De appelvrucht wordt in
de Bijbel op diverse plaatsen beschreven. Sommige steden worden in Israël naar
de ´appel´ vernoemd zoals in Jozua 15:34 en 17;8 (Tappuah). Ook het Bijbelse Hooglied 7:8 beschrijft o.a.
´een appelboom onder de bomen van het woud – versterk mij met appels!´ Onder
een appelboom heb Ik je opgewekt. Dit herinnert eraan, dat de appel een lekker
goedsmakende vrucht is. De appel doet goed bij alle lever-gal-euvelen
en zij reinigt voortreffelijk. Het stilt de dorst, vandaar het spreekwoord:
´een appeltje voor de dorst.´ Over de appel bestaan meerdere spreekwoorden
zoals: ´door de zure appel bijten, - voor een appel en een ei, – de appel valt
niet ver van de boom.´ In de Grote Openbaringen 2-224 wordt de geestelijke betekenis
speciaal expliciet over de appel beschreven. De appel wordt vaak met een
vruchtbare toestand vergeleken en medisch gezien komt de appel ook voor onder
de adamsappel, dat is het voorste deel van de schildklierkraakbeen (de cartilago thyreoidea). De uitdrukking:
´op appel komen!´ of iets ´appelleren aan´, klinkt niet onbekend. Dit heeft
alles zijn oorsprong in de appelvrucht. In het boek Scheppingsgeheimen
hoofdstuk 9 van de schrijver Jacob Lorber, wordt de
appel namelijk zeer uitvoerig beschreven:
´De appel wordt aangehaald als voorbeeld dat overal in alle
producten en vormen, hier nog een dieper geestelijk
iets verborgen lig. Ieder voorwerp in zijn natuurlijke toestand heeft een
geestelijke betekenis, dat wil zeggen een geestelijke corresponderende overeenkomst.
De bloem is de verloofde staat. De bloesem van een boom is feitelijk in een
verloofde staat en is de voorlaatste trap van zijn eigenlijke bestemming als
boom, want de laatste trap is de vrucht zelf.
Hoe ontwikkelt zich een
appel?
Wanneer je bloesem van een appel goed bekijkt dan zul je opmerken
dat deze behalve de witte bloesemblaadjes ook nog meeldraden en, in het midden
daarvan, het eigenlijke voortplantingsorgaan heeft. Zodra nu de bloesem de
volledige rijpheid nadert en als bloesem zijn laatste stadium bereikt, beginnen
de meeldraden als bevruchters zich met de fijnste
sappen van de boom te vullen, en dit sap wordt dan door het zonlicht
vergeestelijkt. Vervolgens nadert het moment waarop de meeldraden zich naar
binnen buigen in de kelkbodem van de bloesem, daar dit vocht loslaten en dan de
kelkbodem ertoe aanzetten zich te sluiten. De blaadjes van de bloesem vallen
af, evenals de lange meeldraden; het onderste deel van de bloesem sluit zich,
en een uit het inwendige opstijgend sap doet vervolgens langzamerhand dit
afgesloten kapsel opzwellen en begint zo de vrucht - de appel - te vormen. Op
de plaats waar de ‘injectie’ door de meeldraden plaatsvond, vormt zich
allereerst het hoofddeel van de vrucht; dat zijn de pitten. Om deze volledig te
ontwikkelen trekken er voortdurend sappen uit het inwendige van de boom
ernaartoe. Die omringen de pitten om ze tegen weersinvloeden te beschermen,
maar voor een deel echter ook om ze voeding te geven door middel van vocht dat
in hun cellen is opgeslagen; totdat ze zichzelf hebben ontwikkeld en zowel hun
innerlijke als hun uiterlijke deel hebben gevormd. De vele duizenden cellen die
de pitten omgeven zijn dus de cellen die steeds meer opgevuld raken, in grootte
toenemen en zo de ‘kroon’ van de appel vormen; en recht tegenover de kelkbodem
is aan het uiteinde nog de inbochting te zien waar de
bevruchting plaatsvond.
Deze sappen verzamelen zich dus en worden door het licht en de
warmte van de zon ontdaan van de meeste zure stoffen: het waterige verdampt en
het overige wordt veranderd in stoffen met een meer zoete dan zure smaak. Dat
is dan de appel, die echter eerst nog een proces van oxidatie aan zijn
oppervlakte doormaakt, waardoor de schil wordt gekleurd aan diverse kanten die
naar de zon toegewend zijn. Zo geeft de schil al een verandering aan in de
inwendige substantie; deze zou, aangekomen bij het laatste punt van haar
ontwikkeling, alweer door ontbinding van haar elementen willen overgaan in
andere vormen. (bron - Jakob
Lorber - uit
Scheppingsverhalen)
De geestelijke analogie van de appel is dat hij de vorm heeft van
onze Aarde, waarop hij zelf groeit en waaraan hij ook zijn ontstaan dankt.
Appels zijn verschillend van smaak, al naargelang in de grond waarop de stam
groeit salpeterzure substanties de wortels omgeven. Het komt dan ook voor, in
die gevallen waar appels aangezet worden tot een grotere dan hun gebruikelijke
omvang, dat ze in rauwe natuurlijke toestand niet tot het smakelijkste in het
eten behoren, vanwege de grote mate van zuur dat ze via de stam uit de aarde
hebben opgezogen. Ze verwerken in hun celweefsel het zuur wel door middel van
de zonnewarmte, maar helemaal laat zich dit niet verwijderen; het verdwijnt pas
bij het toebereiden als voedsel, door middel van vuur.
