Over het geld
[via Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]: De Heer: ‘Judas zegt dat nu pas een
paar uur in het gezelschap is van deze grote profeet (daarmee bedoelt hij de
Heer) en Thomas is nu al ongeveer ruim zes maanden in Zijn omgeving. Thomas zegt dat de Heer hem (Judas)
toch duidelijk genoeg gezegd heeft, welke waarde het geld heeft en op welke
manier het zeer nadelig is voor het geestelijke leven van de mens. Judas zegt
dat het geld nooit schaadt als je het onderweg hebt’.
Jezus zegt tegen Judas: ‘hoeveel
geld had Mozes dan, toen hij de Israëlieten uit Egypte leidde’: Judas: ‘Hij had
goud, zilver en veel edelstenen’ Jezus: ‘dat had hij weliswaar, maar dat maakte
dan ook, dat hij niet in het voorzegde Beloofde land kon komen. Kun je dat wel
begrijpen?’ Judas: ‘Maar nu is door de koning van Rome en de halve Aarde het
geld eenmaal als wettig ruilmiddel ingevoerd voor het gemak van het
noodzakelijke onderlinge menselijke verkeer en we zijn verplicht het te
gebruiken’.
Jezus: ‘zolang er geen geld
bestond, waren er ook geen publieke vrouwen zoals nu. Door de komst van het
geld en allerlei pasmunt zijn er in Jeruzalem, zoals nu bijna in alle andere
steden, een groot aantal veile deernen gekomen en de mannen zondigen dag en
nacht met hen. Er komen echter nog tijden, die slechter zullen zijn dan die
waarin Noach de ark bouwde en de ellende zal dan te wijten zijn aan het goud en
het zilver, - en slechts vuur uit de
hemel, dat al het vuil van de hel zal verteren, zal de mensen verlossen van
allergrootste ellende.
Als men het goed gebruikte, dan zou
het even goed zijn als al het andere op Aarde, dat men eveneens goed en slecht
kan gebruiken. Geld is daarom wel
gemakkelijk, maar ook buitengewoon verlokkend en gemakkelijk om te zondigen.
En daarom heeft de satan het in deze wereld gebracht, opdat daardoor
gemakkelijker en meer gezondigd zal worden in de wereld. Weet je nog niet, dat de gelegenheid de dief maakt. Wat
iemand lief heeft, daarvoor heeft hij ook verstand genoeg om het te prijzen;
Judas, jij houdt uitermate veel van het geld en kunt daarom het geld heel goed
bejubelen. Ik zal daarom ook verder niets meer zeggen, want waar men van houdt,
dat weet men ook te prijzen’. bron: GJE1-94,95 –
Het geld is de zucht naar meer begeerte
(eigenliefde); dit moet ook in ons leven omvergegooid worden en verstrooid
worden, omdat het een afgod is geworden. (GJE 1-16) Maar zonder dat er toch maar al te gauw een tijd zal
komen, waarin het goud, zilver en het erts de mensen zal regeren en zal bepalen
hoeveel zij voor de wereld waard zijn. Dat zal een kwade tijd zijn; het licht
van het geloof zal uitdoven en de naastenliefde zal net zo hard en koud worden
als het erts. [bron:
GJE1-135]
Neem wat men je geeft, en gebruik
het, maar hecht er geen waarde aan! Want zo precies gemeten als iedere aardse
gave is, zo onmeetbaar is het aardse leven van de mens! Vandaag ben je nog heer
van je schatten en morgen eist men je ziel op! Wat kun je dan geven om je ziel
van de eeuwige dood te redden? Laat iedereen daarom vóór alles het Godsrijk
zoeken, en dan zal al het andere hem naar behoefte extra gegeven worden! Maar
wat hij ontvangt krijgt hij niet om het op te hopen, maar om het verstandig en
wijs te gebruiken voor het bestwil van zichzelf en anderen. bron: GJE2-186 –
Maar zonder dat zal er toch al veel te gauw een tijd
komen, waarin het goud, het zilver en het geld de mensen zal regeren en zal
bepalen hoeveel men voor de wereld waard is. Dat zal echter een kwade tijd
zijn; het licht van het geloof zal uitdoven, en de naastenliefde zal net zo
hard en koud worden als het geld! GJE1-135 [20]
Judas zegt: 'Ik vind echter, dat het de mens nooit schaadt, als we wat geld
bij ons hebben tijdens de reis!' Maar Ik zeg: 'Wie Mij kent zoals deze
gastheer, die ook in Sichar al bij Mij was, die weet, dat men er bij Mij heel
goed zonder geld kan komen! Kijk eens, hoewel ik geen zakken in Mijn mantel heb
en helemaal niets wat ook maar lijkt op geld, heb Ik toch voor vele honderden
gezorgd, die door Judea en Samaria met Mij meegingen! Vraag hen, hoeveel deze
reis ieder gekost heeft! Ik zeg je echter nog bovendien, dat Ik binnenkort vele
duizenden zal voeden, zonder meer geld bij Mij te hebben dan nu.
