Het houden van honden

 

                ingezonden Helmut op de Filippijnen - De  ‘wolf’  Hasjima van G.H.

  

 

Wat een gelukkig gevoel. Als een geschenk van God. Het dier geeft mij van ganser harte alle liefde waarin het staat tot de Schepper. Op dezelfde manier beantwoord ik deze liefde met heel mijn hart. Als hij over een paar jaar sterft, moet ik mezelf troosten met het feit, dat ik op een dag, wanneer ik de lieveling opnieuw ontmoet in het koninkrijk van God, dezelfde liefde zal oogsten. Deze keer echter niet langer in de pels en poten, maar als een persoon zoals ik en beseffend dat we al van elkaar in de wereld hadden gehouden, ik al een stap hoger, hij dan nog steeds als een voormenselijke ziel.

 

Maar nu ook geperfectioneerd, en we zien van het bovenaardse eeuwige heden terug naar de aardse momenten waarin wij als mensen en dieren warm gehecht waren, en hij - nu als mens, mij bedankt voor de liefde die hij had ontvangen en dus een goed begin in zijn leven als een nieuw mens kreeg.

 

We kunnen er zeker van uitgaan, dat ook wij tegenover een andere broeder of zuster staan en beseffen, dat zelfs een mens ons heeft liefgehad toen wij geen mens waren.

 

Alle tranen worden weggevaagd, zegt de Heer. Uit deze tijdelijke rouw zal voor ons een prachtige dageraad ontstaan, want met tranen van hart worden de muren van de hemel gebouwd, zegt Jezus zegt in de NO. Wederkerige ‘liefde en trouw’, ook wanneer het alleen maar van een hond komt, dat is door God gewild. Dus weg met de misverstanden, en ook in de schepselen de alomvattende liefde van de Schepper herkennen.

 

Overal in Lorber wordt toch gezegd, dat liefde op haar beurt weer liefde doet ontwaken, en bij God is geen liefde te klein of te onbeduidend om niet erkend en beantwoord te worden. De hond geeft zijn meester 100% van dat wat God hem instinctief heeft gegeven.

 

We zouden en moeten dit ook erkennen en De gever van alle goede eigenschappen zeker danken met onze liefde.

Bij Jakob Lorber: ‘Kijk, een hond die zijn baas goed kent en hem zeer toegedaan is wordt ook de nabijheid van zijn baas gewaar, loopt op hem toe en betuigd hem door allerlei sprongen, gelaatsuitdrukkingen en liefkozingen dat hij zijn baas lief­heeft en hem goed kent.’… [GJE10-226:6].

 

Dit erkent het vlees van de hond niet, maar de ziel van de hond, die zich al op een hoger niveau van intelligentie bevindt. Vers 8,9,10: 'Wat drijft hem tot u, dan zijn instinctieve liefde en trouw aan zijn Heer.

 

De Heer heeft niets tegen honden. Het zijn ook Zijn schepsels. Over honden zegt de Heer: 'Waarom bewaren jullie honden in overmaat?' Dat betekent grote aantallen boven het normaal gebruikelijke! 'Overmatig veel' is in alle opzichten fout, dat zegt het woord al zelf:  deze mensen hadden te veel honden [in de Lorbertekst] die de armen er ook van weerhielden een aalmoes te vragen. Belet jouw hond iemand door alleen maar te blaffen? Waarschijnlijk niet! Ook staat de Heer vervolgens toch nog toe een hond te hebben; ... Wie dus al een hond erop na wil houden [!] die maakt hem vast aan een ketting, zodat bedelaars niet bang hoeven te zijn.

 

[Opm. Red.: Het Hebreeuwse woord voor hond is KaLeB en betekent letterlijk: 'Als het hart', want Leb betekent hart, samen met de voorzetselletter K = 'als'. Wanneer er een hartverbinding is, dan is er een eeuwige trouw. Er is geen dier op Aarde, dat zo trouw en volgzaam is dan de hond.]

 

UpToDate 2024-2025