(Een korte weergave)
door Klaus Opitz [Dld]
1. Wie zo tot Mij komt, die vindt steeds verhoring
Uit algemeen menselijke visie zal
onder gebed bedoeld zijn de ‚communicatie met een Godheid‘ het ‚gesprek met
God‘, het verzoek, de dank, het zich overgeven of het zich laten gaan in het
vertrouwen tot het eeuwige.
Meestal komt de mens eerst dan tot het
gebed, wanneer het leven niet zo verloopt, zoals hij zich dat had voorgesteld:
wanneer hij echter ongelukken, ziekte of sterftegevallen te doorstaan heeft,
dan zoekt hij naar een steunpunt,
„kijk naar
boven, naar het
onzichtbare Wezen, waarvan hij [de mens] vaak een vermoeden had, maar nooit
genoeg waardig bevond…”
Miljoenen mensen bidden of geloven te bidden en zien geen
resultaat van hun gebed, enerzijds omdat ze om de vervulling van wensen
vragen, die niet uitvoerbaar zijn, omdat ze geloven, dat met het gebed hun
gehele verplichting al tegenover hun Schepper is afgelost.
Vanuit
deze inzichten ontstaan natuurlijk een hoeveelheid dwalingen, die vervolgens vaak leiden van geloof tot ongeloof, omdat de mens geen inwilliging [schulddelging] van zijn bede verdraagt. Er
moet hier dus een grens getrokken worden, waarom
men bidt, hoe men en om wat men bidden moet.
Waarom
men eigenlijk bidden moet, is wel daarom, omdat een gebed,
wanneer het uit het hart komt, dit in vrede en vreugde gemakkelijker zal
geuit worden l…
Men moet bidden, omdat niemand zo troosten kan als Ik, vooral wanneer men
Mijn woorden weet te begrijpen; want Ik wijs geen kind af, als het Mij in verdriet heeft opgezocht en zijn hele hart voor Mij
weet uit te storten; Ik schotel hem niet de gepleegde
fouten voor, maar zijn
gebed zelf getuigde al, dat het deze zelf al kent en nu bij
de kwalijke gevolgen daarvan Mijn hulp afsmeekt.
Wie zo tot Mij komt, die vindt steeds
verhoring, dat wil zeggen, hij vindt zijn rust
weer, die hij van vroeger meende verloren te zijn…
De macht van het gebed
moet de mens verheffen, ze tot Mij
brengen, dit (is) het doel; want `gebed` betekent niets anders, dan aan Mij te denken en aan de verhouding
tussen Mij en de mens. Wie dus zo bidt, die is met Mij in verbinding
getreden, en wint hierdoor veel, omdat hij zijn eigen positie op deze wereld
beter inziet, en zich gemakkelijker verzoent door het gebed tot de overgang in het andere leven, en
doordat hij allang zich geestelijk inleefde, alvorens de aardse omhulling werd
afgelegd, dat hem van het geestelijk rijk deed scheiden.’
(Uit Gottfried Mayerhofer: „De macht van het gebed“ (Festgarten) (Volledige
tekst zie ook onder www.JESUS2030.de linker randkolom onder „Gebet / Meditation /
Gesundheit (1)“. Uit de inhoud: Wanneer moet men bidden? / Hoe moet men bidden?
/ Om wat moet men bidden?...)
Jezus
Zelf leert ons in de Nieuwe Openbaringen in veel teksten, hoe wij moeten bidden
en wat wij moeten bidden. Hier een kleine keuze:
2. Het oer-onze Vader,
hoe
dit in het ‘Grote Johannes Evangelie’ wordt weergegeven.
Een leerling: „Heer en Meester, op welke wijze moeten wij U vragen, dat wij U
welgevallig zijn en U daarmee niet tevergeefs om iets juist konden vragen? Want
een mens op deze Aarde kan zomaar in allerlei benarde posities komen en daarmee
kan hij met een juist verzoek om uitkomst zich slechts aan U richten. Hoe moet
hij echter vragen en bidden?
Zeg Ik: „In iedere nood en tegenspoed
tot Mij smeken met een natuurlijke
spraak in het hart, en jullie zullen niet tevergeefs vragen! Wanneer jullie
echter om iets vragen, doe dat dan met niet zoveel woorden en beslist niet met
ceremonieën, maar vraag dus heel stil in het geheime liefdekamertje van jullie harten:
Onze
liefdevolle Vader, U die in de hemel woont,
Uw
naam worde in alle tijden eeuwig geheiligd!
