheid sprak de eerste keer: ‘ er zij!’. En
een leger van ontelbare geesten kwam uit God vrij… deze wezens waren nog
niet levend, want zij voelden en zagen nog niet. Zij waren nog buiten de Liefde in de Godheid gefixeerde gedachten.
Hier
is sprake van de feitelijke geboorte van alle geestelijke wezens. Toen deze
geboren werden keken ze verbaasd naar elkaar toe en kregen een zelfstandige beweeglijkheid,
maar ze kenden zichzelf nog niet. Toen sprak de Godheid: ‘Laten Wij het zo
maken, dat zij zichzelf herkennen en ook Ons.
Als
er hier sprake is van ‘ONS’, dan wil dat zeggen: de complete Godheid als de
VADER, [de HEERLIJKHEID en de MACHT] en de ZOON, het WOORD en de LIEFDE en de
HEILIGE GEEST als de HEILIGE KRACHT.
God
schiep DRIE grote Geesten en uit hen kwamen ZEVEN geesten voort. De drie
geesten waren gelijk aan de Liefde, het Licht en de Godheid. En de ZEVEN
geesten uit de drie waren gelijk aan de ZEVEN geesten van God….Dit zijn de
karakteristieken van de zeven geesten:
Bemin de Liefde
Vrees de Godheid die doodt
Heb achting voor elkaar
Een ieder heeft zichzelf in eigendom [dat is de Liefde
van God]
Niemand bedekke zijn gezicht
voor de ander
Laat je uiterlijk een weerspiegeling zijn van je
innerlijk
De
Godheid donderde in de oneindige ruimte de overtreders een vreselijk
strafgericht toe. Hen [deze geestelijke wezens uit de Godheid werd geboden van
de Liefde te houden en zij werden in de grootste vrijheid geplaatst.
Bij één van de drie Geesten – de hoogste van de drie –
ontstak de begeerte om de Gdheid geheel te
overmeesteren. Opmerking: dat is Lucifer! – en door hem ontvlamde een
groot deel van de geesten die uit hem voortkwamen. De Godheid echter ontstak in
grote woede, evenals de twee andere grote goede heilige geesten. De goed
geschapen geesten die bij de Godheid bleven, daarbij werden hun ogen geopend en
zij zagen nu de eeuwige Liefde voor de eerste keer. Ten de Godheid zich bewoog,
vreesden de geschapenen de Godheid en de Liefde zag
hun vrees, die terecht was. De volgende punten dienen hier aandacht:
Vrees
die terecht was
De
vrees werd hen tot gehoorzaamheid
De
gehoorzaamheid was de deemoed
De
deemoed werd hun liefde
De
liefde werd hun tot wet
De
wet werd hun tot eeuwige vrijheid
De
vrijheid tot leven
Het
leven tot eeuwige zaligheid
Het
eerste woord dat de geschapen spraken was LIEFDE en het tweede woord was GOD. In het 8ste vers is er al sprake van een toekomstige tijd in
de eeuwige oneindige tijd: de kruisiging van de Heer. De Liefde van
de Godheid: ‘De eerste [Lucifer] onder jullie ging verloren, daarom neem Ik
zijn plaats in en zal eeuwig onder jullie zijn.
De eerste traan die uit het oog van de eeuwige Liefde vloeide heet
ERBARMING, want de Liefde betreurde de verlorenen [d.w.z. Lucifer en zijn
geschapen geesten!]. En deze ene traan werd tot de grote wateren en deze
wateren stortten zich uit in alle ruimten van de oneindigheid in het diepste
van alle diepten van de toorn der Godheid en deze wateren temperden het vuur
van Gods toorn.
De
wateren [Gen.1:6-10] werden gescheiden als dauwdruppels en verdeeld in alle
oneindige ruimten [grote en kleine] overeenkomstig het getal van
de verlorenen dat geen einde neemt. De laatste druppel die overbleef was het meest innerlijke van de erbarming: deze laatste
traan werd niet gedeeld en werd tot middelpunt bestemd in de gehele
oneindigheid. Hieruit werd de Aarde geschapen. Van alle andere
druppels werden allerlei Zonnen, Aarden en Manen geschapen, wier aantal geen
einde heeft. De geschapen zonnen met hun Aarden hadden nog geen schijnsel,
geschitter en geflonker. Toen liet de eeuwige Liefde een kleine genadevonk
zinken en deze doorgloeide sneller dan een krachtige bliksemflits de duistere
massa’s en zij verlichten de Aarden, tot op dit uur en zullen blijven, zolang
de genadevonk niet aan hen onttrokken wordt. [Gen1:14,15]
In vers 31 van dit hoofdstuk beschrijft de Heer, dal alle
Manen bestemd zijn om de aan werelds genot verslaafden op te nemen en om de
geesten van de materie op te vangen en hun bestendigheid te beproeven en ze
rijp te maken voor het ontvangen van de genade.
Het
vaste deel van de Aarde [het getemperde deel van de toorn der Godheid] omsluit
de verdwaalde geesten met stevige banden tot aan de voor hun onbewuste
verlossing bepaalde tijd waarin zij dan verblijven in een mildere maar nog
vaste materie afzonderlijk gehouden. Ook de zeeën en wateren en de lucht zijn vol van zulke geesten, opdat
zij gelouterd zullen worden. De toorn van de Godheid is op
Aarde slechts getemperd, maar niet opgeheven.
De
genadevonk rust in het
centrum van de Zon; geeft licht aan de wereld. In het centrum van de Aarde
bevindt zich een toornvonk van Gods grimmigheid als een vuurspuwende draak.
Het houdt de boze benden als stenen vast – die eerst door het water van de erbarming week gemaakt worden moeten worden…Hoe vaak heeft
de Schepper ons opnieuw geboren laten worden [in de periode als dier] voor het
latere eeuwige leven? De liefde moet koud zijn als het ijs op de polen, zodat
de mens in staat is alle warmte van de Goddelijke Liefde op te nemen. Wat warm
is, is niet geschikt voor het opnemen van warmte. In vers 36 staat dat talloze
wezens van de erbarming cirkelen rond, ieder op zijn
eigen wijze, en daardoor van verrukking en zalige vreugde in hun liefde en voor
de liefde ontbranden en als een Zon zelf lichtend worden zoals het licht van de
polen van de Aarde. Hoofdstuk 5
UpToDate 2023-2024