Kort uittreksel van deels 10
[Johannes Openbaringen] met aantekeningen over de historische verbanden
Over de geestelijke omstandigheden
in de tijd na Christus tot in de tweede helft van de 19e eeuw. De geestelijke
wending door het instralen van het goddelijke licht
De Heer: NOTA BENE: ‘Een toelichting voor deze tijd! Van de mededelingen over alles wat Ik tijdens Mijn
lichamelijke leven op deze aarde in het
hele joodse rijk heb gedaan en geleerd, is
reeds na verloop van vijfhonderd jaar na Mijn aardse leven -met name wat
de verklaringen van de dingen en verschijnselen in de natuurlijke wereld
betreft -het meeste voor een deel in vergetelheid geraakt, grotendeels echter
opnieuw zodanig met de oude onzin vermengd, dat niemand daarin meer de zuivere
waarheid heeft kunnen ontdekken.’
‘Er zijn wel veel
tamelijk gelijkluidende, meestal door Grieken en Romeinen vervaardigde
handschriften bewaard, deels in de tien steden in het lange en brede Jordaandal
(waaronder zeker ook de ongeveer zestig steden begrepen moeten worden, die in
Mijn tijd, maar ook daarvoor al en na Mij nog tot na de tijd van de verwoesting
van Jeruzalem en de omgeving daarvan allemaal grotendeels door Grieken en
Romeinen bewoond werden), deels in Essea (waarvan echter al twaalfhonderd jaar
geleden geen spoor meer te vinden was, omdat die orde te sterk vervolgd werd
door de heidense Romeinse
christenen) maar voor het merendeel in de grote
bibliotheek in Alexandrië.’
‘Kijk echter eens
naar al die vernietigende oorlogen en grote volksverhuizingen, waardoor
half Azië, het noorden van Afrika en bijna heel Europa bezocht zijn, en wel
omdat al heel gauw na Mij -zoals de profeet Daniël en kort na Mij Mijn leerling
Johannes op het eiland Patmos in zijn door Mij aan hem gegeven openbaring heeft
getoond -de mensen, en met name de leiders van de gemeenten, Mijn leer begonnen
te verdraaien en met de oude onzin te vermengen, omdat die hun als de zuiverste
waarheid uit de hemelen te weinig winst opleverde.’
Toen was het wat Mij betreft: ‘goed dan, omdat
jullie het oude, wereldse vuil liever hebben dan Mijn zuivere goud uit de
hemelen en jullie daarbij steeds meer op honden lijken die terugkeren naar
hun braaksel, en ook op zwijnen die in allerijl weer naar de poel terugrennen
waar ze zich al vaak vreselijk bevuild hebben, zal het goud der hemelen jullie
voor lange tijd ontnomen worden; in alle rampspoed, duisternis en nood zullen
jullie naar Mij smachten, en de dood zal voor jullie weer een grote schrik op
aarde worden!’
‘En zo werd het dan
ook, tot in deze tijd. Bijna alle steden en plaatsen, waarin geschriften over
Mijn vele werken en leren ruimschoots voorhanden waren, zijn vernietigd en
verwoest; alleen de kleine evangeliën van Johannes en Mattheus zijn, om tot
zedenleer te dienen voor de mensen van goede wil, tot nu toe nog min of meer
taalkundig juist als echte documenten over Mijn werken en leren bewaard
gebleven, evenals de geschriften van Lucas en Marcus, voor zover hij datgene
wat hij van Paulus heeft gehoord heel in het kort voor zichzelf heeft
opgeschreven, en tevens verschillende brieven van de apostelen, waarvan er
echter ook vele verloren zijn gegaan, en de openbaring van Johannes, maar wel ook met enkele
taalkundige onjuistheden, wat echter voor degene die door Mij geleid wordt,
geen afbreuk doet aan de
hoofdzaak.’
‘Van de andere
leringen over de dingen en verschijnselen en de hoedanigheid daarvan, is tot
in deze tijd hier en daar heel verborgen nog slechts weinig bewaard gebleven;
en waar er iets uit de tijd van de Romeinen en Grieken werd gevonden, kwam het in
de kloosters terecht, maar aan de in het duister smachtende mensheid werd
er nooit, zelfs geen jota, van meegedeeld.’