Uw
Rijk van het leven, het licht en de waarheid kome tot ons en blijve bij ons! Uw
enige heilige en gerechtvaardige wil geschiede op deze Aarde onder ons mensen,
zoals ook in Uw hemelen onder Uw volmaakte engelen!
Geef
ons echter het dagelijkse brood op deze
Aarde!
Vergeef
ons onze zonden en zwaktes, zoals ook wij hen vergeven zullen, die tegen ons
gezondigd hebben!
Laat
geen bekoringen over ons komen, die wij niet konden weerstaan, en bevrijdt ons
dus van alle euvel, waarin een mens ingevolge van een te geweldige verzoeking
van deze wereld en haar boze geest geraken kan;
Want U, o Vader in de
Hemel, is alle macht, alle kracht, alle sterkte en alle heerlijkheid, en alle
hemelen zijn vol van dezen van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Kijk, Mijn vriend, zo moet iedereen in
zijn hart bidden, dan zal zijn bede verhoord worden, als die in alle ernst is
gemeend -maar niet enkel en alleen met
de mond, maar waarachtig en levend in
zijn hart! Want God is in Zichzelf
een zuiverste geest en moet
dan ook in de geest en de volle en ernstige waar- heid daarvan
aanbeden worden. Als je dat nu inziet en begrijpt, handel daar dan ook naar,
dan zul je leven, evenals iedereen die zo zal doen!' (GJE.10_32,03ff)
3.
Het onze Vader…
Vragen in het geestelijk licht bezien
„...Wat echter het ‚onze Vader‘ betreft, het staat met dit gebed er net zo voor, als
met de vraag, hoe men dit moet bidden, opdat het vrucht brenge. Want wie datzelfde niet in de geest en in
de waarheid bidt, die deugt evenzo als een blinde, die bekend wordt gemaakt met
het verduidelijken van kleuren.
Hoe kan de (geestelijk blinde) zeggen: `onze
Vader`, daar hij nog nooit de moeite
heeft genomen, de Vader in zijn hart door de liefde en door het levendige
geloof te erkennen en Hem in de geest en in de waarheid te voeden?
Hoe kan hij zeggen: `Gij die in de hemel zijt’, die noch de
Vader en noch minder de hemel kent!?
Hoe kan hij zeggen: `geheiligd worde Uw naam!, hij die toch niet kent Mijn liefde, en nog minder Mijn levend Woord en daarom ook
onmogelijk het leven van het leven en de heiligheid van alle heil en alle
nieuwwording uit Mij kent, wat alleen Mijn uitgesproken naam is!’
Hoe kan hij zeggen: `Uw Rijk kome!`, hij met al zijn
gedachtes als een parasiterende plant aan de boom die vruchten moet dragen,
d.w.z. hij, die aan deze wereld hangt!?
Hoe kan hij zeggen: `Uw wil geschiede`, hij die nog nooit
er moeite voor gedaan heeft, om Mijn wil te erkennen en tegen elk nog zo gemakkelijk gebod in zijn hart of een grote lauwheid vaak al in
zijn jeugd de weerspannige
ongehoorzaamheid koestert en alles betreffende de dingen van het eeuwige leven
met de allergrootste lichtzinnigheid in zich
meedraagt.
Hoe kan hij zeggen: `geef ons het brood des levens`, hij,
die van het gevraagde brood helemaal geen idee heeft in zijn hart, maar des te
meer een grotere vreetbegeerte in zijn maag, die het feitelijke hoofdhart
uitmaakt van zulk een vruchteloos biddende!?
Hoe kan hij om `vergeving van zijn zonden` vragen,
wiens hart nog vol bedenkelijkheid is, omdat daarin niets anders woont dan
toorn, nijd, hoogmoed, afgunst, brutaliteit en nog vele andere karakteristieke
ondeugden!? -
Luistert, tot de
vruchtrijke prestatie om zonden te vergeven, daarvoor wordt echter meer geëist,
dan bij gunstige situaties niet vijandig te zijn. Want wie geen vijanden heeft,
hoe moet hij dan vragen: ‚vergeef mij mijn zonden, zoals ik mijn vijanden
vergeef!?’-
Ik wil daarmee niet zeggen,
dat jullie je vijanden moeten maken, om dan iets vergeven te hebben; maar Ik
wil ermee zeggen, dat het hart van
jullie over iedere belediging, hoe ontaard dit ook mag zijn, moet verheven
zijn. Anders halen jullie je, in plaats van vergeving, het gericht en de verdoemenis op je hals.
