Adam laat de kinderen van middernacht zoeken

hoofdstuk 125

 

Adam krijgt de opdracht om de kinderen in het diepe al te zoeken, die nog kort voorheen waren gescheiden door de zich wijd uitstrekkende rotskloof, die de weg naar het dal van middernacht blokkeerde en nu een geëffende weg was naar de diepte.

Toen Adam zijn helpers bevel gaf deze kinderen te zoeken, waarvoor ze een uur de tijd kregen, troffen de zoekenden niets aan, behalve allerlei  geoogste en verzamelde vruchten en een grote menigte van loslopende dieren bij de woonhutten. En zij keerden terug naar Adam, die met deze boodschap hierom treurde. <volledige tekst>

 

Asmahaël  stuurt Henoch erop uit

hoofdstuk 126

 

In dit hoofdstuk beklaagt Adam zich over zijn afgescheiden kinderen, die hijzelf dwong van hem af te scheiden. Waar zijn mijn kinderen? Leven ze nog. Hij bidt vervolgens tot God en vraagt Asmahaël om raad. Deze stuurt Henoch naar de onvindbare kinderen. <volledige tekst>

 

Drie zonen van Adam geven gehoor aan de roep van Henoch

hoofdstuk 127

En Henoch ging weer naar het dal en riep allen. Maar er kwam maar één persoon die uit een verborgen plekje tevoorschijn kropen vroeg Henoch, zoon van Jared, jou zal ik volgen. En bij de tweede roep kwam er een man, een oude zoon van Adam tevoorschijn, die een gelijkluidend antwoord gaf als de eerste. En bij de derde en ook de meest luide roep van Henoch, verscheen er weer een oude zoon van Adam, die ook gelijk de vorigen, zo reageerde.

Henoch zei: wanneer straks er één roep en één en dezelfde stem van de grote roepende zal weerklinken, dan zal de stem van deze ware roep in de diepten der Aarde doordringen…. <volledige tekst>

 

Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusun en Ohorion

hoofdstuk 128

 

Toen Adam Henoch en de drie oude kinderen van hem – na de geboorte van Kajin en Abel, weer terugzag, werd hij vrolijk. Tegen Seth zei Ada, zie hier je oudste broers en nu mijn oudste kinderen. Richt hen op van de grond en zeg dat ik geen gebieder meer ben. Toen zij de woorden van Henoch hoorden, begonnen ze te wenen. En Jura dankte Jehovah en zei: ‘hoe oud en uitgeput wij zijn geworden, sinds de lange tijd van onze verdiende verbanning!

Seth leidde hen naar Adam en zegende hen en drukte hen aan zijn hart! Toen kwam Asmahaë en zei: ‘Adam, kom je er nu achter wat meer waard is, de wet of de liefde?....’ <volledige tekst>

 

Asmahaëls rede over het wezen van Jehova

hoofdstuk 129

 

Asmahael spreekt Jura, Bhusin en Ohorion toe. Jehovah staat niet gelijk klaar om zijn kinderen te doden. Hij is de grootste vriend van het leven. Hij is het leven Zelf. Koester daarom geen dwaze vrees meer.

7. Er zal nog een keer een tijd komen, waarop jullie nakomelingen niet meer zo oud worden als jullie. Jehova heeft geen plezier in het doden, zoals jullie denken. Ik vertel nu als laatste bode om jullie kinderen te halen en hiernaar toe te brengen….. <volledige tekst>

 

Asmahaëls Vaderroep tot de kinderen van middernacht heeft succes

hoofdstuk 130

 

Asmahaël verlaat nu het gezelschap en snelde heen als een vurige bliksemstraal. De drie broers van Seth – dus de zonen van Adam – vragen Adam, wie diegene is, die zojuist wonderbaarlijk sprak.

Deze mens kan onmogelijk van deze Aarde zijn. Ze dachten aan de engel, die na de vlucht in het land Euchip aan Abel het vlammende zwaard overhandigde

Asmahaël riep alle kinderen tot in hun hart en zij hoorden Zijn stemmen gaven gehoor aan deze grote innerlijke roepstem. Binnen drie minuten was Asmahaël omringd door 700.000 mensen. En Hij bracht hen naar Adam, die met grote stomheid werd geslagen en hij kon geen woord over zijn lippen krijgen. Zelfs Henoch kwam deze expeditie overweldigend wonderbaarlijk voor en hij kon zichzelf niet beheersen, en droomde hij nu of dit de werkelijkheid was en hij loofde de Heer uitgebreid ontroerd. <volledige tekst>

 

Adams vreugde en dank.  De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël

hoofdstuk 131

 

Henoch had zijn opmerkelijk zelfgesprek beëindigd en Asmahaél stond intussen op zo’n dertig passen met het grote volk uit het middernachtdeel voor Adam en beval de drie zonen [Jura, Bushin en Ohorion] voor Adam en alle daar aanwezigen. Jura vraagt Asmahaël nog:

8. ‘Machtige jongeling! Kun je mij niet zeggen wie je bent en vanwaar je komt? Is Adam ook nog een machtige hoofdstamvader dan onze vader Adam, aan wiens woord eens ook de Zon en de Maan gehoorzaamden?’