‘In de catacomben
van Rome en in de paapse burchten van Spanje en Italië en hier en daar ook van
het Duitse rijk bevinden zich nog veel belangrijke handschriften uit Mijn tijd; maar de
ook nu nog grootste hebzucht, heerszucht en zucht naar pracht en praal van de
hoer van Babel laat daarvan niets onder de mensen komen, en wel uit vrees en
grote bezorgdheid dat ze zichzelf nu geweldig zou verraden en aan iedereen
strenge rekenschap zou moeten afleggen over de reden waarom zij de mensen
zoveel eeuwen de waarheid heeft
onthouden…’
‘Hoe kort is het
nog maar geleden, dat men het volk de vier evangeliën en de 'handelingen der
apostelen' van Lucas, de brieven van de apostelen en de openbaring van Johannes
ten strengste heeft onthouden en in verschillende landen doet men dat nog
steeds?’
Wat heeft men zich verzet tegen het licht van Mijn heldere
bliksem der wetenschap, die overal van het oosten naar het westen, alles wat er
op aarde is opnieuw helder begon te verlichten, en wel reeds driehonderd jaar
geleden! En het licht ervan schijnt nu steeds helderder, en wel zodanig dat in
deze tijd zelfs de meest geheime en verborgen vertrekken van de vroeger zo
grote en machtige hoer van Babel als bij klaarlichte dag open liggen! [ooit
stond keizer Karel de vijfde aan het graf van Luther !...]
‘Men kan met recht vragen: ja, hoe lang zal deze hoer van
Babel haar gang nog kunnen gaan? Dan zeg Ik: wat een kleingeestige vraag! Kijk
naar het licht van Mijn bliksem, dat van dag tot dag steeds lichter en
machtiger wordt! Hoe kan de oude duistere, heidense Babylonische wonderonzin,
waarvan het bedrog tot in alle hoeken en gaten aan het licht is gebracht, zich
nog staande houden naast de duizenden, nu geheel mathematisch bewezen
waarheden, die voor alle mensen vrij te gebruiken zijn en open staan, uit alle
vakgebieden van de wetenschappen en techniek?’
‘Zeg eens: kan de nacht haar heerschappij op aarde
uitoefenen, als de zon reeds hoog boven de horizon staat? En zo is het nu ook
al op aarde! Het licht is te machtig
geworden, en de machthebbers, die voorheen alle duisternis zozeer aanhingen
-ter wille van hun tronen en hun onbeschrijfelijk goede leventje - beginnen in
de onoverwinnelijke macht van dit licht hun grote machteloosheid in te zien.
Als ze willen voortbestaan, moeten ze nu een vriendelijke houding gaan aannemen
tegen het door hen eertijds zo gehate licht; en als ze ongemerkt weer op de
oude duisternis willen aansturen, dan
merkt het volk dat, het weigert hun dan gehoorzaamheid en brengt hen weldra
in grote verlegenheid en -zoals nu al vele voorbeelden laten zien verdrijft het hen ook van hun
heerserstronen.’
‘Mijn wil is niet te weerstaan! Ik laat de mensen
weliswaar voortdurend hun vrije wil waar het de bijzonderheden betreft; maar in
het algemeen ben Ik de Heer en houd Ik
geen rekening met de machtigen van deze aarde! De tijd van het licht is er
nu en kan door geen aardse menselijke macht meer tegengehouden worden.’ [GJE10-25]
Kort uittreksel van band 10
[Johannes Openbaringen] met historische feiten
Bij het lezen van de Nieuwe Openbaringen in deel
10 heb ik, afgezien van de grootse dingen die daarin staan, wat aantekeningen
gemaakt, betrekking hebbende op de historische achtergrondzaken. G.
Geografische aspecten
Zo las ik in hfdst.2:5b
van deel 10, dat de mens lering moet trekken uit zijn aards noodzakelijke
leven. Lering trekken uit je leven kun je slechts, als je hiervoor ook een
RICHTSNOER krijgt aangereikt.