Hoe kan hij verder zeggen: ‚leidt ons niet in verzoeking`, hij die in eerste instantie Mij helemaal niet
kent en zomaar in het lege bidt, en hij als een bezetene, die Ik onopzettelijk
van elke verleiding ontzie, zelfs echter wanneer hij van gevaar naar gevaar, van
afgrond naar afgrond, en van de dood naar de dood rent!?
Zie, hoe gaat het met
zo’n verzoek daarna! Lijkt het niet alsof hij te keer gaat, dat hij een grote
weldoener is, die om ondersteuning vraagt, maar als hij dit ontvangen heeft,
dan smijt hij dit voor een deel in het vuur, voor een deel in het vervuilde
water, voor een deel in het stinkende rioolwater, en voor een deel in onraad en
in de graven, die vol zijn met rottende
lijken. Denk je, of zo’n dwaas zijn gave gebruikt!?
Hoe kan hij eindelijk zeggen:
`verlos ons van het euvel`, hij, die
met al zijn vlijt zichzelf in al het kwaad stort!?
Als jullie dit gebed vruchtbrengend willen bidden, dan moeten jullie het bidden in de geest
en in de waarheid doen, en wel bedenken, wat daartoe nodig is, om de ware
vrucht van dit gebed te oogsten. Anders wordt dit gebed voor jullie het
tegendeel van de grootste zegen en voor elk ander volwassene.‘
(HiG.01_41.03.13,08ff)
Verdere interpretaties zoals
-het onze Vader, in relatie met ‚licht’-, -het onze Vader, in relatie met
‚leven‘-, -het onze Vader in relatie met ‚kracht‘-, en -het onze Vader in
relatie met ‚orde’-, -het onze Vader in relatie met ‚vrijheid‘-, -het onze
Vader in relatie met ‘waarheid’-, zie verder onder Jakob Lorber, Hemelse Gaven,
boekdeel 2, bladzijde 163 e.v.
4. Heer, U lankmoedige
"...
Zoals zo’n geestelijk gevormde mens dan voor de mensen bidt, zo bidden ook Mijn engelen als hoogste geesten, die
alleen maar het geestelijk welzijn van
al hun toevertrouwde wezens toewensen.
In zulk een mens heeft zo’n gebed ook het grootste nut voor zichzelf, omdat
hij een gewetensrust in zich bespeuren
zal, dat hem ver over al het materiële verheft en voor hem alle kleine euvels
van het menselijk leven in het niets laat vervloeien.
Degene,
die vrij uit zijn binnenste hart dus tot Mij spreekt:
O Heer! U lankmoedige,
liefdevolste Vader van ons allemaal!
Laat
Uw geest der liefde neerstromen op dit verdwaalde
mensengeslacht, welke, hoe dronken ook door wereldse begeertes, U helemaal
vergeten heeft!
Laat in hen lichten Uw
liefde, Uw erbarming, en verleen hen inzichten
in Uw onwrikbare wetten van de materie,- en geestelijke natuur, opdat zij
niet aanhoudend zondigen en
zichzelf daardoor onheil en nood
bezorgen!
Laat ze begrijpen, dat broeder- en zusterliefde, een zwak ego is van Uw oneindige Vaderliefde, om
hen samen te verbinden, en dat niet haat, eerzucht en smadelijke voordeelzucht de drijfveren van al hun
handelen moeten zijn en daarom de bron van alle leed worden.
Laat Uw licht van inzicht schijnen, zodat de
duisternis, waarin onjuiste opvoeding en
foutieve religiebegrippen, die zij ten val gebracht hebben, mogen
verdwijnen!
Zegen, o Vader, Uw verdwaalde kinderen, want,
hoewel nog verdwaald, zijn ze toch nog Uw kinderen, Uw schepsels!
Geef hen rust en vrede,
opdat hen licht gegeven mag worden uit het eeuwige licht van Uw liefde! Amen!