9. Maar omdat hij eens voor Jehovah ten val kwam, is zijn macht ook gevallen en zijn wij allen, nu dienaren van de zwakte en zijn nooit meer in staat om ons uit onze onmacht te verheffen. <volledige tekst>

 

Het gemeenschappelijke maal - De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen - Henochs liefde voor Asmahaël - Het ware gebed

hoofdstuk 132

 

Niet iedereen durfde aan de maaltijd deel te nemen. Maar Asmahaël nodigde hen uit en bij Hem komen te zitten en met mate de spijze en drank te versterken.

14. Henoch weende van vreugde en had een overweldigend grote liefde voor Asmahaël en kon zich tenslotte niet meer bedwingen:…..

17. Asmahaël zei tegen hem: ‘Waarlijk, Ik zeg je Henoch, nu heb je het leven gevonden, en alle dood is uit je geweken! Jouw ogen zullen de dag van de dood nimmer aanschouwen; ja, jouw liefde heeft zelfs je vlees overwonnen en het heeft zich met onsterfelijkheid gevuld en zoals je nu bent en leeft, zul je voortaan ook zijn en eeuwig leven.

18. Zie diegenen die uit jou zullen voortkomen, zullen het zijn, die Ik zal behouden tot aan het einde van alle tijden en voor jouw stam zal eens de grote belofte in vervulling gaan! <volledige tekst>

 

Asmahaëls belofte aan Henoch

hoofdstuk 133

 

Henoch sprak met zijn vaderen en geliefde kinderen en verwittigde hen, dat de Heer uit zijn stam een grote gelofte deed met de zegen voor alle tijden.

Henoch: ‘ik word nu bestendig gemaakt en aangedaan met een onsterfelijk lichaam, zodat zelfs mijn vlees in eeuwigheid nooit zal vergaan!

Het gebruik was dat zij voor iedere dag een steen neerlegden en aan het einde van het jaar een gedenksteen.

12. Asmahaël zegt tegen de vaderen: wie niet wandelt zoals Henoch – om te zoeken naar de kortste weg van zijn liefde te komen, die zal moeilijk tot Mij geraken en Ik al hem niet tegemoetkomen.

15. Op deze plek – waar Henoch het offer van zijn hart gaf, zal eens zijn geslacht worden gered van de vloedgolven der zonde en een nakomeling van hem zal dit altaar weer oprichten. <volledige tekst>

 

Asmahaëls gelijkenis over de liefde.

hoofdstuk 134

 

Ook  Enos, Mahalaleél en Jared begrepen de woorden van Asmahaël.

5. O, onderzoek jezelf en kijk daar of het met jullie harten….

7. Ik ben nu al zo vele uren in jullie midden; maar wie heeft van jullie voor Mij gedaan wat Henoch gedaan heeft?

11. Toen Ik [Asmahaël] evenwel vanuit de diepte en als een nederig mens tot jullie kwam, lieten jullie Mij voor je in het stof liggen!’

16. ‘Maar Ik zeg je, wie niet met de zuivere liefde van zijn hart gelooft, diens geloof stelt niets voor en heeft voor Mij geen enkele waarde!]

17 De laatste druppel van eigen belang moet uit zijn hart verdwenen zijn.

19. De liefde dient dus zo zuiver te zijn, dat ze, door niets gedwongen, zich vrij verheft..

20, 21. God erkennen is het ontwaken van de liefde, maar niet het liefhebben van God Zelf. God liefhebben wil zeggen dat zonder het minste spoortje van eigen belang dan alleen de zuivere liefde zelf, kan dat. <volledige tekst>

 

Adams dwaze antwoord

hoofdstuk 135

 

In dit hoofdstuk beklaagd Adam de Heer of Asmahaël, dat hij er niets aan kan doen zich te stoten aan de ruige stenen op de Aarde. Hij voelt zich een uitgemaakte misdadiger en Hij [de Heer of Asmahaël] verlangt het onmogelijke van ons allemaal. Hoewel goed bedoelde woorden aan Asmahaël voelt hij zich alsof vertrapt door de hoef van het machtige paard. Hij [Adam] vraagt Asmahaël om hulp, want alle vaderen werden na de rede van Asmahaël door een grote angst gegrepen en iedereen werd stil. <volledige tekst>

 

Asmahaël wijst Adam terecht

hoofdstuk 136

 

Asmahaël werd een weinig door Adams woorden verstoord en ontvangt nu de volgende maar buitengewone liefderijke woorden van de Heer.

9. e.v.  Adam; je hebt de berouwvolle Kain vervloekt. Voor jou zijn God en mens om het even. Zie en let eens op je hart, of het niet zo in jezelf mort. Je roept om erbarmen of moest Ik naar jouw wens uit jullie soms bewegende machines maken? O jij blinde dwaas! Zie, zie, Adam hoezeer je weer hebt overdreven.

23. Leer de Vader beter kennen en erken hoe weinig Hij van je verlangt en hoe gemakkelijk daarna is te voldoen.  <volledige tekst>

 

UpToDate 2023-2024