De stelregel voor een
slecht mens geldt, dat het kwade hem schaadt en omdat hij dat zelf wil, en dan
geschiedt aan zo’n mens ook geen onrecht. [GJE10-2:6]
De bewoners van Joppe
kregen 2.000 jaar geleden er ook mee te maken. Dit stadje lag waarschijnlijk
ten noorden van Tel Aviv en 50 kilometer onder Tyrus en Sidon aan de
Middellandse Zee. Vanuit de locatie van het noordelijk deel van het Galilese
meer slechts twee korte dagen reizen. [GJE10-1:4]
Het vroegere Cesarea lag
ten westen van Tiberias ten tijde van Jezus en het had vele klippen. De
toenmalige oever moet 1/3 van de huidige omvang meer zuidelijker gelegen
hebben, waarschijnlijk tussen de berg Arbel en de daar tegenoverliggende andere berg met een nauwe
kloofingang [het zogenaamde Duivendal]. Alles is daar nog steeds rotsig.
[GJE10-3:3]
De engel Raphael
dematerialiseerde zijn hulplichaam in het onzichtbare, toen hij een gezelschap
naar Tyrus bracht maar was met een paar luttele seconden weer terug bij Jezus
en Zijn leerlingen. [GJE10-4:9]
In hoofdstuk 10 van dit
boekdeel lezen we in verband met de naderende kruisiging van Jezus, dat we een
paar hints ontvangen, die Hij Zijn leerlingen geeft. Vanaf het begin van Zijn
leerperiode was HIJ bijna onophoudelijk bezig met Zijn leerlingen, maar toen
heeft Hij voor het eerst ZEVEN DAGEN voor Zichzelf en de leerlingen een
rustperiode ingesteld. Hij heeft dus bijna onafgebroken gewerkt gedurende 2 ½
jaar en [zo staat het in de tekst] na bijna een half jaar zou
Hij gedood worden.
[mogelijk dus na 5 maanden
en twee weken!] We weten de beginleerperiode van Jezus niet precies, maar deze
zal vermoedelijk drie maanden later plaatsgevonden hebben en wellicht begin
april [inclusief de 40 dagen in de woestijn, de doop en een uitnodiging op een
vrolijk bruiloftviering in Kana]. Het
zou volgens GJE10-5:2,3 nog geen half jaar duren, dat Hij gekruisigd zou worden.
Dan zou het bezoek bij Marcus de Romein op de heuvel bij Tiberias en Cesarea al
in november geweest kunnen zijn. Het weer rond die tijd [november] is vaak
turbulent op het meer van Galilea. De stormen van de winter en de verdere
voorjaarsstormen van het direct opvolgende jaar lijken volgens Jezus een analoge samenhang te hebben met die komende
onrustige periode…[GJE10-4:3]
Het schijnt dat de
Israëlieten ooit vanuit de woestijn de landstreek rond Pella binnengetrokken
waren ten tijde van Jozua [of wat zuidelijker] men had vanuit deze stad een
prachtig uitzicht over het mooie Jordaandal en ook over de hoogvlakte, want
deze omgeving van Pella kende hoogvlakten. De omringende stadjes en streken
waren Abila, Golan en Afek. [GJE10-35:12]
De tocht vanaf Marcus’ hut bij Cesarea naar Genezareth
duurde drie uur! Wellicht met een flinke noordelijke westelijke wind en
met een snelheid van 3 kilometer, zou deze afstand dan circa 10 kilometer
verwijderd kunnen zijn? We moeten niet vergeten dat het Galilese meer destijds
wel 1/3 groter van omvang was! De nogal grote inham bij Genezareth werd
‘zee Genezareth’ genoemd. Het was ook al weer een jaar geleden, toen Jezus
daar eerst was, en dat was precies 1 ½ jaar geleden na Zijn doop door
Johannes. [Dit was vermoedelijk eind april en we zijn hier nu een anderhalf
jaar verder, want het was al weer eind oktober, begin november, de
herfstperiode!] [GJE10-5:9]
De vis werd uit meerdere omliggende stadjes gehaald, niet
alleen uit het oostelijke gelegen overzeese Gadara [dat destijds niet zo heel ver van het meer verwijderd
lag! Zou Genezareth meer dan twee, drie uren van Abila afgelegen hebben, zou
dat toch onhandig geweest zijn met de handel, mits er een dagelijkse
vistransport plaatsvond met de overkant van het meer, waarover niets geschreven
staat, maar toch wat wel zeer van de hand ligt. [GJE10-69:2]
De afstand van Genezareth
naar de stad Pella [ten zuidoosten van overzeese Genezareth!] duurde in dit
hoofdstuk enkele uren en dit zou dan de oude stad Pella zijn. Let wel:
enkele uren hoeven hier geen twee uren te zijn, het kunnen er ook drie geweest
zijn! Vermoedelijk bedroeg de afstand 15 kilometer. [ GJE10-32:10]
Andere Lorberlezers
denken, dat Genezareth aan de overkant en zuidoostelijk van het meer ligt.