De
verdere geestelijke betekenis is voor het hele (menselijk) geslacht belangrijk,
omdat het juist een appel was die de Schepper als proef van gehoorzaamheid aan
de eerste mensen verbood te eten. Daarmee wilde Hij hun symbolisch zeggen:
“Bijt niet in deze zure appel, want jullie en het hele nakomende geslacht
zullen ervoor moeten boeten! Hij koos daartoe een appel - als symbool voor de
Aarde - die ook genoeg zuur voor haar toekomstige bewoners had opgeslagen. En
het was juist Eva die uitvoerde wat Hij haar wilde besparen: zij beet in de
zoetzure vrucht en liet zo aan haar hele geslacht het onder zoete gewaden
verborgen zure en bittere lijden na, waaraan het vrouwelijke geslacht tot aan
het eind van het leven is blootgesteld. Ook bij vrouwen geldt in het algemeen
dat, hoe meer opgedoft en opgeblazen ze voortstappen, hun gemoed des te meer
zuur en bitter herbergt; en ook zij zijn niet te genieten, totdat het sterke
reinigingsvuur hen met geweld het zuur ontneemt en ze daardoor voor de
menselijke samenleving verdraaglijker worden.
Hoe
kleiner de appel en hoe roodwangiger de buitenkant
is, zoals bij een meisje bij wie de gezondheid op het gezicht geschreven staat,
des te zoeter is ook de appel en des te beter ook het gemoed van het meisje. Hoe
groener, harder en meer opgeblazen de appel is, des te meer lijkt hij op dat
vrouwelijke wezen, dat bijna groen van woede en nijd opgeblazen rondstapt en
als het ware niemand naast zich wil dulden! De appel was de eerste reden tot
verleiding voor de eerste vrouw van de Aarde, en is als het ware het beeld voor
haar hele geslacht gebleven. Hij drukt daarnaast ook het leven op deze Aarde
uit: om tot inzicht in zichzelf te komen, moet de mens in het zweet zijns aanschijns zijn brood verdienen; worstelend met alle
slechte neigingen en hartstochten moet hij zich ontwikkelen tot Zijn enig kind
en dan pas, zijn missie beëindigend door bittere en zure ervaringen heen, als
een ander, beter, geestelijker mens binnengaan in het leven aan gene zijde.
Wat bij de boom de
bloesem is, dat is bij de mens zijn eerste ontwaken in het aardse leven. Hij kent dan nog geen leed, tot de meeldraden van het menselijk
leven hem de eerste wonden toebrengen. Door deze kwetsuren wordt hij
aangespoord tot oorlog en strijd met zijn eigen natuur en de hem omringende
wereld. En zoals de kelkbodem van de bloesem zich sluit en innerlijke sappen
vervolgens de vrucht doen groeien, zo sluit zich ook het jonge verwonde hart.
Van binnenuit ontvangt hij als voeding de levenselementen van zijn eigen natuur
en van buiten die van zijn ‘Moeder Aarde’. Zo wordt ook hij een bewaarplaats
van goede en slechte, van zoete en zure hartstochten en eigenschappen; totdat
hij uiteindelijk in de strijd met zichzelf het bittere heeft verwijderd en zijn
hogere bestemming tegemoet gaat. En zoals bij de appel het celweefsel dat de
pitten omgeeft de middelen tot verdere ontwikkeling van een andere boom in zich
draagt, zo zijn het ook de goede eigenschappen die, de ziel als pit met hun
bekleding omgevend en beschermend, de mens in staat zouden moeten stellen tot
een reeks van hogere en grotere trappen van ontwikkeling.
Wat de appel als zuur in zich draagt, dat zijn de onzuivere
aandriften in de mens. Aan de ene kant prikkelen ze hem tot bevrediging, aan de
andere kant echter sporen ze het betere ik aan tot verzet ertegen. Zo doen ze
uit de strijd tussen zoet en zuur een scheidend beginsel ontstaan. Dit strekt
tot heil van de mens wanneer het uiteindelijk resultaat van zijn bestaan in dit
leven een smakelijk sap - de hoofdprijs - is geworden. Wanneer hij echter het
onderspit delft, is bittere azijn of verdovende wijn het resultaat geworden. In
de mens, in wie nog al het zoete en zure net als bij de zich ontwikkelende
appel in een gistingsproces verwikkeld is, let ook hij er dus op dat het zure
niet de overhand krijgt. Want wat liefde is als warmte, dat is zoete stof als
tegenstelling tot haat, toorn en andere hartstochten die aan de gal ontspringen
en dezelfde betekenis hebben als zuur. Streef voorwaarts! Wees opmerkzaam op
zichzelf en op de gemoedsbewegingen in eigen hart, opdat niet ook hij eenmaal,
zoals het spreekwoord zegt, ‘in een zure appel moet bijten’, maar opdat hij nog
op tijd het kwade verwijdert, slechts het goede in daden om zich heen vergaart
en zo getroost de weg van de tweede, geestelijke orde aan gene zijde kan
opgaan! Hier is dus het drievoudige beeld van de appel: als vrucht, als symbool
van de aarde en als analogie voor het menselijk leven. Neem de nodige lering
eruit op, opdat dit woord de mens niet vergeefs gegeven is.
UpToDate 2022