Wie zo in staat is om voor de mensen te
bidden, wie zo met dezelfde inborst
dit alle dagen kan doen, en met dezelfde liefde en waar deze instemming dan ook
de richting van zijn dagelijkse
handelingen zijn, die bidt elk moment en
zonder ophouden tot Mij, en vestigt in zijn
innerlijk een stempel van vrede,
die niemand teniet kan doen en beoefent zo de
mensenliefde, zoals Ik ze eens
gepredikt en zelf praktisch heb aangetoond. (Uit: Gottfried Mayerhofer,
"Die Macht des Gebetes" (Festgarten))
5. Een goede gebede
„Hiermee geef Ik je een goede gebede
voor diegene, die de wereldse geneugten niet kan weerstaan, omdat hij deze als geheel onschuldig en
onschadelijk voorstelt, terwijl hij een door Mijn liefde verwarmt hart dit als verkoelend
ervaart en de wereldse begeertes daarmee
weldoend koestert, maar daardoor de giftige
slangen juist nog meer besluipen; zulke
veroorzaakte kwade, oprechte helse slangen slapen voor Mij in, slapen zacht in
voor Mijn liefde en genade met magnetische manipulaties, zodat het hart van Mij met de tijd bij hen is afgevallen en over
moet gaan in een eeuwige dood!
Daarom geef Ik je dus
hier deze machtige gebede! -
Wie dat levendig, trouw en in waarheid zal uitspreken,
die zal daarmee deze boze slangen uit zijn hart verbannen! –
En schrijf
dan zo de gebede!
Heilige, liefdevolle Vader!
Zie
mij arme, zwakke, geheel uitgeputte zondaar met grote genade aan!
U, o lieve Vader, heeft
mij met het hoogst, eeuwig ware liefdesvuur bewogen en trekt mij enorm tot U
aan!
Maar ik, een lauw, ja
vanuit de basis een koud wezen, beweeg mij slechts in de oude elementen van
mijn aangeërfde doodskoude nu monter, opgewekt en levendig verder.
In Uw heilige elementen
van het vuur van Uw liefde word ik straks traag en ongegrond lui en het is voor
mij veel meer gemakkelijker en behaaglijker om dagen en weken lang rond te
lopen in de oude elementen dan slechts een
uur lang in de grote warmte van Uw liefde.
Dat leert mij de
dagelijkse ervaring!
Ik zie echter ook, dat me
dit slechts de volledige dood van de
geest kan kosten, omdat zo’n gevoel mij uit de hel wordt ingeblazen!
Zo vraag ik U, zonder vertraging, o heilige, liefdevolste Vader, drijf de
boze in slaap gesuste slang uit mij en adem mij in met Uw goddelijke
troost, zodat ik niet meer in mijn oude dood de aanwezige
elementen verzaak en te gronde
ga in de zacht
verkoelende
giffen van mijn eigen wereldse
slangeneigenschappen, omdat ze van Uw verwamde hart, als het intussen
weldoend werelds opklaart, mij nog besluipt en bekruipt!
O zie, hoe ik mij verheug,
omdat ik met mijn werelds vreugdevolle gezelschap mij ergens tegenaan stoot en
mij met haar amuseer over de ijdele en
geheel en al onbeduidende dingen! Maar met U, o Vader, te praten en mijn
hart en gezicht naar U toe te keren, daarvan word ik snel slaperig, vol met verveling. En het is niet ongewoon om mij met de
onbelangrijkste wereldse werken de hele dag op te vrolijken, dan slechts een half uur aan U te besteden.
O Heer en Vader, verhoor
mij en wees mij arme en zwakste zondaar genadig en barmhartig!
Uw
liefde brengt mij tot leven, Uw genade verlicht en Uw erbarming en mildheid sterkt en trekt mij steeds krachtiger tot U.
O
Vader! Neem mij met Uw hand en leidt mij voor eeuwig in Uw Rijk en in Uw
vaderhuis. Amen.‘ (Hemelse Gaven.2_43.07.18,01)
6. Heer, er gebeure, wat komt; „Heer! Het geschiede daar, wat komt,
U alleen bent onze Vader, tijdelijk en eeuwig.
Van
U en van niemand anders hangt ons
toekomstig [ware] welzijn af: want wij weten immers wel, dat alle
menselijke hulp, hoe ze ook mag zijn, voor niets deugt. Uw wil geschiede! Wij willen niemand buiten U om alleen vrezen, o
Heer, en van niemand verwachten wij
hulp, dan alleen bij U, o goede Vader!’