Als we bij de Lorbergeschriften
op zoek gaan naar de MORGENKOPF, een bijzondere berg, dan doet deze zijn naam
waarachtig eer aan, als hij dan ook in het OOSTEN te situeren is. Waar de hoge
steile Morgenkopf gelegen had en waar het nu als een kleinere afgevlakte berg
ligt, dat moet vandaag zeker een paar uur noordwestelijk er vandaan gelegen
hebben bij het voormalige GENEZARETH.
Vanuit Pella kon men het
meer van Galilea zien liggen, althans een deel. Het moet wel bijna zeker zijn,
dat Pella ten zuid-oosten van het meer gelegen heeft. En Gadara lag in dat
gebied een stuk noordelijker. [GJE10-47:1]
De middagmaaltijd, die het
gezelschap Jezus in Pella nam was vermoedelijk tussen 11.00-12.00 uur en een
uur erna vertrok het gezelschap naar ABILA en 1 ½ uur later kwamen ze vlak voor
zonsondergang aan op hun bestemming; en in die tijd was het al laat in herfst.
Zij kwamen daar aan tussen 17.00-18.00 uur, want het werd al spoedig donker. In
deze streek waren er 60 stadjes. [GJE10-55:9, GJE10-57:7]
De burcht van Melchizedek
was in Abila gebouwd. [GJE10-59]. In het volgende hoofdstuk
zegt Jezus, dat het geen jaar meer zal duren, dat Hij zal opvaren naar Zijn
woonstede. [40 dagen na zijn kruisiging was het Hemelvaart, vermoedelijk
begin juli 32 n. Chr.] ‘Geen jaar meer’ betekent in ieder geval ‘meer dan een
half jaar!’ Het lijkt hier wel een tegenstelling op de voorgaande beschrijving,
waar gezegd werd: ‘na bijna een half jaar!’
Men kon vanuit hoger
gelegen heuvels, vlakbij de lagere gelegen burcht zelfs Jeruzalem zien liggen.
Dit vertelt ons dat de stad ABILA eerder zuidelijker dan noordelijk gelegen
heeft, in de onderste streek van Golan. [GJE10-64:1] – men keek over de bergen
van Judea! Dan moet het dus ook vele kilometers ten noorden van Jericho gelegen
hebben.
In het 10e deel
van de NO wordt gesproken over de herfsttijd met de zware winden en stormen.
Dit zou dan betekenen medio de novembermaand. Rekenen we er een half jaar erbij
[want Jezus sprak in het begin van dit deel over Zijn kruisiging] en dan moet
Pasen zeker half mei plaatsgevonden hebben!
[GJE10-69:15]
De middagmaaltijd zou
tussen 11.00-12.00 uur plaatsgevonden kunnen hebben, want de joden stonden in
die tijd meestal vroeg op, vaak al een uur voor zonsopgang en het ontbijt
meestal een uur erna met een tussenruimtetijd van 5 uur voor de volgende
etenstijd!
De weg vanaf Abila [vanaf
13.00 uur] naar de stad Golan zou zeker nog wel een halve dag geduurd kunnen
hebben, want zij kwamen vlak tegen zonsondergang op de bestemming aan, zo staat
het in de tekst en je kunt uitrekenen, hoe lang die tocht is geweest. Bovendien
valt de duisternis in het Oosten daar erg snel, zodra de zon ook maar
‘onderduikt’, dan wordt het daar snel donker. [GJE10-71:2,10]
Op een grotere heuvel bij
Ebahl was er een soort vesting met wachtposten en vandaar kon je een
groot deel van het Galilese meer zien en natuurlijk ook de baai van Genezareth.