Judas zegt: 'Ik ben de mening toegedaan, dat bij Mozes, de profeet aller
profeten van Jehova, niet het goud en het zilver dat hij op Gods bevel uit
Egypte moest meenemen de reden daarvoor was, maar veel eerder dat hij, in een
zwak moment van zijn geloof, te weinig op de trouw van Jehova bouwde!' Ik zeg:
'En wat was de reden dat hij op een dag zwak werd? Degene, die Mozes toen zwak
liet worden, omdat hij teveel dacht aan het zilver en het goud, staat hier voor
je en zegt het!
In de Schrift staat het weliswaar op een zinnebeeldige manier, maar wat Ik
je zei, dat was de werkelijkheid!' Judas zegt: 'Goed, Ik neem van U aan dat het
toen zo gebeurd is! Maar nu is door de koning van Rome en de halve Aarde het
geld eenmaal als wettig ruilmiddel Ingevoerd ter vergemakkelijking van het
noodzakelijke onderlinge menselijke verkeer, en we zijn verplicht het te
gebruiken. Daarom meen ik, dat, als het geen zonde is om geld in de tempelkas
te offeren, het ook geen zonde zal zijn datzelfde geld aan de een of andere
arme te geven, opdat hij zich daar een paar dagen mee verzorgt. Dus is het alleen
al vanwege de armen goed, om wat geld, dat nu eenmaal toch door de staat wettig
is ingevoerd, op reis mee te nemen, en dus had gastheer Koban best dat beetje
geld bij zich kunnen houden!'
Ik zeg:' Je hebt weliswaar een rijkelijk voorziene beurs bij je, maar je
gaf ondanks dat gisteren niets aan die drie armen, die je om een aalmoes
gesmeekt hebben; en daarom meen Ik, dat je zelf niet dat loffelijke gebruik van
het geld maakt, dat je Mij staat aan te prijzen!
Door de komst van het geld en allerlei pasmunt zijn er in Jeruzalem, zoals
bijna in alle andere steden, een groot aantal meisjes van plezier gekomen, en
de mannen zondigen dag en nacht met hen! En als die uit het eigen land niet
meer goed genoeg zijn voor degenen met veel geld, dan laten ze uit de
berglanden maagden komen, kopen ze in Griekenland, en bedrijven daarna in Judea
met hen de schandelijkste hoererij! En neem van Mij maar aan dat dat alles, en
nog duizend keer erger, het gevolg is van het door jou zo hoog geprezen geld!
Maar dat is nog maar het begin van de vloek, die aan het geld kleeft.
Er komen echter nog tijden die slechter zullen zijn dan diegene waarin
Noach de ark bouwde, en hun ellende zal te wijten zijn aan het goud en het
zilver, -en slechts een vuur uit de hemel dat al de producten van de hel zal
verteren zal de mensen verlossen van de ellendigste van alle ellendes!’ Judas
zegt: ' Ja, ja, U bent een profeet zonder weerga en kunt dat allemaal weten;
maar als men het geld goed gebruikt, dan kan er toch niets mis gaan?' Ik zeg: 'Ik
zeg je: Ja, als men het goed gebruikte, dan zou het net zo goed zijn als al het
andere op Aarde, dat men ook goed en slecht gebruiken kan!
Maar het grote verschil ligt hierin: Als je een stad ingaat, dan moet je
allerlei zaken op je schouders meedragen, hetzij gereedschappen of etenswaren,
en daarvoor krijg je iets anders terug wat je nodig hebt, of ook wel een
toebereide maaltijd. Het is wel wat omslachtig en beslist niet erg gemakkelijk
-maar het is ook ongeschikt om daarmee tot zondigen verleid te worden! Want als
je met koopwaar en pakken komt of je trekt een kar vol gereedschappen, en je
gaat daarmee naar een hoer en je wilt met haar voor een paar potten of schotels
zondigen, dan zal ze je bespotten en uitlachen, en je bent gevrijwaard van de
zonde.
Kom je echter bij haar met goud en zilverstukken, dan zal ze
je niet bespotten en uitlachen, maar je meenemen in haar slaapkamer en ze zal
je met allerlei dingen prikkelen om te zondigen, om je daardoor des te meer
goud en zilver te ontfutselen! Daarom is het geld wel gemakkelijk maar ook
buitengewoon verlokkend en gemakkelijk om te zondigen! En daarom heeft de satan
het in deze wereld gebracht, opdat daardoor gemakkelijker en meer gezondigd zal
worden in de wereld! - Weet je nog niet, dat de gelegenheid de dief maakt?!' GJE1-94 [1-17]
UpToDate 2024-2025