Hoofdstuk 92
Het
getuigenis van Asmahaël
17. [van het vorige hoofdstuk]: Seth moest dus een zware
beproeving ondergaan en in zijn bezorgdheid en liefde denkt hij dat Ik [de Heer
als Asmahaël, de vreemdeling uit het diepe dal] geheel vreemd voor hem ben en
nog veraf. Voorwaar, die ben Ik echter het meest nabij…..
Het drietal [Henoch, Kenan en Seth] werden nu zeer bevreesd
en bang wat zij nu moesten doen. Moesten zij nu terstond voor Asmahaël
neervallen en Hem aanbidden?
Zij overlegden in hun hart en met elkaar, hoe zij deze
geheimhouding konden bewaren zonder ontrouw te zijn jegens Adam en de zijnen.
Zij wisten uiteindelijk niet meer hoe wat te doen! Asmahaël,
die echter in hun harten kon kijken zei: ‘Waarom die twijfel in jullie harten?
Bega je een onrecht door Mijn wil te doen?
Waarom ondervragen jullie nu je hart en niet MIJ, terwijl Ik
in jullie midden ben, als je ergens aan twijfelt?! Ben ik niet meer dan Adam,
die Ik heb gemaakt en al Zijn kinderen, die Ik uit hem heb verwekt? <volledige tekst>
Hoofdstuk 93
Adams
nieuwsgierigheid
Seth werd aangespoord door Asmahaël om de kinderen van de
avond naderbij te roepen en vooral de oudsten, opdat zij naar de wil van Adam
ook van HEM een woord over de vrijlating zouden
vernemen.
Nauwelijks had Seth dat gehoord of hij was reeds als een
wervelwind te midden van het volk. In vers 7 zegt Adam dat Asmahaël, de
vreemdeling ut het diepe dal, nog maar een halve dag bij hen
is, en nu al zo wonderlijk wijs spreekt….
16. In dit vers ziet Adam bij Seth op een niet beantwoorde
vraag [geheimhouding over wie Asmahaël in werkelijkheid is…] blozen
Seth werd zo verlegen, dat hij geen antwoord kon geven. Maar
Henoch hielp hem en gaf Adam te kennen, dat ook hij en Seth van God, hun Heer,
de opdracht hadden gekregen hierover te zwijgen, behalve Asmahaël.
Daarop viel Adam op de grond en voelde zich een
‘slachtoffer’ en hij bad God om hem voor altijd te vernietigen. <volledige tekst>
Hoofdstuk 94
Adams
verzoek aan Henoch
Adam nu was diep gekrenkt en na zijn nogal trieste
opmerkingen vroeg hij toch nog aan Henoch om het topje van de sluier alsnog te
ontvouwen.
‘Was het woord van Asmahaël nu van groot gewicht of niet!’,
vroeg Adam. Was het een woord van licht en liefde, of was het een word van het
tegenovergestelde?
5. Adam: ‘Ik als vader zou eerder het recht hebben gehad en
geheimen voor jullie op na te houden, dan jullie voor mij…
En zo voer Adam door met heel veel verwijten en negatieve
uitlatingen over zijn Heer en Vader, die hij nu God noemde…<volledige
tekst>
Hoofdstuk 95
Adam
wordt terechtgewezen
Adam woord door de Heer via Henoch ernstig berispt. Ondanks
de wijze en ook lieve achtingsvolle woorden, klaagde Adam nu luid. Hij wilde
zelfs geen woord meer van Asmahaël horen. En hij wist ook niet meer, waaraan
hij toe was ondanks de manende woorden van Henoch. Adam zou zich nu het liefst
willen terugtrekken en bleef ook nog steeds in zijn slachtofferrol zitten….<volledige tekst>
Hoofdstuk 96
Asmahaël
spreekt over het Woord van God
Het volk dacht dat Adam niets meer zou zeggen. Henoch maakt
het volk er op attent dat Asmahaël nu spreken zal Daarop zegt Seth: ‘O Heer,
verleen mij nu 100 harten en 700 oren, opdat niets verloren gaat’…… De nu
jaloerse Adam: ‘jij Seth schenkt blijkbaar meer aandacht aan de komende woorden
van Asmahaël’…
Toen nu Asmahaël sprak, legde Deze het verband uit met het
graan en de mens.
10. Je lichaam is de halm, je ziel is de gereinigde spijze
uit de aarde, en je geest is de spijze uit de hemel. Zijn levende Woord is het
manna uit de allerhoogste hemel, dat je pas het ware, eeuwige leven brengt. Het
Woord wordt twee keer in je gezaaid. Ten eerste levend in het aardse rijk van
je hart tot een beproevende en louterende ontbinding….<volledige
tekst>
Hoofdstuk 97
Adams
bekentenis
Na de toespraak van Asmahaël stond Adam op, en verbrak zijn
zwijgbelofte, die hij toch al bij Seth tevoren verbrak en zei: ‘920 stenen [let
wel jaren !] heb ik neergelegd, ieder jaar er één. Adam bekend nu openlijk dat
het al de jaren in hem nacht is geweest, ondanks zijn woorden aan zijn
kinderen. Maar nu is deze lange nacht voorbij. De eeuwige dag van het eeuwige
leven is in mij opgegaan. Tegen de SPREKER zei Adam: ‘O Asmahaël! Asmahaël! Wie
woorden spreekt zoals U, die even levend zijn als God Zelf, waarlijk, die is
geen vreemdeling, maar is geheel thuis in het hart van ieder mens!’