Er zijn daar vermoedelijk nog brokstukken van de toegangspoort of
ommuring te zien – in 2016 hebben we zoiets gezien! [GJE10-19:6]
De Heer doet een eerste
voorbereiding om de stad Pella te zuiveren van het heidendom en geschikt te
maken voor de toekomstige vluchtelingen uit Jeruzalem [65-70 n. Chr.] en om van
de stad Pella een thuisstad of toevluchtsoord te maken. [GJE10-34:9]
Na het middaguur liepen
Jezus en de leerlingen van Afek richting Bethsaïda. Een handelskaravaan uit
Damascus kruisden daar hun weg; deze gingen via Afek, Abila, Pella naar
Genezareth. Hier lijkt het alsof Genezareth ten zuidoosten van het meer moet
gelegen hebben. [GJE10-119:4]
[Als we de omvang van het
Galilese meer bekijken stond NAZARETH destijds als het ware verticaal tegenover
GE-NAZARETH. Tussen Genezareth en Nazareth lag de grote baai.
In dat verband doet de naam GENE-zareth een link leggen met
‘gena of gene’ wat de overzijde’ betekent ! Maar niet aan de overzijde van het
meer, maar van de baai. Precies zoals de tekst het weergeeft. Hier is geen
sprake van een karavaan die te voet naar Genezareth kwam. Zouden deze te voet
zijn gegaan, dan zouden ze dat nooit via de westkant gelopen kunnen hebben,
want dit zou een grote omweg geweest zijn! Daarom moet de karavaan de overtocht
per boot gedaan hebben vanuit de noordoostelijke zijde van het meer.
Het gezelschap Jezus
kwamen voor de avond nog aan bij het stadje Bethsaïda, en hadden daar vijf uur
over gedaan. [GJE10-121:1] Bethsaïda was 2.000 jaar geleden een ommuurd stadje
of dorpje en het moet zeker aan de voet van een heuvelachtig gebied gelegen
hebben, waarvan de uitgestrekte berguitlopers de oevers van het meer vormden.
[GJE10-121:7]
Afek ligt ook in de
bergen, maar nog veel verder; deze bergen begrenzen het Jordaandal, tamelijk
ver voorbij de plaats waar de Jordaan uit het meer stroomt.
Jezus ging van Abila naar
Golan en de hele schare bevatte circa 40 mensen, inclusief een commandant, zijn
twee onderofficieren en zijn dochter.
De Heer heeft de
voornaamste machthebbers in dat genoemde werelddeel gezegend, die in hun hart
al sinds vele jaren tot het levende Jodendom zijn overgegaan, zoals de Romeinse
staatsman Agricola, en dat al
sinds iets meer dan een half jaar. [GJE10-83:15]
De afstand van Golan naar het bergstadje Afek lijkt evenveel aantal
loopuren te hebben als die van Abila naar Golan. [GJE10-92:2]
Maar de winter zal niet lang meer op zich laten wachten. Blijkbaar zijn we in dit hoofdstuk al in de periode van
de maand december aangekomen! [GJE10-108:7]
De stad Afek en omgeving was vroeger zeer vruchtbaar ten tijde van Jozua en
de richters, ook tot ten tijde van David en Salomo toe. [GJE10-108:9]
Cornelius, de broer van Cyrenius was ten tijde van Jezus, toen Jezus in
Afek vertoefde, overste in Kapernaum; de commandant uit Pella over de vele
Decapolis-stadjes [60], maar hij stond destijds onder het gezag van Cornelius.
Cyrenius was ook nog steeds opperstadhouder. [GJE10-117:10]
In GJE10-132 is het al LAAT IN DE HERFST in het begin van december 31 n.
Chr.]
[Andere Lorbervrienden zouden dan hier
december 27 n. Chr. gezegd hebben, maar de exacte jaargetallen laten we toch
liever voor wat het is. Dat is slechts een indicatie van wat we weten uit
Lorber, want er zijn hier en daar nog steeds wat tegenstellingen! ]
De echte winter begon daar midden januari of zelfs wat later! Bij een stad niet ver van Bethsaïda, had
Jezus al eens eerder tekenen gedaan. [Mark.8:22-26] zoals de genezing van een
blinde! De inwoners ervan waren vissers en herders. Dit was blijkbaar ook het
dorp van Andreas en Petrus. Philippus was eveneens afkomstig uit dit dorpje.
