Herdenkingsfeesten

 

[via Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]: De Heer: ‘IK zeg: "Laat de tafel de tafel zijn en blijf jij jezelf! En als er een arme naar je toekomt en jij hebt wat, ondersteun hem dan iedere dag. Een jaarlijks feestelijk etentje baat de arme noch jou iets, en Mij geeft het geen vreugde. Wie Mij gedenkt, moet dat alle uren van de dag doen, maar een jaarlijks gedenken kan Ik niet gebruiken! GJE2-157 [7]

 

Als je zo'n feest instelt, lijk je op de tempelpriesters te Jeruzalem, die ook driemaal per jaar gedenkfeesten vieren en daarbij, vanwege het gebruik, aan de armen brood uit laten delen. Alsof zij dan van zo'n stukje brood van het ene feest tot het andere zonder verder voedsel zouden kunnen leven! O die onzinnigheid van zulke belachelijke feesten! Wel ontvangen de Farizeeën op zulke feestdagen zoveel grote offers, dat zij van de opbrengst van één feest honderd jaar royaal zouden kunnen leven, maar de arme moet er genoegen mee nemen om in een jaar driemaal een stuk brood van ternauwernood een achtste pond te krijgen. O wat een grote zotheid, domheid, blindheid en zelfzuchtige slechtheid!

 

Laat jij daarom je tafel zijn wat hij is, dan zul je daaraan het voor Mij prettigste feest vieren, als je dagelijks naar vermogen de een of de andere arme aan deze of ook aan een andere tafel verzadigt! En mocht een en dezelfde arme iedere dag komen, vraag hem dan niet of hij ergens anders niets krijgt, want daar zou de arme bang van worden, zodat hij dan niet meer naar je toe zou durven komen, en daardoor zou jouw goede werk alle waarde voor Mij verliezen! Maar Ik wil ook niet dat je nog lichamelijk sterke leeglopers, die in staat zijn om te werken, het armenbrood zult geven; als die komen, geef hen dan werk dat ze aankunnen!

 

Als ze het een of andere werk voor je doen, geef ze dan ook te eten en te drinken; maar nemen ze het werk niet aan, geef ze dan ook niets te eten! Want wie tot werken in staat is, maar niet wil, zal ook niet eten! Kijk, als je zó handelt, zul je Mij altijd het aangenaamste herden­kingsfeest bereiden. Maar met jouw voorgenomen jaarfeest moet je maar altijd uit Mijn buurt blijven! Want zo'n jaarfeest is de grootste onzin die een mens in zijn hoofd kan halen, omdat niemand daar mee gediend is, -behalve de organisator van het feest, die tijdens zo'n jaarfeest ten bate van zichzelf door offers voordeel kan behalen!

 

Waarom zou dan een periode van een jaar beter zijn dan van een dag? Wie bijvoorbeeld eens per jaar de geboortedag van zijn vader viert, moest eigenlijk ook iedere dag het geboorte-uur vieren, wat beslist beter zou zijn dan de jaarlijkse geboortedag! Ik zeg je, al dat soort herdenkingsfeesten van de mensen hebben voor Mij geen waarde, tenzij ze dagelijks of liever ieder uur in het hart doorleefd worden. Nieuwe maan, jubeljaar, feest van de bevrijding van Jeruzalem uit de onderdrukking van Babel, feest van de wederopbouw van de stad en de tempel, het feest van Mozes, Aäron, Samuël, David en Salomo zijn allemaal nietszeggende zaken, waar nauwelijks zoveel waarheid in zit als in de regen, die duizend jaar geleden in de zee viel.

 

Men begint wel in een soort religieuze opleving met deze feesten, en de feestgangers herinneren zich daarbij nog zeer levendig de persoon of de een of andere belangrijke gebeurtenis, die zij zelf beleefd hebben, maar in de tweede, derde, vierde of zelfs tiende generatie wordt het een nietszeggende ceremonie, waarvan duizenden nauwelijks nog weten waarom ze gehouden wordt, -en later wordt het helemaal heidens. Overigens wil Ik hiermee de echte herdenkingsfeesten niet opgeheven hebben, maar ze moeten naast het jaarlijkse ook het dagelijkse in het hart meebrengen, omdat ze anders als dood en dus zonder uitwerking betracht moeten worden. Maar hier met de tafel blijft het zoals Ik het je gezegd en aangetoond heb!" EBAHL zegt: " Alles zal heel precies zo gedaan worden als U, o Heer, nu zo vriendelijk en waar getoond hebt.

 

Daarbij zullen wij de dagelijkse feesten in onze harten veel meer aandacht gaan geven en wij zullen ons tevens met al onze krachten oefenen in de naastenliefde, en op die manier de heerlijkste gedenkfeesten houden!" IK zeg: " Als jullie dat blijven doen, dan zal ook Ik in jullie blijven, en daaraan zal men zien, dat jullie werkelijk Mijn leerlingen zijn! Maar nu hebben we voldoende gegeten en gedronken, laten wij daarom van tafel opstaan en naar buiten naar onze schippers gaan.

 

Zij zullen jullie heel wat te vertellen hebben! Hier zouden wij weinig rust hebben, want binnen een uur komt hier weer een karavaan uit Bethlehem, met daarbij enige jonge aartsfarizeeën, die ik beslist niet wil zien; maak, dat ze vandaag nog naar Sibarah gestuurd worden!" De HOOFDMAN zegt: "Daar zal voor gezorgd worden! Want geen mens op aarde staat me nu zo tegen als een aartsfarizeeër!" - Na die woorden staan wij allemaal op en haasten ons naar onze schippers aan de zee. GJE2-157 [6-18] 

 

UpToDate 2024-2025