Geest en Materie in de Mens
En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze
gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en
over het gevogelte des hemels, en over het vee en over de gehele Aarde, en
over al het kruipend gedierte, dat op de Aarde kruipt. En God schiep den mens
naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij
ze. [Gen. 1:25,27]
De Drie-enigheid
in God en de mens
Er kwam nu een Farizeeër naar Mij [Jezus] toe en die zei: 'Heer en Meester! In Uw
betoog hebt U tegen ons gezegd dat Uw leerlingen die Uw ware levensleer zullen
verbreiden, door het opleggen van hun handen degenen zullen dopen die Uw leer
daadwerkelijk hebben aangenomen, dat wil zeggen hen sterken in de naam van de
Vader, die de Liefde is, in de naam van het Woord, dat de Zoon ofwel de
wijsheid van de Vader is, en in de naam van de Heilige Geest, die de alles
vermogende wil van de Vader en van de Zoon is’. (GEJ 8, 24,1)
De Heer ’Kijk, de
mens is helemaal naar Gods evenbeeld geschapen, en wie zichzelf volkomen
wil kennen moet zich realiseren dat hij als een en dezelfde mens in feite ook uit drie persoonlijkheden bestaat! Je
hebt ten eerste een lichaam, voorzien van alle noodzakelijke zintuigen en
andere lichaamsdelen, van zeer groot tot nauwelijks voorstelbaar klein, die
voor een vrij en zelfstandig leven nodig zijn. Dit lichaam heeft ten behoeve
van de ontwikkeling van de geestelijke ziel een heel eigen natuurlijk leven in
zich, dat zich van het geestelijke
zielenleven in alle opzichten onderscheidt. Het lichaam leeft van materiële
voeding, waaruit het bloed en de andere voedingssappen voor de verschillende
onderdelen van het lichaam gevormd worden’. [GJE-8-24:6]
‘Beschouwen we nu echter de ziel zelf, dan zullen we zien dat ook zij op zichzelf een geheel
volkomen mens is, die substantieel geestelijk eveneens in zichzelf en ten
behoeve van zichzelf precies dezelfde onderdelen heeft als het lichaam en deze
in hoger, geestelijk opzicht ook net zo gebruikt als het lichaam zijn materiële
onderdelen’. [GJE-8-24:9]
‘Alhoewel nu het lichaam enerzijds en de ziel anderzijds
twee heel verschillende mensen of personen voorstellen, van wie elk van beide
op zichzelf zijn volkomen individuele werkzaamheid bezit, kunnen ze zich
uiteindelijk over het hoe en waarom van die werkzaamheid niet eens rekenschap
geven en zijn ze in het licht van het eigenlijke doel van het leven niettemin
slechts één mens; zodoende kan niemand van zichzelf noch van iemand anders
beweren, dat hij niet een individu, maar een tweeledig mens is. Want het
lichaam moet de ziel dienen, en deze met haar verstand en wil weer het lichaam,
en zodoende is de ziel even verantwoordelijk voor de handelingen, waarvoor ze
het lichaam gebruikt heeft, als voor haar hoogst eigen handelingen, die bestaan
uit allerlei gedachten, wensen, verlangens en begeertes’.
‘Wanneer wij echter het leven van de ziel als zodanig nog
nader beschouwen, zullen we al gauw ontdekken dat zij ook een substantieel
lichamelijk wezen is, dat op zichzelf niet veel hoger staat dan in het
gunstigste geval de ziel van bijvoorbeeld een aap. Ze bezit weliswaar een
instinctmatig denkvermogen van een wat hoger niveau dan een gewoon dier, maar
van een verstand en een hogere vrije beoordelinsg van de dingen en hun
onderlinge verband zou echter nooit sprake kunnen zijn’.
‘Dit hogere vermogen in de ziel, dat eigenlijk het
hoogste is, en aan God gelijk, komt voort uit een zuiver essentiële, geestelijke, derde mens, die in de ziel woont.