GJE10-119, GJE10-121:1, 122:4, 10-138:8 [broodspijziging]. Om in de Jordaan te
vissen, moesten ze wel een uur er naar toe lopen, als het niet meer was.
Bovendien was het meer in die tijd ook nog veel uitgestrekter, evenals de
Jordaan.
Jezus zei over dit meer, dat je de bezochte voornaamste dorpen en stadjes
rondom dit meer in een halve cirkel qua omtrek kon voorstellen, dus zo’n 180
graden. Want zegt Jezus: ‘alle nu genoemde plaatsen, waar Ik vanaf Genezareth
doorheen trok, bevonden zich als het ware in een grote halve cirkel min of meer
in de buurt van het Galilese meer. EN LANGS de Jordaan, waar de rivier vanuit het meer zuidwaarts [verder] stroomt. GJE10-121:2
De Heer was ten zuiden van het stadje Bethsaïda, toen een uur gaans ervan
vandaan, en als je naar het noorden keek zag je de ommuurde stad [dorp]
Bethsaida en twee uur gaans zuidelijker, zag je de stad AFEK. [GJE10-132:8]
Bij een van de profeten [Jesaja] staat geschreven, dat dit land nog eens groen
zal worden, en wel ten tijde van de komst van de beloofde Messias.
[GJE10-132:15]
De Heer: ‘Wij bevinden ons nu in de grote landstreek HAURAN
[Ezech.47:16,18], die bijna vanaf de oorsprong van de Jordaan [Hermongebergte]
tot aan de uitmonding daarvan in de Dode Zee de zeer bergachtige, oostelijke
oever vormt. IN DIE LANDSTREKEN zijn DE TIEN GROTE STEDEN. [Jordanië]
En dan staat er: ‘Waarvan wij [Jezus en Zijn leerlingen] er nu in korte
tijd enkele met zeer goed gevolg bewerkt hebben’. [PELLA, ABILA EN GOLAN – AFEK behoorde tot de
kleinere steden] Jezus zou dus nog 7 grote en kleinere steden en dorpen
bezoeken. [GJE10-133:5,6]
Zoals al gezegd is Jezus nu ruim 2 ½ jaar bijna helemaal zonder rust en Hij
zou met Zijn leerambt eind mei [?] in 29 n. Chr. begonnen zijn. Begin november
31 n. Chr. was Hij dan 2 ½ jaar in dienst. Hij zou nog een half jaar werken!
Dat zou dan ook tot het jaar daarop in mei moeten zijn, meer dan drie jaar in
Zijn Messiasfunctie. Jezus werd ten tijde van de kruisiging bijna 33,5 jaar
oud. [GJE10-133:7]
Hij zond voor de tweede keer Zijn discipelen uit en splitste hen op in twee
groepen. Er is sprake van HIPPOS, een kleine stad, dat niet zo ver van AFEK
lag. Jezus verbleef intussen in een ‘naamloos’ stadje, waarvan ze in de buurt van
BETHSAIDA maar een uur verwijderd waren.
Hippos zou nog meer oostelijker gelegen moeten hebben, dan Afek. En EDREÏ,
dat vanuit Bethsaida veel meer zuid-oostelijk onder het stadje lag [met twee
uur reistijd]. GJE10-133:8
In GJE10-137:7 worden Bethsaida en Gadara in één verband genoemd. [Ze lagen
circa 5 kilometer van elkaar vandaan!] Deze stadjes lagen ten oosten van het
meer.
Jezus begon vanaf Zijn 30e jaar met Zijn officiële leerperiode
en waarschijnlijk eerst een paar maanden later, met name eerst officieus in het
bergdorpje KANA tijdens een vrolijke bruiloft, waar WITTE wijn gedronken werd.