Adam vraagt om vergiffenis : ‘Uw Woord is geen ingegeven
Woord, maar het is Uw eigen Woord! Nu is mij alles duidelijk, waarom de
kinderen voor mij moesten zwijgen! <volledige tekst>
Hoofdstuk 98
Het
zwijgen van de liefde
Asmahaël zegt tegen Seth: ‘Weet je dan niet, dat de ware
liefde stom is en de wijsheid slechts het woord voert, wanneer zij uitgenodigd
wordt te spreken om anderen te helpen.
Spreek vanuit je hart, niet vanuit je verstand.
Voor de mond drie zaken, voor het oor zeven zaken en voor
het oog tien zaken, dat is de wijze regel. [dit werd gezegd in 3131 v. Chr.]
9. ‘Laat het gebied dat jullie bewonen voortaan gelijk staan
met dat van de morgen, de middag en middernacht!; want in de
toekomst zullen alleen de gebieden van het hart worden aangezien!...
Weet dat iedere gave de gever meer baat geeft dan de
ontvanger! ‘Indien het goede gebruik dit verlangt, doe Adam, die het volk wil
zegenen, zei Asmahaël: dan in je hart wat je verplicht bent…<volledige
tekst>
Hoofdstuk 99
Goddelijke
en menselijke wetten
Adam wil zijn belofte niet breken om nu te eten en te
drinken, ofschoon hij erg trek heeft, evenals zijn kinderen. Asmahaël zegt
tegen hem: ‘luister Adam! Wie heeft jou en je kinderen opgedragen om te vasten?
Waarom eet je niets van de vruchten, terwijl je toch honger hebt en waarom eten
je kinderen niet als zij honger hebben?
4. Je legt bovenop het gebod jezelf nog een zwaarder gebod.
6. Verlos jezelf daarom van de band van je dwaasheid en eet
en drink, opdat God je kan helpen met datgene wat in je is en tegen zijn
ordening indruist!
7. Daarom zeg Ik: ‘wee in de toekomst de geloftemakers! Zij
zullen een dubbel gericht ondergaan: het ene uit Mij en het andere uit henzelf
vanwege Mijn gebod, dat zij niet gehouden hebben.
16. Adam: O Heer, Uw Woord en Uw heilige wil is het ware
paradijs van het leven.
17. Na deze
dankzegging beginnen ENOS, Mahalaleël en ook moeder Eva bij zichzelf te denken:
‘Hoe komt het toch, dat Adam voor het eerst zijn gelofte verbreekt en eet en
drinkt!? En als hij nu spreekt, dan
spreekt hij alsof God in levende lijve voor hem staat!’ <volledige
tekst>
Hoofdstuk 100
Jareds
gedachten over het wezen van Asmhaël
Jared gaat in gesprek met zijn zoon Henoch. Hem kwam alles
zo merkwaardig voor. Zo zei Jared bijv. in vers 5: ‘Bij de uiteenzetting van
Asmahaël merk ik, dat die het leven al in overvloed schenkt: en zo zijn zijn woorden meteen al een
volbrachte daad. Hij spreekt woorden van de hoogste wijsheid.
9. Volgens zijn zeggen is hij een slavenkind en mocht
hijzelf nooit een woord zeggen op straffe van de meest huiveringwekkende dood.
10. Zijn ouders werden op de meest onmenselijke manier ter
wereld gedood. Hij vluchtte naar ons toe en betrad hedenmorgen voor de ogen van
ons allen de gezegende bodem van de geheiligde hoogten, zonder naam en vol boze
gedachten.
12. Zo menig woord van Adam, Seth en bijna alle anderen kon
jij verbeteren, maar Asmahaëls woorden waren steeds boven alle verbeteringen
verheven.
13. Henoch, het komt mij voor, dat deze zaak helemaal niet
in orde is. [dat zegt Jared].
16. Jared hier verder: ‘ik wee dat hij [Asmahaël] helemaal
niets gegeten heeft en hij heeft alle onaantastbare wetten van Adam vernietigd
en dat nog wel zonder de geringste tegenspraak van Adam’. <volledige
tekst>
Hoofdstuk 101
Henoch
spreekt met Jared over Asmahaël
Henoch accentueert op de vraag van Jared over Asmahaël, dat
deze [die nog geen dag op de heilige hoogten is!] het grote niet op prijs
stelt. Want de Heer verheft immers ook het kleine en onaanzienlijke tot Zijn
liefde. De geringsten en onaanzienlijken richt Hij op….
7. Henoch: ‘was het bij mij ook niet zo, dat ik nu al bijna
twee dagen overeenkomstig zijn liefde tot de vaderen moest spreken, terwijl ik
toch de geringste en de zwakste van allemaal ben? Toen kwam vanuit de diepte
Asmahaël tot ons! <volledige tekst>
Hoofdstuk 102
Tegenstellingen
tussen God en de mensen
Asmahaël die het vele volk les gaf kwam nu naar Jared en
Henoch en zegt: ‘Jared, wie Mij tot zijn gast heeft, die heeft alles; maar wie
Mij heeft afgewezen, die heeft alles verloren.
11. Maar als God naar de mensen toekomt, dan komt Hij als
een dienaar in alle deemoedige nederigheid en geeft dan te kennen dat al deze
zogenaamde erediensten Hem niet bevallen. <volledige
tekst>s
[Opmerking:
Deze tekst heeft nota bene ook betrekking op de voorgaande tekst, waarin staat,
dat de mensen bij de zogenaamde godsdienstoefeningen doen alsof zij verheven
zijn [bijv. de vereniging van vrijmetselaren [de loge], de soefibeweging, de
rozenkruisers, etc. met al hun hiërarchieën].
UpToDate 2022