Door hem kan zij het ware van het valse en goed van kwaad onderscheiden, en kan
ze vrijuit in alle voorstelbare richtingen denken en volkomen vrij willen; al
naar gelang ze zich met haar vrije wil, ondersteund door de geest, op het zuiver ware en goede
richt, maakt ze zichzelf langzamerhand volkomen gelijk aan de geest die in haar
Woont, dus sterk, machtig en wijs, en is dan als in de geest wedergeboren
identiek daarmee’. [GJE-8-24:10-12]
‘Hoewel echter een volledig in de geest wedergeboren mens
maar één volmaakt mens is, bestaat zijn wezen niettemin eeuwig uit een in
zichzelf goed te onderscheiden drie-eenheid’. (GEJ 8, 24,14)
[De engel Raphael in gesprek met de
Romeinse Agrikola:] ‘ …God Zelf echter is
de eeuwige Oergeest en de eeuwige Oermens in Zijn centrum en vult de eeuwig uit
Hem voortkomende oneindigheid met Zijn
verheven gedachten en ideeën, die van Zijn liefde vervuld tot een aan Hem
gelijk levensvuur worden, en door Zijn wijsheid tot geordende vormen en door Zijn wil tot van elkaar afgescheiden en op zichzelf bestaande wezens worden,
waarin het vermogen gelegd wordt zichzelf als zodanig eeuwig voort te planten,
verder te ontwikkelen en zich allengs op de ladder van Gods eeuwige orde te
verenigen en op te klimmen tot een
evenbeeld van God.’ (GEJ 7, 72,9)
‘Zie, daar duikt zelfs in de organische materie iets zuiver geestelijks op
en laat aan de ontwaakte en scherpzinnige waarnemer zien, dat het enkel in
zoverre het iets zuiver geestelijks is, werkelijk 'iets' is, en dat datgene wat
de zintuigen van de uiterlijke mens als 'iets' zien en beschouwen, eigenlijk
helemaal niets is en dat alleen maar datgene wat in de zaadkorrel verborgen ligt, een werkelijk 'iets' is, omdat
het iets zuiver geestelijks is. Dit
bevindt zich in het voor jouw oog nauwelijks zichtbare, uiterst kleine omhulseltje in het kiemhuisje dat door de hele
zaadkorrel omsloten wordt. Dit zuiver geestelijke, dat in het genoemde
omhulseltje ligt opgesloten, is een met liefde, licht en wilskracht vervulde
gedachte of een idee, die volkomen geïsoleerd is van de talloos vele andere
gedachten en ideeën, die ieder op zichzelf net zo afgebakend, afgezonderd en
geïsoleerd zijn.' (GEJ 7,73,9)
(De engel
Rafaël): 'Deze in zijn kiemhulsje afgezonderde geest, die in het bezit is
van zijn heldere intelligentie en zich bewust is van zijn kracht, die hij
eigenlijk zelf is, weet precies wanneer het zaad, dat zijn door zichzelf
gebouwde materiële woonhuis is, zover is, dat hij als zuivere geest met zijn
werk kan beginnen’.
‘Als het zaad in de vochtige aarde wordt gelegd en de
uitwendige substantieel materiële bekleding week wordt, omdat haar substantiële
zieledelen beginnen overeen te stemmen met de delen die haar in het vocht van
de aarde omgeven, dan begint de zuivere geest meteen een juist gebruik te maken
van zijn intelligentie en wil. Hij herkent precies de met hem overeenkomende
deeltjes in de aarde, in het water, in de lucht en in het licht en in de warmte
uit de zon, trekt die naar zich toe en schept daarmee volgens zijn ordening
datgene wat met zijn wezen overeenkomt, en zo zie je dan een plant uit de
aardbodem opgroeien met steeds dezelfde kenmerkende eigenschappen’.
‘Het kruid ofwel het uiterlijk lichaam van de plant vanaf
de wortel tot het hoogste punt van de stam is door de geest alleen maar voortgebracht, opdat de zuivere geest
zich in de nieuwe zaadkorrels scheppend kan verveelvoudigen en zo ben ik
oneindig verveelvoudigd, hoewel de geest
die eenmaal zo werkzaam is geweest, zichzelf verheft en, verenigd met de
zieledelen die hij naar zich toe heeft getrokken, overgaat tot de vorming van
hogere en meer volmaakte vormen en wezens’.
‘En wat ik je nu over de planten heb verteld, geldt in
mindere mate ook voor alle mineralen en in meerdere mate voor alle dieren, en
tenslotte ook vooral voor de mens.
Vanaf het oerbegin geldt datzelfde voor het vormen van alle hemellichamen, alle
hulsglobes en de hele Grote Wereldmens
[de gevallen Lucifer], die de Heer Zelf jullie voldoende duidelijk heeft
beschreven en laten zien’. (GEJ 7, 74,1-3)
De vrijwillige beslissing van de ziel tussen het lichaam en de geest.