Twee en een half jaar later doorgeteld of berekend, was Jezus in Gadara, en
moet het al laat in de herfst zijn geweest. [begin december!] [GJE10-138:8]
Toen Jezus het volk in de buurt van Bethsaida spijzigde in een woestijn en
in een bergachtig gebied, aten een paar duizend mensen slechts van een paar
broden en vissen. [GJE10-138:8]
Jezus trok na het bezoek aan de drie stadjes van het gebied in DEKAPOLIS
naar de meer zuidelijker gelegen streek van de andere7 stadjes en bezocht hier
eerst twee ervan. Een daar gelegen basaltstad lag nog ver van Jeruzalem af.
[GJE10-142:2,5, 143:2]
De basaltstad lag in de bergen en hier vertoefde Jezus nu, en dat zou
gelegen hebben in het huidige land Jordanië. De waard zei daar tegen Jezus:
‘van hier naar het meer van Galilea is te ver, evenals naar de Jordaan, en niet
minder [ver] naar de Eufraat! Hiermee kunnen wij ongeveer inschatten waar die
basaltstad gelegen zou kunnen hebben.
Jezus was in GJE10-146 al weer BIJNA 33 jaar. Laten we voorop stellen dat het nog steeds december moet
zijn geweest! Nog een maand verder, en dan zou het al winter zijn. Want Jezus
werd op 7-1 geboren in een schapenstal in de directe omgeving van Bethlehem. De
schapen als volwassenen en de lammetjes als kleintjes. Het spreekwoord: ‘zo mak
als een lam’ speelt een overeenkomstige analoge rol van deemoed! [Zie ook GJE10-146:1]
In GJE10-146:3 spreekt Jezus over zijn afgelopen 2 ½ jaar [let wel, dat
Jezus na 7-1 op dertigjarige leeftijd ook veel later begonnen moet zijn met
Zijn missie – er staat dan ook in GJE1: ‘toen Hij ongeveer 30 jaar was!’
In 31 n. Chr. en vermoedelijk in het begin van december sprak Jezus over:
‘vanaf nu gerekend zullen er geen volle vijftig jaar meer verstrijken voor [de
val] van Jeruzalem. Maar het zou nog geen 40 jaar duren! Waarom zei Jezus niet
‘veertig jaren?‘ Blijkbaar was het een gewoonte in de spreektaal om grofweg een
limiet van 50 jaar te noemen; dit zou dan ook met betrekking tot de vrije wil
van de mens een bepaalde speelruimte geven.
Zouden we dit woordelijk opvatten, dan zou Jezus al veel eerder geboren
moeten zijn, wat qua historische en astronomische feiten zeer onwaarschijnlijk
is. [GJE10-148:7] [10 jaar eerder!]
In GJE10-149:6 is er sprake van reizigers die van ver achter Ninive kwamen;
deze reis moet via de Golan zijn gedaan, de oostelijke kant van het meer. Zij
kwamen uit de Eufraat!
In GJE10-151:3 zei de Heer: ‘Het hele menselijk geslacht op de aarde zal
echter nog meer dan 2.000 jaar nodig hebben om tot een zuiverder licht
over te gaan. Dit werd vermoedelijk gezegd in het najaar van 31 n. Chr. En
dat zou betekenen, dat de mensheid eerst mogelijk na 2031 het zuivere licht’ zou gaan begrijpen. Maar dan moet er nog
heel veel gebeuren!
In het begin van de herfstmaand, bijna aan het einde van het vermoedelijk
31e jaar n. Chr. zei Jezus: ‘Maar toch zal er van nu af aan
gerekend geen jaar voorbijgaan, en zullen jullie aan Mij ergeren, Mij
verloochenen en verraden! [GJE10-152:9] – [Dit zei Jezus overigens nu voor de tweede keer en hier spreekt Jezus
nu niet van ‘een half jaar, terwijl de uitdrukking ‘een jaar’ ook geen vol jaar
hoeft te zijn!]
Als we hier slechts 6 maanden bij optellen, dan zijn we al in juni 32 n.
Chr. Het moet in dat verband wel zo zijn, dat Jezus niet in maart van welk jaar dan ook gekruisigd is geworden,
maar zeker 3 maanden later, wat trouwens ook beschreven staat in het eerste of
tweede hoofdstuk van het GJE, deel 1. [Of
waren er destijds twee periodes van paasfeesten, de ene in maart en de andere
in de zomer?]