‘Bij U willen wij helemaal in het gehele leven zijn
van deze wereld en evenzo in haar noodzakelijke dood, die ons vrij zal maken
van het lichaam en ons dan eindelijk
naar U toe leiden, want U bent onze enigste levende hoop
door het geloof en onze enigste liefde in het opgewekte leven van onze geest!‘
‘Is jullie deze volledigste toewijding naar Mij niet
mogelijk, waarin het in werkinggestelde
levende geloof aan huis is, daarvoor komt dan een passend middel, waardoor
de rust van de ziel kan worden bewerkstelligd’…(Hemelse Gaven.03_48.09.03)
7. Gebed van het hart
„O Vader, Heer en God, wij loven U, wij danken U!
U,
God en Vader, eert de schepping wijd en zijd, alle sterren en alle hemelen zijn
vol van Uw roem!
Alle
engelen en alle hemelse legerscharen dienen altijd Uw wil!
Cherubijnen
en Serafijnen zingen met hoge stemmen: `heilig is onze God, heilig is onze
Vader! Alle landen, alle werelden, alle hemelen zijn vol van Zijn grote naaml!`
Ach, mijn God en Vader, help, help,
help, dat Uw allerheiligste, over de
allermachtigste en krachtigste naam, dit meest waardigste ook van ons en door
ons geheiligd moge worden!
Laat
vooral niet toe, dat wij ooit verontreinigd mochten worden door gedachten,
woorden of werken!
Erbarm
U, erbarm
U over mij en de mijnen en over alle mensen!
Zie, mijn God en Vader, U
hebt mij met de grootste genade een helder schijnsel in mijn hart gegeven; laat
mij de hemelse wijsheid beseffen en ervaren, dat in het verborgene ligt en dat
alleen nog uit Uw oneindige liefde en erbarming in mijn hoogst bedenkelijk
ehart stroomt!’
Oh,
verberg Uw goddelijk gelaat voor mijn misdaden en breng, breng in mij, o God en
Vader, een rein hart en geef mij een
zekere geest, ja geef mij Uw heilige geest!
Verwerp
mij niet, o mijn God en Vader!
Troost,
troost, troost mij steeds met Uw liefde en genade!
Ach
mijn Vader, God en Heer, bekeert U ons, zo zijn wij bekeerd! Help ons, zo is
ons geholpen!
En
erbarm U over alle mensen, zielen en geesten! - Amen.
O
mijn Jezus, U allerheiligste, over alle machtigste en
krachtigste namen. Amen!“ (Hemelse Gaven01_41.05.04.b,01ff)
8.
Verklaring Jezus voor
alle ongeduldigen:
„Wanneer het gebed echter de juiste geloofskracht heeft bereikt, dat
weet Ik alleen.
Het welslagen richt zich
altijd naar de zelfhandelende
geloofskracht. Hoe meer deze vast en
onverstoorbaar in Mijn naam voortduurt,
des te nader ligt ook het welslagen, die steeds in de gehele, ongetwijfelde overgave, geduld en alle liefde en
zachtmoedigheid ligt.
Wanneer echter deze de juiste graad heeft bereikt,
dat alleen weet Ik, zoals al gezegd.
Om
die reden mag in ieder verzoek het geduld niet worden uitgesloten, opdat
een ieder zichzelf onderzoekt, hoe sterk hij zich aan Mijn naam houdt..
Dat
zeg Ik, in Diens naam alle macht en kracht verborgen is!“
(Uit: Hemelse Gaven.01_41.04.18,01)
Volledige tekst zie onder www.JESUS2030.de, linker kolomkant onder „Gebet / Meditation /
Gesundheit (1)“
[Opmerking:
van Jakob Lorber heb ik gelezen, dat wij de Heer niet zoveel moeten vragen,
want wij ontvangen immers al zo veel
van Hem, vaak zonder het te beseffen. HIJ weet wel hoe het er met ons
voorstaat! Natuurlijk wil de Heer graag, dat wij HEM steeds vragen, maar hij
accentueert via Jakob Lorber, dat het nog beter is om te danken! Als wij Hem
vragen, zal ons dan pas gegeven
worden, als het ook vruchtbaar is voor ons. Maar we kunnen HEM in alle
opzichten veel MEER liever nog danken. Geef! [in het Duits: Gébet!], terwijl
het Duitse woord voor Gebet ‚gebed’ betekent. Geef, en er zal ook jou gegeven
worden! We moeten ons toewijden aan de Heer. Teveel bidden [beten, bitten=
vragen] kan ook egoïstisch zijn. Zo bezien is er een onderscheid tussen bidden
en [aan]bieden [geven], bidden [bitten[ en bedelen [Betteln]. G.
UpToDate 2023-2024