…’ Want als de zuivere geest eenmaal in de mens ontwaakt
en met zijn leven en licht de gehele mens gaat doordringen, dan begint in de mens ook een heel ander en
- zeg maar geheel nieuw leven, waarvan hij vóór die tijd geen vermoeden
had. En daarin ligt het grootste bewijs dat de mens, nadat het vlees van zijn ziel is afgevallen, een heel nieuw leven
begint, waarvan hij tijdens zijn lichamelijk leven geen vermoeden en nog minder
kennis had. Met het afvallen van het vlees van de ziel wil Ik niet reeds de
volledige en werkelijke lichamelijke dood aanduiden, maar die toestand van de
mens, waarin hij zijn zinnelijke en
wereldse begeerten vrijwel geheel uit zich heeft gebannen en helemaal is
begonnen in zijn geest te leven’. (GEJ 7, 77,4-5)
Paulus schrijft naar de Gemeente Galaten in hoofdstuk 5:13-25:
13 Want
gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, gebruikt
de vrijheid niet alleen tot een oorzaak
voor het vlees; maar dient elkaar door de liefde.
14 Want
de gehele wet wordt in een woord vervuld in dit: Gij zult uw naaste liefhebben,
gelijk uzelf.
15 Maar indien gij elkaar bijt en vereet, ziet
toe, dat gij van elkaar niet verteerd wordt.
16 En ik
zeg: wandelt door de Geest en volbreng de begeerlijkheden van het vlees niet.
17 Want
het vlees begeert tegen de Geest en de
Geest tegen het vlees; en deze staan tegen
elkaar, alzo
dat gij dit niet doethetgeen gij wilde.
18 Maar
indien gij door de Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet.
19 De werken van het vlees nu zijn
openbaar, welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, en
ontucht.
20 Afgoderij,
venijn, vijandschappen, twisten, afgunst, toorn, gekijf,
tweedracht, en ketterijen.
21 Nijd,
moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke van
dewelke ik u tevoren zeg, gelijk ik
ook van te
voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk van God
niet zullen
beerven.
22 Maar
de vrucht van de Geest is
liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid,
goedertierenheid,
goedheid,
geloof, zachtmoedigheid en matigheid.
23 Tegen
de zodanigen is de wet niet.
24 Maar
die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en
begeerlijkheden.
25 Indien wij
door den Geest leven, zo laat ons ook door de Geest wandelen. -bron: (Galaten
5:13-25)
Dood daarom opnieuw jullie
wereld, die in vele onderdelen van de Aarde is, zoals de ledematen van je lichaam,
waarmee jullie bedreven hebt en opnieuw weer wilt bedrijven hoererij,
onzuiverheid, schandelijke zinnelijkheid, slechte wellusten, hebzucht, jaloezie
en gierigheid, waaruit steeds de ware afgoderij van de heidenen bestaat. (Laod. 2: 35)
Zoek wat boven is, waar Christus aan de rechterhand van
de Vader zit, - dat past beter dan alle
waardeloze dwaasheid van de wereld!
(Laod.2, 31)
Maar
ik zeg: Het lichaam heeft evenals de geest het zijne nodig; want het heeft toch
zijn behoeften en eisen. Daarom moet je het ook in de juiste manier geven wat
God voor hem bestemd heeft, en je voeden met dat wat verkrijgbaar is; want het
lichaam heeft haar verzorging nodig, zoals de geest haar vrijheid...’ (Laod.2, 24)
Maar ik zeg je: eet te allen tijde met mate wat je smaakt en wat goed is voor je gezondheid. Drink wijn met water, zoals ik ook doe wanneer ik het kan krijgen, en maak er geen gewetenszaak van, dan zul je ook in dit opzicht goed handelen! (Laod.2, 27)
Jullie zijn zonder hand en mes besneden door de Heiige Geest, doordat jullie je zondig leven hebt afgelegd, dat een krachtige wortel in jullie vleselijk lichaam was; en dat was een ware levende besnijdenis in Christus! Want toen zijn jullie in je zondig lichaam met Christus voor de wereld begraven door de doop met de Heilige Geest en daardoor met Christus nieuw opgewekt door het levende geloof en de liefde tot Hem. (Laod. 1,24-25)
UpToDate 2024-2025