De reis van Bethsaïda ging naar de basaltstad in de bergen, ten noorden van
de berg Nebo. Het landschap lag rondom deze basaltstad nogal hoog, waardoor men
goed zicht had op de vlakte [van de noordoostelijke] Eufraat. Als men naar het
westen keek zag men een groot gedeelte van het dal van de Jordaan, tot aan de
Dode Zee; zelfs een deel van Jeruzalem, Bethlehem tot wel aan Libanon’. [GJE10-157:12] Hierbij moet opgemerkt
worden dat in de late herfst de lucht minder nevelig kan zijn bij bewolkte
weersgesteldheden; het is in die periode en in die omgeving blijkbaar niet
altijd ‘herfst’, wat vaak wel in het najaar het geval is rond Jeruzalem.
Vanuit de berg Nebo kon men de omgeving van Jericho zien liggen, [dat ook
aanzienlijk lager lag dan Jeruzalem en vaak de hitte vasthoudt!] en dat een
dagreis verder lag naar het zuiden. [GJE10-158:1]
In GJE10-162 reist de Heer nog verder naar het zuiden naar een van de
navolgende grote tien steden, inclusief naar de niet genoemde stadjes en dorpen
eromheen. Deze reis duurde ruim 7 uur.
[vers 2,4,5]
Blijkbaar kwam Jezus na een dagreis aan ten oosten van de Arnon en het
diepe Jordaandal. Waar Jezus aankwam, liep eveneens een zandwegroute naar het
verre Damascus en het nieuwe Babylonië. [het huidige Bagdad!] [GJE10-164:5]
De Heer hield Zich op bij een waard, een half uur gaans
van de heuvelberg Nebo. Deze berg was echter meer een heuvel en verhief zich
nauwelijks meer dan 100 el [dat is circa 80 meter] naar het Jordaandal toe en
de berg had een zeer steile helling van iets meer dan 2000 el [circa 2,5
kilometer]. Zodoende zag hij vanuit het Jordaandal [dat veel lager gelegen lag]
er uit als een echte berg. Alleen vanuit het oosten [waar het ook hoger was!]
was het daar slechts een heuvel. Het was de berg van Mozes waarop hij begraven
werd. Men kon ook de Bijbelse berg HUR zien, en de berg HOR, waar Aäron stierf
en helemaal in de verte op de achtergrond de berg SINAÏ en de berg HOREB. [GJE10-178:7,9]
Van de berg Nebo tot de volgende stad
die vanuit Nebo helemaal in het zuidoosten bij de bronnen van de beek ARNON
ligt, is het nog meer dan een dagreis ver. [GJE10-196:10]
Je kon van daaruit [de berg Nebo] zelfs de oude Davidsstad Bethlehem zien
en nog meer naar boven: Jeruzalem. [GJE10-197:2] Merk op, dat het zicht
vanaf de Nebo een paar honderd meter lager lag qua zichtblik van de veel hogere
gelegen bergen en heuvels waarop de stad Bethlehem en Jeruzalem gebouwd waren,
en makkelijker gezien konden worden, dan andersom!!!
De Heer was ook in een gehucht dat 60 Griekse inwoners had, in het
zuidelijk deel, vlakbij de Jordaan en Dode zee, nog drie uur te voet er vanaf,
bij een grote herdershut. Hij was van bovenaf gekomen en zal dan via het dal
van de Jordaan naar de directe omgeving van Jeruzalem terugreizen.
[GJE10-231:12, 229:27, 232:5,9]
In de tijd van Sodom en Gomorra had de Jordaan [die ook in de Dode Zee
stroomt] destijds een heel andere loop en deze stroomde uit in de Rode Zee. Het
stroomgebied van de Jordaan lag vroeger nog veel hoger. Doordat het nu lager is
komen te liggen stroomt het niet meer in de Rode Zee, maar in de Dode Zee.
[GJE10-235:3]. Het hele Jordaandal rust op zwavel en aardpek. [GJE10-235:10]
De Kaspische Zee is op dezelfde wijze ontstaan als de Dode Zee. In de
Kaspische Zee liggen nog steeds 500 steden bedolven, inclusief de toenmalige
grote stad van Hanoch. [GJE10-236:1]
UpToDate 2024-2025